De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 9 juli pagina 6

9 juli 1893 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 837 Uit Dr. GrAJSTNEF's Studeerkamer. (Het auteursrecht vcor den inhoud van deze lladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Zou hij schneidig" zijn? (Luatige Bliitter.) Vroedvrouw. »Daar hebt u nu het ventje.". Papa Caprivi. »Voor alle dingen zullen we eens probeeren, of hij naar het sabeltje grijpt." les toiles en royage au pays de Mague, door JOSEI'H SCHNORKMANN. (Naar 't hoog-Languedoc'sch). Om te bewijzen, dat al 't geen hieronder gezegd zal worden, de zuivere waarheid is, behoef ik niet orders te zeggen, dan dat ik van mijn negende jaar impresario ben en sedert dien tijd mjj op het nuttige reclame-vak heb toegelegd. Mjjn vader was een neger, mijn moeder een Siaraeesche en hieruit blijkt dus duidelijk, dat ik niet, zooals wel beweerd wordt, tot het Kaukasische ras behoor. Mijn troep bestond toen ik negen jaar was, uit twee marmotten waarvan de een op sterven lag. Ik ontbood een vee arts en beloofde hem frs. 20,000 indien hy mijn artist van den dood redde; het dier Stierf en ik weigerde de som te betalen. Het kwam tot een rechtzaak en daar ik, om zeer grondige redenen, mij niet gaarne met de rechters inliet, stuurde ik mijn aanklager de helft der som onder enveloppe, zonder hiervan kwitantie te eischen. De man was over deze laatste be leefdheid zoo in de wolken, dat hij mij de nog restende frs. 10,000 kwijt schold. Een jaar later schreef ik een roman in zes deelen, dien ik liet COrrigeeren door een onderwijzer. Deze heer was tevens zoo welwillend mij een a-b boekje te leenen, waaruit ik mij zelf de grondbeginselen van het alphabeth leerde, want tot dien dag kon ik nog niet lezen. Een halfjaar daarna, ik was dus veertien jaar, bijzonder voordeelig ontwikkeld voor mijn leeftijd, schreef ik een Frankrijks nieuwe gezant te Londen. (Trïbouht.) tooneelstuk in 't Xieuw-Grieksch, dat te Nauplia werd opgevoerd en met een succes fou. Ik werd zeven maal op 't tooneel geroepen en onder bloemen bedolven. Waarschijnlijk zou men mij wel meermalen teruggeroepen hebben, doch het getal zeven is in Griekenland een heilig getal evenals elf en dertien. Den avond na de op voering ontving ik een briefje van baronnes l'adapopoulos, die mij verklaarde smoorlijk op mij verliefd te zijn en mij op een soiree te harent noodigde. De dame ontving mij met open armen en vroeg mij wat ik van haar verlangde. »Leen mij even frs. 3.000.000" zeide ik, »en ik zal er u eeuwig dankbaar voor zijn." Zij begaf zich onmiddellijk naar een brandkast en gaf mij het dubbele van het sommetje. Dit kapitaaltje was mij voldoende om naar Parijs te gaan, waar Sarah Bernhardt juist haar schoonste triomfen vierde. Toevallig hoorde ik dat een ander im presario moeite deed, om Sarah te cngageeren. Ik zocht met hem twist, dwong hem, in tegen woordigheid der diva, mij zijn getuigen te zen den en in 't duel dat volgde, schoot ik hem door 't hart met zooveel kracht, dat de eik, die achter hem stond, doorboord werd. De man lag lang ziek maar de boom raakte sedert dien dag aan 't kwijnen en is thans, nu ik als bezadigd, gefortuneerd man deze herinneringen schrijf, nog niet geheel van den schok bekomen. Van de ziekte mijns tegenstanders maakte ik gebruik om de diva te bekoren ; ik deed dit door mijn snor met een verguld zilveren kammetje op te strijken, waardoor ik haar op het denkbeeld bracht, reusachtige sommen te bezitten. Den eersten avond dat zij zou optreden, het was te Rouaan weigerde de groote dramatische kunstenares te spelen, omdat er geen publiek in de zaal was. Ik begaf mij onmiddellijk naar de galeien, huurde drieduizend boeven voor een avond, stak hen in zwarte rokken en stelde ze aan de diva voor als het puikje van den Franschen adel. Een der boeven had een lintje van een sigarenkistje in 't knoopsgat en deze werd aan Sarah gepresenteerd als de minister van schoone kunsten. Sarah onderhield zich eenige uren met den man hij had van zijn twaalfde jaar wer kelijk uit de staatsruif gegeten en was over diens welbeschaafde manieren en hoffelijke be woordingen zoo tevreden, dat zij, omdat Utj 't haar vroeg, in la dame aux Camélias optrad. Dien avond maakte ik een recette van frs. 1700001). Drie jaar reisde ik met Sarah, toen werd zij verliefd op mij, wat mij zeer speet, want ik had liever gezien dat zij corpulent was geworden. Ik nam afscheid van haar, moest haar / 7.000.000 uitbetalen wegens contractbreuk. Ik deed het met pleizier, want ik moet zeggen, dat ik wer kelijk door haar eenige billioenen had verdiend. Vervolgens begaf ik mij naar Adeline Patti, die weigerde mij op haar kasteel te Craig-y-nos toe te laten. Ik riep inderhaast mijn secretarissen bij elkaar, liet voor hen nabij 't kasteel der zangeres een stad bouwen, benoemde mij zelf tot burgemeester en zond een deputatie van 5000 burgers, het derde deel mijner secretarissen, naar Putti. Zij droegen een blauwzijden kussen met de zilveren sleutels der stad, Hluffarium geheeten, en boden die haar aan met het nederig verzoek beschermvrouw der stad te willen worden. De diva was verrukt, zeide dadelijk, dat zij in haar stad zou komen zingen, ter eere van hare goede bur gers, en ziedaar mijn eerste concert met Patti. Het bracht mij 1700000 pond sterling op. Hiervan moet echter 50 pond worden afgetrokken voor een diner, dat ik na afloop gat'. Dat diner was allervroolijkst, rijkelijk vloeide de champagne en ik raakte in zoo'n vreemde stemming, dat ik tot tot alle dwaasheden in staat was, ja, wanneer iemand op dat oogenblik tot mij was gekomen en b.v. gezegd had dat Taco de Beer een groot letterkundige was ik had het zoowaar geloofd. De diva maakte van deze gelegenheid gebruik om mij te louüleeren en den volgenden morgen was ik een portefeuille met 80.000 pond sterling aan banknoten kwijt. Gelukkig had ik nog drie pond in mijn portemonnaie, ging zoo snel ik kon naar 't Continent en stelde mij aan Coquclin voor. Wat ik met dit heer beleefd heb, volgt in 't tweede deel van dit werk, dat evenals de RougonMacquart cyclus van mijn huisvriend Zola in twintig deelen compleet zal zijn. Een delicate quaestie. (Judy.) Als dit koflie is, juffrouw, breng me danlievei thee, en als het thee is, breng me dan liever koflie. Van de World's fair. Coquelin (van de Comédie Franraise) als opvol ger van Waddington. CMcago-man. »Ja, meneer 't is een schande dat ze do Tevti'oissteiling Zoiidags niet gesloten houden." .Rei'. Dr. Humliug. »Mijn waarde Heer, 't verheugt me in mini zie:, u een meeninir ta hcoivn uiten, die zoo geheel met mijn eigen zienswijze^ir+» strookt". C.'ücago-man. »Wat je zegt! naar je uiterlijk zou ik ander; r.iet duiken dat je ook een kroeg hield."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl