De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 25 juni pagina 1

25 juni 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

835 DE AMSTEEDAMMEK A*. 1893 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ditnommer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever* i VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 25 Juni Abonnement per 3 maanden /"l.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail?9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Ad verten tien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames penregel 0.20 0.40 INHOUD. VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De grondeigendom in de Tweede Kamer, door Mr. Z. van den Bergh. FEUILLETON: Columbus-Postzegels. TOONEEL EN MUZIEK: Het Tooneel, door H. J. Mehler. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door J, V. KUNST EN LETTEREN: Nordau en de Romantiek, door C. H. den Hertog. III. De Meiweek te Cambridge. SCHETSJES: Sterren op reis. (Slot.). SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. UIT Dr. GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII1IIIIIIIMIIIIIIIIIII1HIIIIIIIIIII1IIIIIIII Het droevig overschot van de boulangistische fractie in de Fransche Kamer heeft deze week weder veel te veel van zich doen spreken. Deze heeren, van welke Déroulède en Millevoye de woordvoerders zijn, trachten hun dagelijks toenemende impopulariteit te bedekken door verregaande aanmatiging en hinderlijke luidruchtigheid; daarbij poseeren zij als zederechters en als bewakers der echte republikeinsche traditiën op eene wijze, die bespottelijk en ergerlijk tegelijk is. Korten tijd geleden kondigde de hoofdre dacteur van de boulangistische Cocarde met grooten ophef de openbaarmaking aan van schandalen, waarbij al wat de Panamaquaestie aan het licht had gebracht in het niet zou verzinken. De heer Ducret, zoo heette de man, verklaarde uit eene buitenlandsche ambassade te Parijs documenten te hebben gestolen, die de onomstootelijke be wijzen leverden voor landverraad, door in vloedrijke Fransche staatslieden gepleegd. Men hecht aan de mededeelingen der Cocarde doorgaans weinig of geen gewicht, maar men was toch wel een weinig nieuws gierig. Allerlei geruchten deden de ronde, en de mannen van de Cocarde lieten met een gewichtig gezicht hier en daar een woordje vallen. Waarom werd Cornelius Herz nog altijd niet door de Engelsche regeering uit geleverd ? Wie had de compromitteerende papieren van dezen oplichter, die eens in Frankrijk zulk een groote rol had gespeeld? Als de Fransche regeering eens wist, dat de Engelsche regeering die stukken in handen had, zou dat niet verklaren, waarom men Herz maar met rust liet en waarom Arton nog maar altijd niet te vinden is ? Den vorigen Maandag kreeg men te weHiHniniiiiiiiiiiiiiniiiiimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiii nnHUMiiniuuimmiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiii MIIIIIIIIIIHI COLUMBUS-POSTZEGELS Een hoofdstuk voor postzegelverzamelaars. »lntusschen zou je me een groot pleizier kunnen doen, door mij, ik ben hartstoch telijk postzegelverzamelaar, een volledige serie van alle tot heden verschenen Columbus-postzegels en couverten te willen bezor gen; natuurlijk liefst afgestempeld, opdat de zaak niet te kostbaar wordt. Nu je tegen woordig Amerikaan bent, zal het je zeker niet moeielijk vallen, de postzegels daar te krijgen. Vooruit wel bedankt en hartelijk gegroet door je ouden trouwen schoolkame raad Christiaan Fürchtegott Muller." Hm! wie is dat ook weer, die Christiaan Fürchtegott Muller, vroeg ik mezelven. Zulk een naam moest men toch eigenlijk niet uit het geheugen kunnen verliezen ! Halt! Ik heb het. Wij hebben samen in 1802 in de eerste klasse gymnasium gezeten, dus onge veer 32 jaar geleden. Christiaan Fürchte gott vond het beter vóór het overgangs ten, tegen wien de aanval eigenlijk gericht zou zijn. De heer Millevoye wenschte de regeering te interpelleeren over de niet-uitlevering van Herz, en hij verkreeg daartoe verlof, doch eerst tegen den volgenden Don derdag. In het verloop van de zitting nam de heer Clémenceau, de bekende leider der radicalen -het woord om de gedeeltelijke her nieuwing der Kamer te bestrijden. Nauwe lijks was Clémenceau op de tribune ver schenen, of Millevoye en Déroulède begonnen hem met ongehoorde heftigheid aan te vallen. Een man als Ciêmenceau, bondgenoot van den beruchten Herz, zoo riepen zij om strijd, was voor altijd geschandvlekt en onwaardig in de Kamer het woord te voeren. Clémen ceau ging met zijne rede voort, maar bij elke zinsnede vielen de boulangisten hem met de grofste beleedigingen in de rede. Hij daagde zijn beschuldigers tot een tweegevecht uit, maar kreeg tot antwoord: met een man als u kruist men den degen niet. Het was pijn lijk te zien, hoe n de voorzitter n de Kamer CJémenceau in den steek lieten. Was het omdat men hem, den tombeur de ministères, den meest gevreesden man in de Kamer, eene kastijding gunde ? Of wel omdat men, na al wat men in de laatste maanden gezien heeft, geen schandaal meer voor onmogelijk houdt en dus bij voorbaat ook Clémenceau's schuld aannam ? Waarschijnlijk werkten beide oorzaken samen. In elk geval juichten velen reeds over de moreele vernietiging van den gehaten vijand. Maar de Justice, Clémenceau's orgaan, hield zich verwonderlijk kalm. Dat reeds met de aankondiging der interpellatie het doel zou zijn bereikt, achtte het blad niet mogelijk. Men zeide, dat de regeering een beroep zou doen op de vaderlandsliefde der interpellanten om hen te doen zwijgen, maar de Justice kon niet aannemen, dat de regeering zich tot zulk een komedie-ver tooning zou leenen. »Indien de heeren (D roulède en Millevoye) feiten weten, laat hen dan deze openlijk noemen, en laat men hen hiertoe in de gelegenheid stellen. Zij hebben papieren: laat hen die vertoonen. Indien zij het voornemen mochten hebben van hunne interpellatie af te zien, dan zullen wij zelven die dadelijk overnemen.'1 Deze kalme houding maakte een zekeren indruk. Francis Magnard, de hoofdredacteur van den Figaro, vond het zelfs noodig om, hoewel hij zijn oordeel reserveerde, Clémen ceau tegen de Kamer en tegen zijn onheb belijke aanvallers in bescherming te nemen. Men twijfelde, maar men was er niet minder nieuwsgierig om, en zelden zijn er in de zit tingzaal van de Fransche Kamer zooveel leden en zooveel toeschouwers bijeen geweest als op den voor de interpellatie bestemden Donderdag. Er zou immers iemand worden afgemaakt... Nu, dit is dan ook geschied ; i llilHliiniilimiïiiiitiillHiiimiHmniiniinnilnuunmuniiintnininmtiiiiii examen het hooger onderwijs vaarwel te zeggen en wijdde zich, naar het voorbeeld zijns vaders, aan het verzorgen der honge rige menschheid met varkensvleesch en worst. Waarschijnlijk is hij in de kleine stad, wier trouwe burger hij gebleven is, al lang lid van den gemeenteraad en president van de vereeniging voor publieke vermakelijkheden geworden. Een zekere idealistische trek, die hem reeds op zijn twaalfde jaar, als blonde dikke spekslagersjongen en gymnasiast ken merkte, schijnt hem in het burgerlijk leven te zijn bijgebleven, anders zou hij zijn vrijen tijd niet met het verzamelen van postzegels vullen. En wat aardig van hem, zich mijn ouden trouwen schoolkameraad te betitelen ! Bijna aandoenlijk! Nadat we 31 jaar lang geen woord meer van elkaar gehoord heb ben ! Zeker, Christiaan Fürchtegott, je zult geholpen worden; in Amerika kan zeker niets eenvoudiger zijn dan Amerikaansche postzegels te krijgen. Maar waar ? Nu, gaan we maar eerst eens naar den bankier, die het genoegen heeft, onzen mammon te bestieren ; hij krijgt natuurlijk wel wat brie ven, en de postzegels kunnen hem zeker niet schelen; hem als Amerikaan moeten ze iets alledaagsch zijn. * * * Vijf en veertig minuten sporens met de kabelbaan, dan in een gebouw van twintig verdiepingen omhoog met den bliksemlift, die in de vijftiende verdieping voor het eerst ophoudt. Op de negentiende woont de betwee personen zelfs in plaats van n. Al leen waren de rollen omgekeerd: de zitting was eene schitterende rehabilitatie voor Cl menceau en een vernietigende nederlaag voor Déroulède en Millevoye. De laatstgenoemde was dezen keer de woordvoerder. Het antwoord, door de heeren Dupuy en Develle op zijne interpellatie ge geven, was kort en afdoende. Maar daarom was het natuurlijk niet te doen, hoewel de regeering veiligheidshalve nog de beroemde geneesheeren Brouardel en Charcot naar Bournemouth had gezonden om een on derzoek naar den gezondheidstoestand van Herz in te stellen. Alle blikken waren ge richt op de portefeuille van Millevoye, die de veelbesproken gestolen documenten moest bevatten. En eindelijk kwamen ze voor den dag. Een reeks van echte Ahlwardt-documenten, het eene al onzinniger dan het an dere. Men moet zich afvragen, hoe een mensch met normale hersenen aan zulke documenten eenige waarde kon hechten. Blijkbaar waren ze Millevoye in de handen gestopt door een falsaris, die van 's mans manie wilde profiteeren. Aan verscheidenheid ontbrak het niet: de leverancier der «docu menten" had blijkbaar het »elk wat wils" toegepast. Men hoorde er van meliniet en van de Behringzee-quaestie, van den staats greep in Serviëen van de kiesrechtbeweging in België. Als afwisseling deel de Millevoye mede, dat de stukken hem waren ter hand gesteld door een patriot uit Mauritius, die zich niet op Clémenceau, maar op Engeland wilde wreken. De Kamer ver viel eerst van de eene uitbarsting van hila riteit in de andere, maar werd spoedig on geduldig. Millevoye trachtte zich te verde digen door op te merken dat de minister van buitenlandsche zaken de stukken toch heel belangrijk had gevonden; maar de heer De velle antwoordde onmiddellijk, dat hij geen kennis had willen nemen van stukken, die volgens Millevoye zelven aan de legatie eener bevriende mogendheid waren ontstolen, en dat hij daarenboven zijne overtuiging had uitgesproken, dat Millevoye jammerlijk was beetgenomen. Nu verliet Déroulède, zich met zijn lange armen een weg banend, de zaal, luide roe pend, dat hij zijn ontslag nam als Kamerlid en voortaan niets meer met de politiek wilde te doen hebben. Dit is ongetwijfeld het verstandigste, wat Déroulède in de laatste jaren heeft gezegd. Iedereen zal er mede gebaat zijn als hij weder tot zijne oude liefde, de dichtkunst, terugkeert. Millevoye zou waarschijnlijk gaarne met zijn vriend zijn medegegaan, maar hij mocht zijn sloteffect niet missen. Hij produceerde een »echt" document (de vorige waren photographieön) met het stempel van de En gelsche legatie, waarop een aantal subsidiën iHiiiiitniiiiniiiiiiiiiiiniiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimHiiiiiimiiiiiuiai minnelijke geldman, die ons als altoos aller vriendelijkst ontvangt. We dragen ons verzoek voor. »Het spijt me zeer," antwoordt de dikke heer ons met zoo'n bedroefd gezicht, alsof we hem een millioen te leen gevraagd had den, »dat spijt me nu bijzonder. Weet u, ik krijg feitelijk nooit een postzegel te zien. Mijn procuratiehouder, mijn kassier en mijn boekhouder verzamelen. Maar ook dezen krijgen maar zelden een postzegel, want de of/ive-boy, die de brieven van de post haalt, verzamelt ook. Overigens krijgt ook die, voor zooveel ik weet, maar weinig Columbus-postzegels. Het meerendeel van onze brieven voor zaken komen namelijk uit Amerika zelf, en in het binnenlandsch verkeer in de Vereenigde Staten worden de Columbuspostzcgels maar zelden gebruikt. De post brengt daarin hare gewone postzegels aan den man." Ik voelde mij niet ontmoedigd, maar be sloot de zaak anders aan te pakken. Waar toe kende ik dan den uitstekenden procureur voor patenten ; die had toch zeker een uit gebreide correspondentie en kreeg zijn brie ven door den brievenbesteller. Postzegelver zamelaars onder de brievenbestellers vindt men nog niet veel. Dus naar onzen procureur. Hij woont in het zuiden, tamelijk ver van het centrum, maar wat doet men niet om een »ouden, trouwen schoolkameraad" plezier te doen ? vermeld stonden: Edwards £ 200; Burdeau £ 200 ; Laurent £ 600 ; Maret £ 200; Clémenceau £. 20.000; Rochefort £ 3.600. Nu werd het der Kamer toch werkelijk al te gek. Onder onbeschrijfelijk tumult kwa men van alle kanten protesten, zelfs vaa den boulangist Roche, die voor den afwezi gen Rochefort opkwam. Millevoye overhan digde zijn geheele dossier aan den president, verklaarde, dat ook hij, om tegenover de justitie geheel onafhankelijk te zijn, zijn ont slag nam als Kamerlid, en verliet onder luide teekenen van afkeuring de zaal. Intusschen was door den heer Maujean eene motie ingediend van den volgenden inhoud: »De Kamer, hare verontwaardi ging uitsprekend over de afschuwelijke en belachelijke lasterpraatjes, die op de tribune zijn gebracht, en den verloren tijd betreu rende, gaat over tot de orde van den dag " Deze motie werd met 389 tegen 4 stemmen aangenomen, en daarna werd de zitting ge sloten. Verloren was de tijd echter geenszins, want in eene korte zitting was aan twee onverdragelijke onruststokers en kwaadspre kers de mond gesnoerd, en was de eer van een van Frankrijk's bekwaamste politici ge wroken. imiiiimiiiiiiiimiiMiimiiHiiliniiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiuliiiiuii ociale, De grondeigendom in de Tweede Kamer. In het langgerekte dobtt over de vraag of het landbouwbedrijf al of niet moest worden vrijge steld van de bedrijfsbelasting, bracht een der bekwaamste Kamerleden, de beer Farncombe Sanders, den grondeigendom ter sprake. Ik meen den lezers dezer afJeeling zijn oordeel niet te mogen onthouden. »Men moet niet uit het oog verliezen, zei de spreker, dat de allereerste oorsprong van alle grondbezit droogmakerijen misschien uitge zonderd is, dat men den man, die op het land zat, er heeft afgegooid, of, althans, iemand die er evengoed recht op had, van geweerd heeft." »In dat beweren sta ik zeker lang niet alleen, maar ik kan mij zelfs beroepen op een oeconomist, wiens orthodoxie zelfs door de heeren uit liotterdam niet zal worden gewraakt, een even goed orthodox in oeconomischen zin, als Gomarus of Bogerman zaliger op het punt van het ware geloof". alk bedoel Jean Baptiste Say, die in zijn Cours Complet, deel I, bl. 530, zegt, dat van allen eigendom, die van het land de minst onbetwist bare is. »Er is geen erf", voegt hij er bij, »dat niet opklimt tot eene gewelddadige of bedriegelijke spoliatie, van ouderen of jongeren datum." Dat zegt die orthodoxe .oeconomist." «Mijnheer de Voorzitter! Ik ben volstrekt geen iiiiiiiiiiitiiuiiiiiiiiiiiiiiiiHtiiHrniiii IIMIIIIItMMIUIlmlIMII Vijf en dertig minuten met de Illinois Central, daarna twintig minuten omnibus en een kwartiertje per pedes apostolorum. De procureur is thuis ; blijkbaar hebben we hem in het eten of het middagslaapje ge stoord ; hij laat er ons echter niet voor boe ten, maar luistert met innemende vriende lijkheid naar onzen wensch. »Wel natuurlijk ! Met het grootste plezier ! Dat spreekt toch van zelf!" En de beste kerel gaat dadelijk snuffelen in de groote papiermand, met borduurwerk omzet, en reikt mij vriendelijk al wat er in is. Zeven postzegels van l cent en vijf van 2 cents. »Alstjeblieft! komt u morgen maar terug!" «Duizendmaal dank, maar . .. Hebt u geen brieven met B, 4, 5, 6, 7, 10, 15, 30 en 50 cents postzegels ? En niet althans een paar postzegels van l, 2, 3, 4 en 5 dollars ?" »Maar, beste heer," antwoordde de man verwonderd, »hoe zouden we daaraan komen ? we krijgen enkel brieven en drukwerken, circulaires en dergelijke ; die kosten l en 2 cents. Als u hoogere hebben wilt, dan moet u naar mijn neef Hopkins-Fellow rijden, den chef van den grooten boekhandel; die krijgt zware pakketten, drukwerken, brochures en boeken onder kruisband. Ik zal u een aanbeveling voor hem meegeven. Ge gaat het best van hier met de stoomboot, die brengt u binnen een uurtje aan State-strcetbridge; de boekhandel is daar vlak bij."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl