Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 837
Fransehe professoren zijn het dus met onze
studenten eens.
Wq willen nu eens zelfstandig onderzoeken of
«ij gelijk hebbeu en of het dan eigenlijk uoodig is,
dat de sociologie aan onze universiteiten worde
opgenomen.
Terstond zal men zeggen: al weer een nieuw
professoraat! als de studenten 't wenschen en er
een professor heil in ziet, laat hij voor hen dan
ook, heel eenvoudig en heel goedkoop (dat is de
hoofdzaak bij het booger onderwijs!),
eenprivatissimnm openen; dan komen de jongelui, die zoo
akelig ijverig zijn, op zijn kamer heel gezellig een
sigaar rooken en hun weet.lust bevredigen! Ja,
eenvoudig en goedkoop en gezellig is dat wel,
maar is 't ook goed, ook voldoende?
In vorige eeuwen werden b v. haast alle natuur
en medische wetenschappen aan de grootste uni
versiteiten vaak door n man onderwezen men
heeft dat lang geleden veranderd, gedwongen door
den vooruitgang en daarmede de splitsing dier weten
schappen en door de eischen van het onderwijs.
Heeft men heusch veel reden om te gelooven dat
wie op de hoogte is van ne wetenschap en daarin
goed les kan geven, nu ook in een ander, in een
zeer veel meer omvattende op de hoogte zal zijn
en bezielend onderwijs zal kunnen geven? Men
fcan bet natuurlijk wel verwachten, maar die ver
wachting is irrationeel.
Maar bovendien, men vergeet daarbij nog iets
en wel iets van zér groot belang. Er bestaat niet
alleen in eene of andere wetenschap een profes
soraat, opdat er in dat vak les gegeven worde,
maar ook en vooral, om die wetenschap te steunen.
die onderzoekingen mogelijk te maken onderhoudt
men een geleerde: was onze wetgever niet van dit
denkbeeld, meende hij dat alleen die vakken en
die vorschers recht van bestaan hebben, die
comptante betaling kunnen verkrijgen, dan bad hij geen
enkelen professor moeten salarieeren uit de staats
kas en dus Beschermen, maar de vrije concurrentie
tusschen hen openen. Maar de wetgever deed dit
gelukkig niet, hij zag het enorme gevaar van dit
stelsel voor den vooruitgang der wetenschap en
daarmee van alle beschaving zeer wel in. Welnu,
met deze wijze daad heeft hij ook de zware ver
antwoording op zich genomen zelf uit te moeten
kijken naar nieuwe vakken, wier studie noodzake
lijk blijkt te zijn; en wanneer de snelle ontwik
keling der wetenschap telkens nieuwe vakken
zelfstandig maakt, wanneer telkens nieuwe groepen
van onderzoekingen noodig worden, dan mag de
wetgever niet achterlijk blijven, dan is het zijn
plicht dezen vooruitgang te steunen. Door het salari
eeren van vorschers, zij het nog zoo matig, maakt de
Staat de wetenschap mogelijk; en dit geldt in nog
hooger mate als voor de oude, voor de nieuwe
vakken; er is geen enkele goede reden om aan te
nemen, dat een vorscher op zulk een nieuw ge
bied altijd zelf rijk zij, of een buitengewoon ver
mogen, om lang van niets te leven, bezitte, noch
is de stelling gerechtvaardigd, dat zijn vak wel
zoo beperkt, zijn werkvermogen wel zoo abnorrn
groot zal zijn, dat hij naast zijn
wetenschappelijken arbeid nog veel litteraire baantjes zal kunnen
vervullen, in Kederlmd trouwens een erkend on
mogelijke bestaanswijze. Er is geen ontkomen aaa;
of de studie der nieuwe wetenschappen moet aan
den rentenier worden overgelaten, of de Staat moet
hen, die zich aan haar wijden, het leven mogelijk
maken. Wat wil men: het laatste, of niet meedoen
aan de mooiste inspanning van fiet menschdom: de
uitbreiding der positieve kennis en daardoor de
heerschappij over de wereld?
De Sociologie, zooals nog blijken zal, is zeker
wel de belangrijkste van alle nieuwe wetenschap
pen; voor haar mag dus in de eerst' plaats staats
hulp verwacht worden, daar deze nu eenmaal hare
levensvoorwaarde is.
.vlaar er zij a nog achterdeurtjes, men kan nog
heel best aan deze conclusie, die een geldkostende
nieuwigheid zou met zich voeren, ontsnappen. Wij
zu'.len zien.
Er bestaat geen professoraat in de Sociologie,
dat is waar, maar de Staat steunt toch wel op die
wijze al hare onderdeelen, zoo kan men mij tegen
werpen en niet zonder een schijn van recht, maar
ook alleen met een schijn.
ininiiimmmmmiij
achtig rotsblok, met diepe spleten, vanwaar
men over een onafzienbare vlakte zag, blin
kend in het helle zonlicht. Boven hun hoofd
beschreven eenige aasvogels wijde kringen
in de blauwe lucht, hier en daar zag men
een konijntje schichtig met het kopje uit een
spleet kijken.
Na haastig het luncheon verorberd te
hebben en een slok cognac, aangelengd met
een dosis water uit een watervalletje, kreeg
Cyril weer vrede met zichzelven en het
menschdom. Adriaan's phlegmatieke pedan
terie hinderde hem minder. Het bewustzijn
dat hij den Boer in alle opzichten verre de
baas was, deed hem goed.
»'k Heb verduiveld slecht geschoten van
daag," merkte Cyril op.
»Dat gaat vrij wel; je zult er niet licht
meer schieten, dunkt me," aldus de ander.
«Jongens neen, 'k heb van mijn leven niet
zoo ongelukkig geschoten." EQ het geweer
opnemend, legde de Engelschman aan op
een classic, of bergkonijn, dat zijn neusje naar
de zon ophief en het slachtoffer werd van
zijn nieuwsgierigheid.
»De Kaffers houden veel van dansles,"
zei Adriaan, maar men kan ze niet gemak
kelijk vinden, ze kruipen altijd weg, tenzij
ze terstond dood zijn. Kijk, kijk !'' riep hij,
toen de dassie zich voortsleepte naar den
rand van een spleet in het rotsblok, waarop
de jagers zaten en in de diepte verdween.
»Hij is dood, zoo waar!" riep Cyril, over
eind springend. »Ik zal hem wel krijgen.
Uw zuster zal misschien gaarne het vel
hebben."
Adriaan glimlachte. Een dassie is geen
zindelijk dier, meestal zit hij vol ongedierte."
Cyril liep naar de plek waar het konijn
verDe Sociologie, de wetenschap van het maatschap
pelijk leven der menschen (in tegenstelling tot het
lichamelijke en het geestelijke), kan verdeeld wor
den in de Algemeene Sociologie en in verschillende
onderdeelen, die bijzondere gedeelten van het maat
schappelijk leven behandelen; straks over den in
houd der eerste, die in alle gevallen nog van onze
universiteiten is uitgesloten, nu eerst over die on
derdeelen. Bestaan er waarlijk voor hen alle leer
stoelen? Laten we eens even nagaan. In de
Ethnologie, de hoogst gewichtige voorschool van alle
sociologie en tevens een harer belangrijkste on
derdeelen 1) wordt alleen aan de Universiteit
te Leiden (de Indische inrichting te Delft komt
hier niet in aanmerking, daar zij geen
hoogeschool is) en dan alleen aaa toekomstige Indi
sche ambtenaren en ook alleen met het oog op
den Indischen Archipel les gegeven door een
hoogleeraar, die nota bene tevens met de
geographie belast is. De Crimineele Sociologie bestaat
voor onze lioogescholen en juristen nog niet en
toch moet ieder de kennis, dus de studie der
misdaad en der misdadigers als maatschappelijke
verschijnselen wel als onmisbaar voor het oor
deelkundig bestrijden van beiden erkennen, hoe
men dan ook over de principes der Crimineele
Anthropologie denkt. De Vergelijkende Geschie
denis van het familieleven en van alle andere
vormen van menschelijke associatie (kasten, gilden,
dorpen, steden, staatsvormen en hunne organen,
etc.), ontbreekt geheel, en toch mag van deze voor
ons menschen zoo enorm belangrijke groep van
onderzoekingen zér veel licht vertvacht worden,
waardoor we in staat zullen zijn de ontwikkeling
van nieuwe vormen van samenleving, de verande
ring van de oude, (we zijn haast bij niets zoo geïn
teresseerd) beter te begrijpen en zoo alleen heb
ben wij kans hierop een juisten invloed uit te
oefenen. Men zal toch wel niet meenen, dat de
hoogleeraren in het staatsrecht dit alles //er maar
bij moesten nemen, want ze hebbeu er toch wel wat
mee te maken"; zeker, zeer veel; de pathologen
moesten de anatomie en physiologie //er ook maar
bij nemen" vooruitgang a rebours; en boven
dien, men kan dat nu wel meenen, maar dat zal
toch niet gebeuren en zeker niet op de ware ma
nier; de studie van de Nederlandsche Grondwet
en de vergelijkende studie van al de vormen van
menschelijke samenleving eischen nu eenmaal een
andere voorbereiding-, een geheel anderen arbeid:
dat kan geen zuinigheid ter wereld veranderen.
De Ontwikkeling der Moraal, van het moreele leven,
wordt nergens behandeld: zon men haast niet een
oogenblik meenen, dat juist de belangrijkste vak
ken ontbreken ? En toch is hier reeds veel goeds
over geschreven en is het meer dan ooit noodig
om den gang van zaken in dezen te kunnen over
zien en beoordeelen, dat nog vél meer worde
opgedolven; maar geen vorschen zonder vorschers.
Nu zou men nog kunnen zeggen : ja, maar dit alles
hoort bij de geschiedenis thuis, 't zijn onderdeelen
der kultuurgescliiedenis! Ja, dat zou ook heel
aardig gezegd zijn; men kan nog verder gaan: alle
wetenschappen die den meusch betreffen^ bchoorcn
bij elkaar, eng zelfs; laten \ve ze allen aan n [
man opdragen, dan is het ook uit met dat eeuwige i
specialiseeren.' ja, maar zeker ook met al die '
wetenschappen en met dien armen nen professor!
Ik zou nog meer onderdeelen der Sociologie
kunnen noemen, die alle evenzeer on waarlijk
dringend eischen, dat wat door hen reeds vastge
steld werd, ernstig en met uitsluitende toewijding
verbreid worde, en vooral ook dat het aan
Nedcrlanders mogelijk gemaakt worde zich aan hunne
zoo belangrijke studie te wijden. Maar uu die Alge
meene Sociologie. Wat is haar taak, nadat iiet
heele werk reeds zoo verdeeld is? /ij vat al dat
werk samen, brengt het in verband, regelt het.
En bovendien onderzoekt zij de algeuieene grond
begrippen, die nauwkeurige vaststelling zeer be
hoeven, zooals bijv. de begrippen maatschappij,
volk, etc. Zij stelt den invloed dien al de ver
schijnselen, in de onderdeelen onderzocht, op elkaar
1) Zie hierover mijn opstel: ./Vooruitgang in
Ethnologie en olklore" in de Gids" van Mei l b!Ki
en mijn ,/Ethnologische Jurisprudentie'", //1 udisclic
Gids" 1890.
MltuiiiiiliiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiimimiimiiiiuiMiiiitiiiiiiiiiMiiiniiiiitimiiiiit
dwenen was en keek in de spleet.
»Hij is zoo dood als een pier," zei de
Engelschman. ;>We behoeven ons slechts
naar beneden te laten, een lucifer aan te
steken en het dier op te rapen."
»Xeen," zei Adriaan, »beproef het niet. Gij
zoudt er in gaan en nooit weer boven kun
nen komen. De spleten zijn bedriegelijk.
Laat mij het doen, als gij op die daxxie ge
steld zij t, maar 't is eigenlijk de moeite niet
waard. Morgen zult u een reebok schieten ;
vader zou het mij nooit vergeven als u iets
overkwam."
Cyril luisterde naar de ernstige woorden
van zijn gastheer en deze liet zich, na zijn
jas uitgetrokken te hebben, tusscheu de rots
wanden neer, waar geen twee voet speling
was en die, hoe lager hij kwam, elkaar steeds
meer schenen te naderen. Cvril stond aan
den rand toe te kijken hoe de jonge man
met groote moeite, al lager en lager daalde,
tot hij niets meer zag dan het hoofd van den
moedigen boer. Op eens verdween hij met j
een doordringenden gil, een doffe smak en i
pijnlijk gekerm.
«Adriaan, Adriaan," riep Cvril, in doods
angst. Maar hij kreeg geen antwoord. Hij
legde zich voorover op zijn borst en keek in
de diepte, stak lucifers aan en wierp ze naar
beneden. Eindelijk viel er een op iets, dat
Adriaan's hoofd bleek te zijn, want de pijn
van het branden bracht hem uit zijn bezwij
ming bij. Men hoorde een zwakke stem uit
het graf komen: »Dani.sh, ik heb mij erg
bezeerd; ik geloof dat er een been gebroken
is en ik kan niet op of neer. Uijd gauw naar
Modderfontein; haal mannen en touwen;
laat vader komen.'1
(Slot volgt)
uitoefenen, vast, en gaat na welke de gang en de
richting der ontwikkeling der verschillende maat
schappijen is en wat hierop, op de richting zoowel
als op de snelheid der beweging, invloed heeft.
De feiten waaruit zij deze wetten opmaakt, wor
den haar verstrekt door de Vergelijkende
Kuituurgeschiedenis, die den heelen gang der beschaving
van alle volken schetst en vergelijkt, door de
Polklore, die aantoont hoeveel resten van een vroegere
beschaving er in ieder hooger stadium van kui
tuur nog gevonden worden (bijv. bij onze tegen
woordige boeren bestaan nog vele overtuigingen,
die zij met de wilde volken gemeen hebben 2) en
eindelijk door de Volkskunde die deu
tegenwoordigen toestand van een of ander deel der bevol
king in alle richtingen schetst, en dus materiaal
aan verscheidene sociale wetenschappen verschaft.
Dit laatste vak zal toch ook in Nederland wel
mooie studies voortgebracht hebbeu, zal men zeg
gen eene natuurlijke, billijke verwachting, maar
helaas door de waarheid gelogenstraft. In Enge
land, Frankrijk, Duitsehland, Italiëen Rusland
bestaan uitstekende onderzoekingen over bepaalde,
vaak zeer kleine districten, wier bevolking nauw
keurig beschreven werd door goede waarnemers,
die door jarenlange vertrouwdheid met haar waar
lijk op de hoogte waren van hun taak. Ik noem maar
de namen Tiran. Singer, Bootb, de school van Le
Play, Jefimeuko. Ik heb nog geen enkele gedetail
leerde beschrijving van een deel van het feitelijke
Nederlandsche volksleven in al zijn richtingen kun
nen ontdekken. Enquêtes nu en dan zijn al een
heel onvoldoend surrogaat hiervoor.
Ik zal nu nauwelijks meer behoeven te
betoogen, dat de Oeconomie niet gelijk is te stellen met
de Sociologie, zoomin als de maag met den
geheelen mensch. Zij is alleen een zeer belangrijk on
derdeel van dat nog veel belangrijker geheel. Maar
al de beteekeuis van bet oeeonomische leven des
volks, van de wijzen waarop het in zijn licha
melijke behoeften voorziet, wordt eerst duidelijk
door de Algemeeue Sociologie, die immers het
geheele leven der maatschappij beschrijft en verklaart
en dus alleen de wisselwerking der onderdeeleu
van dat leven kan ophelderen.
De verhefüag der Sociologie tot een universi
teitsvak zou niet alleen onderzoekingen, in al deze
richtingen, waarvan de eene al belangrijker dan
de andere i«, bevorderen, deze noodige wetenschap
pen vooruithelp^n, aan vele studenten een feiten
kennis verschalf'jn, waaraan zij meer en meer be
hoefte zullen verkrijgen, maar het grootste directe
nut misschien moet ik nog noemen. Dit is vol
gens mij de verspreiding der sociologische
denkwij/,e, welke vooral hierin bestaat, dat zij de maat
schappij opvat niet als toevallige chaos, ook niet
als het resultaat van een willekeurig koutrakt, maar
als het langzame produkt der geschiedenis, als een
zeer ingewikkeld geheel, waarvan \ve tot nu toe
schandelijk weinig weten, maar dat evenals de
overige natuur door grondige, exacte, zooveel mo
gelijk volledige kennis meer en meer aan onze
heerschappij zal onderworpen worden. De sociolo- j
gisclie onderzoekingen aan de eene en het sociolo
gisch onderwijs aan de andere zijde, zullen aan steeds
meer menschen eerbied geven voor allo sociale fei
ten, hoe onaangenaam ook aaa eigen weuschen en
illusies, nauwkeurige kennis van alle in aanmer
king komende verschijnselen, ook van die, welke
niet aan de oppervlakte of binnen dagelijksch be
reik liggen, en eindelijk, ook de vaste, onwankel
bare overtuiging, dat met de juiste middelen, door
volledige kennis opgespoord, een onschatbaar groo
te invloed op den gang der maatschappelijke ont
wikkeling, op welk gebied ook, kan uitgeoefend
worden.
Is het iu dezen tijd niet meer dan ooit uoodig,
dat deze drie eigenschappen iii ruimer kring aan
gekweekt worden''
liclioeft het wel nog betoogd te worden, dat
vooral het onderwijs in de rechten onvolledig is
en niet het zoo noodige resultaat kan hebben, zoo
lang het niet wordt aangevuld dooi- cursussen,
ten minste in de Aigcmccne Sociologie, Jirfst ook
in enkele harer onderdeeleu:' lL.:t recht is imiu-TS
de kunst, de techniek, de praktijk, die toch niet
begrepen kan worden zonder de kennis der feiten,
waarop zij toegepast wonlt!
Oe JX'ederlaudschi; studenten hebben dm met
een zeer juist inzicht sociologische vereeuig'uigen
en niet .slechts oeeonomische opirericht. Laat de
regeeriug nu tooucn, dat ook zij de behoefte van
den tijd, van de .studenten eu van de wetenschap
begrijpt eu bevredigen wil, en vorschcrs, tevens
onder» ijzers, in de Sociologie aanstellen.
l,<:itlt'ii. .Mr. S. It. STKIXJIKT/.
~T} May ik nog eens naar mijn bovengenoemd
opstel vcrwij/.cn, waar ik de laak der Folklore
volg ens mijne voorsielling nader beschrijf?
TOONLLKMVZILK
Het Tooneel.
?liet Xederlnndsch Tooneel" beproefde zijn
gel uk met -Ifofft'w, drama in vier bedrijven naar
don roman van Ouida. uit liet Kngelsdi van li.
Ilamilto!!. Ik ken drie soorten van uit romans
bewerkte tooneelstukken : die welke alleen te
genieten zijn voor hen, die den roman kennen, om
dat zonder kennis van dezen de personen en bun
doen en laten ecu raadsel blijven; die, welke
alleen te genieten zijn voor hen, die den roman
niet kennen, omdat zij op zich zelf niet kwaad
zijn, doch met den roman vergeleken een
caricatuur daarvan schijnen en die, welke voor niemand
te genieten zijn, omdat zij onbegrijpelijk en
oninteressant te gelijk zijn. Motten behoort, als
ik mij niet bedrieg, tot do eerste categorie. Het
vond bij een deel van bet publiek vooral in de
laaiste bedrijven veel bijval. Ik heb Ouida's
roman niet gelezen; ik vermoed, dat dit met de
toejuicbers wel bet geval was. Hoe anders het
succes te verklaren V Vere Herbert, een
engelrein jong meisje, schenkt prins Zouroft', een
geblaseerden losbol, dien zij verfoeit en ver
acht, hand en hart. Waarom? Ja waarom?
Haar moeder, Dolly Vanderdecken, is op het
huwelijk gesteld. Om Vere over te halen fluis
tert zij haar een verschrikkelijk geheim in het
oor, een geheim, dat op deze zulk een indruk
maakt, dat zij terstond in het gehate huwelijk
toestemt. Had men ons, arme toeschouwers, dit
geheim ook verteld, dan waren wij uit de on
zekerheid geweest en hadden wij Vere's lot en
lijden misschien met eenige belangstelling gade
geslagen. Xu is hiervan geen sprake. Het ge
heim prikkelt en vervolgt ons, neemt heel ons
denken en voelen in beslag. Waarom trouwt het
onschuldige kind den liederlijken roué? In het
derde bedrijf wordt onze nieuwsgierigheid eindelijk
bevredigd, doch tegelijkertijd een nieuwe twijfel
in ons opgewekt. Dolly had Vere verteld, dat zij
Zouroft' groote sommen schuldig was en deze had
gedreigd haar te zullen vervolgen, indien Vere
niet de zijne werd. Vere heeft zicb voor haar
moeder opgeofferd. Dit weten wij dus. Wat blijkt
echter op hetzelfde oogenblik? Dat Dolly Vere
had voorgelogen en zij om een andere reden het
huwelijk wenschte. Om welke dan toch ? Natuur
lijk zegt men ons dit weer niet. In het laatste
bedrijf zal de hertogin de Sonnaz, Zouroff's min
nares, ons eindelijk uit de ellende helpen; de
woorden branden reeds op haar lippen daar
knalt een schot; Zouroft'heeft geduelleerd en is
gevallen; de hertogin snelt naar buiten en neemt
de oplossing van het raadsel met zich mede. Zij
komt niet weder ten tooneele; het geheim blijft
een geheim. Het drama eindigt voor het is be
gonnen. De toeschouwer is bedot, bedrogen, beet
genomen. Van de personen heeft bij weinig of niets
begrepen; van hun handelingen evenveel.
Hoe kwam men er toe Motten te dramatiseeren ?
Begreep men dan nier, dat Ouida's romans voor
zulk een operatie allerminst geschikt zijn, even
weinig geschikt als b. v. die van Couperus ?
Hun belden zijn alleen belden, hebben alleen
schijn van realiteit, boeien en overtuigen alleen
in de bijzondere en voorname, in de precieze
en precieuze voorstelling, die de roman van hen
geeft. Ze uit hun omgeving te rukken, ze voor
bet rauwe en schelle voetlicht te brengen is ze
verminken en vermoorden. Een dramaturg als
Hamüton had daartoe allerminst het recht.
Zijn dramatiseering is de onhandigheid en on
beholpenheid zelve. Hoeveel tooneelen beeft
ieder bedrijf ? De personen hollen het tooneel
op en af, dat men er wee van wordt. De
deuren staan niet stil. Werd er niet ge
sproken, men zou kunnen denken met een
Engelscbe pantomime te doen te hebben. De
schildering van het milieu, waarop het voor
alles aankwam, is mislukt of niet eens be
proefd. Hier was een man als Sardou, de Sardou
van Dora", »Fernande" of Odette ', noodig, orn de
verdorven wereld, waarin Vere verkwijnt en verstikt,
die op baar in- en terugwerkt, die aan haar
karakter kleur en klem geeft, in een paar
breede en forscbe streken, duidelijk, boeiend en
dramatisch te gelijk te schilderen. De eenige
iiguur, die eenigszins uit de nevelen te voor
schijn treedt, waarop men vat, waaraan men
houvast heeft, is die van Fuschia Leach, de
practiscbe en kordate Amorikaansche.
Mevrouw Iloltrop (Vere) heb ik bewonderd
om het vele moois van plastiek en dictie, dat
zij te genieten gaf en om de soberheid en echt
heid, waarmede zij de ultra-dramatische too
neelen in bet derde en vierde bedrijf vertolkte.
Haar creatie had stemming en karakter Dat zij
op mij en waarschijnlijk op velen slechts zelden
diepen indruk maakte, is de schuld van het stuk,
niet van het spel. Het dankbare rolletje van
Fuschia was bij juffrouw Lorjéin de beste
handen. Zij was het lichtstraaltje in de narig
heid. Mevrouw l'auwels Van liiene (Dolly) was
voortreffelijk in baar komische wanhoop en ge
krenkte wereldwijsheid. De beer Tourniaire
(Zouroft') was misschien wat heel ruw, zelfs
voor een Kus, de heer Clous ((Jorrèze) mis
schien wat heel zoet. zelfs voor een tenor. Van de
minL-e.n-KCÏ'iie was veel werk gemaakt. De
dames wedijverden in keur en pracht van toiletten.
In bet Grand Théatre'' vertoont het gezelschap
ven Lier I); f'ibriek-mmid, een sociaal levensbeeld
uit bet Duitsch van F. Gottscheid door G. van.
der Zeijde. Wat een sociaal levensbeeld is, weet
ik niet. i)c, fabneksxinul is een melodrama met
een brokje van de sociale kwestie tot onder- en
achtergrond, een ///i-r/e-o/<We-draakje. De per
senen duivelen of engelen als in het echte, oude
melodrama. De duivelen echter niet meer ver
tegenwoordigd door den edelman, doch door den
werkgever, de engelen niet meer door den bur
german, doch door den werkman. De geschie
denis die van tal van melodrama's. De duivel
heeft een dochter, in de wanbegrippen harer vade
reu opgegroeid. Door een toeval worden baar de
oouen geopend. Den tot beden door baar vereerden
stand der duivelen gaat zij verfoeien, den tot he
den door haar verfoeiden stand der engelen ver
eeren. Sociaal herboren begint zij eerst nu te leven.
De.f'jlinekxxuiuliii niet beter en met slechter dan tal
van goed-ordinaire melodrama's. Het bevat boeiende,
minder boeiende en alles eerder dan boeiende too
neelen. Of de sociale kwestie op bet tooneel op haar
ware plaats is, niogpn anderen uitmaken. Dat
Uef'ul/rici^ifiniil veel kwaad zal stichten, geloot'ik niet.
Het is aandoenlijk idealistisch en niet al te par
tijdig. De werkgever is een caricatuur van
tnigi-komischo boosaardigheid, doch dit schijnt
in deze -sociale levensboelden'' nu eenmaal met
anders te kunnen. Den meesten bijval vonden
een geestdriftige verheerlijking van den arbeid en
liet verzoenende slot. Van de uitvallen tegen
maatschappelijke toestanden en verhoudingen
werd er slechts n beklapt, namelijk die tegen
den opschik en weelderige kleedij der dames!
De grootste verdienste van een stuk als Ue
fabritk*SHiiil is, dat bet diegenen, die de gelegen
heid of den moed missen echte volksoploopen en
vechtpartijen, echte socialisten-betoogingen en
-vergaderingen bij te wonen, in staat stelt, deze
schade op gemakkelijke en volstrekt ongevaar
lijke wijze in te balen. De groote grief, die men
tegen bijna alle «sociale levonsbeelden" moet
laten gelden, is deze, dat zij de kunst niet dienen
en de sociale kwestie niet verder brengen, dat zij