De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 23 juli pagina 2

23 juli 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEEDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 839 belangwekkend tooneelspel op ergerlijke en hoogst gemoedelijke wyze werd vermoord en ten grave gedragen. De wever», dat te Berlijn en Parijs keeft doen-sidderen en huiveren, heeft te Am sterdam voor alles doen giebelen en schateren. »JJ n'y a pas wn gouvernement qui, a moins d'avoir perdu l'esprit, ktissera ce tpectaele se dérouler devant la foulf," schreef Sarcey in zyn kroniek. Aldus dachten allen, aldus dacht ook Antoineer oyer. Aan ons Hollanders was de eer voorbehou den, deze ieder onomstootelijk schijnende waar heid te schande te maken. Zooals het in het Salon wordt vertoond is De wevers niet gevaarlijk, niet hartstocht prikkelend en opstand predikend, maar belachelijk, onnoozel en banaal. Over Hauptmann's drama is reeds heel wat geschreven en gekibbeld, vooral in Duitschland. Toen het door de »Freie Bühne" was vertoond, werd het door de critici der groote bladen uit bundig geprezen, geprezen vooral als kunstwerk. Dat het een by zondere tendens had, werd ont kend. Hauptmann is een waarachtig dichter, al dus redeneerde men, een dichter ver verheven boven het duf gewoel van partijbelangen en partijinfaiges. De sociaal-demokraten waren hierover ten zeerste gebelgd. Zy beschouwden De wevers voor alles als een sociaal drama, als een daad ?en protest. Hauptmann noemde zyn werk een drama »aus den vierziger Jahren." Zij toonden .aan, dat het dit werkelijk was, dat het in hoofd zaak zuiver historisch, dat het slechts in onbeteekenende onderdeelen gefantaseerd was. In een artikel in »Die neue Zei t" vestigde Friedrich Mehring de aandacht op de bron waaraan Haupt mann de hoofdmomenten van zijn drama ont leende. In het »Deutsche Bürgerbuch für 1845" schildert Wilhelm Wolff, een vriend en mede stander van Karl Marx, aan wien deze het ? eerste deel van zyn »Kapital" opdroeg, de :ellende en het oproer der Silezische wevers in het jaar 1844. In de hoofdzaken, ja zelfs in onderdeelen komt deze schildering overeen met die, welke Hauptmann in zijn drama geeft. Hij is een der onzen, zeiden de sociaal-demokraten, want Wolff, aan wien hij zijn stof ontleende, was een volbloed sociaal-demokraat. Zij gingen nog ?een stap verder. Zij zeiden: »Hauptmann's drama heet historisch, doch dit is slechts een doekje voor het bloeden. Het is historisch, zonder twijfel, doch het is actueel, geheel en zuiver actueel tevens." Wat van dit alles te denken? Welke waarde heeft dit alles by de beoordee ling van De wevers als kunstwerk ? Hauptmann kan en zal Wolff's werk geraadpleegd hebben; zijn drama is historisch en actueel te gelijk; een en ander valt niet te ontkennen. Doch wat bewijst dit ? Geeft De wevers het recht Hauptmann een sociaal-democraat te noemen ? In De wevers is Hauptmann voor alles een mensch, een mensch, getroffen, ontzet en verpletterd door het lijden van duizenden zijner medemenschen; de ellende der Silezische wevers kende hij uit de beschrij vingen, door zijn vader en grootvader de laatste eertijds zelf een Silezisch wever daarvan gegeven; met den gloed en de overtuiging van een waarachtig kunstenaar bracht hij ze in beeld. Of De wevers volgens de regelen van de een of andere willekeurige aesthetica een kunstwerk mag genoemd worden, wat doet het er toe? Ik zou het aldus willen noemen om de oprechtheid en innigheid, die er uit spreken, om de aandoe ning, die onder de schijnbare onpersoonlijkheid en impassibiliteit sluimeren. Het is schril en wreed en tegelyk week en verteederend. Dat de Silezische weveis het noodigste ontbeerden, dat de ontbering hen tot wanhoop en waanzin bracht, hun dierlijke lusten, hun beestachtige begeerten ontketende, meer en anders wilde het niet schil deren. Schrik en medelijden wilde het wekken. Of dit de schrik en het medelijden zijn, zooals Aristoteles die bedoelde, ik weet het niet en het zou te lang zijn het na te rekenen. De wevers brengt een conflikt, doch laat het onopgelost. Het schildert ellende, doch geeft geen enkel middel tot bestrijding aan de hand. Is dit zoo groot bezwaar? Mag een drama niet tot weemoed, deer nis en lankmoedigheid stemmen ? Zijn dit ge IIII1HIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIII Voor sommige dames, die mochten meenen dat de zooeven genoemde uitspraak van GOLDONI ,-als zou de vrouw zelfs den duivel te slim af zijn", als een waardeering van haar intellect dient be schouwd te worden, diene de opmerking dat deze opvatting geheel afhankelijk is van de beteekenis welke men aan het woordje slim gelieft te hech ten. Mij komt die mate van waardeering al zeer bedenkelijk voor, wanneer het woord slim syno niem moet gesteld worden met schelms?loos, dat wij in de volgende aanhaling uit Hooft's //Scheinheiligh" ontmoeten : ,Denkt broer, dat Eva qualijok een paer uren in de wereld geweest was of zij bedroogh haer man ; wat wonder ia 't dan dat de wijven schelms loos zijn, die zooveel jaeren lang op de wereld ge weest hebben". Molière is niet achtergebleven in het hekelen der vrouwelijke ondeugden. We behoeven slechts zijn Préeieuses ridicule*, Femmes savantcs, Le dépit amoureux en andere zijner blijspelen door te lezen, en bijna op iedere bladzijde vinden we geestige, soms scherpe, en enkele maal vinnige toespelingen op de minder goede eigenschappen van het vrou welijk karakter. Een dier uitvallen, die als citaat nog steeds opgeld doet, is de volgende uit Le dépit amoureux" : La tête d'une femme est comme la girouettc Au haut d'une maison, qui tourne au premier vent. Het zal u misschien verwonderen, dat ik geen enkel citaat uit HEINE neerschrijf. Ik verzuimde dit opzettelijk, omdat ik ia die veelheid van vleiende en minder vleiende bou-mats van den geestigen dichter werkelijk stond voor l'ein barras du choix. Ik kan echter niet den lust weerstaan een ervan aan te halen, waarbij ik me dan ook zal bepalen : ,Wat zijn de mannen toch te goeder trouw, die den vrouwen het recht geven te wonen in hun hart, dat het kostbaarste bevat wat zij bezitten: het levensbloed." Uw zondenregister is nog lang niet ten einde, dames, maar ik wil ermee ophouden omdat ik vrees dat ge u van schaamte onder de tafel zoudt vaarlyke of onartistieke aandoeningen ? Als kunstwerk heeft De wevers zonder twijfel onef fenheden en onvolkomenheden. Enkele details schijnen overbodig of onjuist van kleur. Het derde bedrijf blijft in kracht en kloekheid be neden de overige. Hoe groote deugden naast deze kleine gebreken! Met welk een kunst en overleg zijn de tallooze details geschikt an geordend. Welk een climax in het geheel, welk een climax in ieder bedryf. Het drama mist een intrige. Doch mist het daarom een heid ? Ik geloof het niet. Is de menigte niet de hoofdpersoon, die voortdurend onze aandacht in beslag neemt, die leeft en worstelt, die in steeds razender tempo haar verderf te gemoet snelt ? Is de honger niet het thema, dat in eindelooze variaties wederkeert, het »Weberlied" niet het »leitmotiv"', dat zich steeds luider en dreigender doet hooren ? Niet om de details, niet om de bijzondere personen, om het geheel om de me nigte is het te doen. Zoolang de vertooning dit niet weet te doen uitkomen, kan er van een beoordeeling van De wevers als drama geen sprake zijn. Wilde ik al de onvolkomenheden van de ver tooning in het Salon opsommen, ik zou veel meer plaats noodig hebben dan my hier is toegestaan. In de eerste plaats was het tooneel veel te klein ; dit had men van te voren kunnen en moeten begrijpen. De groote, de kapitale fout was verder, dat het ensemble alles te wenschen overliet, dat steeds en overal de juiste kleur en stemming ontbraken. Ieder speelde op en voor zichzelf; de figuranten speelden in het geheel niet; zij stonden er wezenloos bij of tierden en raasden een beetje. Over de afzonderlijke creaties zal ik maar niet uitweiden; sommige waren al bijzonder dilet tantisch. De eenige, die werkelijk wist te boeien, was juffrouw TJde als de furie Louise. Geheel onbegrijpelijk en onvergeeflijk was, dat men het » Weberlied", historisch als bijna alles in het drama, vrijwel had verdonkeremaand. Van het tweede bedryf, door den raet gemakkelijken Sarcey in het by zonder geprezen, kwam weinig of niets terecht. Het crescendo in het zingen van het lied ontbrak ten eenenmale. Het vierde be drijf was een caricatuur van het begin tot het einde. De kroon spande het slot. De werkstakers dribbelen op hun doode gemak het tooneel op; de juffers nemen plaats op een sofa, de mannen schreeuwen een beetje en het doek valt. Had men dan niet begrepen, dat de woestelingen niet op visite kwamen, maar alles hadden moeten kort en klein slaan of was men bang voor de requisieten? Bij Antoine was het effect kolos saal. Daar was het een orkaan, hier een storm in een glas water. Het slot was eveneens verknoeid. Het maakte niet den minsten indruk en had aangrijpend moeten en kunnen zijn. Hilse zet zich aan zijn weefgetouw ; een kogel stort hem ter aarde; het kind schiet toe en blijft wezen loos bij het lijk staan; de blinde vrouw, door het rumoer verschrikt en beangst, tracht te vergeefs zich uit haar zetel op te richten. In het «Grand Théatre" Judas van A/oéric Second efl Léon Beauvaliet. Een salondraakje in zeven tafereelen, waarschijnlijk naar een roman bewerkt; een ingewikkeld niet al te helder en een beetje langdradig geschiedenisje. Tegenover deze onvolkomenheden goede eigenschappen. Een gelukkige afwisseling van ernst en boert, van dramatische en komische tooneelen; de laatsten bijzonder goed uitgevallen, met het duffe en banale der melodramatische effecten als het ware den spot drijvend en dit tegelijk doende vergeven en vergeten; aan het geheel iets onschuldig-amusants en prettig - gemoedelijks gevend. Een komediestuk om te gieren en te snikken; een kostje voor ieders mond. Een van die populaire spektakelstukken, die bij het groote publiek steeds succes hebben, omdat het geheel naar de lust en begeerte, den smaak en het verduwvermogen van dat publiek is toebereid. Dat Judas bijval en zelfs veel bijval vond, dankt het voor een groot deel bovendien aan de ver tolking. De verradersrol van den heer Veltman HlimmMtniiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiinMinriilimiHtuiiiHHniinuiuiuii verbergen, als wijlen uw stam moeder in tiet struikgewas deed ria de slangen-scène. Bovendien, ik had beloofd uwe balans te zullen opmaken, zoodat ik de debet-zijde maar zal afsluiten met den post van onvoorziene uitgaven," ook een geliefd stokpaardje der dames en zal overgaan tot de credit-zijde der balans. * Of men nooit wat goeds van u gezegd heeft ? Zeker, dames, heel veel goeds zelfs. Maar ook hier moet ik weer wijzen op een eigenaardig ver schijnsel, en dat is dit: Waar men ziet dat de deugden en goede eigenschappen der vrouw wer den verheerlijkt, dan geschiedt dat in acht vau de tien gevallen door een uwer natuurgenooteri, een vrouwelijk auteur. En dat men aan die lofspraken niet eens zooveel waarde behoeft te hechten, be wijst juist de verklaring van een dier vrouwen, en zeker aiet de minste, MADAM DE SIAEL, waar zij zegt: Het meerendeel der vrouwen kunt ge niet gelooven, want ieder oogenblik vinden ze een motief om te liegen." Ik zou u ook kunnen wijzen op het bekende werkje van mistress E Lynn Linton over De vrouw", waarin de geëmancipeerde schrijfster ruim 200 bladzijden noodig heeft om al uwe ondeugden op te sommen en toe te lichten. En waar door een man de loftrompet over de vrouw gestoken wordt, geschiedt dit heel dikwijls onder streng voorbehoud. POTGIETER zegt ergens : Wij hebben huiselijke, wij stoffen op vr< me, wij zijn mild bedeeld met deftige vrouwen; ik heb eerbied voor de eerste, tweede en derde, schoon ik wenschte dat allen een weinig levendiger, be minnelijker, gezelliger waren." Ik zou het op 't oogenblik niet zoo beslist dur ven uitmaken, welke verklaring vleiender is voor de vrouw, deze laatste, of de volgende van J. van Lennep in Klaasje Zevenster: //De vrouwen in 't algemeen deugen niet veel; maar om zieken op te passen zijn zij geboren. Zij zullen er geen been in zien een man te bestelen, (Cardot) is niet van de boeiendste of karakteris tiekste. Wat doet het er toe? Als verrader doet de heer Veltman de reinen en eenvoudigen van harte steeds gruwen en sidderen en tegen het slot, als hy ontmaskerd en gestraft wordt, steeds juichen en jubelen. In Judas was hy weer eens de legendaire Veltman. Een bezoeker van het schellinkje kwam zoozeer onder den indruk, dat hij Cardot-Jadas met luider stemme een verwensching naar het hoofd slingerde. In de komi sche rollen waren de heeren van Nieuwland (Fanfardoule) en Blauw (Loriot) bijzonder op dreef. De eerste een luidruchtige hansworst met drukke gebaren en brutale fantasie, de laatste een stil komiekje met Solser-gebaren en Solser-physionomie. De overige rollen van min dere beteekenis. Julia Cuypers (gravin Alice) als steeds bekorend door haar uiterlijk en haar jong en frisch temperament. Van regie en miseen-scène was voldoende werk gemaakt. H. J. MEHLEB. De bekende Norton schijnt verschillende be trekkingen bekleed te hebben. Te Nice heeft hij zich als »artist" doen kennen. Norton schijnt sprekend te gelijken op den schrijver Tamagno, die in Otello zoo groot succes had. Wanneer Norton op zijn velocipède over den weg reed, zeide het publiek: daar gaat Tamagno. Hiervan maakte hij een ongepast gebruik. Overal waar hy kwam, in café's of restaurants, in rijtuigen of op stoombooten, zeide hij: stuur de rekening maar naar de administratie van het Casino, daar zal men u betalen. Niemand had daar iets op tegen, want Tamagno was de lieve ling van het publiek en men twijfelde niet of de vrij hooge rekeningen die hij gemaakt had zou den onmiddelijk betaald worden, en ieder was bly de klandisie van zulk een groot artist te hebben verkregen. Doch de echte Tamagno was volstrekt niet royaal in zijne uitgaven. Men oordeele dus over zijn gezicht toen hij die hooge rekeningen zag. Hij die altijd voor niet meer dan vijf francs at en alleen met tramways en omnibussen reed, kreeg rekeningen van 40 francs en hooger voor diners en rijtuigen. Toen men Norton opzocht was hij juist ver trokken. Aan de Vossiache Zeitung wordt uit Sprottau bericht, dat het plan tot het oprichten van een ge denkteeken voor Laube in zijn vaderstad kans op verwezenlijking heeft. Het fonds tot oprichting van dit gedenkteeken bestaat uit vrijwillige bijdragen van de burgerij, en vereerders van Laube uit andere steden. Ook zijn stiefzoon, prof. Hanel te Kiel heeft er toe bijgedragen, waarbij nog BOO mark is gekomen van de intendance der Weener hoftheaters en 500 van den directeur van het Hofburgtheater, dr. Burckhardt. Van de kunstenaars aan het Hof burgtheater kwam 1158 mark. Het fonds is nu 13000 mark groot; waarbij prof. Hanel nog 5000 mark zal voegen, en de stad Sprottau een terrein heeft laten ontruimen en ter beschik king gesteld bij de nieuwe monumentale Sprottabrug, aan den ingang der stadspromenade, met 6000 mark. Het monument zal wel het volgend jaar onthuld worden. De nieuwe opera van Massenet, Thais, is nu door de directie van de Groote Opera te Parijs aangenomen. De componist heeft er een nieuw ballet voor gecomponeerd, dat hij dezer dagen aan de directie heeft voorgespeeld. Deze muziek moet grooten indruk hebben gemaakt en een geheel oorspronkelijk karakter dragen. In Italiëloopt een gerucht, door sommige bla den bevestigd en door andere tegengesproken, dat de beroemde tenor Roberto Stagno en zijn secretaris Finazer te Frankfort zijn gearresteerd. De Gazetta teatrale vermeldt dat beiden tegen een borgtocht van 20.000 Mark weer zijn vrij gelaten. Als reden wordt opgegeven een twist wegens laster en valschheid in geschrifte. CherIIIIIItlllMMIIIMIHIIIIHIIHMIMIIItllMHI MMIIIIIIIMMIIIIIIIIlmlUltlllllim tc tergen, te bedriegen, hem desnoods een pan naar 't hoofd te smijten of den neus af te bijten ; maar is hij ziek, dan passen zij hem op." Niet minder kras is de verklaring van TIIACK.EIIAÏin Vanity Fair": Er bestaat geen geheim op de wereld of de vrouw weet er achter te komen; van de honderd gevallen is dat een enkelen keer van eenig nut, maar de overige keeren sticht het onheil." Andere schrijvers, ook enkele der genoemde ter andere plaatse, formuleerden hunne meenin? over de vrouw in ecu ontboezeming vau medelijdend beklag : GOKTHE. Wio euggebunden ist des Weibes Glück ! VOXDKL. Een vrouw is een rampsaligg dier ! MOLIÈRE. Le femme est en dfet Ie potage de l'homme. De volgende van Laugeudijk houdt tcvems een verzoek in aan liet het sterkere ges-lacht : Men plaag' geen vrouw in daad of schijn, 't Is plaags genoeg een vrouw te zijn. Kunnen deze laatste verklaringen misschien nog genade vinden in de oogen der vrouwen, minder zal dit het geval zijn met de volgende. HmGivXS stelt zich dan ook op een zeer egoïstisch stand punt, en beklaagt in het volgende puntdicht eigenlijk meer den man dan de vrouw : De rimpelende druif wordt oud en liefelick. Ging 't met de vrouwtjes zoo, wat waar' 't geriefclick ! Niet veel beter maakt het MATTITIAS CLAUBIÜS: Es legte Adam sich im Paradiese schlafen, Da ward aus ihm das Weib geschaffen Du, armer Vater Adam, du! Dem erster Schlaf war deine letzte Ruh'! * * * Dames, wanneer ik de epitetha nog eens her haal, waarmede ik begonnen ben : bevallige, lief tallige en aanvallige dames, dan doe ik dat, omdat ik merk ver genoeg gegaan te ziju om door u te worden geboycott en gedoodverfd als vrouwenchez la femme, voegt het blad er bij. Thans wordt gemeld dat Stagno en zijn secre taris weer in Italiëzijn teruggekeerd. iiiiiiiiiuimiiiniiMimimiiiiiiiiitiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiuiiiiiiii Nog eens onze schilderkunst te Chicago. Een te Chicago verblijf houdend Hollander, die met de regeling der expositie-zaken aldaar in nauwe relatie staat, schrijft mij onder dagteekening van 9 Juli het volgende: »Als curiositeit zend ik u dit artikel, dat er een is van de velen waarin de heer Hubert Vos zich opwerpt te zijn: The greatest living British Painter. »Het mankeert er nog maar aan dat hij zich The greatest living Dutch Painter noemt. U be grijpt den toestand van de pers hier zeker. Men kan zichzelf hier alles noemen wat men verlangt. Zoo komt het ook dat ik eenigen tijd geleden van mr. Vos las, dat hij Courtpainter to the Queen of Holland was, nadat hy zijn portret van het koninginnetje liet zien (copie naar de fotografie). »Zich zelf den nieuwen Rembrandt noemen is echter een te groote assumptie om stilzwijgend te laten voorbijgaan." Bij dit schrijven was een knipsel gevoegd uit de Chicago Sunday Post. Boven aan een kolom staat daarin gedrukt: Hubert Vos, Dutchman: Greatest of British painter?. Daaronder prijkt een portret van den heer Vos, pozeerend met een Rembrandt-baret op het hoofd, waarbij dan dit artikel: «Wanneer Hubert Vos direct van Holland de reis genomen had, in plaats van over Engeland te gaan, met het plan om in Liveipool scheep te gaan, zou Amerika een groot schilder rijker en Engeland er een armer zijn geweest. Dit was jaren geleden, toen mr. Vos begon te rijzen in de kunstwereld. In Holland scheen het niets voor hem te zijn, althans niets het hebben waard en hij had zich in het hoofd gezegd in Amerika het succes te zoeken, dat hij tehuis niet had gevonden. Hij verliet Bel gië, waar hij tevergeefs een betrekking had gezo«ht, en ging naar Holland, waar hem de post van kunst-directeur in den Haag werd aangebo den (!), maar de president van het Amsterdamsch Museum raadde hem naar Londen te gaan. Vos besloot Holland en Europa te verlaten en zijn fortuin in de Nieuwe Wereld te beproeven,weinig denkend dat hij later deze reis zou maken als royitl art commtssioner ter Chicago-Wereldkermis. Hij vertrok dan naar de Vereenigde Sta ten, maar hield te Londen op, en werd zoo bekoord door deze stad, dat hij besloot een kunstschool in de Engelsche Metropolis te openen. Dit deed hij, en in vier jaar werd zijn proefnemen met een glorieus succes bekroond. Zijn naam als schilder groeide met zijn verblijf in Londen, en hij was, in korten, tijd, wijd en zijd bekend als een van de grootste schilders en leer aars in Kuropa. Mr. Vos heeft heel wat schilderijen van allerlei onderwerp gemaakt, maar zijn grootste successen waren zijn portretten. Hierin openbaart zicli zijn grootst genie,?en dit zoozeer dat hij de nieuwe Rembrandt is genoemd geworden. In Frankrijk, Duitschland en Belgiëstaat hij zeer hoog aangeschreven, en in Londen zegt men van hem dat de grootste der Engelsche schilders een Hollander is . .." Oef! Heeft men genoeg aan deze portie bluf ? Maar het is niet om den staf te breken over de wijze waarop Hubert Vos de glorie zoekt, dat wij hier deze poespas aanhalen. De gladde heer Vos kent zijn volkje, en voor wat hij wil zal dit MifimiiimiiiiiMiiimmiiHiiiiiiiMiiiiiiiiiiuiiiiimiiimiiiiiiimMtiiNiimiiKl hater. Ik hoop u echter te kunnen overtuigen dat ik die kwalificatie niet verdien. Ik had immers beloofd uwe balans te zullen opmaken ; welnu, ik ben gekomen aan de laatste posten op uwc; creditzrjde, zonder welke de rekening zeker zou sluiten met een beduidend nadeelig saldo. Wanneer ik zooeven uit Hamlet citeerde : Zwakheid, uw naam is vrouw" dan laat ik daar onzen dichter Spanduw op ant woorden : «Maar deze zwakheid, zou zij ooit de vrouw ver lagen ? Neen, ze is haar sieraad, en zij mag er roem op dragen : liet vrouwelijke alleen staat aan de vrouwen schoon." Ik geef u de verzekering, dames, dat deze post verscheidene andere op de debetzijde neutraliseert, evenals de volgende van VICIOE HUGO : La femme et t sur la terre Pour tout idéaliser. SILVEO PELLICO zegt in /,Le mie Prigioni" na genoeg hetzelfde, echter niet zonder voorbehoud: ? Wanneer de vrouw is zooals ze zijn moet, dau is ze voor mij zulk een verheven wezen ! Haar te zien, haar te hooren, niet haar te spreken het verrijkt mijn geest niet edele gedachten." Eu wanneer ik teu slotte herinner aan deu fraaieu versregel vau EKXEST LEGOUVÉ: Et si la voix du sang n'est point une chimère, Tombe aux pieds de ce sexe ;i qui tu dois te inère," dan moet het u niet verwonderlijk voorkomen dat uwe balans, niettegenstaande een zoo zwarte debetzijde, toch nog nog sluit met eon zeer voordeelig saldo, waarvan ik den leden vau het ster kere geslacht zou willen voorstellen een gedeelte als reservekapitaal te beleggen in de meest solidu fondsen van achting en liefde, in de beurscourant der moraliteit aanbevolen met de woorden : Ehret die Erauen, sie echten und webeu llimmlische Rosen ins Irdischen Lcben. [

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl