Historisch Archief 1877-1940
No. 838
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Mr. Reekers voor de tweede maal op het schild.
Dr. ScHAEfMAN tot VERMEULEN : Ik houd mijn hart vast. Als dat maar goed afloopt!...
ImiMMIIIMHIIIIIIIMIIHHMMIMimillMIMIIIMIIimiMHIIIIIIMIIIimilHlimiMHIlimlIlllim
Kwakzalvers.
Het Handelsblad heeft ditmaal een zeer een
voudig middel om de goede candidaten van
den gemeenteraad van de slechte te onder
scheiden. De goede candidatea zijn de candi
daten van het Handelsblad zelf: mannen die
«erlijk genoeg zijn te erkennen dat men wel
in alles zuinig moet zijn, maar dat eene
groote stad niet als een dorp kan geregeerd
worden en dat daarom van bezuinigingen
op groote schaal toch niets komen kan"
en de slechte candidaten zijn de anderen,
die zich zelf uitgeven voor redders uit den
nood", mannen die den kiezers verzekeren
wn weten precies wat noodig is om onze
stad uit den brand te helpen", echte
stuurlui aan wal". Wonderdokters of liever
kwakzalvers die hun zalfjes en pillen aan
bevelen", lui bij wie als er geen eigenbelang,
geen eerzucht in het spel is, althans over
schatting, overmoed, humbug niet afwezig is".
Zoo is het: degelijke, goede, bescheiden
menschen, of wonderdokters en kwakzalvers
voor een keus tusschen die twee is onze
burgerij gesteld en als zij C. II. den
Hertog, "Oh. R. Kouveld, Mr. L. Zegers
Veeckens neemt, dan weet zij waar zij aan
toe is, dan krijgt zij zalfjes en pillen, waaraan
zij bezwijkt. Ik ben het natuurlijk geheel met
dit advies eens> Wil men beproefde dokters
hebben, dan kieze men mannen als Reekers
en Jan Versluis. Maar wat mij wel een
beetje verwondert, is, dat het Handelsblad nu
ook stelt W. Hovy, Hugo Muller ea P- Nolting.
Die drie heeft het vroeger toch ook altijd
als kwakzalvers aangeduid.
Gek, nietwaar? Als de wonderdokters ns
in den Raad zitten, dan worden zij in de oogen
van het Handelsblad altijd weer bruikbare
aanbevelenswaardige dokters. Zou dat met
den Hertog, Kouveld en Zegers Veeckens
ook het geval zijn, wanneer die, thans ver
kozen, over zes jaar aftreden ?
Wat ik echter in het geheel niet begrijp,
is, dat het Handelsblad, dat zoo tegen won
derdokters en kwakzalvers te velde trekt,
zijn stem onthoudt van mr. Zegers Veeckens,
die, indien ik mij niet vergis, president is van
de Vereeniging ter bestrijding van kwakzal
verij. Zou er dan toch nog een soort van
kwakzalverij bestaan, waarvan ook het Han
delsblad zelf niet afkeerig is? Ik vraag het,
maar antwoord tegelijkertijd: neen. Het Han
delsblad is in mijn oog, zulk een voorbeeld
vau bezadigdheid, bescheidenheid en waar
heidsliefde, zelfs in verkiezingsdagen, dat het
onmogelijk is het te verdenken, van op eenig
gebied, welk dan ook, iets te gevoelen voor
humbug", voor hoeus pocus of iets van dien
aard. Zegers Veeckens, de voorzitter van de
Vereeniging ter bestrijding van Kwakzalverij
moet dus wel degelijk zelf een kwakzalver zijn.
MiHmiiiiiiimiiimiiimiiHiiMHiiiiimiiiiitHiiiiiiiiiiiiMNMiiMMMMmiiiiiiiii
Julia Cuypei-s.
(Uit het Russisch van Iwan Jelakowilch, over
gezet in de moderne recmsenten-dieventaal).
A priori dient hier gereleveerd dat deze
interpretatie, staande tusschen de
conventioneele causerieën van would-be litteraturen
exceptioneel spontaan van dictie zal schijnen;
doch hoe gaarne ook het geabrutiseerde in
de kunst paraphraseerend in simpeler expres
sies, wie den domper van den sloopenden
tredmolen in het spel der hierboven genoemde
actrice den walm der exceptioneele poeziekaars
heeft zien verstikken, weet als ik, dat het
spontane, banaal gezegd, de intense
harmoniesche charme van de soepele formule
gestolen uit de moderne litteratuur mist.
Analyseerend het spel van Julia Cuypers
die mij liever is dan Marcella Lucka, wijl de
hysterische emotie hier minder impulsief werkt,
vind ik haar zijn in de wereld van
tooueelverf, klatergoud precies wat het
meerendeel der couranten-lezende menschen vindt
in mijn over-ultra-moderne subjectieve uitin
gen die intenser gezegd, serener gevoeld,
artistieker zouden dominecren. De streeling
van 'n (schrijfwijze van Multatuli met wien
men mij vooral niet verwarre) ik zeg, 'n plas
tische kunst, als die van 't tooneel, is reagens
van verklaarbare, maar ook dikwijls geheim
zinnige bekruipingen, die een genot doen
geboren worden, waarvan men zich geen
absolute rekenschap weet te geven. Elk waant
zich de profeet, bij preferentie en toch die
ben ik alleen.
Wie staat zoo hoog, voelt zoo fijn, dat hij kan
analyseeren 't in hem sprekende mooi of
leelijk ? Ik prefereer niet, o ignoranten, de zuivere
reactie van individueele reflectie van 't al- of
niet-doorleefde te geven. Wat anders dan
gebanaliseer van spontane artist-emoties,
intens-psychologisch gesproken, is dit? Mijn
ondergeteekende, voluit ondergeteekende dag
blad-opinies bedoelen geen envieuse anathema's
naar het hoofd te slingeren der soi-disant
artisten, maar eerlijk en oprecht, zonder
onnoodige prudentie, mijn eigen supra-superioriteit
te toonen.
* *
*
Julia Cuypers is rivale-loos sedert Cath.
Beersmans' spel geen revelatie meer is. Intel
ligente kunsten aresse als deze laatste was,
heeft ze betrekkelijk spoedig gevoeld dat het
expansieve warme van haar kunst in contrast
was met de omgeving en zij trachtte 't z. g.
larmoyante te overwinnen. Onmiddelijk kan
geconstateerd worden, dat Julia Cuypers verre
bij deze artiste ten achter staat in zooverre
hare gaven op een zeker niveau blijven, in
zooverre bij haar natuurlijke impulsie
predomineert op 't intellectueele harer opvattingen.
De voelhoorns voor 't sobere mist deze jonge
actrice en ik ken nog iemand die juist dit
zelfde in zijn recensies toont. In beiden zijn
elementen aanwezig, die veel goeds beloofden,
doch juist door gebrek aan eenvoud dreigen
beiden thans ten onder te gaan in de
oversteJping van ambitieuse onbeduidendheden
van meteoor-talentjes.
C'oute que coute moesten beiden zich los
rukken uit deze woordjes- en
gevoelensknutselwereld; onder leiding van een verstandig
mensch was er veel van beiden te maken.
Lutjebroek, 13 Juli 1803. BAC.
liiMlMiiiniMUNiMmiHtmmiuNiMMMMlMimilimiMiiMilmmiuiiiiHlmnjn
Kimlerfoeulen".
O, Hein! klim dr' nou ook op; 'k heb
hier n' daalders plaassie; ze benne daar
binnen bepaald mal!" en de jongen, die tegen
de vensterbank was opgeklommen, wenkte
een ander, die met uitgerekten hals half op,
half over de stoepleuning hing.
Met moeite werkte de knaap zich omhoog
en klemde zich, evenals zijn kameraad, vast
aan 't vensterkozijn, om naar binnen te kun
nen zien.
Mooi! hij danst op de tafel', riep de
eerste kijker en zij staat op de canapee,
met d'r armen te zwaaien, ze bennen stapel,
hoor !
In een oogwenk was er een standje voor
't huis en verdrongen mannen en vrouwen
zich op de stoep, trachtend naar binnen te
zien.
De gordijnen waren niet geheel neergelaten
en het viel de menigte, die zich voor het
raam had verzameld, gemakkelijk genoeg de
familiegroep in de kamer te beschouwen,
vooral omdat de kamer, achter, helder ver
licht was door een venster, uitziende op den
tuin.
De man en vader stond, woest
gesticuleerenrl, boven op de tafel; de vrouw en moe
der kon men met merk waardige ongegeneerd
heid een dansje zien uitvoeren op de canapee.
De zuigelkig lag tegen de rugleuning van
een grooten stoel onverschillig te knipoogen
tegen 't licht.
(roeie Heer.' 't lijkt Meerenberg wel;
wat voeren ze toch in Godsnaam uit ?
vroeg een vrouw, haar mageren hals onna
tuurlijk lang uitrekkend.
Ze maken dat schaap dol; zulke men
schen moesten geen kind nebben, klonk het
op een toon van gezag uit den mond eener
gebrilde juffrouw die, na veel moeite, zich
vooraan had gedrongen en haar neus bijna
platdrukte tegen de ruiten.
't Is een schandaal, verklaarde heel ver
ontwaardigd, een vrouw met een mandje vol
kruidenierswaren.
Plotseling greep de man en vader, daar
binnen, een stok en zwaaide dien met kracht
boven zijn hoofd, terwijl hij een wonderlijken
kreet uitte.
O jemig! hij zal 't wurm doodslaan, riep
de eene jongen.
De gebrilde dame kreeg kippenvel en de
juffrouw met de kruidenierswaren wendde htt
hoofd vol afgrijzen om, terwijl ze steunde:
't Is niet an te zien'.
't Kind moet er uitgehaald worden,
schreeuwde een vastberaden toeschouwer, die
heel achteraan, op zijn teenen staande niets
zag', maar alles hoorde wat de anderen zagen.
Op dat oogenblik deed de vrouw en moeder
een greep naar een langen stoffer en schudde
dien dreigend heen en weer.
O! groote genadigheid, gilde de juffrouw
met de bril, nou komt er nog een ander bij,
die mikt op 't kind, met 'n donderbus of zoo
iets. O! wat 'n beesten!
Ze maken dat kind om gaaies', riep de
eene jongen op de vensterbank en de ander
brulde: polisie! polisie!
De gebrilde dame sprak het volk toe. De
juffrouw met het mandje had juist gelegen
heid gehad om, als haar vaste overtuiging uit
te spreken: dat die menschen daarbinnen
dronken en razend waren, toen een paar flinke
mannen naar voren traden, hevig schelden
en op de deur bonsden.
De man en vader kwam opendoen.
Wat voer jelui uit met dat, arme schaap?
vroeg een der mannen. m_et dreigende stem.
Jelui mot naar 't Buitenhuis, gilde een
uit den hoop.
Kinderbeul! krijschte een vrouw.
??D'r is al iemand naar de polisie! rit;)
een ander.
Haal ze dr' uit, breng ze naar 't Buri>,
zulke leelijke kinderbeulen.?Ontuig! moor
denaars! schreeuwden verschillende stemrneu
door elkaar.
De man en vader stond een oogenblik ver
schrikt, sprakeloos en uitte eindelijk alleen
een langgerekt Maa aar, menschen ... 'f
Sla 'm op z'n ziel, haal 'm er uit,?-pa
der in en breng't schaap hier! tierde de menigte.
Maar menschen riep de ontstelde m;ni
eindelijk wat wil jelui toch er is hi< r
niets te doen; m'n neef', die voor z'n plezu r
photografeert, wil 'n portretje van onze kleine
1 maken en nou probeeren we om d'r'n oogen ?
\ blik stil te houden, dat's alles.
i O! en de menigte zakte mopperend af..