Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 839
een hoogen rang onder Engelands poëten hebben
verzekerd.
Op 31 Juli is P. K. Rosegger vijftig jaar. Naar
aanleiding hiervan hebben zich een aantal van
ajjne vrienden en vereerders vereenigd, om een
Stiermarksch nationaal feest te organiseeren. Het
zal echter eerst op 8 September gevierd worden ;
men zal een schilderachtig gelegen hoogvlakte
in de buurt van Mürzuschlag daarvoor kiezen,
en dan alles vereenigen wat aan costuum en ge
woonte, aan gezang en muziek in het Steyrisch
Alpenland te vinden is.
De oudste dochter van Björnstjerne Bjornson,
die met Sigurd Ibsen, den zoon van Hendrik
Ibsen, getrouwd is, heeft een zoon gekregen, die
dus tot grootvader twee van de beroemdste dich
ters van onze dagen heeft. De jonge mevrouw
Ibsen gaat met haar man in Italiëwonen.
Paul Verlaine is in steeds verontrustender toe
stand. Een paar dagen was er wat beterschap
in zjjn ziekte gekomen, maar de arme poëet
is aan het eene been geheel verstijfd, en de me
dici spreken er van, het hem af te zetten.
Ter gelegenheid van het 9de Lustrum van het
Delftsch Studentencorps is by J. Waltman Jr. te
Delft een Feestblad verschenen, in «ge
llustreerden" omslag. Het nummer bevat: een Overzicht
van de geschiedenis van het Delftsch Studenten
corps', een toepasselijk woord van prof. Pekel
haring; Ook een reunie; De Ontdekker der
Ombiliën-steenkolen, (de ingenieur De Greve); Delft,
door W. Vrolik; Mijn eerste schreden op
Tooneelgebifd, door H. F.; Berg-Sport, door B. A.
van Sandick, civ. ingen.; De viering van het
vijftigjarig Jitbeleum der Koninkl. Ac. en Polyt.
Sch. te Delft, door een Keunist.
tMiiiintiiiittttiiiiiiiiiiiiitititittiiiiiiiiiiiiiii
niiliiiiiiiiiiinM
HETSJE1S
De Amerikaan.
Luiheid is een karaktertrek, die in de
Vereenigde Staten alleen bij naam wordt gekend en,
zoo hij er ook in werkelijkheid wordt gevonden,
is dat enkel in de oude landen der
negerslavernjj, in het Zuiden, waar, n door het warme
klimaat n door de goedkoope werkkracht der
negers, de blanke Amerikanen gemakzuchtig,
zelfs vadsig zijn geworden. De gemiddelde Ame
rikaan is een bewonderenswaardig arbeider. Vlijt
is voor hem een zwak woord: hij is bezield door
en voor zijn werk en legt 't niet eerder neer dan
wanneer hij er mee klaar is. Als een Amerikaan
werkt dan doet hij niets anders: dan praat hij niet,
dan kykt hij niet rond, dan ziet hij den nog te
rei-richten arbeid niet aan. Hij arbeidt niet
langer dan acht of tien uren daags, maar in die
acht uren doet h\j meer en beter dan anderen
in zestien. Hy heeft een spreekwoord, dat zegt
dat "-een man die vooruit wil komen te zorgen
heeft voor een schoon gezicht, een schoon over
hemd, en een schoone maag. Dit spreekwoord
past hij toe op het leven. Zooveel zijn werk 't
hem niet belet is hij altijd netjes en ordelijk op
kleeren en voorkomen en daar de gemiddelde
Amerikaansche maag, door klimaat en door over
vloedig gebruik van verkoelende dranken, niet
al te best functioneert, kauwt hij altijd een soort
gom om er gang in te houden. Maar hij heeft
nog een beter middel dan dat: hij is verzot op
sport, op systematische lichaamsbeweging. Voor
een sterk, gezond, mooi-gevormd lichaam heeft
hy respect en niemand staat hooger in zijne
achting dan een meester-bokser of een
meesterbaseball-spel er. Hy is zich bewust, dat een volk,
dat de ontwikkeling en verkloeking van het lichaam
als een bijzaak beschouwt, niet een werkelijk
groot volk kan zijn. De Amerikaan heeft een
gezond lichaam, eer klein dan groot, eer mager
dan gezet, maar lenig, fraai gevormd, gespierd
en taai. Zyn gezicht is daarmee in overeen
stemming: beenderig, zongebruind, krachtige
kaken, vaste groote neusvleugels, energieke kin,
zelfbewuste gesloten mond, levendige, doordrin
gende oogen, breed voorhoofd; een neiging tot
vroegtijdige kaalhoofdigheid en grijsheid.
Dat gezonde lichaam is de vuurhaard, waarin
al zijne qualiteiten en gebreken zich voortdurend
verbranden en vernieuwen. Het is de oorzaak,
dat zijn werkkracht, door goed voedsel en vol
doende rust onderhouden, nooit verslapt; dat zijne
energie steeds vasthoud-t; dat zijn verstand steeds
zoekt en onderzoekt. Hij onderneemt veel, maar
onderneemt niet dan wanneer hij te voren zijne
krachten beproefd heeft en de kansen van het
welslagen heeft berekend. Dat welslagen behoeft
niet onmiddellijk te zijn. Hij laat zich niet spoe
dig ontmoedigen of uit het veld slaan en weet
dat dikwijls ondernemingen te niet gingen enkel
uit gebrek aan volhardingsvermogen. Hij houdt
vol: hij onderneemt steeds opnieuw, beproeft
steeds opnieuw en heel dikwijls komt, na eenige
nederlagen, de overwinning zoo spoedig, dat hij
zelf er over verwonderd is. Niets is hem in
het leven zoo goed als succes. Uwe bedoeling
moge zeer verheven zijn, indien gij faalt gaat
hij u schouderophalend voorbij. Hij is te ridder
lijk om een overwonnene te honen, maar bewon
dering gevoelt hij enkel voor den overwinnaar,
't komt er niet op aan met welke middelen. Hij
zelf weet hoe duur het succes kost, welk een
som van nadenken en energie het gewoonlijk
eischt; weet ook, uit eigen ervaring, dat het suc
ces nimmer de overwinning eener groote zaak
kan gelden, indien men kieskeurig is in de mid
delen. Voor ieder die, op welk punt van het
leven ook, overwint, gevoelt hij achting en die
achting heeft niets te doen met het algemeene
oordeel over deugd of ondeugd. Succes, zegt hij,
is een deugd op zich-zelf.
Niet het doel maar het succes heiligt bij hem
de middelen en hij heeft hetzelfde bijvoegelijk
naamwoord voor den handigen dief als voor den
grooten ingenieur: van beiden zegt hij: he's a
smart fellow. Deze eerbied voor het welslagen is
een uiting van zijn puur verstand, dat hem zegt,
dat de vooruitgang niets anders is als een onaf
gebroken succes en dat zij die geen succes heb
ben, buiten deze natuurwet staan. Hij is niet
sentimenteel; hij heeft juist zooveel gemoed, als
er noodig is om zijn eigen leven te veraange
namen. Als hij er iemand kan laten inloopen,
dan doet hij dat: 't zij het honderd duizend
dollars of enkel een practical joke geldt. Hij is
sluw in hooge mate en houdt van sluwheid in
anderen en acht hen daarom. Wij Hollanders heb
ben bij hem van ouds den naam zeer sluw te zijn.
Over niets verwondert hij zich spoedig, maar
wanneer hij zich verwondert, zegt hij dat op een
wijze die de Hollandsche sluwheid eert: that beats
the Dutch and the Dutch beats the devil.
Dit zijn karakter eigenschappen die niet velen
voor hem zullen innemen, maar hij vraagt niet
naar de ingenomenheid dei* menschen. Zijn doel
is enkel sterker dan anderen te zijn; sterker van
lichaam, sterker van geest. Daarom doet hij aan
alle soorten van sport, daarom verfijnt hij al die
eigenschappen van het zieleleven die hem moreel
sterk maken. Het verleden deert hem nog minder
dan de toekomst; van droomen houdt hij niet.
Het heden alleen is van waarde voor hem. Hij
is een scherp denker, maar een nog scherper
cijferaar. Hij heeft een groote fantaisie, of liever
een groot voorstellingsvermogen. Van feiten en
cijfers weet hij gedichten te maken, maar ook
enkel maar van dezen. Geef hem feiten en cijfers
en hij zal er gevolgtrekkingen op bouwen, die
vroeg of laat zoo juist blijken te zijn, dat zij ieder
tot verbazing, zelfs tot bewondering brengen.
Maar kom niet bij hem met hypothesen: hij zal
u voor geen halve minuut aandacht schenken.
Aldus is de Amerikaan, gezien van zijn ver
standszijde. Daar hij zijn verstand zooveel moge
lijk zijn gemoed laat beheerschen, is hij van zijn
gemoedskant moeilijk te vatten.
Men moet onderscheid maken tusschen den
Amerikaan der groote steden: New-York, Chi
cago, Denver, San Francisco en dien der kleinere
steden en van het platteland. De eerste is het
verstandsmensch, de laatste heeft gemoed. Beiden
kunnen niettemin hartstochtelijk zijn, maar de
groot-stedeling is enkel gepassioneerd voor het
materiëele leven en de politiek, terwijl de andere,
die zinnelijker is, zich ook laat passioneeren door
liefde en haat. In dien toestand komt hij plot
seling tot de ernstigste excessen. Dan houdt zijn
verstand zoo in eens absoluut op te functioneeren,
dat hij, waar het zijne liefde geldt, komt tot de
nobelste lans, waar het zijn haat geldt tot de
afschuwelijkste wreedheden. Later verwerpt zijn
verstand beiden. Dan bespot hij zich-xelven en
die uitingen van zijn gemoed, op een kalme, on
verbiddelijke, koude wijze, die van zijn spot een
giftige naald maakt. Aldus is ook zijn humor:
onmêedoogend voor het gevoel, gesteriliseerd door
het verstand, maar gezond, krachtig en onweer
staanbaar van uitwerking. Hij heeft geen heilige
huisjes en ontziet die van anderen niet. Hij
is sterk van zenuwen en in zijn gezelschap be
hoeft men niet te fluisteren als in een zieken
kamer. Integendeel: hij maakt rumoer en boudt
er van rumoer te hooren. Hij scheldt gaarne,
overdrijft gaarne, vecht gaarne en hij kan moreel
en physiek tegen een stootje.
Er is geen nadere verklaring noodig waar
om hij geen gevoel voor verfijnde kunst heeft.
Dat is na dit alles duidelijk genoeg. In de schil
derkunst bewondert hij de alledaagsche voorstel
lingen en de levendige kleuren ; in beeldhouw
kunst de juistheid van blik in den kunstenaar
en de duurte van het gehouwen marmer; in de
muziek de eenvoudige, opgewekte of de zeer
sentimenteele melodieën; in de litteratuur de
emoties en de verwikkeling. Om zijn gevoel op
te wekken is een hevige schok noodig. Eenmaal
opgewekt beheerscht zijn gevoel hem geheel.
Maar niet lang. Aanhankelijk is hij allerminst.
Verliezen draagt hij met de bewonderswaardigste
zelfbeheersching, zelfs materiëele verliezen. De
banden die zijn hart aan iets of iemand bin
den zijn niet zoo hecht, zitten nooit zoo diep
in zijn hart vast, dat hij ze niet, zonder groote
droefheid, zou kunnen verbreken. Als zoon is
zijn eerbied noch zijn liefde voor zijne ouders
zeer groot en dezen verlangen niet den eerste
en maken nauwelijks aanspraak op de tweede.
Hem is geleerd vroeg op eigen beenen te staan
en vroeg zijn eigen weg te kiezen. Hij verkeert
dan met zijne ouders als met vrienden, voor
wier meerdere ervaring hij achting heeft. Indien
zij zijn hulp noodig hebben, maar Amerikaan
sche ouders hebben die zelden noodig, dan on
dersteunt hij ze. Als minnaar is hij zeer hoffelijk,
en meer zinnelijk dan hartstochtelijk; soms,
maar slechts zelden, heeft hij zoo innig lief, dat,
voor korten tijd, zijn verstand er bij onderduikt
en hij tot excessieve daden komt; als echtgenoot
is hij niet bijzonder trouw. Hij is als vader mis
schien een model. Hij doet zijne kinderen goed
onderwijzen, zorgt dat hun lichaam worde ver
sterkt en, zonder tyranniek gestreng te zijn, doet
hij zich, zoolang zij zeer jong zijn, door hen
gehoorzamen. Hij kweekt in hen het eigen na
denken en de vrijmoedigheid aan. Dat kinderen
niet zouden mogen spreken, tenzij gevraagd, in
gezelschap van ouderen vindt hij belachelijk.
Hij gewent er hen aan hunne meening te zeggen
waar en tegen wien ook. Het familieleven, in
den vorm waarin wij het kennen, is bestemd uit
de Maatschappij te verdwijnen. In de Vereenigde
Staten lost het zich reeds op.
Gevoelsmenschen kunnen niet van hem houden
en hij houdt niet van gevoelsmenscben. Hij
houdt van sterke menschen en hij weet, dat bet
gevoel den gemiddelden mensch eer zwak dan
sterk maakt. De wereld wordt door het verstand
geregeerd en enkel het verstand ook kan een
mensch en een volk welvarend maken. Niettemin
heeft hij karakter-eigenschappen, die aM'er
waardeering zullen vindon. Hij is oprecht; wat
er aan sluwheid in hem is, brengt hij enkel in
het zaken doen te pas, wetende dat de anderen
daarin ook sluw zijn, of het tenminste behooren
te wezen. Buiten de zaken om is hij eerlijk, en
wat men diplomatiek zou kunnen noemen is
hem dan vreemd. Hij is gastvrij en wellevend.
Nooit is hij bekrompen van opvatting. In
tegendeel, hij zoekt en doet en bewondert gaarne
wat groot is. Daarom ook is hij vol geestdrif
tige liefde voor zijn land en zjjn volk. Amerika!
Dat is voor den Amerikaan het uitnemendste
land ter wereld. Alles is er beter dan overal.
En inderdaad, veel is er beter dan in Europa.
VOSMEEK DE SPIE.
UIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IUIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII
DAMES.
Mode. Japansch. De vrouwen
te Chicago. Handelsreizigsters.
Lampekappen.
Wanneer de mode in hare opvolging van tegen
stellingen houdt, zou de naaste toekomst wel
uit enkel grijs en zwart moeten bestaan, want
zelden werd kleuriger seizoen beleefd dan dezen
zomer, in aansluiting bij den afgeloopen winter.
Een vorige maal spraken wij van Engelsche
kleurenvereenigingen; van de andere zijde, uitWeenen,
komen niet minder kleurige berichten en platen.
Voor de badplaatsen zijn b. v. door Weener hui
zen geleverd: wit gaze a velours, met polonaise
van lichtblauw grenadine, doorwerkt met
granaatroode chenille moezen; costume Diane van wit
krip, met kokers en pijlen van lichtblauwe floret
zijde geborduurd; robe Delphine van fluweel
gaas met een blinkend schubben-patroon en
fluweelen corsage van changeant geelgroen; robe
Jessica, van donkerrood gaas met gouden ringen;
corsage van zwart crêpe de Chine met ceintuur
van randen goudkant en hoog gedofte mouwen
van dunne goudtulle. De rokken worden met
zooveel rijen kant en lint bezet, dat zeker tegen
het najaar de stoffen wel weer met een aantal
ingeweven randen zullen aangeboden worden.
Ook vereenigt men weer (evenals eenige jaren
geleden boa's met tulle) allerlei zware en lichte
stoffen, ook grove en zeer fijne: ioile zéphyr met
fluweel, cru linnen met ehmé, brillantine met
piqué, mousseline met changeant, cretonne met
satijn; dit, met entre-deux met randen van kleu
rige picots en ontelbare rosetten van lint in
changeante en bonte kleuren wijst op een overlading,
waarvan men wel spoedig genoeg moet krijgen.
De rosetten van lint zijn vooral karakteristiek
voor dit jaar, met de zoogenaamde hanekammen
van fluweel of satijn. Bij gaas en neteldoek heeft
men ook rosetten van gazen lint, bij zijden klee
deren van fluweelen lint gevoerd met satijn. Een
nieuwigheid is een soort gebloemd gazen lint,
dat aan den eenen kant uitgepunt is, terwijl aan
den anderen kant een stevige draad er doorheen ge
trokken is, dien men maar behoeft aan te halen
om het lint regelmatig te plisseeren, op iedere
plooi komt dan juist een bloem. Twintig plissés
bijvoorbeeld op een gladden gazen rok hebben
veel cachet maar zijn duur. Iets dergelijks heeft
men ook in rococo, in »faience de Delft" en
Meiszener patroon.
Op badplaatsen, waar men weinig kennissen
heeft, vinden sommigen het wel aardig, de aan
dacht te trekken door een geheel historisch cos
tuum. Zoo ziet men hier en daar een »marquise
Pompadour" van grootgebloemde foulard met tal
van plissés, lluweelen strikjes en slappe kanten;
een Japansche of Chineesche, of zelfs I'ompejische,
welke costumen nog het voordeel hebben, dat ze
niet aansluiten en daardoor, met corset of geen
corset (zooals ook dames zich op badplaatsen
veroorloven) alle vrijheid laten.
A propos van deze Japansche costumen wordt
beweerd, dat de Japanners en Japonaises waarvan
er op 't oogenblik vrij veel hier en daar in
Europa verspreid zijn, zich dagelijks ergeren om
hetgeen bier als Japansche smaak geldt, zoowel
in kamerdecoratie als in kleeding. De
Yokohamahoeclen zijn sinds eeuwen door geen mensch in
Yokohama gedragen; de Japansche stoffen zouden
nog door de minste boerin die op een heiligen
dag naar Jeddo komt, niet aangetrokken worden.
En wat de meubels betreft: als een Japanner
mooie kistjes, en kastjes, en bronzen, en beeldjes
en schermen heeft, zet hij niet het brons op
een kistje naast de beeldjes op een kastje voor
een scherm... Hij zou vinden dat dan het een
het ander kwaad doet. Hij heeft in zijn mooie
heldere kamer, waarvan de wanden vier lichte
schermen zijn, n van die dingen, of geen n.
Als hij met vrienden bijeen is, haalt hij uit
zijn schatkamer een doos, waarin een tweede
doos, waarin veel zijdenpapier of rijstpapier,
waarin dan eindelijk het mooie brons- of
lakwerk; men bekijkt en bewondert het samen met
aandacht, laat er van alle kanten het stemmige
ditt'uze licht, door al de witte schermen gedempt,
O]) vallen, spreekt er over en bergt het weer
weg, maar laat het niet, dag in dag uit, tusschen
allerlei prullen in het stof staan. Met de
costumes is het bijna eveneens. Het is waar dat men
er de saumon zijde en de gebloemde en gebor
duurde stoffen veel draagt, maar het is er zooveel
mooi weer, de wegen zijn er vol bloemen en
schaduw, men heeft er groote waaiers en parasols,
als het regent gaan de dames er niet te voet
uit; de toestanden zijn er zoo verschillend van
de onze, dat bet niet verwonderlijk is, dat de
echte Japonaises zich aan ons onhandig
»adapteeren" een weinig ergeren.
* *
*
Het internationale vrouwencongres te Chicago
heeft, wat belangstelling betreft, een bijzonder
succes gehad, lleeds op den dag der opening
was bot noodig, behalve de eigenlijke zitting, een
tweede er naast te houden, en met iederen dag
nam de toevloed toe. 's Morgens werden zittin
gen gehouden, 's avonds en soms 's middags ; te
gelijk werd er in de twee groote ballon (die ieder
.'!ÖO(' personen bevatten) en in een half dozijn
kleinere zalen gewerkt, en alles was overvol, de
geheele week lang. Dinsdagavond waren de voor
drachten van drie beroemde Amerikaansche ac
trices, de dames Helene Modjeska, Clara Morris
en (ieorgia Gayvan; zij moesten ze tweemaal
overdoen, telkens in een andere zaal. Zaterdags
was tegen het openen der deuren in eene der
zalen het gedrang zoo groot, dat de vloer bezweek
en 75 vrouwen eenige meters in de diepte terecht
kwamen; gelukkig waren niet meer dan een ne
gental ernstig gekwetst.
Omtrent voordracht en gebaren merkte een op
lettend toeschouwer op, dat bijna geen enkele
der dames verlegen of zenuwachtig deed; alleen
schreeuwden ze soms wat hard; zoolang er stilte
was kon men ze in de verste diepte van de zaal
hooren; bij eenig rumoer daarentegen konden zij
dit niet overheerschen. Hare stem is doordringen
der, maar zwakker dan die der mannen.Wat gebaren
betreft daarentegen is de vrouw zeer zeker mis
deeld ; de helft van de gesticulatiën, die sommige
redenaars zoo goed staan, mislukken haar en passen
niet bij haar costuum. Engelsche staatslieden rede
neeren wel met de hand in den broekzak; stel
eene dame, die voortdurend deed alsof ze in een
tegenwoordig costuum haar zakdoek zocht....
Ook de hand in het half opengeknoopte vest, de
hand in den vestzak, de hand aan den revers
van den jas, van al deze eenvoudige bewegingen
kan de vrouw het equivalent niet gebruiken. De
mouwen van het heerencostuum maken den arm
voller, flinker, de plooien ondersteunen de be
weging. De moderne mouw laat aan de vrouw
slechts korte eenvoudige armbewegingen toe. De
man kan een stap vooruit of achteruit doen, bij
de vrouw werkt dit niet oratorisch. De dames op
het congres gesticuleerden dan ook in het geheel
niet; of zij hielden het manuscript in de handen,
of zij lieten, als zij voor de vuist spraken, de
eene hand langs het lichaam hangen, de andere
op den rug rusten. Eenigen, zooals mrs. Palmer,
beproefden gedurende de rede een waaierspel te
arrangeeren. Dit past in een kleineren kring,
maar staat op de ernstige tribune misplaatst.
* *
In het Engelsche tijdschrift The Qiteen wordt
het beroep van handelsreizigster als zeer geschikt
voor vrouwen besproken. In Duitschland zijn
er reeds enkele, maar nog maar heel enkele,
voorbeelden van. Bezwaren zijn er natuurlijk
eenige, als het voortdurend reizen, het steeds in
aanraking komen met mannen van zaken, en de
spreekwoordelijke grofheid waartoe zelfs anders
vriendelijke menschen zich jegens handelsreizigers
verlicht rekenen. Maar er zijn ook voordeelen.
De vrouw heeft een fijner gevoel voor de rich
tingen in den smaak, ook waar het iets anders
dan kleeding geldt. Maar vooral: de bewuste
commis-voyageuses bereizen vooral de kleine
plaatsen in de Kijnprovincie, waar de winkels
klein zijn en (evenals in de provincie in Enge
land) meestal door de vrouw des huizes gead
ministreerd worden, terwijl de man een postje
of een ambacht heeft. De gewone handelsreiziger
komt dan in het dorp met een half uur tijd, en
spreidt zijn stalen uit; intusschen begint in de
achterkamer een kind te schreeuwen of' de pot
kookt over. De winkelierster is ongeduldig en
geneert zich voor den mijnheer. De reiziger is
ongeduldig en is vies van de huiselijke besognes.
Dat is met de reizigster anders. Als er kinderen
zijn, vraagt zij er naar en gaat mee in de huis
kamer, men kan daar evengoed stalen zien, en
houdt intusschen een praatje over de huiselijke
aangelegenheden. Ze vertelt van haar eigen
ondervindingen; men is gezellig en verliest geen
tijd, of merkt niet dat men dien verliest.
In Amerika is de »lady commercial" al sinds
lang een gewoonte.
* *
Voor electriscb licht, dat hoe langer hoe meer,
ook in particuliere woningen, doordringt, vol
doen de gewone lampekappen niet. Als de ge
kleurde zijde daar een weinig dempt, verdonkert
zij ook te veel. Men maakt nu lampekappen van
groote glazen kralen, aan ijzerdraad geregen,
met een breede kralen franje; de dikke kralen
dempen het licht, maar weerkaatsen het ook,
zoodat men hetgeen in rechtstreeksch licht ver
loren wordt, als verspreid licht terug krijgt.
E?e.
MUUtlUIIUUIIIIMIIIlllUllIlllllllHHIIIHlIlllllllHIllllllllllllllUllUlUIIIUIIIHI
LLERLEI
Onder de
bezienswaardighe. den van Parijs behoort sinds de
? iaatste jaren . ook de algemeen
bekende cabaret Le chat noir. Geen echt
Parijzenaar, die hier niet een paar vroolijke avonden
heeft meegemaakt, en zelfs de vreemden hadden
bet op hun programma, niet minder dan de Notre
Dame of het Louvre. Op eenmaal schijnt nu de
eigenaar Rodolphe Salis, de vroolijke fumiste en
Uagueur, die in December 1888 den Cliat Noir ge
sticht heeft, er genoeg van te hebben. Hij heeft
zich op 15 Juli 1893 uit zijn kunsttempel terug
getrokken, nadat hij met behulp der Muzen, door
het debiteeren van heel wat bocks en
choucroütes binnen weinige jaren een millioen heeft
bijeengegaard. Be Chat Noir stond oorspronkelijk
op don boulevard Kochechouart; toen was de cabaret
nog klein, met allerlei schilderijen en teekeningen
opgesierd en op zeer origineele wijze gemeubeld.
De Chat Noir was destijds het asyl van alle bohcmes,
maar ook vele talentvolle kunstenaars kwamen
er geregeld. De gastvrijheid werd hun door »sire
Hodolphe" niet gratis verleend; zij moesten
haar met vroolijke liedjes, geestige voordrachten,
schilderijen of teekeningen betalen. Daar vierden
de teekenaars Willette en Caran d'Acbe, de dich
ters Kollinat en llaraucourt, de chansonniers
Jules Jouy en YictorMeusy hunne eerste triom
fen. Maar boven allen hield het hoofd van het
gezelschap, Ilodolphie Salis, zijn superioriteit vol,
hij was tegelijk herbergier en artistiek directeur,
en onthaalde zijn gasten vaak op zijn frisschc,
origineele aanspraken. Maar daarbij vergat bij nooit
het voornaamste,veel bier te verkoopen. Hij ging van
het eene tafeltje naar het ander en moedigde zijne
gasten schertsend aan, hunne glazen leeg te drin
ken en te laten vullen. In vijf jaar had hij reeck
zulke goede zaken gemaakt, dat hij zijn lokaal
kon vergrooten. Hij installeerde zijn cabaret toen
in de rue Laval. Hier had hij een klein huisje
voor zich laten bouwen, natuurlijk in den
wonderlijksten stijl. In de benedenverdieping was
(en is nog) de eigenlijke cabaret, op de
boven