De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 23 juli pagina 4

23 juli 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 839 een hoogen rang onder Engelands poëten hebben verzekerd. Op 31 Juli is P. K. Rosegger vijftig jaar. Naar aanleiding hiervan hebben zich een aantal van ajjne vrienden en vereerders vereenigd, om een Stiermarksch nationaal feest te organiseeren. Het zal echter eerst op 8 September gevierd worden ; men zal een schilderachtig gelegen hoogvlakte in de buurt van Mürzuschlag daarvoor kiezen, en dan alles vereenigen wat aan costuum en ge woonte, aan gezang en muziek in het Steyrisch Alpenland te vinden is. De oudste dochter van Björnstjerne Bjornson, die met Sigurd Ibsen, den zoon van Hendrik Ibsen, getrouwd is, heeft een zoon gekregen, die dus tot grootvader twee van de beroemdste dich ters van onze dagen heeft. De jonge mevrouw Ibsen gaat met haar man in Italiëwonen. Paul Verlaine is in steeds verontrustender toe stand. Een paar dagen was er wat beterschap in zjjn ziekte gekomen, maar de arme poëet is aan het eene been geheel verstijfd, en de me dici spreken er van, het hem af te zetten. Ter gelegenheid van het 9de Lustrum van het Delftsch Studentencorps is by J. Waltman Jr. te Delft een Feestblad verschenen, in «ge llustreerden" omslag. Het nummer bevat: een Overzicht van de geschiedenis van het Delftsch Studenten corps', een toepasselijk woord van prof. Pekel haring; Ook een reunie; De Ontdekker der Ombiliën-steenkolen, (de ingenieur De Greve); Delft, door W. Vrolik; Mijn eerste schreden op Tooneelgebifd, door H. F.; Berg-Sport, door B. A. van Sandick, civ. ingen.; De viering van het vijftigjarig Jitbeleum der Koninkl. Ac. en Polyt. Sch. te Delft, door een Keunist. tMiiiintiiiittttiiiiiiiiiiiiitititittiiiiiiiiiiiiiii niiliiiiiiiiiiinM HETSJE1S De Amerikaan. Luiheid is een karaktertrek, die in de Vereenigde Staten alleen bij naam wordt gekend en, zoo hij er ook in werkelijkheid wordt gevonden, is dat enkel in de oude landen der negerslavernjj, in het Zuiden, waar, n door het warme klimaat n door de goedkoope werkkracht der negers, de blanke Amerikanen gemakzuchtig, zelfs vadsig zijn geworden. De gemiddelde Ame rikaan is een bewonderenswaardig arbeider. Vlijt is voor hem een zwak woord: hij is bezield door en voor zijn werk en legt 't niet eerder neer dan wanneer hij er mee klaar is. Als een Amerikaan werkt dan doet hij niets anders: dan praat hij niet, dan kykt hij niet rond, dan ziet hij den nog te rei-richten arbeid niet aan. Hij arbeidt niet langer dan acht of tien uren daags, maar in die acht uren doet h\j meer en beter dan anderen in zestien. Hy heeft een spreekwoord, dat zegt dat "-een man die vooruit wil komen te zorgen heeft voor een schoon gezicht, een schoon over hemd, en een schoone maag. Dit spreekwoord past hij toe op het leven. Zooveel zijn werk 't hem niet belet is hij altijd netjes en ordelijk op kleeren en voorkomen en daar de gemiddelde Amerikaansche maag, door klimaat en door over vloedig gebruik van verkoelende dranken, niet al te best functioneert, kauwt hij altijd een soort gom om er gang in te houden. Maar hij heeft nog een beter middel dan dat: hij is verzot op sport, op systematische lichaamsbeweging. Voor een sterk, gezond, mooi-gevormd lichaam heeft hy respect en niemand staat hooger in zijne achting dan een meester-bokser of een meesterbaseball-spel er. Hy is zich bewust, dat een volk, dat de ontwikkeling en verkloeking van het lichaam als een bijzaak beschouwt, niet een werkelijk groot volk kan zijn. De Amerikaan heeft een gezond lichaam, eer klein dan groot, eer mager dan gezet, maar lenig, fraai gevormd, gespierd en taai. Zyn gezicht is daarmee in overeen stemming: beenderig, zongebruind, krachtige kaken, vaste groote neusvleugels, energieke kin, zelfbewuste gesloten mond, levendige, doordrin gende oogen, breed voorhoofd; een neiging tot vroegtijdige kaalhoofdigheid en grijsheid. Dat gezonde lichaam is de vuurhaard, waarin al zijne qualiteiten en gebreken zich voortdurend verbranden en vernieuwen. Het is de oorzaak, dat zijn werkkracht, door goed voedsel en vol doende rust onderhouden, nooit verslapt; dat zijne energie steeds vasthoud-t; dat zijn verstand steeds zoekt en onderzoekt. Hij onderneemt veel, maar onderneemt niet dan wanneer hij te voren zijne krachten beproefd heeft en de kansen van het welslagen heeft berekend. Dat welslagen behoeft niet onmiddellijk te zijn. Hij laat zich niet spoe dig ontmoedigen of uit het veld slaan en weet dat dikwijls ondernemingen te niet gingen enkel uit gebrek aan volhardingsvermogen. Hij houdt vol: hij onderneemt steeds opnieuw, beproeft steeds opnieuw en heel dikwijls komt, na eenige nederlagen, de overwinning zoo spoedig, dat hij zelf er over verwonderd is. Niets is hem in het leven zoo goed als succes. Uwe bedoeling moge zeer verheven zijn, indien gij faalt gaat hij u schouderophalend voorbij. Hij is te ridder lijk om een overwonnene te honen, maar bewon dering gevoelt hij enkel voor den overwinnaar, 't komt er niet op aan met welke middelen. Hij zelf weet hoe duur het succes kost, welk een som van nadenken en energie het gewoonlijk eischt; weet ook, uit eigen ervaring, dat het suc ces nimmer de overwinning eener groote zaak kan gelden, indien men kieskeurig is in de mid delen. Voor ieder die, op welk punt van het leven ook, overwint, gevoelt hij achting en die achting heeft niets te doen met het algemeene oordeel over deugd of ondeugd. Succes, zegt hij, is een deugd op zich-zelf. Niet het doel maar het succes heiligt bij hem de middelen en hij heeft hetzelfde bijvoegelijk naamwoord voor den handigen dief als voor den grooten ingenieur: van beiden zegt hij: he's a smart fellow. Deze eerbied voor het welslagen is een uiting van zijn puur verstand, dat hem zegt, dat de vooruitgang niets anders is als een onaf gebroken succes en dat zij die geen succes heb ben, buiten deze natuurwet staan. Hij is niet sentimenteel; hij heeft juist zooveel gemoed, als er noodig is om zijn eigen leven te veraange namen. Als hij er iemand kan laten inloopen, dan doet hij dat: 't zij het honderd duizend dollars of enkel een practical joke geldt. Hij is sluw in hooge mate en houdt van sluwheid in anderen en acht hen daarom. Wij Hollanders heb ben bij hem van ouds den naam zeer sluw te zijn. Over niets verwondert hij zich spoedig, maar wanneer hij zich verwondert, zegt hij dat op een wijze die de Hollandsche sluwheid eert: that beats the Dutch and the Dutch beats the devil. Dit zijn karakter eigenschappen die niet velen voor hem zullen innemen, maar hij vraagt niet naar de ingenomenheid dei* menschen. Zijn doel is enkel sterker dan anderen te zijn; sterker van lichaam, sterker van geest. Daarom doet hij aan alle soorten van sport, daarom verfijnt hij al die eigenschappen van het zieleleven die hem moreel sterk maken. Het verleden deert hem nog minder dan de toekomst; van droomen houdt hij niet. Het heden alleen is van waarde voor hem. Hij is een scherp denker, maar een nog scherper cijferaar. Hij heeft een groote fantaisie, of liever een groot voorstellingsvermogen. Van feiten en cijfers weet hij gedichten te maken, maar ook enkel maar van dezen. Geef hem feiten en cijfers en hij zal er gevolgtrekkingen op bouwen, die vroeg of laat zoo juist blijken te zijn, dat zij ieder tot verbazing, zelfs tot bewondering brengen. Maar kom niet bij hem met hypothesen: hij zal u voor geen halve minuut aandacht schenken. Aldus is de Amerikaan, gezien van zijn ver standszijde. Daar hij zijn verstand zooveel moge lijk zijn gemoed laat beheerschen, is hij van zijn gemoedskant moeilijk te vatten. Men moet onderscheid maken tusschen den Amerikaan der groote steden: New-York, Chi cago, Denver, San Francisco en dien der kleinere steden en van het platteland. De eerste is het verstandsmensch, de laatste heeft gemoed. Beiden kunnen niettemin hartstochtelijk zijn, maar de groot-stedeling is enkel gepassioneerd voor het materiëele leven en de politiek, terwijl de andere, die zinnelijker is, zich ook laat passioneeren door liefde en haat. In dien toestand komt hij plot seling tot de ernstigste excessen. Dan houdt zijn verstand zoo in eens absoluut op te functioneeren, dat hij, waar het zijne liefde geldt, komt tot de nobelste lans, waar het zijn haat geldt tot de afschuwelijkste wreedheden. Later verwerpt zijn verstand beiden. Dan bespot hij zich-xelven en die uitingen van zijn gemoed, op een kalme, on verbiddelijke, koude wijze, die van zijn spot een giftige naald maakt. Aldus is ook zijn humor: onmêedoogend voor het gevoel, gesteriliseerd door het verstand, maar gezond, krachtig en onweer staanbaar van uitwerking. Hij heeft geen heilige huisjes en ontziet die van anderen niet. Hij is sterk van zenuwen en in zijn gezelschap be hoeft men niet te fluisteren als in een zieken kamer. Integendeel: hij maakt rumoer en boudt er van rumoer te hooren. Hij scheldt gaarne, overdrijft gaarne, vecht gaarne en hij kan moreel en physiek tegen een stootje. Er is geen nadere verklaring noodig waar om hij geen gevoel voor verfijnde kunst heeft. Dat is na dit alles duidelijk genoeg. In de schil derkunst bewondert hij de alledaagsche voorstel lingen en de levendige kleuren ; in beeldhouw kunst de juistheid van blik in den kunstenaar en de duurte van het gehouwen marmer; in de muziek de eenvoudige, opgewekte of de zeer sentimenteele melodieën; in de litteratuur de emoties en de verwikkeling. Om zijn gevoel op te wekken is een hevige schok noodig. Eenmaal opgewekt beheerscht zijn gevoel hem geheel. Maar niet lang. Aanhankelijk is hij allerminst. Verliezen draagt hij met de bewonderswaardigste zelfbeheersching, zelfs materiëele verliezen. De banden die zijn hart aan iets of iemand bin den zijn niet zoo hecht, zitten nooit zoo diep in zijn hart vast, dat hij ze niet, zonder groote droefheid, zou kunnen verbreken. Als zoon is zijn eerbied noch zijn liefde voor zijne ouders zeer groot en dezen verlangen niet den eerste en maken nauwelijks aanspraak op de tweede. Hem is geleerd vroeg op eigen beenen te staan en vroeg zijn eigen weg te kiezen. Hij verkeert dan met zijne ouders als met vrienden, voor wier meerdere ervaring hij achting heeft. Indien zij zijn hulp noodig hebben, maar Amerikaan sche ouders hebben die zelden noodig, dan on dersteunt hij ze. Als minnaar is hij zeer hoffelijk, en meer zinnelijk dan hartstochtelijk; soms, maar slechts zelden, heeft hij zoo innig lief, dat, voor korten tijd, zijn verstand er bij onderduikt en hij tot excessieve daden komt; als echtgenoot is hij niet bijzonder trouw. Hij is als vader mis schien een model. Hij doet zijne kinderen goed onderwijzen, zorgt dat hun lichaam worde ver sterkt en, zonder tyranniek gestreng te zijn, doet hij zich, zoolang zij zeer jong zijn, door hen gehoorzamen. Hij kweekt in hen het eigen na denken en de vrijmoedigheid aan. Dat kinderen niet zouden mogen spreken, tenzij gevraagd, in gezelschap van ouderen vindt hij belachelijk. Hij gewent er hen aan hunne meening te zeggen waar en tegen wien ook. Het familieleven, in den vorm waarin wij het kennen, is bestemd uit de Maatschappij te verdwijnen. In de Vereenigde Staten lost het zich reeds op. Gevoelsmenschen kunnen niet van hem houden en hij houdt niet van gevoelsmenscben. Hij houdt van sterke menschen en hij weet, dat bet gevoel den gemiddelden mensch eer zwak dan sterk maakt. De wereld wordt door het verstand geregeerd en enkel het verstand ook kan een mensch en een volk welvarend maken. Niettemin heeft hij karakter-eigenschappen, die aM'er waardeering zullen vindon. Hij is oprecht; wat er aan sluwheid in hem is, brengt hij enkel in het zaken doen te pas, wetende dat de anderen daarin ook sluw zijn, of het tenminste behooren te wezen. Buiten de zaken om is hij eerlijk, en wat men diplomatiek zou kunnen noemen is hem dan vreemd. Hij is gastvrij en wellevend. Nooit is hij bekrompen van opvatting. In tegendeel, hij zoekt en doet en bewondert gaarne wat groot is. Daarom ook is hij vol geestdrif tige liefde voor zijn land en zjjn volk. Amerika! Dat is voor den Amerikaan het uitnemendste land ter wereld. Alles is er beter dan overal. En inderdaad, veel is er beter dan in Europa. VOSMEEK DE SPIE. UIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IUIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII DAMES. Mode. Japansch. De vrouwen te Chicago. Handelsreizigsters. Lampekappen. Wanneer de mode in hare opvolging van tegen stellingen houdt, zou de naaste toekomst wel uit enkel grijs en zwart moeten bestaan, want zelden werd kleuriger seizoen beleefd dan dezen zomer, in aansluiting bij den afgeloopen winter. Een vorige maal spraken wij van Engelsche kleurenvereenigingen; van de andere zijde, uitWeenen, komen niet minder kleurige berichten en platen. Voor de badplaatsen zijn b. v. door Weener hui zen geleverd: wit gaze a velours, met polonaise van lichtblauw grenadine, doorwerkt met granaatroode chenille moezen; costume Diane van wit krip, met kokers en pijlen van lichtblauwe floret zijde geborduurd; robe Delphine van fluweel gaas met een blinkend schubben-patroon en fluweelen corsage van changeant geelgroen; robe Jessica, van donkerrood gaas met gouden ringen; corsage van zwart crêpe de Chine met ceintuur van randen goudkant en hoog gedofte mouwen van dunne goudtulle. De rokken worden met zooveel rijen kant en lint bezet, dat zeker tegen het najaar de stoffen wel weer met een aantal ingeweven randen zullen aangeboden worden. Ook vereenigt men weer (evenals eenige jaren geleden boa's met tulle) allerlei zware en lichte stoffen, ook grove en zeer fijne: ioile zéphyr met fluweel, cru linnen met ehmé, brillantine met piqué, mousseline met changeant, cretonne met satijn; dit, met entre-deux met randen van kleu rige picots en ontelbare rosetten van lint in changeante en bonte kleuren wijst op een overlading, waarvan men wel spoedig genoeg moet krijgen. De rosetten van lint zijn vooral karakteristiek voor dit jaar, met de zoogenaamde hanekammen van fluweel of satijn. Bij gaas en neteldoek heeft men ook rosetten van gazen lint, bij zijden klee deren van fluweelen lint gevoerd met satijn. Een nieuwigheid is een soort gebloemd gazen lint, dat aan den eenen kant uitgepunt is, terwijl aan den anderen kant een stevige draad er doorheen ge trokken is, dien men maar behoeft aan te halen om het lint regelmatig te plisseeren, op iedere plooi komt dan juist een bloem. Twintig plissés bijvoorbeeld op een gladden gazen rok hebben veel cachet maar zijn duur. Iets dergelijks heeft men ook in rococo, in »faience de Delft" en Meiszener patroon. Op badplaatsen, waar men weinig kennissen heeft, vinden sommigen het wel aardig, de aan dacht te trekken door een geheel historisch cos tuum. Zoo ziet men hier en daar een »marquise Pompadour" van grootgebloemde foulard met tal van plissés, lluweelen strikjes en slappe kanten; een Japansche of Chineesche, of zelfs I'ompejische, welke costumen nog het voordeel hebben, dat ze niet aansluiten en daardoor, met corset of geen corset (zooals ook dames zich op badplaatsen veroorloven) alle vrijheid laten. A propos van deze Japansche costumen wordt beweerd, dat de Japanners en Japonaises waarvan er op 't oogenblik vrij veel hier en daar in Europa verspreid zijn, zich dagelijks ergeren om hetgeen bier als Japansche smaak geldt, zoowel in kamerdecoratie als in kleeding. De Yokohamahoeclen zijn sinds eeuwen door geen mensch in Yokohama gedragen; de Japansche stoffen zouden nog door de minste boerin die op een heiligen dag naar Jeddo komt, niet aangetrokken worden. En wat de meubels betreft: als een Japanner mooie kistjes, en kastjes, en bronzen, en beeldjes en schermen heeft, zet hij niet het brons op een kistje naast de beeldjes op een kastje voor een scherm... Hij zou vinden dat dan het een het ander kwaad doet. Hij heeft in zijn mooie heldere kamer, waarvan de wanden vier lichte schermen zijn, n van die dingen, of geen n. Als hij met vrienden bijeen is, haalt hij uit zijn schatkamer een doos, waarin een tweede doos, waarin veel zijdenpapier of rijstpapier, waarin dan eindelijk het mooie brons- of lakwerk; men bekijkt en bewondert het samen met aandacht, laat er van alle kanten het stemmige ditt'uze licht, door al de witte schermen gedempt, O]) vallen, spreekt er over en bergt het weer weg, maar laat het niet, dag in dag uit, tusschen allerlei prullen in het stof staan. Met de costumes is het bijna eveneens. Het is waar dat men er de saumon zijde en de gebloemde en gebor duurde stoffen veel draagt, maar het is er zooveel mooi weer, de wegen zijn er vol bloemen en schaduw, men heeft er groote waaiers en parasols, als het regent gaan de dames er niet te voet uit; de toestanden zijn er zoo verschillend van de onze, dat bet niet verwonderlijk is, dat de echte Japonaises zich aan ons onhandig »adapteeren" een weinig ergeren. * * * Het internationale vrouwencongres te Chicago heeft, wat belangstelling betreft, een bijzonder succes gehad, lleeds op den dag der opening was bot noodig, behalve de eigenlijke zitting, een tweede er naast te houden, en met iederen dag nam de toevloed toe. 's Morgens werden zittin gen gehouden, 's avonds en soms 's middags ; te gelijk werd er in de twee groote ballon (die ieder .'!ÖO(' personen bevatten) en in een half dozijn kleinere zalen gewerkt, en alles was overvol, de geheele week lang. Dinsdagavond waren de voor drachten van drie beroemde Amerikaansche ac trices, de dames Helene Modjeska, Clara Morris en (ieorgia Gayvan; zij moesten ze tweemaal overdoen, telkens in een andere zaal. Zaterdags was tegen het openen der deuren in eene der zalen het gedrang zoo groot, dat de vloer bezweek en 75 vrouwen eenige meters in de diepte terecht kwamen; gelukkig waren niet meer dan een ne gental ernstig gekwetst. Omtrent voordracht en gebaren merkte een op lettend toeschouwer op, dat bijna geen enkele der dames verlegen of zenuwachtig deed; alleen schreeuwden ze soms wat hard; zoolang er stilte was kon men ze in de verste diepte van de zaal hooren; bij eenig rumoer daarentegen konden zij dit niet overheerschen. Hare stem is doordringen der, maar zwakker dan die der mannen.Wat gebaren betreft daarentegen is de vrouw zeer zeker mis deeld ; de helft van de gesticulatiën, die sommige redenaars zoo goed staan, mislukken haar en passen niet bij haar costuum. Engelsche staatslieden rede neeren wel met de hand in den broekzak; stel eene dame, die voortdurend deed alsof ze in een tegenwoordig costuum haar zakdoek zocht.... Ook de hand in het half opengeknoopte vest, de hand in den vestzak, de hand aan den revers van den jas, van al deze eenvoudige bewegingen kan de vrouw het equivalent niet gebruiken. De mouwen van het heerencostuum maken den arm voller, flinker, de plooien ondersteunen de be weging. De moderne mouw laat aan de vrouw slechts korte eenvoudige armbewegingen toe. De man kan een stap vooruit of achteruit doen, bij de vrouw werkt dit niet oratorisch. De dames op het congres gesticuleerden dan ook in het geheel niet; of zij hielden het manuscript in de handen, of zij lieten, als zij voor de vuist spraken, de eene hand langs het lichaam hangen, de andere op den rug rusten. Eenigen, zooals mrs. Palmer, beproefden gedurende de rede een waaierspel te arrangeeren. Dit past in een kleineren kring, maar staat op de ernstige tribune misplaatst. * * In het Engelsche tijdschrift The Qiteen wordt het beroep van handelsreizigster als zeer geschikt voor vrouwen besproken. In Duitschland zijn er reeds enkele, maar nog maar heel enkele, voorbeelden van. Bezwaren zijn er natuurlijk eenige, als het voortdurend reizen, het steeds in aanraking komen met mannen van zaken, en de spreekwoordelijke grofheid waartoe zelfs anders vriendelijke menschen zich jegens handelsreizigers verlicht rekenen. Maar er zijn ook voordeelen. De vrouw heeft een fijner gevoel voor de rich tingen in den smaak, ook waar het iets anders dan kleeding geldt. Maar vooral: de bewuste commis-voyageuses bereizen vooral de kleine plaatsen in de Kijnprovincie, waar de winkels klein zijn en (evenals in de provincie in Enge land) meestal door de vrouw des huizes gead ministreerd worden, terwijl de man een postje of een ambacht heeft. De gewone handelsreiziger komt dan in het dorp met een half uur tijd, en spreidt zijn stalen uit; intusschen begint in de achterkamer een kind te schreeuwen of' de pot kookt over. De winkelierster is ongeduldig en geneert zich voor den mijnheer. De reiziger is ongeduldig en is vies van de huiselijke besognes. Dat is met de reizigster anders. Als er kinderen zijn, vraagt zij er naar en gaat mee in de huis kamer, men kan daar evengoed stalen zien, en houdt intusschen een praatje over de huiselijke aangelegenheden. Ze vertelt van haar eigen ondervindingen; men is gezellig en verliest geen tijd, of merkt niet dat men dien verliest. In Amerika is de »lady commercial" al sinds lang een gewoonte. * * Voor electriscb licht, dat hoe langer hoe meer, ook in particuliere woningen, doordringt, vol doen de gewone lampekappen niet. Als de ge kleurde zijde daar een weinig dempt, verdonkert zij ook te veel. Men maakt nu lampekappen van groote glazen kralen, aan ijzerdraad geregen, met een breede kralen franje; de dikke kralen dempen het licht, maar weerkaatsen het ook, zoodat men hetgeen in rechtstreeksch licht ver loren wordt, als verspreid licht terug krijgt. E?e. MUUtlUIIUUIIIIMIIIlllUllIlllllllHHIIIHlIlllllllHIllllllllllllllUllUlUIIIUIIIHI LLERLEI Onder de bezienswaardighe. den van Parijs behoort sinds de ? iaatste jaren . ook de algemeen bekende cabaret Le chat noir. Geen echt Parijzenaar, die hier niet een paar vroolijke avonden heeft meegemaakt, en zelfs de vreemden hadden bet op hun programma, niet minder dan de Notre Dame of het Louvre. Op eenmaal schijnt nu de eigenaar Rodolphe Salis, de vroolijke fumiste en Uagueur, die in December 1888 den Cliat Noir ge sticht heeft, er genoeg van te hebben. Hij heeft zich op 15 Juli 1893 uit zijn kunsttempel terug getrokken, nadat hij met behulp der Muzen, door het debiteeren van heel wat bocks en choucroütes binnen weinige jaren een millioen heeft bijeengegaard. Be Chat Noir stond oorspronkelijk op don boulevard Kochechouart; toen was de cabaret nog klein, met allerlei schilderijen en teekeningen opgesierd en op zeer origineele wijze gemeubeld. De Chat Noir was destijds het asyl van alle bohcmes, maar ook vele talentvolle kunstenaars kwamen er geregeld. De gastvrijheid werd hun door »sire Hodolphe" niet gratis verleend; zij moesten haar met vroolijke liedjes, geestige voordrachten, schilderijen of teekeningen betalen. Daar vierden de teekenaars Willette en Caran d'Acbe, de dich ters Kollinat en llaraucourt, de chansonniers Jules Jouy en YictorMeusy hunne eerste triom fen. Maar boven allen hield het hoofd van het gezelschap, Ilodolphie Salis, zijn superioriteit vol, hij was tegelijk herbergier en artistiek directeur, en onthaalde zijn gasten vaak op zijn frisschc, origineele aanspraken. Maar daarbij vergat bij nooit het voornaamste,veel bier te verkoopen. Hij ging van het eene tafeltje naar het ander en moedigde zijne gasten schertsend aan, hunne glazen leeg te drin ken en te laten vullen. In vijf jaar had hij reeck zulke goede zaken gemaakt, dat hij zijn lokaal kon vergrooten. Hij installeerde zijn cabaret toen in de rue Laval. Hier had hij een klein huisje voor zich laten bouwen, natuurlijk in den wonderlijksten stijl. In de benedenverdieping was (en is nog) de eigenlijke cabaret, op de boven

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl