De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 9 juli pagina 7

9 juli 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

837 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Wethouder-Kamerlid. Mr. Reekers: Het is en blijft een moeilijke quaestie! Moet ik voor de stad of voor het land leven? Met mijn heele ziel zit ik hier in de handelsinrichtingen, die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd... en toch de politiek heeft mijn eerste liefde... Wat moet ik doen;' De lieer Wertheim: Denk maar niet langer mijn vriend. Het is te laat... Mijn Burgerplicht heeft u den bons gegeven... Mijn Burgerplicht!.' iiuiiiiiilimu imiiiiiimiiiiiiiiuitiiiiiiimiiiimiiiïiiiiumummtuiii Iets over de Herziening van de DrankTvet. De drankwet bestaat thans 12 jaren en heeft eker reeds nuttig gewerkt" dat lees ik duide lijk in 't Handelsblad, maar ik onderschrijf dat niet waarachtig niet! ik woon in de Anjeliersdwarsstraat en ik zou de Hooge Heeren die de wetten maken, heel wat anders kun nen vertellen, als ik mocht; ik zou ze zeggen : jelui drankwet is heel mooi op t papier, maar in de praktijk doet ze niemendal en waar om niet? Eenvoudig omdat de hand er niet aan gehouden wordt; 't is een paskwil, dat ze in 't verminderde aantal vergunningen het nut" willen vinden, 't Volk drinkt er geen spatje minder om; kom maar eens Zaterdagsavonds of Maandags in mijn buurt 't hartje van de Jordaan en kijk eens hoe ze de hand aan de drankwet houden. Een paragraaf der wet luidt-, ieder die in kennelijken staat ran dronkenschap verkeer l zal van den openbaren weg rerwijderd ivorden'' Heel mooi! als 't maar gebeurde, dan kon je Zaterdagsavonds wel door de straten schieten. 't Is maar, wat je kennelijken slaat noemt; dat mochten ze eerst wel eens goed bepalen en duidelijk uitleggen aan de politieagenten, die de wet moeten helpen uitvoeren. Ik zie dien kennelijken staat" in allerlei vorm de een houdt z'n beenen stijf', met gestrekte knieën en de ellebogen tegen de zijden, en z'n nek alsof hij er een steenpuist in had een ander heeft zóó d« hik dat hij z'n bovenlijf als een kropduif op en neer wipt, een derde zingt als een schorre lijster, met oogen als een schelvisch op een warme stoof en nog anderen redeneeren in zich zelf, als of' ze d'r eigen wouën overtuigen dat ze kranige jongens van de Jan de \Vit zijn. De kennelijke staat" is in onze buurt bij de meesten chronisch, en een volkomen nuch ter man is op Zaterdagavond een witte raaf'. Alles pimpelt tegenwoordig zelfs jongens van 14 of 1~> jaar zie je zwaaien en beentje over slaan; ze probeeren al vast nu en dan, hoe ze 't later permanent zullen doen. Vroeger jaren, toen de Drankwet nog niet bestond, werd iemand, die dronken bij den weg liep en 'n beetje lastig of' rumoerig was, inge rukt en naar't Bureau gebracht tegenwoor dig noemen ze 't De vijftigcents Bazaar, om dat er op 'dronkenschap" een boete is gezet, maar ik heb nog nooit gehoord, dat de Staat er iets van geprofiteerd heeft die Bazaar was al failliet vóór hij goed en. wel open was. Nadat men de drankwet aangenomen had, begon men te begrijpen dat, 't lang niet gemakkelijk is, om zoo'n wet uit te voeren en dat die clausule kennelijke staat" veel en duchtig dient overwogen te worden. Uit dien hoofde, waarschijnlijk, hebben de politie-agenten, die gehouden zijn de beschonkenen van den publieken weg te verwijderen, dan ook geen bizonder scherpe instructiën ontvangen en doen ze meestal n en veelal beide oogjes" toe. Daarom zal tegenwoordig een agent,iemand die vroeger al lang was ingerukt geworden, niet gauw meenemen, want hij moet zich eerst overtuigen of de staat, waarin dat individu verkeert, wel kennelijk genoeg is. Als de een of ander dronkaard ongalig wordt en de jenever, die hij met vergunning gebruikt heeft, neérsproeit, terwijl hij met z'n rug tegen een huis leunt en op z'n doorgezakte-knieën, van tijd tot tijd, voorover buigt, als een devoot muzelman, en z'n heele menu op straat gooit, zoodat een fatsoenlijk mensch er wee en akelig van wordt dan slaat een hedendaagsch agent met philosophische bedaardheid de armen over de borst, buigt de kin naar beneden en overlegt: »is die man zoo vies en beestachtig doordien hij te veel jenever gebruikte, of zou hij wellicht iets gegeten hebben wat hem be zwaart; de, stakkert kan wel een maagziekte hebben ik zal 't zekere maar voor 't onze kere nemen en hem niet inrukken." Stelt iemand zich aan als een bezetene, schreeuwend, vloekend en tierend, dar, over legt de agent, heel verstandig: »hij lijkt wel dronken maar 't is toch nog zeer de vraag of de vreemde verschijnselen, die ik bij dat individu waarneem, een gevolg zijn van over matig gebruik van sterken drank, dan wel een plotseling opgekomen aanval van epi lepsie. De stumpert kan wel last van z'n ze nuwen hebben misschien heeft hij wel huiselijke onaangenaamheden gehad, die zijn gal doen overloopen Hum! Hum ! men kan nooit te voorzichtig wezen; ik wil m'n vingers niet branden" en hij keert zich om met al de grandezza aan Amsterdamscheagenten eigen. Ranselt een dronken lap zijn vrouw op de publieke straat at, dan eerst recht begrijpt de agent dat het niet op zijn weg ligt, om zich in een twist tusschen man en vrouw te men gen 'Entre l'arbre et l'éeorce il ne faut pas mettre Ie doigt." Hij ziet met peinzenden blik, onder de klep van zijn helm door, naar de belangwekkende groep; ergert zich in 't binnenste van zijn ziel bovenmatig over de ruwe vloeken en gemeene scheldwoorden die hij hoort maar hij zegt in zich zelven: Hum! Hum! die vrou wen, 't zijn me ook liefjes! God wee! hoe ze dien man heeft, getreiterd zeker /'n eten weer niet klaar gehad, d'r tijd verl/abbeld met buurvrouwen geen knoopen aan z'n borstrok gezet, z'n kousen niet be hoorlijk gestopt; toen op een kleine verma ning een brutaal antwoord gegeven, misschien wel opgespeeld, den man verweten dat hij een borrel opheeft volgens Schaapman komen hem er toch twee toe de buren er bijgehaald, haar man getergd.... Ja! ja' geen wonder dat zoo'n man dun eindelijk driftig wordt Hum! Hum! ik zal me wel wachten er tu.sschen te komen -- oordeelt niet opdat ge niet geoordeeld wordet. Tk ben politieagent, ik moet de rust bewaren, dat V mijn plicht?" en hij wandelt een straatje om. Wordt echter door de personen die kwestie hebben «assistentie" ingeroepen, dan ijlt de agent toe. Met bedaarde kalmte, innant hij aan, tot -'bedaard naar hois gaan" zijn:-kom ga nou deur! laat je nou geraaien ga nou naar hois; ga thois nog een kikkertje nemen voor den schrik, maar kom niet meer op straat" klinkt zóó yaderl'jk, zóó goedig en overre dend, dat hij menigmaal het genoegen smaakt z'n evennaasten voor »de gribus" te behoe den. Voor kasteleins, die veel klanten hebben is de agent echter dadelijk klaar met inpikken, niet omdat 't wel eens gebeurd, dat zoo'n kastelein, begrijpend dat een arbei der zijn loon waard is, den hulpvaardigen agent wel eens een ..glaassie bier aanbiedt of' 'n segaartje" O neen ! allén omdat de agent onmiddelijk begrijpt: ->als een kastelein een klant de deur wijst, is diens staat men- dan kennelijk genoeg." Met waren wellust grijpt hij dan den over treder der drankwet bij de kraag en brengt hem als de patiënt onderweg niet ontzet wordt, naar de bazaar. Ik wil hier onze agenten geen klad aan wrijven, waarachtig niet! ze doen naar hun vermogen, naar hunne instructiën en naar hun gevoel van rnenschelijkheid ge dachtig aan het: die staat zie toe enz. Ik wil alleen maar wijzen op het niet handhaven van de verordeningen. Wanneer de drankwet waarlijk nut zal stichten, moet m. i. in de allereerste plaats de hand en wel de allerstrengste hand worden gehouden aan 't bovenaangehaalde artikel. Zoolang in onze straten dronken menschen nog vrij heen en weer zwaaien, vrouwen molesteeren, walgelijk als varkens zich in hun eigen vuil wentelen en lie derlijke taal uitbrakend, iedereen ergeren, zal het aantal ^vergunningen" weinig of niet afdoen. Amerika geeft ons het voorbeeld in Amerikaansche steden loopt of zwaait, gén »drunkard"; onmiddelijk wordt, zonder aan zien des persoon s, een ieder opgeborgen die beschonken is en zich zoo unfashipnable" aanstelt waarom kan 't hier niet ook zoo zijn ? J. VAX DER STAR, Onderwijzer. ptmiMMiiiniiimiiiumimmiMM Snuifjes. J Gelooft de heer Brand, voorgedragen ?: Luthersch professor in de theologie, aan de l Godheid van Christus? De heer Heemskerk | meende te weten van niet; en ik moet eerlijk zeggen dat ik niet durf verklaien of die Lmlhersche heer geloovig of' ongelpovig, antiek J of modern is. Mij zal dit pok niet hinderen, i want ik ben geen raadslid, en behoef dus l niet over zijn candidaat een stem uit te brengen. j Maar wat wordt dat een moeielijkheid voor i de Vries van Buren, v- Nierop e. a. die in l t geheel niet in den Christus gelooven. Het j verwondert mij dan ook niet. dat er nu reeds zeven blanco gestemd hebben. Zou het niet het beste zijn. in dergelijke twijfelachtige ge vallen zich te onthouden 'i ..Indubiis abstine'' Wanneer bij zulke voordrachten de geheele raad blanco stemde, deed ieder zijn plicht, en sneed uien het gevaar af, dat op stadskosten de bijbel verkeerd zal worden uitgelegd. De heer Nolting kan zich maar niet be grijpen, dat de O. Z._Armsteeg niet te zuive ren is van het roofgedierte, dat daar zoo lustig huishoudt. Dat zit hem in de manier waarop daar de misdrijven gepleegd worden," zei de burgemeester; de politie waarschuwt de menschen, maar ze willen in hun verderf loopen. Wat is daaraan nu te doen?". Ja, 't is een lastig geval. In een zekeren zin is Publieke werken ook een O. Z. Armsteeg, en de Raad waarschuwt B. en W. en diender Muller doet al zijn best, maar 't helpt niets. B. en W. willen bij 't lijf genomen worden, en je kunt er niet tegen, zegt Meinesz. 't zit 'em in de manier waarop daar de misdrijven gepleegd worden." Toch.... misschien weet ik nog wel een middel. Bij een stal past een bezem! De heer Smidt, minister van Justitie,heeft een ^bedenkelijke circulaire" verzonden, die tot mijn. groote verwondering door de bladen veel minder druk besproken wordt, dan die van mr. Zadok v. d. Bergh, ofschoon gene veel ernstiger van bedenkelijkheid is dan deze. De Minister vindt het afkeurenswaardig dat zijn politie en justitie zich zoo druk maken over kleinigheden, alsof zij meenen het va derland te zullen redden door den men schen last te bezorgen. Waarom heeft nu de Pers geen lust orn den Minister, die den dienstijver zijner ambtenaren afkeurt, eens te doen ver staan, dat al wat justitie en politie is, niet in opspraak mag gebracht worden? Gelooft zij misschien, dat de heer Smidt minder invloed heeft dan de heer Zadok v. d. Bergh ? Of meent zij, dat de waarheid wel door een Ex cellentie en niet door een voornaam advocaat mag gezegd worden ? Of geeft zij den moed op en denkt zij bij zichzelf, nu de Minister ook al tot de radicalen overloopt, is er toch niets meer aan te doen... Zeker is het, dat wij met de circulaire van den Minister van Justitie, na de bedenkelijke circulaire", van den wal in de sloot geholpen worden! Van niet geheel onbetrouwbare zijde is mij medegedeeld, dat de heer Jolles, wien blijkens de inhechtenisneming van een colporteur van zeker strooibillet, de politie geheel ten dienste staat, de redactie van den Verkic'.'iiir/sbode aan eenige dienaren dor groote Hermandad heeft opgedragen. Aan krachtwoordtn zal het dus in dat orgaan niet ontbreken. ?ff De VerltieiingsJiode, ofschoon niet het, orgaan der kiesvereenigingen, stelt zich ten doel de liberale candidaten te steunen. Naar wij ver nemen bestaat het plan, indien d? kiesvere nigingen het niet eens mochten zijn over de te stellen candidaten, en er dus meer dan het vereischte aantal werden geproclameerd, door het lot te doen bepalen, wie den steun van dezen bode genieten zullen. Daar er echter ook candidaten zullen zijn, die den aangebo den steun liever missen, heeft de redactie het voornemen deze onbesproken te laten, om al de kracht van drukinkt en papier te gebruiken voor eenige zwakke broeders, die het dubbel noodig hebben. Voor den heer Versluys is een driedubbele portie bestemd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl