Historisch Archief 1877-1940
PE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD'VOOR NEDERLAND.
boutade-verzuchting. Dat hij daarmede pittoreske
karkassen boven gave scheppingen van wezenlijke
bouwkunst zou hebben geprezen, behoeft wel geen
tegenspraak, en de waarheden als koeien die de
keer T. d. P. hierbij te berde brengt, zya in
bet ledige wellicht zeer klinkend, doch tegen mij
zeker te onpas gesproken.
Van wat meer belang schijnt de tweede bedenking,
tegen een meer rec«nte bewering gericht. Maar
bjj het ingaan op deze, wensch ik eerst te -ver
klaren dat ik niet schrijf als man van de kwast,
maar als man van de pen, dat ik niet spreek
over bouwkunst als schilder, maar als denker
over kunstprincipes, en dat het iemand die niet
in de praktijk der bouwkunst leeft, zeker te meer
geoorloofd zal zijn over hare beginselen te spre
ken, wanneer een prakticus erkennen moet, dat
zjjne gildebroeders in hunne confuzie zoo geens
zins klaar beseffen naar weike wet zij hebben te
werken.
Ja, juist na zulk een openhartige verklaring,
zal een met-architekt zich gemakkelijker bereid
gevoelen voor een oogenblik iets principieels
over architektuur in het midden te brengen, en
vind ik meer vrijheid voor te slaan, haar onge
veer te beschouwen als de kunst die de
noodvendigheid dient door beeldende constructie. In
dien zich een bouwmeester opwierp die in een voller
definitie wist aan te vullen, wat ik gevoel dat
ftan deze nog ontbreekt, dan geloof ik dat daar
mede iets goeds zou zijn bereikt.
Het was echter ditmaal zoozeer niet om iets
grondstelligs over architektuur te zeggen, dat
hét door de Heer v. d. P. weerlegde, geschreven
?werd,?het was slechts ter zijde dat ik de
architektnur in een betoog over kunstrestauratie
moeide. En nu de Heer v. d. P. op zijn beurt
over het herstellen van kunst zijne eenigszins te
veel in bizonderheden verdwaalde
op-en-aanmerkingen heeft geschreven, schijnt het mij wel
voegzaam nog iets meer algemeens over kunst
restauratie na te zeggen.
En dan meen ik dat men hierover dit zou
kunnen getuigen : dat het herstellen van zoovele
kunstruïnes de gelukkige aanleiding is geweest
tot een begrijpen van oude kunst, als waartoe
men op geen andere wijze zou gekomen zijn,
en verder dat, omzichzelfs wille, alle herstellen
van een gehavend kunstwerk geoorloofd, en zelfs
verplicht is, wanneer men daarmede, hoezeer
ook noodwendig beneden het oorspronkelijke
blijvende, het fragmeniariesch overgeblevene nader
terugbrengt tot het oorspronJcelijk bedoelde geheel.
Bij werken van bouwkunst nu, is dit nader
terugvoeren tot de origineele bedoeling, bij alle
bezwaren, onweerlegbaar, meer mogelijk gebleken
dan bij werken van schilderkunst.
Een bijkomende reden hiertoe is, dat het her
stellen van bouwwerken in de laatste halve eeuw
veelal in handen is gelaten van de besten, terwijl
het restaureeren van schilderwerk aan beunhazen
pleegt te worden overgelaten.
Maar dieper gelegen redenen zijn dat bouw
kunst nu eenmaal stelliger dan schilderkunst een
zaak van logische constructie is, dat de archi
tektuur die forscher is van materieele gewrichten,
wp gesproken, nog meer werkt door het
algemeene samenstel, en minder uitsluitend door
teerder uitwendige faktuur, en dat men aan
het bou-wkunstig geheel, bedorven deelen kan
herstellen, zonder daarmede het zuiver bewaarde te
schaden, terwijl de gesleten verflaag, die alleen,
by schilderwerk, het wezenlijke bewaart, met bij
werken niet kan worden hersteld, zonder dat door
de overschildering het restende werk van de oor
spronkelijke hand ook feitelijk vernietigd wordt.
JAN VETU.
Een nieuw ontdekte Giorgione. Uit
Venetiëwordt gemeld, dat in de kerk van St.
Francesco della vigna sinds eeuwen onopgemerkt
en onbekend in het donker een Christusstuk hing.
Een kleine reparatie aan den zijmuur, dien het
stuk versierde, maakte dat het afgenomen en
bekeken werd, en men ontdekte nu dat het een
echte en belangrijke Giorgione was. Dat het
stuk tot nog toe niet met die attentie bekeken
was, die het verdiende, lag aan den datum, die
in vèrzichtbaar loopend schrift 151G aangaf. Nu
is gezien, dat het schrift uit veel later tijd moet
afkomstig zijn, dan het stuk. Giorgione is in
1511 gestorven; waarschünlijk is het jaartal
eerst veel later, onder de Oostenrijksche
overheersching, er opgezet. Het stuk is op hout
geschilderd, het stelt den Christus voor, op een
grafzerk van Grieksch marmer knielend, met een
wit en rood vlaggetje in de hand. De bloote
borst is prachtig gemodelleerd, prachtig zijn de
weinige plooien van het diep rozerood gewaad,
dat het benedengedeelte der Christusfiguur los
omgeeft. Aan beide zijden van het graf zijn de
slapende soldaten aangebracht. De eene is met
wit-en-roode kousen gekleed en draagt een baret
met witte vederen. De andere slaper heeft een
vunrroer bij zich. De achtergrond toont een
landschap, door een kasteel bekroond. Een kron
kelend pad, omzoomd met groene hagen, voert
naar de burcht Castelfranco. De kleur van het
stuk is dat krachtig coloniet, dat later
deVenetiaansche school zou karakteriseeren; ook hot
schemerlicht, waar Giorgione van hield, is hier
de toon. Een van de soldaten heeft denzelfden
kop als in het stuk van Giorgione, De
menschenleeftyd, dat Titiaan na Giorgione's dood voltooide.
Opgravingen te Troje. Naar de Levant
Herald meldt, zijn de opgravingen te Troje den
2den dezer weer begonnen, nadat mevrouw
Schliemann te Athene tienduizend francs voor het doel
had uitgegeven. De opgravingen worden door
Dr. Doerpfeld, directeur van het Duitsche
archalologisch Instituut te Athene geleid, die daarbij
door den archaeoloog Dr. Alfred Bruckner uit
Berlijn, den geschiedvorscher Dr. Weigel en den
architect Wilberg geassisteerd worden. De opgra
vingen zullen tot het eind van Juli worden voort
gezet. De Turksche autoriteiten hebben bovel
ontvangen, Dr. Doerpfeld alle mogelijke hulp te
verschaffen.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co.,
Kalverstraat, is tentoongesteld een schilderij van
J. Maris «Stadsgezicht".
By de firma Preyer & Co., lokaal Pictura, is
geëxposeerd een schilderij van Fred. du Chattel,
getiteld »Avond".
aintuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiMiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiii
Het nieuwe Bismarck-plaat werk.
Fürst von Bistnarck in Friedrichsruh von
C. W. ALLERS (Union, Deutsche
verlagsgesellschaft Stuttgart, Berlin, Leipzig).
Groot folio, met 63 lichtdrukken, prijs
mark 50.
Men moge over de diskretie of indiskretie van
Bismarck in den laatsten tijd denken hoe men wil,
allen hebben wij bij de publicatie der verschillende
interviews den indruk ontvangen, dat als hij
spreekt, het boek der geschiedenis der laatste
40 jaren wordt opengeslagen. De eerste diplomaat
onzer eeuw heeft ze allen vorsten en staats
lieden om zijnen vinger gewonden.
Bismarck heeft de situatie in Europa geheel
beheerscht en sinds zijn aftreden zoekt de dipl ornaat
nog te vergeefs naar een zwaartepunt.
Het verschijnen van bovengenoemd plaatwerk,
dat den grooten staatsman met de zijnen in verschil
lende huiselijke scènes, bij het ontvangen van
deputatiën, op wandelingen, enz., enz., weergeeft, heeft
het publiek alhier met ingenomendheid begroet.
Buiten op het werk prijkt Bismarck's autograaf
en zijn wapen, het eerste in goud.
De tekst geeft karaktertrekken van Bismarck,
mededeelingen over zijn huiselijk leven, zijne
kinderen, kleinkinderen, enz., enz. Hij gebruikt
den voormiddag meestal om correspondenties
te beantwoorden, gaat dan een uurtje wandelen,
voorzien van eenen dikken knuppel, om dan met
zijne familie te dejeuneeren. Bismarck is een
groot vriend der natuur, Zoodra hij de eenzaam
heid van het park achter den rug heeft, om in
het eigenlijk bosch te komen, is het echter uit
met het stille natuurgenot, want voor elk der
uitgangen van het park staan scharen van ver
eerders, die hoera roepen, als de vorst te zien
is. Photographen loeren er op hem dan te snap
pen en den volgenden dag bericht de courant
wat B. gezegd en geantwoord heeft. Naar anciën
niteit is de naaste vriend der familie Bismarck
de schilder Franz von Lenbach. Lenbach is ech
ter nooit tevreden met Bismarck. Hoffelijk tracht
deze hem wel wijs te maken, hoe groot belang
hij in het portretteeren stelt, »maar ik geloof er
niet aan," zegt Lenbach, »met zijne gedachten
is Bismarck altijd ver weg, als ik hem
uitschilder. Kon het mij slechts eenmaal gelukken, dat
Bismarck bepaalde belangsteling in mijn werk
had, dan zou ik mij zelf kunnen overtreffen."
Doch neen, op dit punt, zooals op zoovele pun
ten is Bismarck de antipode van Moltke, welko
laatste een enthousiast voor de kunst was en die
het schilderen zelfs van zijn eigen portret zoo
veel belang inboezemde. Aan het slot van het
inleidend woord zijn eenige regelen aan Bis
marck's echtgenoote gewijd. Het zoude ondenkbaar
zijn dat zij, die alles met haren man deelde, niet
gedurende vele jaren iets hadde overgenomen
van zijn strijdlust. Dat is ook ten deele
het geval. De Fürstin v. Bismarck, geh. 1824,
kiest sterk partij en kritiseert streng, maar
zij is oprecht en oordeelt nooit lichtvaardig; haar
goedgeplaatst hart verzachtte langzamerhand deze
overgenornene karaktertrekken. Zij is niet even
als haar man kalm en gelaten gestemd bij het
noodzakelijk slikken der vele onaangenaamheden,
die Bismarck nog te verduren heeft. Nu en dan
kan zij in zeer sterke uitdrukkingen haar hart
luchtgeven. Bij eene dusdanige gelegenheid waagde
het eens een der gasten aan tafel aan Bismark
te zeggen, hoe zeer hij te benijden was, zulk een
getrouwe kampgenoot te hebben. Maar de spre
ker ontving geen antwoord ; slechts een traan van
aandoening werd op Bismark's wangen waarge
nomen en bewees den eersten dat de huisvader de
opmerking vernomen had. Gewis heeft de staats
man bij zijne vrouw verzachting, troost en steun
in moeielijke oogenblikken gevonden. Hij heeft
dat het zijne moge noemen, wat boven roem, eer
en aanzien staat, de rijkdom van een zeer geluk
kig huwelijk. Zijn vrouw deelde alles met hem,
wel natuurlijk dat hare gezondheid eindelijk in
de laatste jaren veel geleden heeft. Verwondering
wekt het bij ons, dat het werk niet het portret
van Bismarck, ongeveer 19 jaar oud geeft. Wij
hadden de gelegenheid dit voor eenige jaren te
zien. Op dat portret doet hij aan Lord Byron
denken. Dit versterkt ons weder in het geloof
aan de graphologie, want volgens Bismark's schrift
is hij geen koel hoofd, hij heeft ook gemoed.
En nu de platen. Het werk bevat 6Ï5 stuks,
in lichtdruk naar de teekeningen van den Ham
burger schilder C. W. Allers, welke hier alle
tentoongesteld waren. Om te beginnen is eerst
het woonhuis te Friedrichsruh weergegeven, ver
der is Bismarck uitgeteekend in alle mogelijke
situaties, de courant lezend (hij leest steeds onge
veer '20 couranten), in zittende houding, diep
in gedachten verzonken, poseerend voor Prof.
Donndorf die zijne buste boetseert, in winter
kostuum, begeleid van zijne twee doggen, dan
weer in een prieel rustende met zijne gedachten
ver van Friedrichsruh, terwijl de honden mede
zich verpoozen aan zijne voeten, aan het dejeuner
in levendig gesprek met meerdere bezoekers;
in begeleiding van zijne vrouw, terwijl Prof. Dr.
Schwenninger, de menigte toeroept »Nicht
berfallen meine Herrn", omsingeld door eene menigte
nieuwsgierigen, die roepen »Unser Reichskanzler
lebe hoch" ; aan een dejeuner in de open lucht
met verschillende bezoekers op l April, zijn ver
jaardag; in kurassiersuniform, aan eene depu
tatie uit het nabij gelegen Hamburg
gehoorgevend; staande op het terras op "21 Mei 18!>2 de
Dresdner Liedertafel toesprekend, toeziende bij
het voorbij rijden van de Duitsche wielrijdersclub
enz. enz.; steeds bij de meeste van deze gebeur
tenissen rookende uit zijn lange pijp. Sigaren
zijn hem door Prof. dr. Schwenninger, zijn lijf
arts sinds lang streng verboden. Aan genoemden
geneesheer komt de eer toe den moed gehad te
hebben niet alleen aan den grooter werker (Bis
marck werkte in zijn tijd bijna allen er onder) ver
standige leefregels te hebben voorgeschreven, maar
wien het gelukte, dat de vorst deze ook trouw
opvolgde. l)it was van Schwenninger een groote
daad. Even als een jong Fransch officier, die
kersversch destijds uit Afrika kwam, mij van
Pelissier vertelde »0n ne l'approche que de loin",
zoo is dit ook met Bismarck het geval. Aan ge
noemden geneesheer heeft men het te danken,
dat voor een achttal jaren de zeer geschokte ge
zondheid van den staatsman zich weder her
stelde.
Van de groote platen, die het meest onze aan
dacht trekken, noemen wij : de ontvangst van de
deputatie der Schittergescllschaft uit Lubeck;
graaf Herbort Bismarck en zijne vrouw, de gravin
r'loyos te paard stijgend, Bismarck toeziende;
zijne kleinkinderen op het terras; de grootvader,
omringd vau al de Ifciutzau's, zij w n langon pijp
stoppend; Bismarck ton voeten uit geteekend in
groot formaat met de pijp in do hand, een der
doggen zittende naast hem. De platen met eene
enkele figuur zijn hot best gelukt; o. a. Bismarck's
echtgenoote: zijn oudste zoon Ilerbert (zijn hand
schrift bewijst de sterk sprekende familietrekken
die hij met zijnen vader gemeen heeft); prof. dr.
Schwenninger (geteekend 11 -Mei 18i)i>); Lothar
Bücher (wel het beste portret), die onder de
weinigen behoorde, die Bismarck's vertrouwen ge
heel genoten en tot in den laatsten tijd van zijn
leven te Friedrichruh aan de memoires werkte;
graaf Georgo Iloyos, de schoonvader van Ilerbert
Bismarck on zijne dochter; graaf Wilhelm, Bis- i
marck's jongste zoon (zijn handschrift heeft ook
familietrekken met dat zijns vaders, echter niet
in die mate als dat van Ilerbert); do Munchener
schilder Franz von Lenbach; zeer goed is Bis
marck met Hans von Biilow. Ten slotte geeft
eene plaat Bismarck's my'len lange laarzen, zjjn
helm, degen, wapenrok, alles behoorende tot zjjn
kurassiersuniform.
Het papier en de druk van het plaatwerk zien
er goed uit, maar wat het artistieke der teeke
ningen, en dus der platen betreft, helaas
hieromtrent zijn wij zeer teleurgesteld. Wij vra
gen : hoe is het mogelijk dat de heer C. W. Allers
tot dit doel de eer had te Friedrichsruh ont
vangen te worden en hoe kan een groot man.
zich door zulk een middelmatig teekenaar laten
uitteekenen? Ook is de photographie dermate
ter hulp genomen, dat het artistieke van eenige
platen uiterst gering is. Wij, die tweemaal (eens
te Friedrichsruh) dien reus, uit staal en jjzer
gebouwd, op eene afstand van 1/4 meter aan
schouwden en by die gelegenheid die doorbo
rende, alles wegstuwende kracht en zwaarte
van zijn blik op ons voelden rusten, bekijken met
ietwat medelijdend schouderophalen dit werk,
waaraan zoovele kosten besteed zijn. Neen, dat
is niet de man, die het duitsche rijk te samen
smeedde, het vertrouwen genoot van vier
pruissische koningen en nu als brullende leeuw en
onttroond heerscher te Friedrichsruh in de pers
het nog velen diplomaten lastig en moeielijk
maakt! Maar aan het groote publiek, dat den
vorst nimmer te zien kreeg, bevalt dit werk en
wij bevelen het daarom aan allen die Bismarck
nimmer zagen, aan.
Onbegrijpelijk zal het den lezers voorkomen
waarom de uitgeverszaak te Stuttgart niet waar
digere kunstenaars tot dit deel naar Friedrichsruh
ontbond, zoodat dit plaatwerk eene wezenlijke ver
eeuwiging van dezen grooten historischen persoon
geworden ware. Hoe uitstekend zou daartoe geschikt
geweest zijn bijv. prof. Geselschap, de ontwerper
van de allegorische composities, welke, in fresco
geschilderd, de Ruhmeshalle in het Zeughaus te
Berlijn, haar monumentaal karakter geven; of de
geestige teekenaar Fritz August Kaulbach te
München; of Anton von Werner, direkteur der
Academie voor beeldende kunsten alhier; of de ten
onzent en in Frankrijk zeer gewaardeerde schilder
Max Liebermann, of de jeugdige, en zeer begaafde
Düsseldorf'er schilder, Arthur Kampf, van wien de
pinakotheek te München het zeer goede doek »de
bijzetting van keizer Wilhelm I", aankocht allen
zeer goede teekenaars, diasC, W. Allers verre over
treffen. Hoe karakteristiek zouden deze ge
noemde talenten den grootsten levenden
Duitscher hebben weergegeven! Maar er bestaan
verzachtende omstandigheden. In Duitschland
worden in 't algem«en weinig boeken gekocht,
zelfs niet in kringen waar geld is. Het aange
name gevoel van een boek te bezitten is tame
lijk onbekend, kleine bibliotheken, zooals men deze
in Nederland en elders heeft,behooren hier eer
der tot de uitzonderingen, en zoo wordt men
genoopt om elke uitgaaf die alhier verschijnt,
met anderen maatstaf, als dien men anders zoude
aanleggen, te meten. De artistieke waarde der
uitgaven zouden zeer zeker een veel hooger peil
bereiken, als men op debiet konde rekenen in
die kringen, welke het betere kunnen waardeeren.
Van dit plaatwerk, door C. W. Allers geteekend,
zullen gewis 10000 exemplaren worden afgezet.
Had iemand als- Geselschap dit werk geteekend,
(hij is van Hollandsche afkomst, en ofschoon hij
alle studiën in Italiëvolbracht en aldaar steeds
toefde,gevoelt en zietmenin zijne werken den nako
meling van de zonen der Scheldestad), dan zouden
er ongeveer slechts 800 exemplaren aan den man
gebracht worden. Geen wonder dat de uitgevers
alhier alle dergelijke uitgaven meer of min laten
bewerken en samenstellen naar den smaak van het
groote publiek. Een wezenlijk artistiek plaatwerk
verschijnt hier niet en zoo blijft het peil laag.
Dergelijke uitgaven staan by ons heel wat hooger,
en wij bewonderen nogmaals de kracht o. a. van
een C. Rochussen in de geïllustreerde van
Lennepuitgaaf (bij Sijthoff te Leiden).
Maar vereeuwigd is Bismarck toch. Franz von
Lenbach te München schilderde hem 17 maal
ongeveer en meestal uitstekend. Het beste daar
onder is en blijft dat van de National-Gallerio
te Berlijn.
Berlin. J. II. S.
JosériilN PCLABAS'S ne men f e f, wordt,
naar het Fransch vau Adolphe Brissou.
De titel van dit boek trok mij aan, ook het
uiterlijk. Het is een in So van vier honderd blad
zijden in een vreemden band gestoken. Bovenaan
prijkt de naam van den schrijver in groene inkt :
Sar Mérodack Joséphin Péladan (Mérodack is een
Chaldeeuwsche term die staatsman betcekeut.)
Daar onder een kruisboog met het zinbeeld der
Rose-Croix, rechts en links Assyrische figuren
gecopiëei-d in het Louvre museum. Iii het mid
den boven dien boog'deze woorden: Amphithéitre
der doode wetenschappen. Hoc nien fee wordt. |
Erotica, met portret van den Sar in héliogravure". |
Ik haast mij het blad om te slaan. Ziehier de ]
Sar. Hij gelijkt uitstekend. Hij slaat de oogeu
neder, ernstig en vroom. Zijn woeste haardos
g-elijkt vaag op de ooievaarsnesten die op de torens
der kathedralen zijn vastgehecht. Daarentegen is
zijn lange baard, in twee punten uitloopend, zeer
net onderhouden en ongetwijfeld geparfumeerd.
De Sar is gehuld in een wijde jas met zwarte
moezen en zijn handen verliezen zich in de plooien
van twee wijde monastieke mouwen. Zooals hij
daar uitgeteekend staat, zoo ziet men hem op de
straat en in den schouwburg en in de salons
(maar dan wordt dit hnisgewaad geremplaeeerd
door een strenger en nog rijker ordensgewaad).
Wie is die man ? Een geleerde ? Een
praatjesmaker ? Een wijsgeer 'i Een dentist ? Is hij gees
tenbezweerder of louter wereldsch psycholoog ?
Ik weet dat hij zijn volgelingen heeft, dat schoone
vrouwen en intelligente mannen hem bij zich ont
vangen, er genoegen in vinden naar zijn woorden
te luisteren en hem beschouwen als wijsgeer en
magiër. Ik weet evenzeer dat deze Sar voor
geeft Benedictijner broeder te ziju, dat hij
Hebreeuwse!), Assyrisch en Egyptisch leest
en dat hij zich veel vaii het Kabbalisme der
Middeneeuwen heeft eigen gemaakt. Mijn oog
doorloopt, de lijst zijner werken en ik deins vol
schrik terug. Hij is nog geen dertig jaar oud en
hij gaf reeds uit: De Latijnsehe Décadence (twaalf
deelen), Twee Grafredeneu, (een voor doktor P
ladan, een voor den ridder van dien naam). De
Esthetische Décadenee (een en twintig deelen),
De doode Wetenschappen, (drie deden), Vijf
tooneelstukken waarvan een de eer wedervoer (het
is de Sar zelf, die ons dit meedeelt) door de
Comédie Eranpaise geweigerd te worden.... Deze
majestueuse verzameling boezemt mij een eerbied
in vol vrees en ontzag. De man die zooveel en over
zulke ernstige onderwerpen, schrijft, kan niet uit
eigenbelang werken. En toch staat daar op de
volgende bladzijden door den S;ir aangekondigd
dat hij zijn brochure over de Rose Croixafr. 1.25
verkoopt en vraagt hij uitdrukkelijk om vooruit
betaling per postwissel of in postzegels. Hoe is
het mogelijk, dat een verheven geest zich zulke
lage vosrzorgen getroost! ....Ik begin dus reeds te
twijfelen.
Het beste zal ziju het boek iu handen te nemen
en met den inhoud kennis te maken....
* *
*
Welnu, ik heb het gelezen en ik heb het genoe
gen U aan te kondigen dat Sar Mérodack Péladan.
een zeer gedistingeerd moralist is. Onder de vele
Kabalistische uiterlijkheden is zijn boek vol geest
en gezond verstand. Hij g aeft aan de vrouw allerlei
uitnemenden raad en hij verkondigt omtrent haar
natuur, haar temperament, haar geest en de plaats
die zij in de maatschappij inneemt, eenige groote
waarheden, die wel waard zijn hier eens besproken.