Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 837
Eene yoorrede,
door
HBNRIK IBSBN.
Paul Ginisty, een consciëntieus criticus en
prettig verteller, geeft ieder jaar zijn
feuilletonkritieken in een deeltje verzameld uit, en deze
boekjes kunnen werkelijk als betrouwbaar over
zicht van de Fransche litteratuur voor zulk een
jaar gelden. Hij tracht dan altoos als inleiding
een opstel van een bekend litterator van den dag te
kragen, en is ook daarin meest heel gelukkig
geslaagd; de p>éfaces van Louis Ulbach, Fouquier,
Jules Lemaitre, Claretie, Coppée, Richepin,
Anatole France hebben aan Ginisty's Année Littéraire
eene verhoogde waarde gegeven. Dit jaar heeft
Ginisty zich tot Hendrik Ibsen gewend, en de
Noorsche dramaturg, die op 't oogenblik ook in
Frankrijk zeer in de mode is, heeft een stuk
autobiographie ten beste gegeven, dat voor ieder
een interessant is.
»Het werk waarmede ik mijne letterkundige
loopbaan begon, het drama Catilina, schreef ik
in den winter 1848?1849, ik was toen 21 jaar oud.
Ik was toen te Grimstad en moest zelf mijn
levensonderhoud en mijn studiekosten betalen.
Het was een onrustige ty'd ; de Februari-revolu
tie, de opstanden in Hongarije en elders, de
Sleeswjjksche oorlog, dit alles had op mij een
1 diepen indruk gemaakt en er toe bijgedragen, mijn
geest te doen rijpen, die toch ondanks alles, nog
lange jaren onvast en wankelend bleef. Ik schreef
vol geestdrift dithyramben aan de Hongaren,
waarin ik hen aanmoedigde in den strijd te vol
harden ; ik schreef eene lange reeks van son
netten aan koning Oscar, die voornamelijk
voor zoover ik mij herinneren kan den raad
bevatten, zich terstond aan het hoofd van een
leger te plaatsen, en het broedervolk aan de
grens van Sleeswijk bij te staan. Ik twijfel er nu
zeer aan geheel omgekeerd van destijds of
myn gevleugelde proclamatiën aan Magyaren oi
Noordlanders eenig nut konden brengen en be
schouw het bovendien als een gelukkige bestie
ring, dat zij in den toestand van bijna geheime
manuscripten gebleven zijn. Ik kon echter
destyds ook niet nalaten, mij waar het te pas kwam,
in hartstochtelijke woorden, in den geest van mijn
verzen, uit te laten, hetgeen mij van vrienden en
kwaadwilligen niet veel anders opleverde, dan
het twijfelachtig resultaat, door de eenen te wor
den beschouwd als voor onopzettelijk comicus
aangelegd, terwijl de anderen het zonderling
vonden, dat een jonge man in ondergeschikte
positie het waagde, vraagstukken te bespreken,
waarover zjj zelf nog geen meening durfden hebben.
Ik moet de waarheid hulde brengen en er bij
voegen, dat mijn gedrag, gelijk herhaaldelijk
bleek, aan de maatschappij niet het recht gaf
te hopen, dat ik haar door een overmaat van bur
gerlijke deugden nuttig kon worden; tegelijk
maakte ik mij door epigrammen en caricaturen
allerlei personen tot vijanden, die een betere
behandeling van mijn kant verdiend hadden, en
wier vriendschap ik toen niet wist te waardeeren.
In n woord: terwijl daarbuiten een storm van
groote gebeurtenissen losbrak, bevond ik mij op
voet van oorlog met de maatschappij, waarin ik
door mijn stoffelijke positie en mijn levensom
standigheden opgesloten was.
Zoo stonden de zaken ten tijde dat ik, mij voor
nrijn baccalaureaat voorbereidend, den Catilina
van Sallustius en de redevoeringen van Cicero
tegen hem bestudeerde. Ik verslond die werken,
en eenige maanden daarna was mijn drama klaar.
Zooals men uit mijn stuk zou kunnen zien,
deelde ik toen volstrekt niet de meening van de
twee Romeinsche schrijvers over karakter en
handelwijs van Catilina; ook nu nog hel ik over
tot de meening, dat de man ondanks alles vele
groote hoedanigheden had, en dat daarom Cicero,
de gewetenlooze advocaat der meerderheid, ver
koos te wachten met zich tegen hem te wagen,
tot de gebeurtenissen hadden getoond, dat dit
zonder gevaar geschieden kon. Men moet ook
bedenken, dat er weinig historische persoonlijk
heden zijn, wier schildering wij zoo uitsluitend
uit de.hand van zijn vijanden hebben, als die
van Catilina.
Mijn drama werd 's nachts geschreven. Ik
was om zoo te zeggen gedwongen, de vrije uren
waarin ik studeeren moest, aan mijn welwillenden
chef, wien zaken boven alles gingen, te ont
stelen ; en eenige minuten maar van die gestolen
uren durfde ik voor het verzenmaken besteden.
Ik had dus geen anderen tijd dan den nacht tot
mijne beschikking, ik denk dat dit ook de on
bewuste reden is, waarom bijna het heele stuk
bij nacht speelt....
Ik moest natuurlijk het voor mijne omgeving
zoo onbegrijpelijk feit, dat ik een drama schreef,
geheim houden; maar een jong dichter van twin
tig jaren kan zonder vertrouwden niet leven, en
zoo vertelde ik aan twee vrienden van denzelfden
leeftijd mijn genotvol geheim.
Wij vestigden alle drie groote verwachtingen
op dien pas voltooiden Catilina. Nu moest er
vooreerst een »net-copie" van het stuk gemaakt
worden, om het onder een pseudoniem bij een
tooneeldirectie te Christiania te doen bezorgen,
en het dan aan een uitgever te zenden. Een
van die trouwe en in mij geloovende vrienden
nam de taak op zich, een schoon en lees
baar handschrift van mijn ongecorrigeerd klad
te maken; hij voltooide deze taak met zulk
een angstvallige nauwkeurigheid, dat hij geen
enkel van de gedachtenstreepjes vergat, die ik
my in den gloed van het ontwerpen op aller
lei plaatsen, waar het juiste woord mij maar niet in
de gedachte kwam, had veroorloofd. De ander
van mijne vrienden, wiens naam ik hier noem,
omdat hij niet meer tot de levenden behoort,
Ole C. Schulernd, destijds student, later advo
caat, reisde naar Christiania met het »net" in
z\jn zak. Ik herinner me nog een van zijn
brieven, waarin hy mij mededeelde, dat hy zoo
juist den Cati/ina bij de directie van het Na
tional-theater bezorgd had. Hij was overtuigd,
dat het stuk spoedig gegeven zou worden;
hij kon er natuurlijk niet aan twijfelen of de
directie bestond uit louter mannen, die »er
verstand van hadden." Evenzeer was hij over
tuigd, dat alle uitgevers in de hoofdstad gaarne
bereid zouden zijn om een aanzienlijke som voor de
eerste uitgave te betalen. Wat naar zijn raad
alleen overbleef, was, den uitgever te vinden,
die van deze allen het hoogste bod deed.
Na lang en angstig wachten doken de bezwaren
op. De directie van het Theater zond aan mijn
vriend het stuk terug, met een zeer beleefde,
maar zeer besliste weigering, toen bezocht hij
alle boekhandelaren een voor een, en allen gaven
hetzelfde antwoord als de tooneeldirectie. De
royaalste nog vroeg zoo en zooveel om het stuk
te drukken en zeide niets van eenige betaling
aan mij.
Dit alles was echter niet voldoende om mijn
vriends gerustheid omtrent de overwinning te
wijzigen. Integendeel. Hij schreef mij dat het
veel beter was, dat de zaak zoo stond. Ik kon
nu de publicatie van het drama zelf in handen
nemen; hij zou mij het noodige geld geven. De
winst zouden w\j deelen; hij van zijn kant nam
de administratie over, natuurlijk behalve het
corrigeeren van het boek, daar wegens het
mooie handschrift, het drukken al heel gemak
kelijk zou gaan. In een lateren brief deelde
hy mij mee, dat hij, met het oog op de vooruit
zichten, van zins was, zijne studiën op te
geven, en zich geheel aan het uitgeven van mijn
werken te wijden; hij meende dat ik allicht twee
of drie drama's per jaar kon schrijven, en was
met behulp eener waarschijnlijkheidsrekening tot
de conclusie gekomen, dat wij van de winsten
daarvan spoedig de groote reis door Europa en
het Oosten, onze wensch, zouden kunnen onder
nemen.
Intusschen vergenoegde hij zich vast met een
kleine reis, naar Christiania. Daar was ik in het
voorjaar van 1850, en kort te voren was de
Cuttlina in de etalages der boekhandelaars ver
schenen.
Het stuk had een zeker succes, vooral in
studentenkringen; maar de kritiek lette vooral
op de slechte verzen en beschouwde overi
gens het werk niet als het product van
een gerijpten geest. Een zachter oordeel werd
maar door n uitgesproken, maar juist die
eene was de man, wiens bijval mij steeds
dierbaar is gebleven, en dien ik altoos hoog in
eere heb gehouden. Ik maak van de gelegen
heid gebruik om dezen man nog eens mijn dank
uit te spreken. Van de kleine editie werden
niet veel exemplaren verkocht. Mijn vriend bezat
er een zeker aantal, en ik herinner mij, dat
wij op een avond, toen ons gemeenschappelijk
huishouden in zeer grooten nood was, samen
met het pakket naar een koopman gingen en
het als misdruk verkochten. In de eerste dagen
die daarop volgden hadden wij aan het aller
noodzakelijkste geen gebrek.
Gedurende mijn verblijf in mijn vaderland, het
vorig jaar, en vooral na mijn terugkeer in deze
stad, zijn de wisselende indrukken van mijn
schrijversloopbaan sterker en helderder dan ooit
mij weer voor den geest gekomen. Onder ande
ren heb ik ook dien Cataltna overgelezen ; ik
had de bijzonderheden van het boek haast geheel
vergeten, maar toen ik het nu weer voor oogen
terug, kwam ik tot de conclusie, dat het toch
niet weinig dingen bevatte, die ik als mijn eigen
dom mocht beschouwen, vooral wanneer men be
denkt, dat het mijn eerste stuk was. Er zitten
reeds heel veel gedachten in, waarmede mijn
latere werken zich hebben bezig gehouden;
het conflict tusschen den aanleg en de eerzucht,
tusschen den wil en de mogelijkheid, tusschen
het gelijktijdig tragisch en komisch streven van
menschheid en individu, gedachten, die daar
reeds in vage aanduidingen opduiken. Ik nam
het besluit, den Catilina weer te laten drukken
en mijn uitgever gaf met zijn gewone goedheid
zijne toestemming.
Men kon natuurlijk niet zoo maar de oude
uitgave laten herdrukken; zooals men uit liet
vorenstaande begrijpen kan, was het niets an
ders dan de afdruk van mijn onvolmaakt en
ongecorrigeerd handschrift, de eerste ruwe schets
van mijn werk. Toen ik mijn drarna herlas,
herinnerde ik mij zeer duidelijk, wat mij oor
spronkelijk door het hoofd gegaan was, en
ik zag in, dat bijna nergens de gekozen vorm
op voldoende wijze weergaf wat ik had willen
uitspreken. Ik vatte dus het besluit, dat gedicht
mijner jeugd in al zijn deelen om te werken,
zooals ik meen, dat ik het toen reeds had kun
nen doen, wanneer ik den noodigen tijd tot mijn
beschikking gehad had, en wanneer de omstan
digheden mij gunstig geweest waren, maar zonder
iets aan het ontwerp en de handeling te verande
ren . . .
Veel dingen,waarvan ik 25 jaar geleden droomde,
zijn vervuld geworden, al is het ook niet zoo vlug
en op die wijze gebeurd, als ik destijds hoopte.
Ik geloof overigens dat het het beste was, wat
mij kon gebeuren en wanneer ik, achteruitziend,
mijn leven beschouw, doe ik dat met een gevoel
van dankbaarheid voor alles en allen."
Het Russische Staatsblad drukt een curieus
stuk af, dat aan het Esthisch genootschap te
Yourieft' (Dorpat) is meegedeeld, liet is een
verzoekschrift, in 1758 aan keizerin Elisabeth
Petrovna aangeboden door Emmanuel Kant, die,
te Kiinigsberg wonende, met de andere inwo
ners der stad Russisch onderdaan was geworden,
nadat Oost-Pruisen door het leger van Apraxin
veroverd was. Het stuk luidt:
»Zeer doorluchtige en machtige vorstin,
alleenheerscheres aller Ruslanden, genadige en ver
hevene Keizerin.
Tengevolge van het overlijden van wijlen doctor
en professor Kuncke, is de professio ordinaria
in logica en metaphysica, welke hij aan de
Universiteit te Koeningsberg vervulde, vacant
geworden. Deze wetenschappen zijn altoos het
hoofdvoorwerp van mijne studiën geweest. Gedu
rende de drie jaren die ik aan de Universiteit
van deze stad heb doorgebracht, heb ik ze ieder
semester in privaatcolleges onderwezen. Ik heb ze
tot onderwerp van twee openbare ditsertationes
gemaakt, en getracht de uitkomsten van mijn
arbeid bekend te maken door over de stof vier
artikelen te publiceeren in een Intelligenzwerk
dat te Kiinigsberg verschijnt. Ook ben ik in drie
brochures en drie verhandelingen over wijs
begeerte op het onderwerp teruggekomen.
De hoop, in dienst der Academie te blijven en
vooral de genadige wil van uwe Keizerlijke Ma
jesteit om hare verhevene bescherming te ver
leenen aan de wetenschappen, doen mij besluiten
Uwe Keizerlijke majesteit eerbiedig te
'.e:zoeken mij de vaceerende professio ordintra te
verleenen.
Ik durf Uwe Keizerlijke Majesteit verzekeren
van mijn diepe dérotion (sic).
Uwer Majesteits zeer getrouwe dienaar
EMMANFKL KAST.
Königsberg 14 December 1758.
Op den rand draagt het verzoekschrift eene
noot:
»De magister artiwm E. Kant smeekt Uwe
Majesteit hem genadiglijk het vaeeerend profes
soraat in de logica aan de Universiteit te Königs
berg te verleenen."
Eigen Haard van Juni bevat o. a.: Minta
! door Louise B. B.; Jan Pietem. Koen,
door A. W. Stellwagen, (met ill.); Het korps
ffenietroepen en het kamp te Zeist, (met ill. van
J. Hoynck van Papendrecht); Mr. J. T. Bui/js,
door Mr. W. van der Vlugt (met portretten) ;
In een Japanscht.n tempel, door Batavus; Gedich
ten, van E. Rica; Schnftlezwq, door M. W.
Cornelis ; Van de loereldkermis, door Batavus.
Als platen : Op de vischmarkt te Amsterdam,
naar Hans Hermann ; Over de onderdeur, naar
P. van de Velde; Burger en Werkman, naar
Brispot; Men lattige gas-t, naar Jacob Maris.
Het levensverzekeringblad Zonneschijn heeft
op zijn prijsvraag voor eene tendenz-novelle elf
inzendingen ontvangen, en daarvan bekroond de
novelle Kust, van den heer G A. Geerligs, hoofd
der school en letterkundige te Zegwaard. De
jury bestond uit de II.H. Dr. E. Laurillard,
W. Gosler en Prof. Dr. II. U. Mevboom.
mmiliitiiitlHliMMiiiimiilMiiiiiitiMiiimiimiiuiluiiitiimiiiiiumi
SCHETSJES
»t. t"-*-"- -? j
De Noord-Amerikanen.
(Slot).
Een geboren Amerikaan is de hoogste eer
burger te zijn. De hoogste eer, die meu iemand
kan geven, is dat men van hem zegt: hij is een
goed burger." Trouwens het stemrecht is in de
I'nic, hoewel niet geheel vrij, algemeen. Een
Amerikaan, die niet meeleeft met liet staatkundig
leven der Luie, i.s misschien een onmogelijkheid
en zoo er al hier en daar een is, dan wordt hij
door de anderen om deze onverschilligheid gemin
acht. Ook de negers zijn burgers en hebben stem
recht en hoewel zij om hun donkere huid door
de blanken worden veracht, de Oosterlingen heb
ben, tot groote ergernis van de Zuiderlingen, de
libcraliteit om van hen te zeggen, dat, zij gootl
n/.i:ens zijn. De Chiueezen missen het stemrecht,
niiiar talen er ook niet naar het te verkrijgen. Zij
blijven altijd Chincrzcu, leereu zeer zelden Engelsch
eu hoe hartelijk de blanke Amerikanen ook hunne
broeders iu 't zwart" minachten, en de blanke
r u de zwarte Amerikanen verachten de Chineezen,
wier getal in de Verecuigdc Staten zeer groot en
wier werkkracht zeer nuttig is, nog inniger. In
enkele staten hebben de vrouwen een volkomen
gelijk stemrecht als dat der mannen en staan alle
staatsbetrekkingen op volkomen gelijke wijze als
voor de mannen voor haar open.
De rnatigheidsbeweging heeft enkele staten ge
heel gewonnen. In de 'fcniptrünre statcs is sterke
drank enkel in de apotheek en tegen recept van
den doctor verkrijgbaar, wat niet verhindert dat
de iKin-noiiix er op clandestiene wijze sterken drank
verkoopen, of de doctors er recepten schrijven
voor groote hoeveelheden whiskcy tegelijk. De
matigheid wint er niet veel bij.
Daar de Unie een oorlogsbudget heeft, kleiner
bijvoorbeeld dan dat van ons land en hare kosten
van vertegenwoordiging in het Buitenland naar
verhouding veel geringer zijn, daar alle staten er
in bijdragen, zijn de belastingen er zeer laag. Vele
staten zijn volkomen schuldvrij en directe belas
tingen zijn er onbekend. Hier en daar vindt
meu indirecte belastingen. Illinois, bijvoorbeeld,
een der bloeiundste staten, heeft geen schulden en
heft geen belastingen, ('hicago, zijne hoofdstad,
heeft, schuld maar tot een betrekkelijk zoo klein
bedrag, dat wanneer alle bewoners der stad 10
dollars kouden bijdragen, de schuldenlast geheel
gedelgd zou zijn. Dit is de hoofdreden waarom
het onderwijs in de Republiek zoo voortreffelijk
is en zoo voortreffelijk kan zijn. Een groot, deel
van hare inkomsten kan de Unie besteden voor
haar staats-onderwijs. Het onderwijs is er vrij,
maar zoodra ergens vijftien kinderen bijeen zijn,
geeft de staat een onderwijzer.
Met deze enkele trekken heb ik enkele
hoofdtoestanden der Vereeuigde Staten trachten te
schetsen, liet behoeft geen verdere verklaring, dat
die toestanden invloed oefenen op de mcnschcn.
Het, ligt buiten het domein dezer oppervlakkige
proeve aan te toonen hoe en waar de invloeden
op het volkskarakter der Noord-Amerikanen wer
ken. Ik heb hier enkel te zeggen: aldus zijn de
volkstoestanden waarouder de ineuschen leven, zoo
zijn de menscheu zelf. Niettemin komt, 't mij nood
zakelijk voor nogmaals te wijzen op het feit, dat
de Unie als staat nog in haar eerste tijdperk is
en dat dit de oorzaak is van hare uitcenloopende
wetgevingen, die sporen dragen van de gebrekkige
organisatie, waarin alle staten der Federatie
verkeeren. Dat kan trouwens niet anders. Het groote
en schoone rijk der Unie heeft eene bevolking,
wier aanwas door geboorte, maar vooral door emi
gratie zoo snel is, dat hij dien van alle landen
overtreft. Zoolang de Federale Republiek geen
bevolking heeft die zich geleidelijk vermeerdert,
kan zij zich geen algemeene wetgeving scheppen.
De Republiek der Vereenigde Staten heeft uu
de vrije emigratie gebonden: zij laat noch onher
stelbare zieken, noch armlastigen, noch veroordeelde
personen meer toe. Men zou haar kunnen toevoegen,
dat zij door en onder eene vrije emigratie is groot ge
worden en dat haar grondgebied ruimte en wel
vaart bevat voor misschien vijftigmaal het tegen
woordig getal harer burgers. Toch getuigt 't van
een juist inzicht, dat zij de onherstelbare zieken
en de armlastigen voortaan buiten houdt. Het
klinkt hard, maar het is een waarheid, dat, deze
beide klassen van menschen de vrije ontwikkeling
van andere rneuschen belemmeren Minder verde
digbaar is 't, dat zij de veroordeelden uitsluit. In een
volkomen ontwikkeld land misschien gevaarlijk, is een
groot getal van de menschen, die, niet door luiheid
of verliederlijking als eerste oorzaak, maar door een
teugellooze begeerte naar zinnelijk genot, in de
gevangenis zijn gekomen, in een primitief land,
waar ze die begeerte, vaak vergezeld van groote
wilskracht en ondernemingsgeest, kunnen
uitvieren of althans beter kunnen voldoen, geheel op
zijn plaats. Indien liet Congres een halve eeuw
vroeger deze lieden had buitengesloten, zou de
Unie enkelen harer leden gemist hebben, die krachtig
hebben meegewerkt aan de sublieme ontwikkeling
en de tegenwoordige grootheid van het land, en
wier zone», evenals hunne vaders, de geëerdste en de
rijkste burgers zijn, al bewijst dit, allerminst in
Amerika, veel voor hunne achtenswaardigheid.
Maar buiten deze uitsluiting om komen dagelijks
honderden werkers uit Europa de Vereenigde Staten
binnen. Geen droomers, geen peinzers ; maar lieden
die verstand hebben ; gezonde, sterke lichamen,
heldere koppen, stoere armen, handen die flink
aanpakken en niet loslaten. Deze verspreiden zich
door Amerika en brengen uit Europa al dadelijk
de karaktertrekken, energie en ondernemingsgeest
over. De andere karaktertrekken worden gew zigd
door de bestaande Amerikaansche toestanden ; deze
worden er enkel door versterkt. Of de pas burger
der Unie geworden emigrant Nederlander of Ier,
of Zweed of Italiaan zij, de scherpe nationale kan
ten verliest hij i-piedig, zijn in ieder geval weg
gesleten in zijne kinderen : hij is Amerikaan
geworden. Een Hollander, die iu zijn vaderland
aan de politiek levendig deelneemt, is een zeld
zaamheid, maar in Amerika waar hij net stemrecht
ontvangt, is hij een onvermoeid politicus. Toch
komt zijn oorspronkelijk conservatief karakter
dadelijk uit : de Hollanders in Amerika behooren
meest allen tot de Republikeinsche, dat is de be
houdende partij.
't Is waar. dat de nationaliteiten zich iu sommige
Amerikaausche steden concentreeren. In Illinois,
Wisconsin, Michigan, vindt men ^eden, die hoofd
zakelijk door Hollanders worden bewoond. In
Louisiana, Arkaiisas, Missouiïis het Eransohe
element in vele plaatsen en van ouds
overheerschend. In Gcorgia, Elorida en Mississippi zijn de
Italianen zeer sterk. De Belgen zijn talrijk in
Dakota en overal vindt men, om van de Engelschen
en de Ieren niet te spreken, de Duitscliers en de
Skandiuaviërs in grooten getale verzameld, ('hicago
bijvoorbeeld is zoo goed als een Duitsche stad:
het getal Duitschers bedraagt er meer dan een
derde der geheele bevolking.
Maar de algemeen-gesproken taal is Engelsch en
dat, reeds vervormt de individuen, die hu:i volksaard
typceren. Zij, die pas de Unie zijn binnengekomen,
mogen nog onder den invloed zijn van hun ge
boorteland met, zijne eigenaardige toestanden : na
een verblijf van vijf, van tien jaren in de Staten,
is die invloed te niet gedaan. De echte, typische
Amerikaan is misschien juist hij, die in eenander
land geboren is. Hij is bij uitstek de bluffer: de
man die ingenomen is met, de Amerikaansche
torstanden en 'flie Oll mit'utrij, waar het, leven schijnt
te slapen, minacht. Zijne kinderen, in Amerika
geboren, zijn vol enthousiasme voor de Vereenigde
Staten, maar erkennen dat ook Europa iets goeds
heeft. Zijne kindskinderen snakken er naar eenmaal
in hun leven Europa te zien, als het Mekka der
Beschaving.
Ik zal later trachten het, karakter te secteeren
van den gemiddelden Amerikaan en van de ge
middelde Amerikaansche.
VOSMEER DE SPIE.
MES
vo
Prinses May.
.MWfcits. Tatocceren. Bloemen.
Dit Nizza.
Prinses .May heeft van haren bruidegom geen
verlovingsring willen hebben, beweert men, om
dat het nog zoo kort geleden is, dat zij dien
van zijn overleden broeder ontving, /ij heeft
toen van prins George een engagements-annband
gekregen, samengesteld uit chrysoprasen, op dit
oogenblik de modesteen; zijn melkachtig groene
glans heeft dien van den maansteen, een jaar
geleden de rage, in de schaduw gesteld. Men
zal nu weer gaan gelooven, evenals vroeger, dat
de maansteenen ongeluk aanbrengen, evenals de
pauweveeren. Alleen zoolang het mode is, wordt
zulk een vooroordeel geschorst.
Onder de geschenken, die de prinses ontvan
gen beeft, was ook een portefeuille met 43 aqua
rellen, door de leden der Lady-Artists-club
gemaakt. Het cadeau is op eene receptie bij
Mrs. Marrable, de presidente, tentoongesteld;
eenige schetsen, door Mrs. Marrable, Mrs .lopling,
Miss Beresford, Miss Butler, Miss Charlotte Spiers
werden zeer geprezen, en vooral een prachtig
stuk door Miss O'llara, zee en rotsen in Ierland.
Naar aanleiding van het huwelijk van prinses
May, is de >May-blossoin", nu
»royal-May-blossonï", het modepatroon op de Engelsche
zonierstoffen. Eene Fransche tirma heeft octrooi
geno