De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 9 juli pagina 4

9 juli 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 837 Eene yoorrede, door HBNRIK IBSBN. Paul Ginisty, een consciëntieus criticus en prettig verteller, geeft ieder jaar zijn feuilletonkritieken in een deeltje verzameld uit, en deze boekjes kunnen werkelijk als betrouwbaar over zicht van de Fransche litteratuur voor zulk een jaar gelden. Hij tracht dan altoos als inleiding een opstel van een bekend litterator van den dag te kragen, en is ook daarin meest heel gelukkig geslaagd; de p>éfaces van Louis Ulbach, Fouquier, Jules Lemaitre, Claretie, Coppée, Richepin, Anatole France hebben aan Ginisty's Année Littéraire eene verhoogde waarde gegeven. Dit jaar heeft Ginisty zich tot Hendrik Ibsen gewend, en de Noorsche dramaturg, die op 't oogenblik ook in Frankrijk zeer in de mode is, heeft een stuk autobiographie ten beste gegeven, dat voor ieder een interessant is. »Het werk waarmede ik mijne letterkundige loopbaan begon, het drama Catilina, schreef ik in den winter 1848?1849, ik was toen 21 jaar oud. Ik was toen te Grimstad en moest zelf mijn levensonderhoud en mijn studiekosten betalen. Het was een onrustige ty'd ; de Februari-revolu tie, de opstanden in Hongarije en elders, de Sleeswjjksche oorlog, dit alles had op mij een 1 diepen indruk gemaakt en er toe bijgedragen, mijn geest te doen rijpen, die toch ondanks alles, nog lange jaren onvast en wankelend bleef. Ik schreef vol geestdrift dithyramben aan de Hongaren, waarin ik hen aanmoedigde in den strijd te vol harden ; ik schreef eene lange reeks van son netten aan koning Oscar, die voornamelijk voor zoover ik mij herinneren kan den raad bevatten, zich terstond aan het hoofd van een leger te plaatsen, en het broedervolk aan de grens van Sleeswijk bij te staan. Ik twijfel er nu zeer aan geheel omgekeerd van destijds of myn gevleugelde proclamatiën aan Magyaren oi Noordlanders eenig nut konden brengen en be schouw het bovendien als een gelukkige bestie ring, dat zij in den toestand van bijna geheime manuscripten gebleven zijn. Ik kon echter destyds ook niet nalaten, mij waar het te pas kwam, in hartstochtelijke woorden, in den geest van mijn verzen, uit te laten, hetgeen mij van vrienden en kwaadwilligen niet veel anders opleverde, dan het twijfelachtig resultaat, door de eenen te wor den beschouwd als voor onopzettelijk comicus aangelegd, terwijl de anderen het zonderling vonden, dat een jonge man in ondergeschikte positie het waagde, vraagstukken te bespreken, waarover zjj zelf nog geen meening durfden hebben. Ik moet de waarheid hulde brengen en er bij voegen, dat mijn gedrag, gelijk herhaaldelijk bleek, aan de maatschappij niet het recht gaf te hopen, dat ik haar door een overmaat van bur gerlijke deugden nuttig kon worden; tegelijk maakte ik mij door epigrammen en caricaturen allerlei personen tot vijanden, die een betere behandeling van mijn kant verdiend hadden, en wier vriendschap ik toen niet wist te waardeeren. In n woord: terwijl daarbuiten een storm van groote gebeurtenissen losbrak, bevond ik mij op voet van oorlog met de maatschappij, waarin ik door mijn stoffelijke positie en mijn levensom standigheden opgesloten was. Zoo stonden de zaken ten tijde dat ik, mij voor nrijn baccalaureaat voorbereidend, den Catilina van Sallustius en de redevoeringen van Cicero tegen hem bestudeerde. Ik verslond die werken, en eenige maanden daarna was mijn drama klaar. Zooals men uit mijn stuk zou kunnen zien, deelde ik toen volstrekt niet de meening van de twee Romeinsche schrijvers over karakter en handelwijs van Catilina; ook nu nog hel ik over tot de meening, dat de man ondanks alles vele groote hoedanigheden had, en dat daarom Cicero, de gewetenlooze advocaat der meerderheid, ver koos te wachten met zich tegen hem te wagen, tot de gebeurtenissen hadden getoond, dat dit zonder gevaar geschieden kon. Men moet ook bedenken, dat er weinig historische persoonlijk heden zijn, wier schildering wij zoo uitsluitend uit de.hand van zijn vijanden hebben, als die van Catilina. Mijn drama werd 's nachts geschreven. Ik was om zoo te zeggen gedwongen, de vrije uren waarin ik studeeren moest, aan mijn welwillenden chef, wien zaken boven alles gingen, te ont stelen ; en eenige minuten maar van die gestolen uren durfde ik voor het verzenmaken besteden. Ik had dus geen anderen tijd dan den nacht tot mijne beschikking, ik denk dat dit ook de on bewuste reden is, waarom bijna het heele stuk bij nacht speelt.... Ik moest natuurlijk het voor mijne omgeving zoo onbegrijpelijk feit, dat ik een drama schreef, geheim houden; maar een jong dichter van twin tig jaren kan zonder vertrouwden niet leven, en zoo vertelde ik aan twee vrienden van denzelfden leeftijd mijn genotvol geheim. Wij vestigden alle drie groote verwachtingen op dien pas voltooiden Catilina. Nu moest er vooreerst een »net-copie" van het stuk gemaakt worden, om het onder een pseudoniem bij een tooneeldirectie te Christiania te doen bezorgen, en het dan aan een uitgever te zenden. Een van die trouwe en in mij geloovende vrienden nam de taak op zich, een schoon en lees baar handschrift van mijn ongecorrigeerd klad te maken; hij voltooide deze taak met zulk een angstvallige nauwkeurigheid, dat hij geen enkel van de gedachtenstreepjes vergat, die ik my in den gloed van het ontwerpen op aller lei plaatsen, waar het juiste woord mij maar niet in de gedachte kwam, had veroorloofd. De ander van mijne vrienden, wiens naam ik hier noem, omdat hij niet meer tot de levenden behoort, Ole C. Schulernd, destijds student, later advo caat, reisde naar Christiania met het »net" in z\jn zak. Ik herinner me nog een van zijn brieven, waarin hy mij mededeelde, dat hy zoo juist den Cati/ina bij de directie van het Na tional-theater bezorgd had. Hij was overtuigd, dat het stuk spoedig gegeven zou worden; hij kon er natuurlijk niet aan twijfelen of de directie bestond uit louter mannen, die »er verstand van hadden." Evenzeer was hij over tuigd, dat alle uitgevers in de hoofdstad gaarne bereid zouden zijn om een aanzienlijke som voor de eerste uitgave te betalen. Wat naar zijn raad alleen overbleef, was, den uitgever te vinden, die van deze allen het hoogste bod deed. Na lang en angstig wachten doken de bezwaren op. De directie van het Theater zond aan mijn vriend het stuk terug, met een zeer beleefde, maar zeer besliste weigering, toen bezocht hij alle boekhandelaren een voor een, en allen gaven hetzelfde antwoord als de tooneeldirectie. De royaalste nog vroeg zoo en zooveel om het stuk te drukken en zeide niets van eenige betaling aan mij. Dit alles was echter niet voldoende om mijn vriends gerustheid omtrent de overwinning te wijzigen. Integendeel. Hij schreef mij dat het veel beter was, dat de zaak zoo stond. Ik kon nu de publicatie van het drama zelf in handen nemen; hij zou mij het noodige geld geven. De winst zouden w\j deelen; hij van zijn kant nam de administratie over, natuurlijk behalve het corrigeeren van het boek, daar wegens het mooie handschrift, het drukken al heel gemak kelijk zou gaan. In een lateren brief deelde hy mij mee, dat hij, met het oog op de vooruit zichten, van zins was, zijne studiën op te geven, en zich geheel aan het uitgeven van mijn werken te wijden; hij meende dat ik allicht twee of drie drama's per jaar kon schrijven, en was met behulp eener waarschijnlijkheidsrekening tot de conclusie gekomen, dat wij van de winsten daarvan spoedig de groote reis door Europa en het Oosten, onze wensch, zouden kunnen onder nemen. Intusschen vergenoegde hij zich vast met een kleine reis, naar Christiania. Daar was ik in het voorjaar van 1850, en kort te voren was de Cuttlina in de etalages der boekhandelaars ver schenen. Het stuk had een zeker succes, vooral in studentenkringen; maar de kritiek lette vooral op de slechte verzen en beschouwde overi gens het werk niet als het product van een gerijpten geest. Een zachter oordeel werd maar door n uitgesproken, maar juist die eene was de man, wiens bijval mij steeds dierbaar is gebleven, en dien ik altoos hoog in eere heb gehouden. Ik maak van de gelegen heid gebruik om dezen man nog eens mijn dank uit te spreken. Van de kleine editie werden niet veel exemplaren verkocht. Mijn vriend bezat er een zeker aantal, en ik herinner mij, dat wij op een avond, toen ons gemeenschappelijk huishouden in zeer grooten nood was, samen met het pakket naar een koopman gingen en het als misdruk verkochten. In de eerste dagen die daarop volgden hadden wij aan het aller noodzakelijkste geen gebrek. Gedurende mijn verblijf in mijn vaderland, het vorig jaar, en vooral na mijn terugkeer in deze stad, zijn de wisselende indrukken van mijn schrijversloopbaan sterker en helderder dan ooit mij weer voor den geest gekomen. Onder ande ren heb ik ook dien Cataltna overgelezen ; ik had de bijzonderheden van het boek haast geheel vergeten, maar toen ik het nu weer voor oogen terug, kwam ik tot de conclusie, dat het toch niet weinig dingen bevatte, die ik als mijn eigen dom mocht beschouwen, vooral wanneer men be denkt, dat het mijn eerste stuk was. Er zitten reeds heel veel gedachten in, waarmede mijn latere werken zich hebben bezig gehouden; het conflict tusschen den aanleg en de eerzucht, tusschen den wil en de mogelijkheid, tusschen het gelijktijdig tragisch en komisch streven van menschheid en individu, gedachten, die daar reeds in vage aanduidingen opduiken. Ik nam het besluit, den Catilina weer te laten drukken en mijn uitgever gaf met zijn gewone goedheid zijne toestemming. Men kon natuurlijk niet zoo maar de oude uitgave laten herdrukken; zooals men uit liet vorenstaande begrijpen kan, was het niets an ders dan de afdruk van mijn onvolmaakt en ongecorrigeerd handschrift, de eerste ruwe schets van mijn werk. Toen ik mijn drarna herlas, herinnerde ik mij zeer duidelijk, wat mij oor spronkelijk door het hoofd gegaan was, en ik zag in, dat bijna nergens de gekozen vorm op voldoende wijze weergaf wat ik had willen uitspreken. Ik vatte dus het besluit, dat gedicht mijner jeugd in al zijn deelen om te werken, zooals ik meen, dat ik het toen reeds had kun nen doen, wanneer ik den noodigen tijd tot mijn beschikking gehad had, en wanneer de omstan digheden mij gunstig geweest waren, maar zonder iets aan het ontwerp en de handeling te verande ren . . . Veel dingen,waarvan ik 25 jaar geleden droomde, zijn vervuld geworden, al is het ook niet zoo vlug en op die wijze gebeurd, als ik destijds hoopte. Ik geloof overigens dat het het beste was, wat mij kon gebeuren en wanneer ik, achteruitziend, mijn leven beschouw, doe ik dat met een gevoel van dankbaarheid voor alles en allen." Het Russische Staatsblad drukt een curieus stuk af, dat aan het Esthisch genootschap te Yourieft' (Dorpat) is meegedeeld, liet is een verzoekschrift, in 1758 aan keizerin Elisabeth Petrovna aangeboden door Emmanuel Kant, die, te Kiinigsberg wonende, met de andere inwo ners der stad Russisch onderdaan was geworden, nadat Oost-Pruisen door het leger van Apraxin veroverd was. Het stuk luidt: »Zeer doorluchtige en machtige vorstin, alleenheerscheres aller Ruslanden, genadige en ver hevene Keizerin. Tengevolge van het overlijden van wijlen doctor en professor Kuncke, is de professio ordinaria in logica en metaphysica, welke hij aan de Universiteit te Koeningsberg vervulde, vacant geworden. Deze wetenschappen zijn altoos het hoofdvoorwerp van mijne studiën geweest. Gedu rende de drie jaren die ik aan de Universiteit van deze stad heb doorgebracht, heb ik ze ieder semester in privaatcolleges onderwezen. Ik heb ze tot onderwerp van twee openbare ditsertationes gemaakt, en getracht de uitkomsten van mijn arbeid bekend te maken door over de stof vier artikelen te publiceeren in een Intelligenzwerk dat te Kiinigsberg verschijnt. Ook ben ik in drie brochures en drie verhandelingen over wijs begeerte op het onderwerp teruggekomen. De hoop, in dienst der Academie te blijven en vooral de genadige wil van uwe Keizerlijke Ma jesteit om hare verhevene bescherming te ver leenen aan de wetenschappen, doen mij besluiten Uwe Keizerlijke majesteit eerbiedig te '.e:zoeken mij de vaceerende professio ordintra te verleenen. Ik durf Uwe Keizerlijke Majesteit verzekeren van mijn diepe dérotion (sic). Uwer Majesteits zeer getrouwe dienaar EMMANFKL KAST. Königsberg 14 December 1758. Op den rand draagt het verzoekschrift eene noot: »De magister artiwm E. Kant smeekt Uwe Majesteit hem genadiglijk het vaeeerend profes soraat in de logica aan de Universiteit te Königs berg te verleenen." Eigen Haard van Juni bevat o. a.: Minta ! door Louise B. B.; Jan Pietem. Koen, door A. W. Stellwagen, (met ill.); Het korps ffenietroepen en het kamp te Zeist, (met ill. van J. Hoynck van Papendrecht); Mr. J. T. Bui/js, door Mr. W. van der Vlugt (met portretten) ; In een Japanscht.n tempel, door Batavus; Gedich ten, van E. Rica; Schnftlezwq, door M. W. Cornelis ; Van de loereldkermis, door Batavus. Als platen : Op de vischmarkt te Amsterdam, naar Hans Hermann ; Over de onderdeur, naar P. van de Velde; Burger en Werkman, naar Brispot; Men lattige gas-t, naar Jacob Maris. Het levensverzekeringblad Zonneschijn heeft op zijn prijsvraag voor eene tendenz-novelle elf inzendingen ontvangen, en daarvan bekroond de novelle Kust, van den heer G A. Geerligs, hoofd der school en letterkundige te Zegwaard. De jury bestond uit de II.H. Dr. E. Laurillard, W. Gosler en Prof. Dr. II. U. Mevboom. mmiliitiiitlHliMMiiiimiilMiiiiiitiMiiimiimiiuiluiiitiimiiiiiumi SCHETSJES »t. t"-*-"- -? j De Noord-Amerikanen. (Slot). Een geboren Amerikaan is de hoogste eer burger te zijn. De hoogste eer, die meu iemand kan geven, is dat men van hem zegt: hij is een goed burger." Trouwens het stemrecht is in de I'nic, hoewel niet geheel vrij, algemeen. Een Amerikaan, die niet meeleeft met liet staatkundig leven der Luie, i.s misschien een onmogelijkheid en zoo er al hier en daar een is, dan wordt hij door de anderen om deze onverschilligheid gemin acht. Ook de negers zijn burgers en hebben stem recht en hoewel zij om hun donkere huid door de blanken worden veracht, de Oosterlingen heb ben, tot groote ergernis van de Zuiderlingen, de libcraliteit om van hen te zeggen, dat, zij gootl n/.i:ens zijn. De Chiueezen missen het stemrecht, niiiar talen er ook niet naar het te verkrijgen. Zij blijven altijd Chincrzcu, leereu zeer zelden Engelsch eu hoe hartelijk de blanke Amerikanen ook hunne broeders iu 't zwart" minachten, en de blanke r u de zwarte Amerikanen verachten de Chineezen, wier getal in de Verecuigdc Staten zeer groot en wier werkkracht zeer nuttig is, nog inniger. In enkele staten hebben de vrouwen een volkomen gelijk stemrecht als dat der mannen en staan alle staatsbetrekkingen op volkomen gelijke wijze als voor de mannen voor haar open. De rnatigheidsbeweging heeft enkele staten ge heel gewonnen. In de 'fcniptrünre statcs is sterke drank enkel in de apotheek en tegen recept van den doctor verkrijgbaar, wat niet verhindert dat de iKin-noiiix er op clandestiene wijze sterken drank verkoopen, of de doctors er recepten schrijven voor groote hoeveelheden whiskcy tegelijk. De matigheid wint er niet veel bij. Daar de Unie een oorlogsbudget heeft, kleiner bijvoorbeeld dan dat van ons land en hare kosten van vertegenwoordiging in het Buitenland naar verhouding veel geringer zijn, daar alle staten er in bijdragen, zijn de belastingen er zeer laag. Vele staten zijn volkomen schuldvrij en directe belas tingen zijn er onbekend. Hier en daar vindt meu indirecte belastingen. Illinois, bijvoorbeeld, een der bloeiundste staten, heeft geen schulden en heft geen belastingen, ('hicago, zijne hoofdstad, heeft, schuld maar tot een betrekkelijk zoo klein bedrag, dat wanneer alle bewoners der stad 10 dollars kouden bijdragen, de schuldenlast geheel gedelgd zou zijn. Dit is de hoofdreden waarom het onderwijs in de Republiek zoo voortreffelijk is en zoo voortreffelijk kan zijn. Een groot, deel van hare inkomsten kan de Unie besteden voor haar staats-onderwijs. Het onderwijs is er vrij, maar zoodra ergens vijftien kinderen bijeen zijn, geeft de staat een onderwijzer. Met deze enkele trekken heb ik enkele hoofdtoestanden der Vereeuigde Staten trachten te schetsen, liet behoeft geen verdere verklaring, dat die toestanden invloed oefenen op de mcnschcn. Het, ligt buiten het domein dezer oppervlakkige proeve aan te toonen hoe en waar de invloeden op het volkskarakter der Noord-Amerikanen wer ken. Ik heb hier enkel te zeggen: aldus zijn de volkstoestanden waarouder de ineuschen leven, zoo zijn de menscheu zelf. Niettemin komt, 't mij nood zakelijk voor nogmaals te wijzen op het feit, dat de Unie als staat nog in haar eerste tijdperk is en dat dit de oorzaak is van hare uitcenloopende wetgevingen, die sporen dragen van de gebrekkige organisatie, waarin alle staten der Federatie verkeeren. Dat kan trouwens niet anders. Het groote en schoone rijk der Unie heeft eene bevolking, wier aanwas door geboorte, maar vooral door emi gratie zoo snel is, dat hij dien van alle landen overtreft. Zoolang de Federale Republiek geen bevolking heeft die zich geleidelijk vermeerdert, kan zij zich geen algemeene wetgeving scheppen. De Republiek der Vereenigde Staten heeft uu de vrije emigratie gebonden: zij laat noch onher stelbare zieken, noch armlastigen, noch veroordeelde personen meer toe. Men zou haar kunnen toevoegen, dat zij door en onder eene vrije emigratie is groot ge worden en dat haar grondgebied ruimte en wel vaart bevat voor misschien vijftigmaal het tegen woordig getal harer burgers. Toch getuigt 't van een juist inzicht, dat zij de onherstelbare zieken en de armlastigen voortaan buiten houdt. Het klinkt hard, maar het is een waarheid, dat, deze beide klassen van menschen de vrije ontwikkeling van andere rneuschen belemmeren Minder verde digbaar is 't, dat zij de veroordeelden uitsluit. In een volkomen ontwikkeld land misschien gevaarlijk, is een groot getal van de menschen, die, niet door luiheid of verliederlijking als eerste oorzaak, maar door een teugellooze begeerte naar zinnelijk genot, in de gevangenis zijn gekomen, in een primitief land, waar ze die begeerte, vaak vergezeld van groote wilskracht en ondernemingsgeest, kunnen uitvieren of althans beter kunnen voldoen, geheel op zijn plaats. Indien liet Congres een halve eeuw vroeger deze lieden had buitengesloten, zou de Unie enkelen harer leden gemist hebben, die krachtig hebben meegewerkt aan de sublieme ontwikkeling en de tegenwoordige grootheid van het land, en wier zone», evenals hunne vaders, de geëerdste en de rijkste burgers zijn, al bewijst dit, allerminst in Amerika, veel voor hunne achtenswaardigheid. Maar buiten deze uitsluiting om komen dagelijks honderden werkers uit Europa de Vereenigde Staten binnen. Geen droomers, geen peinzers ; maar lieden die verstand hebben ; gezonde, sterke lichamen, heldere koppen, stoere armen, handen die flink aanpakken en niet loslaten. Deze verspreiden zich door Amerika en brengen uit Europa al dadelijk de karaktertrekken, energie en ondernemingsgeest over. De andere karaktertrekken worden gew zigd door de bestaande Amerikaansche toestanden ; deze worden er enkel door versterkt. Of de pas burger der Unie geworden emigrant Nederlander of Ier, of Zweed of Italiaan zij, de scherpe nationale kan ten verliest hij i-piedig, zijn in ieder geval weg gesleten in zijne kinderen : hij is Amerikaan geworden. Een Hollander, die iu zijn vaderland aan de politiek levendig deelneemt, is een zeld zaamheid, maar in Amerika waar hij net stemrecht ontvangt, is hij een onvermoeid politicus. Toch komt zijn oorspronkelijk conservatief karakter dadelijk uit : de Hollanders in Amerika behooren meest allen tot de Republikeinsche, dat is de be houdende partij. 't Is waar. dat de nationaliteiten zich iu sommige Amerikaausche steden concentreeren. In Illinois, Wisconsin, Michigan, vindt men ^eden, die hoofd zakelijk door Hollanders worden bewoond. In Louisiana, Arkaiisas, Missouiïis het Eransohe element in vele plaatsen en van ouds overheerschend. In Gcorgia, Elorida en Mississippi zijn de Italianen zeer sterk. De Belgen zijn talrijk in Dakota en overal vindt men, om van de Engelschen en de Ieren niet te spreken, de Duitscliers en de Skandiuaviërs in grooten getale verzameld, ('hicago bijvoorbeeld is zoo goed als een Duitsche stad: het getal Duitschers bedraagt er meer dan een derde der geheele bevolking. Maar de algemeen-gesproken taal is Engelsch en dat, reeds vervormt de individuen, die hu:i volksaard typceren. Zij, die pas de Unie zijn binnengekomen, mogen nog onder den invloed zijn van hun ge boorteland met, zijne eigenaardige toestanden : na een verblijf van vijf, van tien jaren in de Staten, is die invloed te niet gedaan. De echte, typische Amerikaan is misschien juist hij, die in eenander land geboren is. Hij is bij uitstek de bluffer: de man die ingenomen is met, de Amerikaansche torstanden en 'flie Oll mit'utrij, waar het, leven schijnt te slapen, minacht. Zijne kinderen, in Amerika geboren, zijn vol enthousiasme voor de Vereenigde Staten, maar erkennen dat ook Europa iets goeds heeft. Zijne kindskinderen snakken er naar eenmaal in hun leven Europa te zien, als het Mekka der Beschaving. Ik zal later trachten het, karakter te secteeren van den gemiddelden Amerikaan en van de ge middelde Amerikaansche. VOSMEER DE SPIE. MES vo Prinses May. .MWfcits. Tatocceren. Bloemen. Dit Nizza. Prinses .May heeft van haren bruidegom geen verlovingsring willen hebben, beweert men, om dat het nog zoo kort geleden is, dat zij dien van zijn overleden broeder ontving, /ij heeft toen van prins George een engagements-annband gekregen, samengesteld uit chrysoprasen, op dit oogenblik de modesteen; zijn melkachtig groene glans heeft dien van den maansteen, een jaar geleden de rage, in de schaduw gesteld. Men zal nu weer gaan gelooven, evenals vroeger, dat de maansteenen ongeluk aanbrengen, evenals de pauweveeren. Alleen zoolang het mode is, wordt zulk een vooroordeel geschorst. Onder de geschenken, die de prinses ontvan gen beeft, was ook een portefeuille met 43 aqua rellen, door de leden der Lady-Artists-club gemaakt. Het cadeau is op eene receptie bij Mrs. Marrable, de presidente, tentoongesteld; eenige schetsen, door Mrs. Marrable, Mrs .lopling, Miss Beresford, Miss Butler, Miss Charlotte Spiers werden zeer geprezen, en vooral een prachtig stuk door Miss O'llara, zee en rotsen in Ierland. Naar aanleiding van het huwelijk van prinses May, is de >May-blossoin", nu »royal-May-blossonï", het modepatroon op de Engelsche zonierstoffen. Eene Fransche tirma heeft octrooi geno

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl