Historisch Archief 1877-1940
No. 838
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
notenschrift, hoewel ook de oefeningen in
cgferschrift zijn bygehouden.
Met genoegen zag ik dat er veel oefeningen
in den bassleutel voorkomen. Die ontbreken toch
geheel in veel vroegere werkjes van dien aard.
De verschillende hoofdstukken behandelen de
dynamische teekens, maatoefeningen, toonladders,
intervallen en drieklanken.
De korte verklaringen zyn duidelijk en prak
tisch. Alleen geloof ik dat de verklaring : «Dyna
mische teekens zijn teekens die de verschillende
tinten en sterktegraden in de muziek uitdruk
ken", nog eenvoudiger en voor kinderooren
bevattelyker kan worden uitgedrukt.
Deze enkele opmerking neemt echter niet weg
dat ik dit werkje zeer aanbeveel daar ik over
tuigd ben dat het een goede en veilige gids zal
zijn voor allen die de eerste stappen op het zoo
moeielijke gebied van de toonkunst zetten. Aan
de hand van Mej. Veth zullen zij bovendien een
genoegen vinden in die pogingen.
VAN MILLIGEN.
Te Brunswijk is Sodom's Ende van Sudermann,
waarin de acteur Kainz gastrollen zou geven,
door de autoriteiten verboden; geheel zonder
motieven en zelfs zonder vorm kwam het verbod.
Bjj de directie verscheen eenvoudig een politieagent,
die het boek op het bureau neerlegde met de
woorden: »Ist verboten." De directeur denkt in
appèl te komen.
Uit Lausanne wordt gemeld, dat te Nyon op
9 Juli een gedenkteeken voor den componist
Niedermeijer is onthuld. Dit gedenkteeken stond
vroeger in den foyer der Groote Opera te Parijs,
maar werd er door een marmeren buste vervan
gen en toen door het stadje Nyon aangekocht,
waar Niedermeijer in 1802 geboren werd. Hij
overleed in 1891 te Parijs. Zér bekend is zijn
compositie Le loc, op Lamartine's gedicht. Overi
gens schreef hij tal van romancen, liederen, kerk
arias, psalmen; verscheidene opera's, o. a.
fftradella, 1836, Maria Stuart 1844; La I< ronde, Aat
in 1853 met veel succes voor Napoleon gegeven
werd, werd kort daarop verboden, omdat men
den tekst te liberaal vond. Niedermeijer gaf zich
veel moeite voor kerkmuziek, bij stichtte de cole
de musique classique en het tijdschrift La
maitrise.
De uitgevers Stumpff & Koning, de «algemeene
muziekhandel", Spui 2, Amsterdam, hebben Jplan,
de 3e Symphonie van Bernard Zweers: Aan mijn
Vaderland, in den vorm van orchest-partituur
in druk te doen uitgeven.
Met het oog op de enorme kosten aan de uit
voering van dat plan verbonden, vragen zij dat
allen, die de Vaderlandsche Kunst kunnen en
willen steunen, zich verbinden tot den aankoop
van een of meer exemplaren.
De prijs der Partituur zal hoogstens ?30.?zijn.
NffiHiimiitiiiiiiiimiimiiniiiiii
immiitiitmiliintttflMiHiiiiiiuiii
Ook Paul Renouard heeft voor zijn croquis
geen behoefte aan kleur. Toch zyn er indertijd
een aantal teekeningen van hem met takt door
enkele tinten verlevendigd, in een uitgave
Paris llustréa Londres, dateerend van l October
1886, verschenen. Ik vond dit opgenomen in de
Juli-bezending van de Amsterdamsche Kunst
portefeuille en werd weder eens getroffen door
de groote vitaliteit en kranigheid by' dezen
man, die meer misschien dan eenig ander van onzen
tijd, Menzel uitgezonderd, dien hy vaak nabij komt,
den gezonden lust en de bly'de kennis heeft, al
wat zich aan zyn oogen voordoet neer te schrij
ven in gulle beelden en in soms de meest ge
durfde composities. Hij heeft in het genoemde
tijdschrift-nummer een paar
te-voeten-uit-typeeringen van een Beef-eater en vooral van een
Invalide, die kostelijk zijn, en een groote prent
van een Bar, die voortreffelijk is van levensvolle
waarneming en eenvoudig in elkaar zetten.
Evenals degenen die van de Engelschen nu
Ricketts, Shannon en Pissarro gaan verzamelen,
daarom Caldecott en Crane nog niet behoeven te
vergeten, evenzoo is het te hopen dat de liefheb
bers vanLautrec en Ibels, nog Renouard enRaffaëlli
niet uit het oog zullen verliezen.
De firma van Houten uit Weesp heeft naar
aanleiding van haar te Parijs gewonnen proces,
een groote reclamekaart door Willette laten maken,
maar een andere groote Nederlandsche industrieële
firma, die van den heer van Marken te Delft,
was »nationaler," en liet den heer T. Nieuwenhuis,
denzelfden, die voor de Bredero-uitgave van
Verweij (Amsterdam, van Looy en Gerlings)
aardige kwikjes en strikjes ontwierp, een reclame
biljet voor hare olie uitvoeren, waarvan het jam
mer is, dat het wat klein is geworden, want het
valt op door veel frischheid. Laten onze reclame
koningen onze artisten toch aan het werk zetten en
ge zult zien, al spoedig zal hier een eigenaardige
affiche-kunst te voorschijn komen. Want men kan
van het hiertoe noodige talent niet zeggen dat
het zich best in stilte vormt.
Laurence Honsman, de teekenaar van wien we
onlangs illustraties bij George Merediths Jump
to Glory Ja*e met groote ingenomenheid aan
kondigden, blijkt ook een literator te zijn van
kennis en talent. Van de geschriften van dien
anderen literairen teekenaar: William Blake, den
geweldigen, heeft hij een bloemlezing bezorgd,
verrijkt met een belangrijke introductie, en dit
smakelijke boekdeeltje van de Parchment Library
(London, Kegan Paul) schijnt mij als men den
auteur niet volledig verlangt, de beste
Blakeeditie die men hebben kan.
J. V.
De dagbladen ontvangen trouw bulletins van
den kolossalen verkoop van Nederlandsche schil
deryen enz. op de Chicago-tentoonstelling, bulle
tins die denken doen aan de dagelijks rijzende
verkoop bedragen, waar de energieke Mouret van
Au Bonheur des Dames zichzelve mee aanmoe
digde, kinderlijk hopend, eindelijk de pyramidale
verkoopsom van een millioen te kunnen annoncee
ren. Wij wenschen den ondernemers van harte
geluk dat zij zooveel materieelen zegen vinden
op hun moeizaam werk, doch willen hierbij
ook van het meer geestelijk succes van onze
kunst in Chicago een klein staaltje geven.
In een relaas over de Hollandsohe
kunstafdeeling ter wereldkermis heeft The World de
volgende bizonderheden weten te melden.
De heer Hubert Vos uit Londen, de gerant
van de Hollandsche kunst aldaar, heet er
Prr>ffsmr Hubert Vos, hofnahiMer van Tlnlland. Van
Bosboom verklaart het blad, dat de Hollandsche
Regeering zijn begrafenis volgde en al de minis
ters en de meeste leden van het Koninklijk huis
er tegenwoordig waren.
Wijst het niet op een enorm succes, wanneer
anti-republiekeinen de bewonderde artisten maar
met alle geweld niet iets van het voor hen onbe
reikbaar hoogste, met het hof willen associeeren ?
Nog een ander van onze kunstenaars verwierf
van het welingelichte blad een compliment waarbij
men wellicht op nieuw overwegen zal boe bet
toch nooit zeker heetcn mag of niet een koe
een haas kan vangen, Van den wakkeren lieer
de Haas te Brussel namelijk, heet het rondwog
dat hij de grootste koeieschilder van de wereld
genoemd is.
Alleen tegen den heer Mesdag, aan wien de
Hollandsche afdeeling in Chicago ongetwijfeld de
grootste verplichtingen heeft, schiet de
Amerikaanscbe verslaggever waarlijk in waardeering te
kort. Hij roemt wel zeer zijn inzending, maar
het blijkt dat daarmee zijn inzending van Bos
booms en Mauves bedoeld wordt. Bij zooveel
onderscheiding van anderen, treft dit als een grove
onbeleefdheid. Hopen we intusschen, dat, als zoo
veel onbeleefdheden dit zoo kwaad niet bedoeld
was.
Forain heeft in bet nummer van O Juli van
den N--W Yorlt Heral-l een blad teekeningen,
met kleuren gerebausseerd. Maar dat doet niets
goed. De kleuren zijn er kennelijk opgebracht,
niet bij gedacht, zooals bij de Caldecotts b.v.
Zoo schaden de los er over gelegen tinten aan
de sprekende trekken van Forains rake teekening,
en die vrije penlijnen zijn ook niet in staat, de
vloeiende rood-geel-blauwtjes meer in plans te
binden. Zonder kleuren gedrukt behouden Fo
rains penkrabbels inderdaad meer kleur. Zijn
omtrek heeft geen opflenring van noode.
L
In het dorpje Opwijck, in Brabant, bezit men
vier schilderijen van den Vlaamschen meester
Gaspard de Graver (1582?1(>(>1)), die in den loop
der eeuwen heel veel geleden hadden. De Bel
gische regeering heeft ze laten restaureeren door
den Brusselschen kunstenaar Louis Lampe, en
dit schijnt zoo goed gelukt te zijn, dat de stukken
weer in hun ganscbe pracht te voorschijn zijn
gekomen.
Gaspard de Crayer, een der voornaamste
Vlaamsche meesters van Uubens' tijd, hield lang in het
klooster van Assleghem verblijf, waar hij voor
verschillende kerken in die omgeving, Cobbeghem,
Boordeghem. Merchtem, Steenhuffel en vooral
voor de kerk te Opwijck werkte.
De pastoor van deze kerk. Van Lokeren, was
een oud vriend van den dichter en een groot
kunstminnaar, hij slaagde er in, voor de kerk
van Opwijck vier stukken van hem te krijgen,
KüH) De lieüiae Pa^llus, 16;>1 de hfilif/e Nicoiaan,
KiöO twee stukken aan de huldiging der II. Maagd
gewijd. De kerkregisters vernielden de geldsommen,
die de meester er voor ontving; daarenboven was
er voor zijne vrouw, als »speldegeld" een zekere
hoeveelheid vlas voor baar spinrokken gestipuleerd.
De bewoners van Opwijck weten reeds sinds
lang, welke schatten zij in die vier stukken be
zitten; tijdens den inval van de troepen der
Fransche Republiek, haastten ze zich de doeken
uit de lijsten te nemen, ze om stokken te rollen
en in een boerderij te verbergen; anders waren
ze. als meer stukken uit Brabantsche kerken,
misschien op 't oogenblik nog in het Louvre,
hetgeen nu wel niet nadeelig voor de kunst, maar
toch hard voor de Opwijckers zou zijn.
Bij de firma E. J. van Wisselingb & Co.,
Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van
II. W. Mesdag, »Zeegezicht."
. Bij de heeron I'reyer & Co., lokaal Pictura,
is geëxposeerd een schilderij van J. M. ten
Kate Mzn., »Scheveningsch strand".
MiiliilliMiniliiiliimmiHiHiiiiiiMiimiiiiiiMmniiiitiiiiimiiiiiiMiMimiuluf
«S0ST ,
«K«t»iSïjÊ3ia$
Guy de Manpassant.
»Fen robuust talent" schrijft Felix Vogr, :dat
was de naam waarmede Guy de Maupassant met
voorliefde door de kritiek genoemd word, sedert
bij de algemeene aandacht trok door die parel
der novellistiek, ISoulc de ruif', in 18SO verschenen
in Zola's bundel Lei Soirf'ess il e M/'/Jfii, en waarin
Guy de Maupassant niet alleen de bijdragen van
alle medeleerlingen'1, maar zelfs die van den
meester zclven in de schaduw stelde.''
Evenals (iny de Maupassaut's talent robuust was,
scheen ook zijn lichaam het te zijn. Hij was een
prachtig type van het Normamlisch ras,nog veel meer
dan zijn oudeneef en leermeester Gnstavc Flauhcrt.
En nu is dit robuuste talent reeds in bet -llste j aar i n
intellectueele duisternis verzonken, en liet robuuste
lichaam reeds in het 43sto in den dood onder
gegaan. Dit bewijst niets tegen do benaming, het
bewy'st alleen dat Guy de Maupassant, als zooveel
krachtige naturen, te veel van zich zelf gevorderd
heeft, in geestelijk zoowel als in lichamelijk op
zicht. »I1 souffre par trop de santé," zeide een
zijner beste vrienden. De Maupassants onophou
delijk produceeren werd niet, als bij Zola, door
een rustig geregeld leven gecompenseerd. Hy'
leidde een zwervend leven, deed aan alle sport,
alle vermaken, en had dan weer tijden, waarin
hij melancholiek was, zich van de wereld terug
trok, en voor zijne beste vrienden onvindbaar
was. Als zijn geest niet op ieder oogenblik ge
stemd was voor den arbeid, schrikte hij ook voor
geen kunstmatigen prikkel terug, en vergiftigde
zich zoo binnen weinige jaren.
In den loop van twaalf jaren heeft de Mau
passant zes romans, zestien deelen novellen, een
deel gedichten, twee tooneelstukken, twee deelen
natuurschilderingen en eene brochure over Zola
geschreven; en bij deze reusachtige productie is
hij nooit in het »copy-maken" vervallen. Ieder
van zijn romans heeft zijn eigen physionomie;
men vergelijke bijvoorbeeld Bel Ami, (1885) dat
in de Parijsche zaken- en courantenwereld speelt,
en Pierre et Jean (1888) eene burgerlijke fami
liegeschiedenis uit Havre. Maar juist omtrent
Pierre et Jean heeft bij aan een vriend geschre
ven, dat geen letter ervan zonder kunstmatige
opwinding door aether geschreven is. Alleen de
beide laatste romans, Fort comme la mort, en
Notre coeur, verfijnde en subtiele liefdesgeschie
denissen uit de groote wereld, gelijken op elkaar;
zij zijn beide in den geest van Paul Bourget's
psychologische analyses geschreven.
Maar veel eigenaardiger dan in zijn romans
vertoont zich de Maupassants oorspronkelijk en
krachtig talent in zijne novellen. In het korte,
meest zeer pikante en tegelijk pessimistische
verhaal overtreft hij voorgangers en
tijdgenooten; eene vergelijking met Boccaccio is daar niet
te gewaagd Vindingskracht, fijnheid van be
schouwing, soms wreed, soms satiriek, helder
heid en gloed van stijl, alles is daar verbazend.
In de zestig pagina's van Maison Tellier (1881)
steekt meer levende waarheid, meer «document
humain", dan in de vierhonderd bladzijden van
Zola's Nnna of de Goncourt's Fille Eliaa, die
een gelijk onderwerp behandelen. Renóe Doumic
in de Débats verwijt hem ten onrechte, dat
hetgeen hij in den mensch ontdekt, vooral het
egoïstische, bloeddorstige en grof-zinnelijke dier
zou zijn. »Zijn bourgeois zijn idioten, zijn boeren
redelooze dieren. De menschelijke comedie, zoo
als zij hem voorkomt, bestaat uit enkel
gemeenheden en vuilheden. Niets veredelt dat leven,
niets maakt het waard geleefd to worden. Geen
ideaal, geen droomen. Hij ziet in de natuur alleen
de onbezielde stof', in de liefde niets dan het
physiek genot, de weelde der zinnen. Door zijn
gansche werk stroomt een naturalistische poëzie,
die aan Lucretius doet denken. Nu worden juist
zij, die een uitsluitende vereering hebben 'voor
de pbysieke schoonheid en de aanbidding der
stof. als zij geen wufte geesten zijn, maar na
denken, door het denkbeeld gekweld dat die
schoonheid verwelken zal, en deze stof zich ont
binden." Dit is te sterk; zoowel i n Bou'e de suif
als in talrijke van zijn latere novellen is de groote
indruk die van medelijden, teederheid, zachtheid,
met veel kunst onder de bijna objectieve schil
dering verborgen. Wie enkel wreed was, zou
zulk eene bekoring niet uitoefenen; het is juist
het groot innig menschelijk medelijden, in De
Maupassants pessimisme zoowel als in
zijnvroolijkbeid verborgen, dat treft en aantrekt.
Bij de Maupassant's begrafenis heeft Zola eene
uitmuntende rede gehouden, waarvan wij een
deel willen overnemen.
»Uit naam van de Sociétédes gens de lettres
moet ik snreken. Maar laat mij spreken uit
naam der Fransche litteratuur, en laat hier niet
de confrère, maar de wapenbroeder, de oudere,
de vriend, een laatste hulde komen brengen aan
Guy de Maupassant.
Ik heb Maupassant nl een achttien, twintig
jaar geleden leeren kennen, bij Gustave Fbiubert.
ik zie hem daar nog heel jong. met zijn heldere
lachende oogen, zwijgend, als met kinderlijke
bescheidenheid, in tegenwoordigheid van den
meester. Hij luisterde soms heele namiddagen
naar ons, waagde slechts van tijd tot tijd een
enkel woord ; maar van den stevigen knaap met
zijn open, hartelijk gezicht, kwam zulk een
indruk van gelukkige vroolijkheid, van moedigen
levenslust, dat we allen van hem hielden, om
die verkwikkende atmosfeer van gezondheid
die hij meebracht. Hij hield van zware lichaams
oefeningen, reeds gingen er van hem verhalen
van verbazende feiten, wij hadden er geen idee
van dat bij eens talent kon hebben.
En toen kwam plotseling als een bom
Boulerle-suif, dat meesterstukje, dat werk volmaakt
van teederheid. ironie en moed. In eens gaf
hij zijn beslissend werk en nam zijn plaats in
onder de meesters. ll<>t was een groot genot
voor ons, want hij word nu op eens de broeder
van ons allen, die hem hadden zien opgroeien
zonder een vermoeden te hebben van zijn genie.
En van dat oogonblik af' aan hield hij niet op te
producooren met een rijkdom, een zekerheid, een
meesterlijke kracht, die ons verrukten en ver
baasden. Hij werkte aan een aantal bladen tegelijk
mee. Verbalen, novellen volgden elkander op,
eindeloos in bun verscheidenheid en allen ver
wonderlijk volmaakt; ieder bracht pon kleine
comedie, een klein drama in zijn geheel, ieder
opende plotseling een ander kijkje op het leven.
Men lachte, men schreide, men ducht als men
hem las. Ik zou menig van die korte verhalen
kunnen noemen, dat in eenige weinige bladzijden
hot merg bevat van dikke hoeken, die roman
schrijvers er van gemaakt zoudon hebben. Maar
ik moest 7.0 dan bijna alle aanhalen; en oenige
ervan x.ijn immers reods klassiek, zooals een fabel
van La Fontaino of een conto vnn Voltaire.
Maupassant wilde toen zijn veld uitbreiden, om
diegenen te beantwoorden, die van hem een
specialiteit wilden maken on hem in de novelle
opsluiten: en met die kalme energie, die echt
mooie gezondheid die hem eigen waren, schreef
hij prachtige romans, waar alle eigenschappen
van don verteller in voorkwamen, maar vergroot,
versterkt door de passies van het leven.
Le souf/le was ook over hem gekomen, de
groote menschely'ke ademtocht die de werken
van passie en leven maakt. Van Une VietatJfotre
Coeur is het altoos dezelfde krachtige eenvoudige
visie op het leven, een onberispelijke analyse,
een kalme wyze van alles te zeggen, een soort
van gezonde, edele oprechtheid, die aller harten
veroverde. En zelfs wil ik een afzonderlijke
plaats inruimen voor Pierre et Jean, dat, volgens
mij het wonderwerk, het kostbaar juweel, het
onovertref baar werk van waarheid en grootschheid is.
Wat ons trof, die Manpassant met onze geheele
sympathie volgden, was, dat hy' zoo snel alle
harten verwon. Hij had maar behoeven te ver
schijnen, en zijn geschiedenisjes te vertellen, en
zie, de liefde van het groote publiek was hem
terstond te gemoet gekomen. Beroemd in n
dag, werd er zelfs niet aan hem getwijfeld; het
geluk scheen glimlachend hem bij de hand ge
nomen te hebben om hem te geleiden zoo hoog
als hij maar zou believen te stijgen. Ik ken
werkelijk geen voorbeeld van zulk een gelukkig
début, van zulk een vlug en algemeen erkend
succes. Men nam hem alles in dank af; wat
onder de pen van een ander geschokt zou heb
ben, ging er van hem met een glimlach door.
Hij voldeed aan aller bevatting; hij trof aller
gevoeligheid en wij genoten het buitengewoon
schouwspel, dat een krachtig en openhartig talent,
zonder concessies te doen, plotseling de bewon
dering, de genegenheid won van dat geletterd
publiek, dat gemiddeld publiek, dat gewoonlijk
een oorspronkelijk kunstenaar het recht om op
eigen plaats groot te worden, zoo duur laat be
talen.
Het geheele eigenaardig genie van De Mau
passant ligt in de verklaring van dat verschijnsel.
Is hij sinds het eerste uur begrepen en ge
liefd geworden, het was omdat hij een Fransche
ziel meebracht, de gaven en eigenschappen die
het beste van ons ras hebben uitgemaakt. Hij
werd begrepen omdat hij helder was, eenvoudig,
evenredig en krachtig. Men had hem lief omdat
hij vroolijk en goed was, diep satiriek en (won
derlijk), niet boosaardig, lustig en moedig ook
zelfs onder tranen.
Hij behoorde tot de lange gesfechtreeks, die
men kan volgen sinds het gestamel onzer taal
tot op onze dagen.
IIij had tot stamvaders Ilabelais, Montaigne,
Molière, La Fontaine, de sterken en helderen,
het verstand en het licht van onze literatuur.
De lezers en bewonderaars vergisten zich
daarop niet; zij kwamen bij instinct tot die klare
bruisende bron, tot die uitbundige vroolijkheid
van gedachte en stijl, die hun behoefte bevre
digde. En zij waren dankbaar jegens een pes
simistisch schrijver, dat hij hun die gelukkige
sensatie gaf van evenwicht en forschheid in de
volkomen helderheid zijner werken.
De helderheid! wat een fontein van genade,
waaruit ik alle geslachten hun dorst zou willen
zien lesschen! Ik heb daarom zoo veel van
Maupassant gehouden, omdat bij waarlijk van
ons Latijnsch bloed was; omdat hij behoorde tot
de familie der rechtuitsprekenden in de littera
tuur. Voorzeker, men moet het gebied der kunst
niet nauw begrenzen; men moot ook plaats ma
ken voor de gecompliceerden, de verfijnden, zelfs
de duisteren; maar mij dunkt, deze zyn
toch alleen eene uitspatting, een tractatie als
men wil, voor een oogenblik; men moet toch
altoos van hen terugkomen tot de
eenvoudigen en helderen, zooals men tot het dagelijksch
brood terugkomt, dat voedt zonder ooit te vervelen.
Daarin zit de gezondheid, in de behoefte aan
zonneschijn, aan het bad dat u van alle kanten
omspoelt. Misschien heeft de bladzijde van Mau
passant, die wij bewonderen, hem moeite gekost;
wat doet het er toe, als die inspanning er niet
aan te zien is, als wij verkwikt worden door de
volkomen natuurlijkheid, de kalme kracht, die er
van overstroomt! Men treedt uit die bladzijde
als verjongd, met het moreel en physieke wel
behagen, dat een wandeling in het volle daglicht
geeft.''
Zola ontwikkelt verder nog dat denkbeeld van
overstroomende gezondheid, buitengewoon geluk,
behagelijke welgeëvenredigdo kracht.
»Toen gebeurde het, dat de vreeselijke slag
viel en hem neervelde.
Hij, groote God ! hij getroffen door krankzin
nigheid ! Al dat geluk, al die gezondheid, in
e('.ns verzwolgen in die afschuwelijkheid! Dat
?\vas zulk een plotselinge ommekeer in het leven,
zulk een ongewachte afgrond, dat de harten die
hem liefhadden, zijn duizenden lezers, er een
soort van smartelijke broederschap van gevoelden,
eene vereenvoudigde lijdende hartelijkheid. Ik
wil niet zeggen, dat zijn glorie zulk een tragisch
einde noocli? had, zoo diep weerklinkend in aller
geest; maar zijn nagedachtenis heeft toch, sedert hij
die vreeselijke lijdensgeschiedenis van smart en
dood heeft doorgemaakt, in ons een zekere
hoogdroeve majesteit aangenomen, die haar de legende
van de martelaren der gedachte doet bereiken."
Het Wiener T'tqelilaU deelt een aardig
gemoedelijken brief van lïoseggcr nie'lo, in het
najaar van 1S92 aan een jongen vriend geschre
ven: Krieglach 22 September. Beste vriend!
Onze vriendschappelijke betrekking, dunkt mij,
geeft mij het recht, u vol vertrouwen mee te
deelen, wat mij reeds sinds eeenigcn tijd onge
rust maakt. Wees niet boos op mij. Het be
treft uw zelfmoord door alcohol, nicotine en
codeïne. Ik heb al zooveel menschen naar het
graf'begeleid, die aan deze vergiften zijn onder
gegaan. Bij velen (dit hangt van het gestel af)
werkt het eerst in later jaren, bij velen echter
vroeg, bij do laatsten gaat de verwoesting al
heel gauw. Ook '»ij u, mijn beste Toni, zijn
eonige kenteekenen op te merken, en ik kan
het niet rustig aanzien, hoe go u langzamer
hand er onder werkt. Uw gestel is van fijner
aanleg, het verdraagt aan vergiften minder, dan
dat van menig ruwer natuurmensch. Gij moet
met al de energie van den man u redden. Ge
moet u een wet voor oogen stellen, die onder
geen voorwendsel mag overtreden worden ! Bij
voorbeeld dagelijks niet meer dan een halven liter
wijn en drie cigaren, drank geen druppel'.
koflie alleen met melk, thee in 't geheel niet.
liet is zeker niet gemakkelijk, tegen eene
go