De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 23 juli pagina 1

23 juli 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK A'. 1893 WEEKBLAD VOOB NEDERLAND Dit nommer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgeverij VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bjj de Vijzelstraat, 542. Zondag 23 Juli Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . Reclames per regel .post/7 1.65 mail?9. . . , 0.12' 0.40 I N H O Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE TON: Een woord aan de vrouwen over »de vrouw", door Mart. L. Liket. _ TOONGELEN MUZIEK: Het tooneel, door H. J. Mehler. Aanteekeningen Schilderkunst, door J. V. KUNST N LETTEREN: Toute la Lyre. I. SCHETSJES: De Amerikaan, door Vosmeer de Spie. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. UIT Dr. GANNEF's STU DEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. De Fransche Kamer is bijna aan het eind gekomen van hare taak. Met den meesten spoed wordt de begrooting afgehandeld, en waarschijnlijk zullen reeds de volgende week de afgevaardigden naar huis kunnen gaan. Hunne vacantie zal echter geene rustige zijn, want de regeering heeft de verkiezingen vastgesteld op 20 Augustus, en de volksver tegenwoordigers zullen dien korten termijn hoog noodig hebben om het met hunne committenten eens te worden over de ver nieuwing van hun mandaat. De regeering heeft, zooals men weet, den datum der verkiezingen eenige weken ver vroegd, klaarblijkelijk omdat zij er prijs op stelde, zelve die verkiezingen te leiden en niet de zekerheid bezat, dat zij in September of October a. s. nog in staat zou zijn dit te doen. Intusscben is de positie van het ministerie-Dupuy in de laatste dagen eenigszins gunstiger geworden. Daartoe heeft vooral bijgedragen de energieke houding, die de minister Develle heeft aangenomen in het conflict met Siam. De naaste aanleiding tot dit conflict schuilt nog in het duister. De Franschen beweren, dat de Siameezen hebben geschoten op Fransche schepen en de Siameezen ver zekeren, dat het eerste schot van Fransche zijde is gevallen. Wat echter de aanleiding moge zijn geweest, de oorzaak is duidelijk genoeg. Sedert de Franschen zich meester hebben gemaakt van het koninkrijk Annam, uuiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiMiuiiiufn Een woord aan de vrouwen over de vrouw", door MABT. L. LIKET. Bevallige, lieftallige en aanvallige dames ! Wanneer ik op 't oogenblik uitsluitend het woord tot u richt, dan doe ik dat om meer dan n reden; in de eerste plaats omdat, wat ik te zeggen heb, u uitsluitend aangaat, en in de tweede de voornaamste plaats omdat ik al lang heb uitgezien naar de gelegenheid om u eens onder handen te nemen. Nu hoop ik niet dat u zult gaan denken dat de redactie van dit blad mij een paar kolommen heeft afgestaan om u, dames, eens wat men onparlementair noemt »den mantel uit te vegen" volstrekt niet. Het is dan ook geenszins mijn bedoeling alleen kwaad van u te zeggen; ik wensch alleen maar eeas een overzicht te geven van de debet- en de creditzijde der balans van uw maatschappelijk en moreel zijn. Ik zal volstrekt niet schermen met mooie woorden en holle frazen, ik zal niets anders doen dan wat ik meen dat in een letterkundig weekblad volkomen op ziju plaats is : de vrouw te late» beoordeelen door de letterkunde, bij monde van hen die, door alle eeuwen heen, op dat gebied der kunst een eervolle pleats hebben ingenomen. Ik wil deze inleiding eindigen, dames, na u de verzekering gegeven te hebben dat ik volgaarne bereid ben met u in polemiek te treden, en ik twijfel niet of de redactie van dit blad zal ook aan u even gastvrij een plaatsje in hare ko lommen afstaan. *** Wanneer ik zoo eens een vluchtigen blik sla in de litteratuur, zoowel de vroegere als de tegen woordige dan treft me dit eigenaardige verschijnbewereri zij de rechten van Annam te hebben overgenomen en dus ook het pro tectoraat over het dal van den Mekong, althans over het gebied aan de linker zijde van die rivier. Het stroomgebied van den Midden- en Boven-Mekong vormt het zoogenaamde «Hinterland" van An nam en is tevens de verbinding tusschen de Fransche koloniën en Zuidelijk China, dat van Tonkin uit voor de Franschen tot dusver niet bereikbaar is geweest. Het ko ninkrijk Annam heeft inderdaad vroeger een protectoraat uitgeoefend over het Mekonggebied, en zelfs over geheel Siam, maar er zijn ook tijden geweest, waarin Siam het beschermheerschap over Annam uitoefende. Verder herinneren de Franschen zich maar al te goed, dat het rijke Voor Indië, thans een Engelsche bezitting, in de vorige eeuwFransch gebied was en alleen door de zwakheid der laatste Bourbons voor Frankrijk is verloren gegaan. Sedert de Franschen op het gebied der koloniale politiek weder handelend zijn opgetreden, heeft de spijt over het verlies van Voor-Indiëplaats gemaakt voor het streven om een dergelijk koloniaal rijk te vestigen als de Engelschen in Voor-Indiöbe zitten. Cochinchina, Cambodja, Tonkin en Annam zijn reeds Fransch grondgebied ge worden ; thans schijnt Siam aan de beurt te zijn. En Siam is een des te verleidelijker buit, omdat het tegenover^ Frankrijk te eenenmale onmachtig is. Sedert verscheiden jaren wordt tusschen Siam en China een strijd gevoerd over het bezit van den linkeroever van den Mekong, en de Fransche ambtenaren hebben er uit nemend voor gezorgd, dat conflict gaande te houden. Aan de andere zijde bleven de Siameezen steeds souvereiniteitsrechten in dit gebied uitoefenen ; zij trachtten althans dit te doen, wanneer het hun niet door Fran sche overmacht werd belet. Keeds in 1891 is door den toenmaligen minister van buitenlandsche zaken Kibot in de Fransche Kamer verklaard, dat de Fransche regeering het geheele linkerstroomgebied van den Me kong als Fransch protectoraat beschouwde. De Siameezen weigerden echter dit protec toraat te erkennen. Een paar maanden geleden had zich een Siameesch mandarijn gevestigd in een post aan den linkeroever van den Mekong. De Franschen verdreven hem van daar en dit kostte niet veel moeite, want de mandarijn had de bevolking op ergerlijke wijze getyranniseerd en geplunderd, zoo zelfs dat de mandarijn een vrijgeleide moest vragen aan iiiiiiillMimtiiMiiiiiimiiiiiii imiiiiiiiiimiiiiiiimiiiuuiiliuiii sel: dat juist de schrijvers, die het hoogst in de gunst der vrouwen stonden aangeschreven, van //de vrouw" het meeste kwaad hebben gezegd. Er zijn er zelfs onder hen die zoo ver gingen, dat zij voor verschillende ondeugden eene personnificatie zoch ten in de vrouw. Zoo is het bekend, al zult ge dat natuurlijk gaarne verbloemen, dat Shakespeare van u gezegd heeft: Zwakheid, uw naam is vrouw. Hooft zei in een van zijn gedichten : Windt zijn meisjes. Laboulaye in zijn //Paris en Amcrique" : O vrouwen, uw ware naam is ijdelheid. En zoo zou het me niet veel moeite kosten meerdere voorbeelden bijeen te zoeken om daaruit het bewijs te putten dat bij vele schrijvers, zoo wel klassieke als moderne, de vrouw steeds de figuur is geweest welke zij zich bij voorkeur kozen ter belichaming van de zeven hoofd- en de ontel bare andere zonden. Waarlijk, dames, wanneer ik mijn herinnering zoo eens een oogenblik op het veld der litteratuur over de vrouw laat grasdui nen vergeeft me die uitdrukking vaa leedver maak dan kom ik langzamerhand tot de overtuihing, dat gij en uw geslacht al heel wat op uw geweten hebt. 't Zal toch wel niet geheel zonder reden zijn dat Hooft zich in zijn Geeraert van Velzen" de woorden liet ontvallen : Och, wat komt ar ramps door vrouwen, Dat c/heblankette quaedt. En wie de geschiedenis van Vondel, meer be paaldelijk die van zijn intiem leven kent, zal moeten toestemmen dat hij niet zonder eenigen grond aan zijn gemoed lucht gaf, toen hij in zijn Faëton" de vrouw qualificeerde als: . . . de bron, en 't eeniyh zaet Van alle schelmerij. De meesten lieten het bij dergelijke ontboeze mingen ; anderen daarentegen meenden verplicht te zijn aan hunne minder vleiende uitspraak nog iets toe te voegen bij wijze van moraal zooals bijde Fransche autoriteiten. Dit verzoek werd toegestaan, en veertien Annamitische man schappen, onder bevel van den Franschen onderofficier Grosgurin, begeleidden den Siameeschen dignitaris. Nauwelijks echter was deze gekomen op een gebied, waar hij zich veilig rekende, of hij liet zijn geleide op verraderlijke wijze neersabelen. De Fransche regeering eischte voldoening en schadeloosstelling, en de Siameezen ant woordden met allerlei uitvluchten. Daarop volgde uit Parijs het bevel aan admiraal Humann om met den gepantserden kruiser Triomphante, het adviesjacht Inconstant en de kanonneerboot Comète naar Bangkok te stoomen en aan de vertoogen van den Fran schen consul-generaal kracht bij te zetten. De Siameesche regeering had zich reeds vroeger met een verzoek om hulp tot de Vereenigde Staten gewend, maar daar geen troost gevonden. Nu stelde zij al haar hoop op Engeland. En inderdaad was de toon der Engelsche pers in de laatste weken uiterst scherp, om niet te zeggen vijan dig jegens Frankrijk. Maar het blijkt, dat de bladen, met name de Times, al te hard van stapel zijn geloopen. De Engelsche regeering heeft, blijkens de door haar in het Parlement gedane mededeelingen, goede nota genomen van de ver zekering van den heer Develle, dat aan eene annexatie van of een protectoraat over Siam niet werd gedacht, maar zij maakte in be ginsel geen bezwaar tegen het door Frank rijk en Siam gestelde ultimatum, waarbij, in geval van weigering, met eene blokkade der Siaraeesche kust werd gedreigd. Naar aanleiding van de hierboven in korte trekken medegedeelde voorvallen, gaf de Fr . 'ikfur'fr Zeitung eene beschouwing over de Fransche koloniale politiek. Hot blad be gon met erop te wijzen, hoe de annexatie van Tonkin indertijd aanleiding had gegeven tot de scherpste aanvallen, zoowel van de rechter- als van de linkerzijde, op de Fran sche regeering, met name op Jules Ferry, en hoe toch niemand in Frankrijk meer het voorstel zou durven doen tot ontruiming dezer alles behalve profijtelijke kolonie. Tonkin en Annam hebben den Franschen niet gegeven, wat dezen hadden verwacht. De gedroomde rijkdommen bleven uit, omdat de Fransche handel niet ondernemend genoeg was en de geringe behoeften der inlandsche bevolking niet wist te vermeerderen. De Fransche regeering had meer dan genoeg aan hare militaire en administratieve taak, want niet tegenstaande de vele malen herhaalde toezegitiiimMiiiiinMHimiiiiui voorbeeld Tasso in ziju //Jerusalem verlost", waar hij zegt: De vrouw is een babbelziek en verraderlijk ding; nu wil se, dan wil ze niet dwaas is de man die er op vertrouwt. Wil ik u eens zeggen, dames, welke ondeugden steeds het meest in u mishaagd hebben ? Het zijn : de ijdelheid, de wispelturigheid en de onop rechtheid. En weet u wat, liet bedroevende van het geval is ? Dat ge altijd zoo geweest, zijt, zoodat reeds de schrijvers uit de klassieke oudheid reden hadden zich over u te beklagen, vooral ten opzichte der zooevengenoemde ondeugden. Ik zal u maar niet lastig vallen met aanhalin gen uit den Bijbel ; ook zal ik niet trachten hier uit te maken, in hoeverre men Eva aansprakelijk moet, stellen voor al de fouten van uw geslacht, en of gij gerechtigd zijt u te verschuilen achter het banale //wij zijn nu eenmaal zoo, en het goede en kwade wat er aan ons is hebben we van Eva geërfd." ? Och, dames, wij vallen u volstrekt niet lastig over die erfenis van Eva, want, heusch, die was zoo bijzonder groot niet, eu bestond in hoofdzaak nog uit eenige goede eigenschappen, waarvan zeker als de voornaamste mag gelden de bekoorlijkheid. En, ik vraag het u, was die wel aan u be steed ? Veen, want ge hebt die laten ontaarden in verleidelijklieid, zoodat ge u volstrekt niet be hoeft te beroemen op uwe vermaagschapping aan Circen, Sirenen en Loreleys. En ge zult ons toch niet willen wijsmaken dat ge, bijvoorbeeld, de zucht tot opschik van Eva hebt geërfd. Het zou me niet moeilijk vallen dit te betwisten met verschillende aanhalingen uit (lenesis, wat ik echter niet zal doen om redenen, die iedereen waarschijnlijk zeer billijk zal vinden. Ik wil er u nog alleen maar op wijzeu dat uwe behaagzucht, zucht tot opschik, ijdelheid, wis pelturigheid, grilligheid want dat zijn altemaal zusters in den booze menig schrijver aanleiding hebben gegeven tot vinnige uitvallen, vlijmende satires en .... bange verzuchtingen. Ik zal zoo vrij zijn er eenige voorbeelden van aan te gingen is het land nog steeds niet «gepaci ficeerd". Als gewoonlijk miskenden de Franschen de eigenlijke reden van hun nietslagen en leggen des te meer waarde op de vermeerdering van hun politiek bezit. »De Franschman koloniseert niet tengevolge van eene innerlijke noodzakelijkheid, bijvoorbeeld voor een onderkomen te vinden voor eene overtalrijke bevolking, maar tengevolge van eene uiterlijke behoefte aan macht en van een streven naar vergrooting van zijn roem en zijn gebied. Terwijl bij de kolonisatie van den Engelschman, eerst de koopman, dan de zendeling, en ten slotte de soldaat komt, gaat het bij de Franschen juist omgekeerd: eerst komt, zonder eenige aanleiding de soldaat, dan komt de zendeling, of ten slotte ook de koopman inderdaad zal komen, is lang niet zeker. Nog een ander onderscheid doet zich tusschen de beide natiën voor. De Engelschman is in staat, een gebied, waar hij geen zaken maakt, weder op te geven, al heeft het verwerven daarvan hem veel geld en bloed gekost; de Franschman echter stelt in elk stukje woestijn, waarvan de bezetting hem gelukt, een deel van zijne nationale eer, die hem gebiedt aan de reeds gebrachte offers nog nieuwe toe te voegen, tot in het onafzienbare, en iedere botsing van zijn agenten met naburige volksstammen te be schouwen als eene aanleiding tot oorlogsver klaringen en nieuwe gebiedsuitbreidingen." Het oordeel van de Frankfurter moge in zijne algemeenheid iets te hard zijn, geheel onjuist is het zeker niet. Of de zaak echter, zooals het blad onderstelt, op eene annexatie van Siam door Frankrijk zal uitloopen, meenen wij vooralsnog te mogen betwijfelen. Voorloopig zijn de omstandig heden niet gunstig, al ware het slechts om dat de Fransche regeering, door hare tegen over de Engelsche afgelegde verklaringen, zich zelve de handen heeft gebonden. nratiuuntiiiiiiiiiiiitifmiiiiiuiiiiiitiiiitiiiiniiminiiii Het Tooneel. Het salon heeft zich aan De wevers, het veel besproken drama van Gerhart Hauptmann, ge waagd, vergrepen, bezondigd. Bij de vertooning was geen iadruk zoo machtig als deze, dat een tiliiiiiiiiiuiluiiHiimiiiHiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiililiniii halen, waarbij ik me niet zal storen aan chrono logische volgorde, doch slechts hier en daar uit de algemeene litteratuur een greep zal doen. STAKIKO. Wie zonder vrouw weet huis te houè'n, Mijdt veel verdriets ; De oDnoozelste is maar half te trouwen, De slimme niets. GOLDOXI. Ik zie wel dat in Frankrijk, Engeland, Itali ja de gebeele wereld door, de vrouw zelfs deu 'duivel te slim af is. J. DE DECKEK. Wanneer het lichaam volgt, de schaduw tijt aan vluchten, Maar volgt integendeel, als 't lijf den rugge biedt. Der vrouwen losse min heeft even zulke kluchten : Zij vlieden zoo gij volgt, zij volgen zoo gij vliedt. BTEON. De beloften der vrouw zijn geschreven in zand. GÖHE. (Waar de schrijver zijn gedachten in versvorm uitdrukte, heb ik den oorspronkelijken vorm behouden om vorm en gedachte door eene misschien gebrekkige vertaling geen geweld aan te doen.) Was die Weiber lieben und hassen, Das wollen wir ihnen gelten lassen ; Wenn sie aber urtheilen und meinen, Da will 's oft wunderlich erscheinen. Een wijs man heeft geseght, e»n geek mag het verdoemen, Dat vrouwen 't r»emelrijck der mannen sijn te noemen, En Hellen van haer siel, so daer ooit Helle was, En Vaegvier van haer tas. HA UIT. De duivel heeft de vrouwenharten gemaakt. LEGOUVe. O, femmes, c'est a tort qu'on vous nomme timides : A la voix de vos coeurs vous tes intrépides.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl