Historisch Archief 1877-1940
No. 836
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
wenstemmen a capella (klavier-begeleiding ad
libitum) opus 10 !).
Deze Terzetten (1. Op den Herfstavond. 2. Kerst
nacht. 3. Belooning en 4. Dat God u behoede),
zijn wat karakter betreft in den volkstoon ge
schreven, de stemvoering is in overeenstemming
daarmede niet te polyphoon behandeld.
Toch bieden deze liederen (vooral wanneer zij
zonder begeleiding worden gezongen) stof te over
voor nauwgezette studie, hoewel de moeilijkheden
nergens struikelblokken zijn. (Wel is de gis tegen het
accoord van a. in de tweede maat van den laatsten
regel van No. 2 niet gemakkelijk, doch de
practische stemvoering komt hier te hulp). Getuigt de
schrijfwijze en stemvoering van de practische ken
nis van de componiste, ik mag er bijvoegen dat
de vier Terzetten niet alleen zeer nuttig, doch ook
zeer dankbaar zullen zijn, wanneer zij goed wor
den uitgevoerd.
Vergelijkender wijze gesproken geef ik aan No. 4
de voorkeur wat oorspronkelijkheid en vinding be
treft, terwijl No. 3 uitmunt door sprekeuden een
voud. De beide eerste nummers ziju geheel in het
bekende karakter van de Duitsche Volksthümliche
Lieder geschreven.
Het eerste gedicht is van E. Laurillard, terwijl
de drie anderen vertaald zijn door A. L. de Hop.
(De Duitsche gedichten zijn van Schliemacher,
Fr. Fischbach en B. H. No. l is vertaald door
A. M. E.)
Dit bundeltje, dat blijkens het opschrift: Neue
Ansgabe, reeds een 2e druk is, zij opnieuw ten
zeerste aanbevolen aan gezinnen die drie zingende
zusters rijk zijn, en voor de hoogste zangklassen
van muziekscholen.
2. Hendrika van Tusschenbroek. Zoo worden
.. loome tongen los. Zes eenstemmige kinderliederen
met klavierbegeleiding, opus 10 2).
Deze componiste die vroeger een bundeltje liedjes
nitgaf, die ten doel hadden de goede uitspraak
van de tong-r te bevorderen (dit struikelblok van
bijna het geheele Hollandsche vrouwelijke geslacht)
neemt weer (zooals ook uit den titel blijkt) de
letter / eens duchtig onder handen.
Vooral in No. l, 2, 3 en 5 staat men verbaasd
over het groote aantal woorden waarin die letter
voorkomt.
In al deze liedjes is een opgewekte prettige kin
derlijke toon aangeslagen, niet alleen wat den text,
doch ook wat de muziek betreft. De melodieën zijn
bij allen eenvoud sprekend en kernachtig. Dit acht
ik een zeer groote verdienste evenals de eigen
schap dat de melodieën overal in zichzelf het karak
ter bezitten en dat niet moeten verkrijaeu door
de kleur of rhythmische beweging van de bege
leidingen. (Dit laatste is voor kinderliederen toch
hoofdzaak.) Voor jonge kinderen zullen sommige
rhythmische figuren in. i. wel eenig bezwaar op
leveren, doch de componiste was hiertoe soms wel
verplicht, wilde zij de zorg voor goede declamatie
niet uit het oog verliezen. Het is jammer dat de
dichteres of dichter niet vermeld is, doch wellicht
tast ik niet ver mis, wanneer ik mej. Tusschenbroek
voor de dichteres houd.
Deze losse levendige liedjes, bevallig licht en
melodisch van kleur en klank, zullen voor de met
de letter l worstelende kleinen, leerzaam en aan
trekkelijk zijn en blijven.
3. Melaenis. Conte Romain. Poésie de Louis
Bouilhet. Musique de Gottfried Mann. Oeuvre 80.
Choeur de jeunes filles, pour trois voix de femmes.3)
De heer Mann, die reeds een achttal fragmenten
van dezen Conte Romain had gecomponeerd, heeft
thans een driestemmig vrouwenkoor aan het geheel
toegevoegd. De uitgave is met piano-begeleiding,
doch de componist heeft dit koor ontworpen met
beeelejding van strijkinstrumenten, harp en piano.
De inhoud van den tekst bevat een bruiloftslied
dat de speelnootjes van de bruid haar toezingen:
O f rere de Vanumr, Hymenée!
Met onverdeeld genoegen heb ik met deze nieuwe
compositie van Mann kennis gemaakt. Hij heeft
met zeer sobere middelen een hoogst bekoorlijk
muziekstuk geschreven. Even als de text in de
fransche taal is, heeft de muziek een beslist frausch
karakter, zonder echter, en dit is de groote deugd,
naar een bepaald model te zijn bewerkt.
Voor de dames-zangvereenigingen, die in den
laatsten tijd in verschillende steden langzamerhand
worden opgericht, is dit koor een werkelijke aan
winst.
Beknopt van vorm, met verscheidenheid van kleur
en uitdrukking, moet dit nummer dadelijk de harten
winnen.
De componist is consciencieuser met de decla
matie te werk gegaan dan vele Frfiusche compo
nisten doen, alleen wil het mij voorkomen dat bij
de frase: Car les temps soxt passés een 6 4 maat
boven 3,2 zou te verkiezen zijn met liet oog op
de declamatie, al kan men ook daartegen aanvoe
ren dat de Franschen ook al sprekende op de
lidwoorden vaak zeer sterken nadruk leggen.
Hoewel ik alleen het klavieruittreksel voor mij
heb liggen en dus niet over het effect van de be
geleiding met strijkinstrumenten, harp en piano
kan oordeelen, geloof ik toch dat deze combinatie
van instrumenten, in verband met liet karakter
van het stuk, het effect zeer zal verhoogen.
Allen dames-zangvereenigiugen zij dus dit werk
niet warmte ter kennismaking aanbevolen.
VAN MlLLIGEN".
*) Uitgegeven te Utrecht bij J. A. H. Wagenaar.
p., l Partituur/1 50
J l Stemmen 0.30
2) Idem idem O.SO
3) Idem te Leiden bij Joh. J. Eggcrs
(Schreuder en v. Baak). Part. m. 3 stemmen 2.70
iedere stem 0.25
De Comédie Fran?aise te Londen. De
»Comedie Francaise" vindt officieel te Londen
den meest mogelijken bijval. De Lord Mayor
gaf te harer eere een lunch, waaraan behalve de
Fransche artisten de voornaamste Kngelsche
tooneelspelers en tooneelspeelsters en eenige
andere celebriteiten en autoriteiten, Christine
Nilsson, Sir Frederiek Leighton, de impresario's
Harris en Grau, enz. aanzaten. Het verblijf van
den Lord Mayor moet nog nimmer zulk een
vroolijk gezelschap, zooveel mooie vrouwen en zulke
schitterende toiletten binnen zijn muren hebben
gezien. Vooral naar de laatste was men van
weerskanten nieuwsgierig. Wie smaakvoller ge
kleed waren, de Fransche of de Engelsche actri
ces, schijnt niet te zijn uitgemaakt. De Lord
Mayor dronk op de koningin en op Carnot,
de Fransche gezant op Engeland, Irving op het
huis van Molière, naar welks voorbeeld Londen,
naar b.jj hoopte, weldra een huis van Shakespeare
zou bezitten, en Got op Irving. Toen de be
roemde Fransche tooneelspeler het woord vroeg,
brak er een onbeschrijfelijk gejubel los, dat
eenige minuten duurde. Ook op het feest,
dat Harris ter eere van Mascagni gaf, was de
»Comédie" genoodigd. Bovendien viel haar
de buitengewone eer te beurt te Windsor,
voor de koningin te mogen spelen. Het pro
gramma, door hare majesteit gekozen, bestond uit
»La joie fait peur", »L'étëde la Saint-Martin"
en eenige monologen door Coquelin cadet. Dat
niettegenstaande al deze eerbewijzen de
Londensche campagne eenigszins een teleurstelling
is, valt niet te ontkennen. Van de Franselie klas
sieken willen de Engelschen niet weten. Zelfs
Molière, den meest cosmopolitischen, hebben zij
slechts uit beleefdheid bewonderd. De »Charivari"
stelt voor de personen van Molière in Schotsche
pakjes te steken en ze de horlepijp te laten
dansen. Den meesten bijval vonden tot heden »llenri
III et sa cour",het romantische drama van den ouden
Dumas en de moderne stukken en van deze in
het bijzonder »Denise", »Les effrontés",
»Mademoiselle de la Seiglière" en »Le gendre de mr. Poirier."
Tot overmaat van ramp werd Mounet-Sully,
de mannelijke ster van het gezelschap, ziek.
En hierom n omdat de Londenaars enkele
stukken niet en andere meer dan eens wilden
zien, moest het vooraf vastgestelde programma
herhaaldelijk worden veranderd. Mounet-Sully is
thans hersteld en trad reeds met veel succes
als Hernani op. Vooral naar zijn Hamlet en
Oedipus ia men te Londen nieuwsgierig.
Monument voor Carl Hill.
Bij den heer Nolthenius is ingekomen van:
Mr. A. d. E. ?2.50, Mr. C. A. d. II. ? L, A.
A. A. ?5., Baehver. H. /10., Mr. A J. M. 15. U. ?5.,
Mevr. P. O. v B. F. D. f 1.50, J L. B. A. ?5,
R. B. Ez. L. f 2.50, Ch. B. A. ?5.. L. C. B. 's
B. f 1., M. J. B. G. ?!., Mevr de Br. Th. A
? 2.50, Mej. J. C. A. f 2.50, A. L. 1. C C. D. ?5,
C. II. C. A. f 10., Jos. C. A. ?2.50, S. J. L.
Bar. C. A. ?2.50. Mr. L C. D. E ?5, F. T).
L. ?2.50, N. L. D. L. fa, E D. E. A. f l. K.
J. v. E. S. /!., C. E. A. ?2.50, Jhr. A. E. B.
v. E. L. ? 10., Mej. A. F. U. f i., Mej. S. F. A.
f 2.50. G. G. L. f 2.50, F. G. L. ?2.50, Dr. J.
H. G. Wz, Z. f 1., Mej. C. A. ?!., Mevr. J. C
v. H. It. A. f 5., C. II. d. H. ?!., J. II. U. ?2.,
Mevr. D. L. v. d. H. II. ?2.50, J G. H. Jr. V f\.,
Dames A. en M. J. D. ?10., Th. J. d. H f 2.50,
Dr. J. d. J. d. 77. /!., Jhr. W. M. II. d. J. Z.
?10., Mej. P. M. d. L. d. K. N. ?2.50, Dr. A,
K. B. ? l'., G. E, K. d H. ?10., S. E. K. S. ?!.,
A. K. A. ?5., E. J. W."K. S. ?!., Mevr. Br.
K. I), ?2.50, Mr. K. G. Cn, K. f J. ?5., A. K.
A. ?!., L. of A. K. A. f 1.50, C. K. U. f 1., J.
H. W. L. A. /!., D. d. L. A. f 5?A. J. L. D.
?2.50, H. D. v. L. d H. ?2.50, P. J. v. d. M.
K. Z. Ji. ?5., M. M. A. ?2.50, II. II. M. L. ?2.,
Mevr. M. R. Z. ?2.50, Joh. M. M. A. ?2.50, S.
v. M. A. ?!., Dr. L. J. M. U. ?1.50, W. F. G.
N. d H. ?2.50, Mevr. W. F. G. N. d H. ?2.50,
H. N. T>. f 5., J. M. O. A. ?2.50, H. J. d. M.
O. A. ?5., W. v. W. P. H. ?5., M. W. P. U.
?1.50, Dr. E. D. P. A. ?5., C. v. U. U. i 2.50,
J. M. R. A. ?!.. Jhr. Mr. J. C. M. v. R. C/, ?3.,
Dr. P. H. R. A. ?2.50, Mej. X1. d. R. A /L, J.
J. R. A. ?10., Jul. R. A. ?2.50, Mej. S. R. G.
?2., L. S. H. f 5., AV. II. C. S. H. ? l , F. K
G. S IJ. ?1., J. S. H. ?5, Mevr. Dr. K. J. S.
U. ?!., Dr. K. R. X. ? l , A. S. d TI. ?2.50, W.
J. S. A. ?!., Mr. J L. A. S. Z. ?!., J. W' S.
Jr. A. i 2.50, J. d. S. L. ?2.50, Mevr. T. K. ?!.,
Mevr. Th. d. H. f 2.50, M. B. Z. V. U. ?2, G.
V. U ? l . C. J J. V v. N. B. D. ?2.50, Mr TT.
V. A. ?250, Mevr. L W. II. A. ?2.50, W. W.
A. ?!., W. D. ?0.50, Dr. W. H. f 2.50, X. uit
Oasterb. toegezonden ?10., Mr. J. A. H. Bar. v.
Z. N. d. H. ?10., dus samen ?311.50 van 101
personen.
Bij den heer Ambr. Knoop te Amsterdam is
ingekomen van Dam. v. d. L. d. C. Z. ?10., D.
A. ?2.50, Mevr. G. A. ?10., J. H. A. ?2.50, J.
d. H. ?2., Jhr. v. d. P. H. f 1., Mej. C. S. A. ?!,,
Mej. V A. ?2.50. Mevr. v. W. v. d P. IL ? L,
Mej. G. C. d. V. V. ?1.50, X. te ? ? 1.50, X. te ?
? 2., dus samen ?37.50 van 13 personen of in
het geheel ?349. van 111 personen.
De heer Nolthenius schrijft voorts : »llot comit
te Schwerin beoogt behalve de behoorlijke ver
zorging van het graf zelf, het plaatsen van oen
marmeren buste van den zanger in het hoftheater
te Schwerin, waaraan hij twintig jaren is verbon
den geweest. Een voor dat doel gegeven concert
heeft meer dan 1000 Mark netto opgebracht.
De onderteekenaren der oproeping van 25 Maart
11. hebben mij gemachtigd de in Nederland inge
komen bijdragen aan het comitéte Schwerin over
te maken, daar toch Ie voor een waardige, zelf
standige hulde uit Nederland de som, na aftrek
der onkosten ad pi. m. ? 25 te klein is gebleken,
en 2e het comitéte Schwerin het volle vertrouwen
verdient dat het zich eervol van zijn taak zal
kwijten.
Met groote dankbaarheid zie ik op het resultaat
van mijn niet zonder eenig aarzelen genomen
initiatief ; die bijgedragen hebben, doden het zeer
! mild. Velen deden hun gift vergezeld gaan van
een hartelijk woord, dat ik mij steeds met vreugde
herinneren zal. Het getal der bijdragende!! echter
is mij ronduit gezegd, niet medegevallen. Het is
moeielijk de adressen van waarlijk belangstellen
den te weten te komen en waarschijnlijk zijn bij
het verzenden der circulaire, die in 1000 exem
plaren (met postwissel-formulier) is verspreid, nog
velen gepasseerd, die gaarne een kleinigheid zou
den hebben afgezonderd. Mocrelijk ook hebben
enkelen het steeds uitgesteld om van hunne
instemming te doen blijken.
Om nu wien ook, nog de gelegenheid te geven
van zijn sympathie voor den eenmaal door zoo
bizonder velen echt hartelijk geliefden zanger te
doen blijken in pure dankbaarheid, zal ik mut
het overmaken van het ontvangene nog wachten
tot de helft van de volgende maand.
Als de pi. m. 900, die de circulaire onbeantwoord
lieten, ter bestrijding der gemaakte kosten nog
eens iets wilden afzonderen! Al ware het slechts
het bedrag dier kosten, welke door de toezending
voor elk zjjn gemaakt.
Van wat nog mocht inkomen, zal op gelijke
wijze als deze verantwoording worden gedaan.
Aan de Redactie van andere bladen wordt
vriendelijk verzocht deze mededeelicg te willen
overnemen.
Een brief van Gemma Bellincioni. De
voortreffelijke italiaansche zangeres, die eerst te
Weenen en later te Berlijn er zooveel toe heeft
bijgebracht door hare superieure vertolkingen in
de nieuwste Italiaansche opera's, aan deze wer
ken een groot succes te verzekeren, is thans ook
te Berlijn als Carmen opgetreden.
Hare geheel persoonlijke, sterk realistische
opvatting, zeer afwijkende van de traditie die
sedert de creatie van die rol te Berlijn door Lucca
aldaar zoo angstvallig wordt gevolgd, is door de
Berlijnsche kritiek (op eene enkele uitzonde
ring na) zeer afgekeurd.
Uit die afkeuring blijkt hoezeer men over het
geheel bij traditie zweert, hetgeen wel eenige
verwondering baart omdat traditie in de opvatting
vele oudere opéra's dreigt ongenietbaar te maken
in weerwil van de waarde van de muziek of
dramatiek.
Deze gevierde zangeres heeft niet berust in
de afkeuring van hare opvatting, doch op be
scheiden maar beslisten toon in de Berliner
Horsen Courrier trachten te bewijzen, dat de op
het tooneel zoo dikwijls gesluierde waarheid, ook
daar reden van bestaan heeft, doch vooral en
dat eene opvatting, al is zij ook traditie geworden,
geheel verkeerd kan zijn.
Zonder Mevr. Bellincioni als Carmen gezien
te hebben, is het natuurlijk niet mogelijk eene
opinie te vormen in hoeverre zij het rechte ge
heel heeft getroffen, doch de opmerkingen in
haren brief verdienen zoozeer overwogen te wor
den en geven zulk een flinke les aan alle opera
vertolkers (en er zijn er helaas nog heel wat)
die liefst niet zelf nadenken, doch zich zoo ge
makkelijk mogelijk op den zachten stroom van
de traditie laten voortdrijven, dat deze brief
verdient zoo ruim mogelijk verspreid te worden.
De inhoud is ongeveer als volgt:
»Ik hoop dat gij mij noch van hoogmoed, noch
van aanmatiging zult beschuldigen dat ik mijne
opvatting van Carmen tracht te verdedigen. Ik
heb alle respect voor de gezonde en toongevende
kritiek te Berlijn, maar mijn geweten als kun
stenares noopt mij te verklaren dat ik na ern
stige studie van Carmen's karakter tot deze op
vatting ben gekomen.
Ik heb in de kunst altijd waarheid nagestreefd,
want ik beschouw het als ideaal de persoon die
ik voor moet stellen zooveel ik vermag
echt weer te geven en om dit te bereiken acht
ik karakterstudie onontbeerlijk, want het
perjke gevoel, dat ieder meer of minder heb
ben kan, is voor een ernstige kunstopvatting niet
voldoende.
Ik geef toe dat van het standpunt van de
tooneelaesthethiek niet alles wat waar is, altijd
schoon lijkt; want ware dit niet zoo, dan zoude
niet op de belangrijkste tooneelen het
conventionalisme zoo welig tieren, dat in een siciliaansch
dorp de boeren in napolitaansche en romeinsche
kleederdracht rondloopen zooalsbij Verga's
Cavalleria rwsticona. Dan zou eene Lola die vóór zij
de kerk bezocht om de Paaschmis bij te wonen
een dansje uitvoert, evenmin mogelijk zijn als
eene Carmen die in de herberg uit een glas in
zuiver germaanschen stijl spaansche
Manzanillawijn drinkt ; dan zouden ook Carmen en
Escamilla niet voor den ingang van de l'laza de
Toros een quadrille uitvoeren geheel volgens de
regelen van de danszaal.
Tengevolge van deze terzijdestelling van plaats,
tijd en toestanden, is het mogelijk geworden dat
Carmen, de wilde zigeunerin, zonder vaderland,
zooals Mérimée haar gedacht en Bizet heeft op
gevat, in eene geparfumeerde coquette is ver
anderd, nu en dan zoo zacht en teeder dat zij
evengoed eene Fransche, Italiaansche of Duitsche
Carmen zou kunnen zijn, doch nooit de
adalousische zigeunerin, die haar brood met smokkelen
verdient, messteken uitdeelt en in de barakken
onder bet laagste gepeupel avonturen zoekt; wild
tot zulk een graad dat zij zich liever laat dooden,
dan aan Don Josétoe te geven, die. oprechte
liefde voor haar koesterende, gevoelens in haarzoekt
te wekken, die bij zulk eene vrouw niet te vin
den zijn.
Ik beweer niet dat zulk een persoon sympathie
zal inboezemen aan een beschaafd en aesthetisch
ontwikkeld publiek; maar Mérimée's Carmen is
nu eenmaal niet anders, en ieder die Andalousie
kent, die ooit een tabaksfabriek aldaar bezocht
hoeft en daar die verleidelijke en zeldzame vrouwen
gezien heeft, wier voornaamste eigenschappen
juist mannelijkheid, hardheid en wildheid van
karakter zijn, bij volslagen gebrek aan vrouwe
lijke zachtheid, moet ook toestemmen dat de grooto
verdienste van Mérimée's novelle in de getrouwe
teekening van die typen ligt. De achting en
bewondering die ik voor die schildering heb, legt
mij den plicht op, mij niet aan dit karakter te
vergrijpen en te trachten even waar te zijn als
de dichter, ?il is het ook ten koste van don bijval
van een publiek dat meer van aantrekkelijker
voorstellingen en conventionalisme houdt.
Dit geeft mij den moed bet weinige, dat ik met
oprechte kunstliefde geleerd heb, te stellen tegen
over hen, die ongetwijfeld veel meer weten dan
ik. Ik matig mij volstrekt niet aan, mijne kunst
te kunnen bcheerschen. O Hemel neen ! De kunst
is oen te verheven ideaal, dan dat ik mij zou in
beelden dat ik harer waardig ben.
Boito, Verdi en Wagner. Boito, door een
Engelscb reporter geïnterviewd en gevraagd , of
naar zijne meening Verdi den invloed van Wag
ner sterk gevoeld heeft, antwoordde: »Zeker,
Wagner met zijn veelzijdig talent heeft ieder
der aanzienlijke musici van zijn tijd
geiufluenceerd; maar Verdi minder dan alle anderen. ^
Wagner toch is geheel in het orkest, Verdi ge- £
heel vulla scena." Men vroeg hem toen of Wag- |
ner ook op zijnen (Boito's) libretti invloed had.
uitgeoefend. Ja", zeide Boito, »op dezelfde wijs
als op Verdi's muziek. Hij leerde ons, dit
onze woorden den hartstocht des levens moeten
uitdrukken, en zich met de werkelijke en niet
de conventioneele dingen der wereld moeten ver
binden." De indruk van Boito over de ceremo
niën te Gambridge was, dat ze wel interessant
waren, »maar het geheel had in de oogen van
een buitenlander iets van eene eosa c&mica;
zooiets hebben wij niet in Italië, wij hebben geen
inrichting met zulke oude traditiën."
Te München zal op 14 Juni van het volgend
jaar een Orlando-Lasso-feest gevierd worden. Het
zal dan 300 jaar geleden zijn, dat de beroemde
componist Roland de Lattre daar gestorven is,
hij is daar 35 jaren hofkapelmeester geweest;
er staat reeds een standbeeld voor hem, en een
straat draagt zijn naam. De gedenkdag zal ook
te Mons (Bergen in Henegouwen), de geboorte
plaats van den meester, gevierd worden. Te
München waar hij zijn voornaamste werken schreef,
zijn reeds sinds lang toebereidselen gemaakt.
Het programma luidt: op den avond voor den
sterfdag wordt het standbeeld op de
promenadeplaats met bloemen versierd en daar eene sere
nade gehouden. Op den sterfdag zelf is er
groot muziekfeest; voorts tentoonstelling van
autographen, manuscripten, gedrukte werken,
platen en documenten, op den componist betrek
king hebbende, waarvan de Beiersche bibliothe
ken en archieven nogal het een en ander moeten
bevatten.
Max Bruch, die na zijn doctoreering te
Cambridge nog wat in Engeland vertoeft, geniet er
veel ovaties. De rede waarmede de deken der
Universiteit hem promoveerde en waarvan wij
onlangs een paar woorden aanhaalden, bevatte
toespelingen op al zijne werken : >Wij begroeten
een roemvollen spruit van het Rijnland, die eens
de doodbrengende nimf van zijn vaderlandschen
stroom heerlijk bezongen heeft. Hetzij hij nu
de helden van zijn vaderland, als Arminius, den
bevrijder van Germanië, zijn liederen wijdt, of
uit zijne dichters, als Schiller, Duitsculands
sieraad, zijne stoffen schept, of ons de sagen
van Scandinaviëen de krijgshaftige deugd der
Noormannen vertolkt, of zich tot Griekenland
wendt en ons den slag bij Salamis of Odysseus'
zwerftochten opnieuw voorstelt, overal herkennen
wij met vreugde den grooten zanger. Ten lof van
zulke mannen stemmen de dichters van Grie
kenland en Duitschland als met nen mond
overeen. Wat heeft eenmaal Homerus gezongen?
Alle sterflijke menschen der aarde nemen terecht ook
Zangers met achting op en eerbied; zelve toch
leert hun
Edelen zang do Muze en waakt steeds over den
zanger.
En Schiller:
Leben athme die bildende Kunst, Geist fordr' ich
vom Dichter,
Aber die Seele spricht nur Polyhymnia aus.
BWlIllJlllUllllllllllmlUUIllllllllmlIIIIIIHIl
IIIMIIIIIIlllllUltllllUIIIII
Van allerlei Prentkunst.
De prent kan iets anders zijn dan de drukbare
teekening. Het nabijkomen aan het karakter van
het niet gedrukte, kan haar als een bizondere
eigenaardigheid worden toegerekend, men kan
niet zeggen dat het de eigen aard van de prent
is. De tegenwoordige verfijning van procédé's
laat wel een groote rekbaarheid toe in den aard
van het te drukken materiaal. Maar dat die
algemeene verfijning ook kans op verslapping,
die rekbaarheid van grondaard ook mogelijk be
derf met zich brengen, dit valt dunkt mij moeie
lijk te loochenen. Wordt op de uitdrukking
van het subtiel-nerveuze, op de bekoring van het
los-spontane, op de vrije schrift van het bewe
gelijke alles gezet, zoo loopt men in kunst wel
kans den levenswortel slecht te verzorgen, den
grooten organischen bouw min te eeren, het
dieper gelegene der dingen voorbij te zien. Een
niet zoo soepel materiaal nu, vergt principieeler
bewerking, en de eisch tot deze voert terug naar
grooter stelligheid van begrip, naar meerder
eenheid van excecutie in meer fondamenteelen
bouw van verbeeldingen.
Intuïtie of bewust besef van deze en derge
lijke overwegingen, hebben in onze dagen, waarin
vooral cfe in boekverzorging gevatte prentkuiist
irrationeel werd van karakter en verband, enkele
verstandige kunstenaars aan het werk gezet, tot
een doen herleven der principieele preutkunst;
en zeer belangwekkend zeker, zijn hunne be
moeiingen om te volgen. Op de verdienste der
twee nummers van The Dial mochten wij hier
reeds meermalen wijzen, maar met groote ver
heuging ook, zullen belangstellenden in de be
zigheid de mannen van The Vale, van het nieuwste
voortbrengsel dezer nijvere artisten kennis nemen.
Gesteund door de bij vroeger werken opgedane
kennis, en staande voor de gelukkiger opgaaf
van niet een bundel allerhande literaire bijdragen,
maar wel n karaktervol verhaal, homogeen uit
te dossen en te verluchten, hebben zij in de
verzorging der oude van Daphnis en Chloëeen
boekdeel de wereld ingezonden, dat zeer boven
het vroeger door hen gegevene staat. En men
ziet hier nog duidelijker in, dat deze eendrachtig
samenwerkende Ricketts en Shannon, niet maar
omgaan met belangwekkende neigingen, geleid
worden door ongedefinieerd wenschen, of vervuld
zijn met goede noties, maar dat zij inderdaad
werken naar dat wijdere en heden zoo zeldzame,
wat een elk naar de voorkeur van zijn vocabulair