Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 838
Laube. Ieder hunner werken bespreekt hij
en uitvoerig. Uit allen te zamen
j de wetten en voorschriften voor zjjn leer
bit dranM. Bij zyn onderzoekingen schenkt
b|| ook aan de jonggte stroomingen in de
dramaiiscbe letterkunde zijn aandacht. Het
naturaKsme op de planken vindt in hem echter noch
, een bewonderaar noch een lofredenaar. De
klassieken zy'n voor hem nog steeds de groot
meesters, wier sesthetica de eenig ware en eenig
juiste is. Dit aangetoond en bewezen te
hebbm, is voor Lothar de' grootste verdienste van
s$n werk. Dat de meesterwerken der Duitsche
dramatische litteratuur een hunner waardigen
commentator hebben gevonden, beschouwt hij als
een nieuwe phase in de ontwikkeling van het
Dnitache volk. Eerst lang na de groote, baanbre
kende genieën komen de mannen, die het geniale
in hun werken aantoonen, verklaren en ontleden.
Een der belangrijkste hoofdstukken van
Bultbanpt's werk is dat, waarin hij de lastige en
gevaarlijke kwestie van de «tragische schuld"
behandelt en naar Lothar's meening op
voortreffeüjke en alleszins afdoende wijze oplost. De
tragische schuld vervangt Bulthaupt door het
tragisch conflict. De held geraakt met zijn wil,
aojjn hart of zyn plicht met een sterker macht
in botsing en in den strijd met deze macht
opentaart zich z\jn lot. »In zoover de held handelt
m dat, wat hem ten slotte te gronde richt, wil,
il bg d/famatixh; in zoover hjj voorbijziet, dat
tpt wil zqpn verderf is' en hem tot den (in
«?geren zin niet gewilden) ondergang brengt,
i» hu tragatk." De eenvoudigste, de
alledaag?cfte vorm van het tragische is de strijd van den
mensen met den dood. De held behoeft niet
Boodzakelfflt een schuld op zich geladen te heb
ben, die geboet moet worden, ook zijn
tempera?ent, zgn karakter kan met zijn omgeving in
tegenspraak komen en aldus tot een tragischen
tfergd leiden. Het conflict van zijn krachten met
de machten der vernietiging kan van moreelen
aard z\jn, de held kan moreel schuldig worden
(Hacbeth, Earl Moor, Fiesco, Demetrius); het
kan ook eenvoudig zijn grond vinden in de on
evenredigheid tusschen de natuur van den held,
en een uitwendige noodzakelijkheid (Jeanne
d'iAörc, TMWO, Hamlet). Zoo zoekt de moderne
dramatiek bijna uitsluitend haar onderwerpen op
dit gebied. De tragedie van het müteu vindt in
Btklthaupt's aogen dan ook genade. Eerst bij
bet bezwjjken in den strijd wordt het tragisch
moment bereikt. «Zoolang de held zegeviert, is luj
niet tragisch; eerst zijn lijden maakt hem dat."
Met nadruk wjjst Bulthaupt er ten slotte op, dat,
«l moge de held zelf zijn ondergang niet voorzien,
bet publiek hierover nooit in twijfel mag zijn.
«Een dramatisch effect werkt steeds te sterker,
naarmate w\j het zekerder hebben zien aankomen."
Zooals men weet, is dit een stokpaardje van
Sarcey en zeker niet het wrakste en zwakste van de
vele, die hy berijdt. Den toeschouwer in
hetgebeim te nemen, is steeds het beste en zekerste
middel geweest, om het publiek belangstelling voor
de personen en hun lotgevallen in te boezemen.
Ook over de taal van het drama spreekt
Bulthaupt. De leer der naturalisten, dat men op het
tooneel moet spreken als in het gewone leven, acht
hjj valsch en onverdedigbaar. »Dedichtermaaktzijn
belden de tong los ; niet wat zij in het dagelijksch
leven gezegd, doch wat zij gevoeld hebben, spreekt
hjj uit." Hoeveel voor deze opvatting te zeggen
moge zijn, te ontkennen valt het niet, dat
Bultbaupt de bonte rhetoriek en het holle pathos wel
een beetje te grif en gul recht van bestaan geeft en
er steeds op uit is, voorbeelden daarvan in zijn
lierelingsdichters te verdedigen en verontschul
digen. Vooral bij Schiller, die zich hieraan meer
dan eens schuldig maakt, is dit het geval.
Bultbaupt wil van Schiller nu eenmaal geen kwaad
weten en geen kwaad hooren. »De geschiedenis
van het drama kent geen grooter kunstenaar dan
Schiller en wat den bouw betreft geen bewonde
renswaardiger kunstwerk dan den «Wallenstein.""
Of allen het, vooral wat het eerste gedeelte van
deze uitspraak betreft, met Bulthaupt zullen
eens zijn, mag betwijfeld worden. Wanneer men
imHnminiiiimiiniiinnitiiiiittfitiiiiHtiitiiiitiiiiiiitmiiiiiiiiiHntiiii
bijbel teruggekeerd en Sannie begon, van
voren af aan, te wachten en uit te kijken
naar de terugkomst van Hendrik, die de
metselaars was gaan zoeken. Om zes uur
in den morgen kwam hij met de boodschap
dat een der werklieden naar King Williams
Town vertrokken en de ander dronken in
in de herberg lag; hij bracht evenwel eenige
beitels, hamers en andere gereedschappen
mede.
Sannie gevoelde dat het oogenblik aange
broken was waarop zij zich bij de redders
zou durven voegen. Hendrik vergezelde haar
en vond spoedig den weg naar de vallei,
waar het ongeluk gebeurd was. Het duurde
niet lang of ze kregen hen op een vooruit
stekend rotsblok in het oog. In een oogen
blik sprong zij van het paard en had ze al
klauterend de plek bereikt waar de twee
blanken en de vier Kaffers bijeenstonden.
Niemand lette op haar. De geweren, den
vorigen dag door de jongelieden gebruikt,
lagen vlak bij den afgrond. De patrijzen
lagen op twee hoopen, juist zooals Adriaan
en Cyril ze uit hun weitasch op den grond
geworpen hadden om ze later te tellen
een groote en een kleine hoop. De kaffers
zaten bij een vuur van droog hout, dat zij
uit het veld gehaald hadden. Overal zag
men touwen en riemen, blijkbaar als nutte
loos op zijde geworpen. Ctyril was bezig een
cigarette, uit de elegante snuifdoos, aan
te steken en Piet. . .
Piet lag voorover op de rots, zooals hij
den geheelen nacht gelegen had, het hoofd
in de spleet. De lantaarn die aan een touw
hing ongeveer twintig voet diep, wierp een
flauw licht op de met mos begroeide wanden
van de rotsspleet. In de duisternis zag men,
echter bedenkt, dat Schiller in de laatste ja
ren steeds meer op den achtergrond is geraakt
en zyn kunst openlgk of van ter zijde steeds
meer is aangevallen en bestreden, kan men
Bulthaupt voor zijn reactie ten gunste van den
dichter en zyn werken slechts dankbaar zijn.
Ook aan het publiek heeft Bulthaupt zijn aan
dacht gewyd. Niet de werken alleen, ook het
effect, dat zij teweegbrengen, den bijval, dien zij
vinden, heeft hij onderzocht en trachten te ver
klaren. De psychologie van het volk tracht hij
met de psychologie van den dichter in verbinding
te brengen. Zoo spreekt hjj b. v. als zijn oordeel uit,
dat de biecht de geduchtste vijandin van de tra
gische boete is en komt hij tot deze conclusie
»dat het niet te verwonderen is, dat het katho
licisme geen waarachtige tragedie heeft kunnen
scheppen, dat de groote Calderon alles eerder
dan een tragisch dichter is en dat een werkelyk
drama eerst mogelijk werd, toen het protestan
tisme aan de vergelding den vrijen loop liet."
Shakespeare is voor hen de eerste waarachtige
tragicus. Zoo zoekt hij in de natuur van den
Duitscher een verklaring voor den bijval van die
scheppingen, die een tusschenvorm tusschen het
drama en het gedramatiseerde epos, die nu eens
waarachtige drama's, dan weer een opeenvolging
van tafereelen zonder dramatische kern zijn."
(Wagner's »Nibelungen", Goethe's »Faust", het
passiespel te Oberammergau, enz.) »De Duitscher,
van nature romantisch verstrooid, laat den draad
van een dramatische handeling spoedig los, indien
de fantasie van den dichter hem slechts stevig
gevangen houdt. Ook om den duur eener hande
ling bekommert hij zich weinig; hij wacht met
het samenvatten der verkregen indrukken ge
duldig tot het lang verschoven slot, indien de
indrukken zelf hem slechts bekoorden en boei
den". Op ditzelfde was reeds door Madame de
Staël de aandacht gevestigd. In haar »De l'
Allemagne" vindt men het volgende: »Les Allemands
ne demandent pas mieux que de s'établir
tranquillement au spectacle et de donner a l'auteur
tout Ie temps qu'il veut pour préparer les c
nements et développer les personnages; l'impatience
frangaise ne tolère pos cette lenteur." De over
eenstemming tnsschen beider opmerking valt ter
stond in het oog.
uiuiiiiimiiiiiiimiMimmuiitiiiriHtiiiMiiiiHHiiiimiiiiiiiiuiiiiiHiiiiMmmi
Meuwe uitgaven op muzikaal gebied.
1. G. Wouters Jr. Licht en Schaduw (1), sprookje
voor twee solostemmen (sopraan) driestemmig
vrouwenkoor en reciet met begeleiding van
piano, (woorden van Marie Verstege), opus 9.
2. G. Wouters Jr. Kinderspelen (2), cantate voor
kinderkoor met begeleiding van piano, (woor
den van D. de Bruin Jr.), opus 10.
3. Johanna Veth. De Gronden der Muziekleer (3),
Handleiding voor school- en huisonderwijs
met lees- en zangoefeningen. Tweede Deel.
Tegenwoordig wordt voor onze kinderen op
muzikaal gebied zeer goed gezorgd. En terecht!
Men kan dit niet genoeg waardeeren, vooral wan
neer aan de kinderen ook kinderlijke muziek
wordt geschonken en de componist blijk geeft,
de kinderstemmen te kennen en geen dingen van
de stemmetjes vergt, als waren bet die van vol
wassenen.
De beide eerstgenoemde werken zijn de
pennevruchten van een componist die het mij een ge
noegen is, bij de lezers van het Weekblad in te
leiden.
De heer Wouters is dilettant, doch een dilet
tant zooals er helaas te weinig zijn, die niet
alleen met groote liefde voor de toonkunst be
zield is, doch ook heeft willen doordringen in
de geheimen van die kunst.
In vroeger jaren als talentvol violoncellist te
Groningen en ook daarbuiten zeer gewaardeerd,
heeft de heer Wouters zicb altijd gaarne beschik
baar gesteld waar het gold iets tot stand te bren
gen. Hiermede echter niet tevreden heeft hij op
ruim vijftigjarigen leeftijd zich met kracht op de
studie van harmonie- en compositieleer geworpen
ntiiiiiiiimiimiiiiiiuiHiiii
iinittitiititiniHit
bleek en met bloed bevlekt, het naar boven
gekeerde gelaat van hem die daar hing. De
oogen stonden wijd open, hol en rood van
den doodstrijd, den ganschen langen nacht.
Het dijbeen was gebroken, het voorhoofd
gekneusd en opengereten. De kracht van
den val had het lichaam door de nauwe
opening van de rotswanden geperst, dat aldus
tusschen hemel en aarde was blijven han
gen. Hij kon niet op of neer. Vijf' uur
lang had Piet nu op deze dan op die ma
nier getrokken, doch met geen ander gevolg
dan zijn armen zoon nog pijnlijker te mar
telen. De kleinste kaffer was neergelaten
tot waar Adriaan hing; hij had op
erbarmelijken toon gesmeekt hem weer op te
trekken. Hij was bang voor de vleermuizen.
Dat waren spoken, zei hij. Piet zelf kon
met zijn breed gebouwd lichaam de spleet
niet in. Het eenige wat hij doen kon, was
met zijn zoon te praten en hem zooveel in
zijn vermogen was moed in te spreken. Zijn
hart klopte nauwelijks terwijl hij zich de
hersens afpijnigde om een middel tot redding
te bedenken. Dynamiet zou in het doen
springen der rots ook den zoon dooden. Den
bodem kon men alleen van boven bereiken.
De twee laatste uren was het Piet duidelijk
geworden dat er zoo goed als geen hoop op
redding bestond. De metselaarswerktuigen
werden naar beneden gelaten en de vader
riep zijn zoon toe te trachten de rots weg
te hakken, die hem in haar doodelijke klau
wen bekneld hield.
Maar Adriaan was te zwak om hamer en
beitel te hanteeren ofschoon men hem even
aan het werk hoorde. Toen vielen ze hem
en onder zeer degelijke leiding zich op dit ge
bied ontwikkeld.
Dat de heer Wouters op later leeftijd zich aan
compositie is gaan wy'den, is aan zyne
compositiën ten goede gekomen in dien zin, dat hy
met zijne practische ervaring te rade ging waar
aan behoefte bestond. Zijne eerste werkjes zijn
kleine kerkelijke koren, b\j uitstek geschikt voor
de zangkoren, die ongeveer voor een lötal jaren in
de hervormde kerken zij n opgericht. Schrijver dezer
regelen heeft met groot genoegen o. a. zijn Kerst
lied (woorden van Dr. Ph. R. Hugenholtz) een
paar maal met zulk een koor uitgevoerd. Toen
voor eenige jaren de heer Wouters zijne Zangen
der Jaargetyden uitgaf, bespeurde ik, dat de
componist vooral begaafdheid had voor kinderzang
te schrijven. Dit is waarlijk geen geringe ver
dienste, want ieder weet hoe moeielijk het is in
alle zaken, en dus ook hierin, eenvoud te be
trachten.
Licht en schaduw is geschreven voor de hoogste
zangklassen van muziekscholen of middelbare
scholen voor meisjes, terwijl Kinderspelen voor jon
geren (jongens en meisjes) is gedacht, waarby
echter in sommige gedeelten de lagere klassen
kunnen deelnemen.
Wat het treffen van de kindertoon aangaat, is
m. i. de heer Wouters in Kinderspelen het geluk
kigst geslaagd. In Licht en Schaduw is dit ook
moeielijker, omdat men staat tusschen kinderen
en volwassenen. Toch heb ik ook in dit werk
veel gevonden dat my zeer aantrekt, doch men
voelt dat de componist hier zichzelf geweld heeft
aangedaan om geen te ernstige en toch ook weer
geen te kinderlijken toon aan te slaan, terwijl hij
in Kinderspelen vrij, natuurlijk »aus einem Guss"
geschreven heeft, zooals hij het voelde.
Het scenario door Mej. Verstege ontworpen en
in verzen gebracht, toont dat deze dame groote
natuurlijke begaafdheid bezit voor het ontwer
pen van een scenario. Den greep acht ik een
gelukkigen.
Dat de verzen op dezelfde hoogte staan als het
ontwerp durf ik niet te verklaren. My toch komt
het voor dat zij niet altijd gelukkig zijn.
Nu de dichters het echter onderling over mooi
of leelijk zoo vaak absoluut oneens zijn, mag ik
mijne opinie niet te veel opdringen, doch wat
o. a. de Vorst van 't licht zingt:
O ! scboone Alve neen.
Ik bid u, ga niet heen,
Keer niet naar 't sombre oord
Waar niets het oog bekoort,
Blijf hier in mijn gebied,
O ! weiger langer niet!
wil mij volstrekt niet behagen.
Ook was ik eenigzins verwonderd over de
woorden van de zonnestralen die zingen:
Wij komen, wij nad'ren: wij slijge.n omhoog,
Wij gaan door de wouden nu dwalen,
Wij zengen, wij blaken, wat daar treft ons oog,
Wij willen verblindend nu stralen.
Gij geesten der duisternis wijkt,
Verbergt u, eer gansch gij bezwijkt.
Bij nader inzien heb ik echter begrepen dat
dit eene bescheidenheid van de zonnestralen is.
Evenals zij, die veel eerbied voor de zon hebben
zeggen: de stralen dalen op ons neer, zullen de
zonnestralen veel respect voor ons aardbewoners
hebben en daarom zeggen: Wij stijgen naar de
aarde omhoog. Deze dichterlijke vrybeid blijve
dus verder onbesproken, (op het geïllustreerde
titelblad dalen de stralen echter.)
De lezer bespeurt reeds dat ik de muziek
kooger stel dan de verzen. Hoewel ik No. l
in muzikaal opzicht meer gemaakt dan
gedacht vindt en onder anderen bij de m. i. de zeer ge
lukkige begeleiding van No. ~2 een meer sprekende
melodie wenschelijk ware geweest, zijn de vol
gende nummers muzikaal gedacht en bewerkt.
Ook de begeleidingen verhoogen dikwijls den
indruk. Op bladz. 10 komt het mij voor dat
eene eenvoudige begeleiding in kwarten meer
expressief zou zijn geweest, terwijl ik op bladz.
iimiitiiiliiiiiiiitntiHutiiiiiiriiiiii
iiiiiiiiimiiiHllimiiiiiiHM
uit de band,
Piet luisterde,
3en val van ruim acht voet.
hij hoorde de zwakke stem
van zijn zoon, hij verstond hem nauwelijks.
doch wat hij hoorde deed hem een rilling
door de leden gaan en een kermende zucht
ontsnapte aan zijn mond. Toen liet hij de
flesch met brandewijn en water neer en
Adriaan dronk.
Op dat oogenblik verscheen Sannie. Het
hinderde haar, Cyril te zien rookeu. Hij kreeg
een kleur en wierp zijn cigarette weg.
»Vader . ..'' sprak Sannie.
»Ga naar huis kind, terug, terug!"
»Vader, mag ik niet even met Adriaan
spreken ?"
Adriaan hoorde haar stem en riep haar.
»Adriaan, lieve, beste Adriaan ! Ik kom !
Ik kom bij je! Xeen, ik ga niet naar huis.
Laat mij er in af!" schreide zij, op de spleet
wijzend.
Ziende dat zij er op gesteld was, bond
Piet haar het touw onder de armen en liet
haar neer. Maar Sannie kon niet, ver genoeg
komen. De rotswanden waren te dicht bij
elkaar. Zij kon enkel haar broeders schou
der aanraken met de punt van haar voet.
Hij hield ze vast en fluisterde :
»Sannie, ik moet sterven. Het is goed zoo.
Maar zorg voor vader."
«Heilige Jezus, o red onze Adriaan ! God
in den hemel, wees mijn broeder nabij!"
weeklaagde het meisje.
«Vaarwel Sannie ..." hij liet het voetje
1)08. »Trek haar op vader," riep hij. »Laat
zij naar huis gaan."
Piet bracht zijn dochter weer in het zon
licht. Zij scheen jaren ouder geworden; een
grijze schaduw over haar gelaat bewees hoe
veel zij geleden had.
»Mr. Danish breng mijne dochter naar
huis," sprak de vader.
20 de begeleiding te consequent volgehouden vind.
Wordt in Licht, en Schaduw verhaald hoe de
Fee Schaduw vol verlangen smacht in het ijk
van het Licht te worden opgenomen, en uit de
boeien van den Vorst der Duisternis te worden
ontslagen; hoe beide machten elkander den oor
log verklaren, de Vorst van het Licht over
wint en Fee Schaduw, die h\j liefheeft, annexeert,
waardoor Licht en Schaduw voortaar te zamen
kunnen werken tot heil van al wat leeft op
aard(slotkoor) in Kinderspelen wordt een aantrek
kelijk stukje kinderleven zonder intrigue of
ontknooping, doch vol actualiteit gegeven. Hoewel
dit onderwerp reeds in rneer kindercantaten is
behandeld, is de geheele wijze van voorstelling
weer zeer aantrekkelijk.
Na het schommelen komt de wip en dan het
krijgertjespel. (Waarbij echter de herhalingen en
variatie van de regels: En dan hebben wij veel
schik, l>i/j dtn uitroep: tik hadden kunnen weg
vallen zonder schade voor het geheel.) Daarna
gaan allen in het gras rusten en wordt door een
solostem een sprookje verteld: Asscbepoester,
aldus besluitende: De prins zei toen: Gij zijt
mijn bruid. Zij vindt het goed, en 't sprookje
is uit! Het spel wordt weer hervat, de meisjes
gaan touwtje springen en de jongens exerceeren
en op den vijand los, daarna plukt men bloe
men en keert huiswaarts.
In de muzikale wijze van behandeling zie ik
eene belangrijke schrede vooruit bij het vorige
werk, afgescheiden van het feit dat de compo
nist voor dit werk blijkbaar meer voorliefde ge
voelt.
Zonder te veel te willen schilderen vervult de
begeleiding toch overal de taak den zang te on
dersteunen en het karakter te versterken.
De motieven zijn aantrekkelijk kinderlijk en
hebben karakter, iets wat zeer hoog aangerekend
moet worden, want de hulpmiddelen die de mo
derne wijze van harmonisatie en modulatie biedt
kunnen en mogen bij zulk een werk niet worden
aangewend. De melodieën moeten dus het karakter
in zichzelf dragen.
Het is niet myn doel al de nummers te be
spreken. Wanneer men een goed pianist kan
machtig worden, is deze cantate, vooral ook voor
de volksscbool met vrucht en succes te gebruiken.
Ik beveel die dus zeer in de aandacht aan.
Ten slotte wil ik nog iets in het midden brengen
over de voorkomende soli in beide werken. Het
is in principe beter zoo weinig mogelyk soli
voor kinderstemmen in zulke werken te schrijven.
De indruk van die nummers is in den regel
zeer gering.
Ik geef dus uitdrukkelijk den raad niet alleen
in Licht en schaduw doch ook in Kinderspelen de
soli door eene volwassene te laten uitvoeren.
Hiertegen is geen bezwaar. Muzikaal krijgt zulk
een nummer (mits door eene zangeres vertolkt,
die de kunst verstaat, eenvoudig te zingen) zeer
veel relief, en daar gewoonlijk de sprookjes aan
kinderen door ouderen worden verhaald, wint de
waarheid van voorstelling er door.
De vraag drong zich echter bij mij op, of hier
een nieuw of minder bekend sprookje dan
Assc/iepoester niet grootere aantrekkelijkheid aan deze
cantate zou hebben gegeven.
Ik ben vanzelve uitvoeriger geworden dan mijn
voornemen was, doch in de eerste plaats geidt
het een componist voor te stellen, die voor het
eerst in het Weekblad wordt besproken en in de
tweede plaats ben ik van oordeel dat voor onze
kinderen het beste jtiiat goed genoeg is.
Deze leus heeft Mej. Veth ongetwijfeld bezield
bij het samenstellen van haar Leerboek voor
kmaerzang, waarvan ik vroeger liet eerste deel reeds be
sprak en waarvan bet tweede deeltje nu verschenen
is. Ik heb vroeger reeds mijn ingenomenheid met
dit werkje betuigd en de goede peadagogische
eigenschappen er van in het licht gesteld.
Het tweede deel sluit zich waardig aan het
eerste aan.
De overgang van bet cijf'erschrift naar het
notenschrift is in het eerste deel reeds bewerkt.
Het tweede deel geeft zang- en leesoefeningen in het
mmmmiimmmim
Cyril verwijderde zich met het meisje. Ook
de Kaffers kregen bevel heen te gaan en
Piet was alleen niet zijn zoon en zijn smart,
Piet was een krachtige man, een ijzersterk
gestel. Maar toen de Kaffers om een hoek
van de vallei verdwenen waren, stonden er
tranen in zijn trouwe oogen, dikke
zweetdroppels parelden hem op het voorhoofd.
Hij scheen een plan te hebben. Niemand
dan hij had gehoord wat Adriaan gezegd
had. Hij herhaalde het bij zichzelf wel twintig
maal, knielde neder en bad. De wind
speelde met zijn grijze haren, de roofvogels
vlogen boven zijn hoofd, minder hoog nu.
De konijntjes gluurden voorzichtig rond, niet
wetend welk treurspel hier werd afgespeeld,
geen geluid verbrak de stilte. Toen er een
wolk voorbij de zon trok, rees Piet overeind,
nam Adriaan's geweer, laadde beide loopen,
en knielde bij deii rand der spleet.
Adriaan wist wat er gebeurde.
»Uank, vader, dank ! Houd u goed. Vaar
wel vader!"
Piet legde op zijn zoon aan en vuurde.
Er klonk een gil uit de gapende rots.
Piet had zijn zoon slechts gewond, niet
gedood.
«Spoedig, vader de andere !"
De vader vuurde nogmaals. Ditmaal geen
geluid.
Piet liet de lantaarn neer. Alles bleef stil!
Tegen den middag kwam een der Kaffers
terug. Toen hij de rots opklom, vlogen een
menigte aasvogels omhoog in de lucht.
Piet keerde nimmer naar huis terug. Toen.
men, wat eenmaal Piet Villiers geweest was,
weghaalde, bleek het dat zijn. haar spierwit
geworden was.