De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 30 juli pagina 4

30 juli 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 840 "haar dochter daarom in matrimoniale aangele" .genheden geheel vry'. Gaat de jonge Amerikaansche r tot een huwelijk over; verrast zy hare ouders met de mededeeling, dat zy zich gisterenavond verloofd heeft, dan is de materieele zijde van het zaakje goed beklonken. In dat opzicht zijn teleurstellingen niet waarschijnlijk. Wat een gewoon Europeaan in een jong meisje liflf en mooi en aantrekkelijk vindt is die schuchtere half-geslotenheid van een bloemknop, die nog niet geurt, maar enkel hare geuren belooft. Niemand weet go»d wat in haar omgaat en zijzelve weet 't het minst van allen. Men ziet enkel, dat zij zich allengs opent voor het leven, dat haar voor het grootste deel altijd een mysterie zal bleven. De jonge Amerikaansche is haar tegenbeeld. Op school is geen der mysteriën van physiek en natuur haar onverklaard gebleven. Zij is alle vakken doorgegaan, gelijkelijk met de jongens en dikwijls met dezen als kameraden. In de vrije uren hebben de spelen in de open lucht haar verder ontwikkeld, lichamelijk en zedelijk. Dit alles geeft haar toch een groote aantrekkelijk heid. De zelfoverschatting komt eerst later, als zij een oppervlakkige kennis heeft verkregen van het 'taaatschappelyk leven, door de practijk van het leven zelfc Nu nog spreken ze met een vrymoedigheid en tevens met een eenvoud, die byzonder innemend zijn. En waar een ervaren man in Europa, wanneer hij, in een oogenblik van zelfvergeten, onderwerpen van het eenvoudige 'leven aanroert, die haar niettemin onbekend zijn, pndanks de bekoring die een jong meisje op hem kan oefenen, moet erkennen, dat zij toch eigenlijk een «gansje" is de jonge meisjes in Amerika zyn nooit «gansjes" en zij maken geen geheim van hare kennis, zoodat de om gang van volwassenen met haar veel minder gedwongen is dan in The Old Country. In het diamant-harde, onmeedoogende, grootsche menschenleven geplaatst, krijgt de jonge Ameri kaansche een zekerheid van optreden, en een zelfbewustheid, die ietwat overdreven zijn, omdat zfl er, bewust of onbewust, de twijfelzucht der mannen mee wil keeren. Die zelf-overschatting van de jonge Amerikaansche is enkel een reactie van de onderschatting harer kracht door de mannen. Maar hoe aantrekkelijk wederom worden die pedante jonge vrouwen door bet leven, dat in haar het gevoel verrijkt en haar zijne ervaring meedeelt. De gemiddelde vrouw is overal en altyd de betere van den gemiddelden man, om dat haar gemoedsleven inniger is en de menschen, wat zij ten slotte waard zijn, niet waard zijn door hun verstand, maar door hun gemoed. In hare jonge jaren mag, door de opvoeding en de eigen plaats die zy in het leven heeft moeten innemen, het gemoedsleven van de Ame rikaansche zijn ingeslapen, het is niet gestorven, en eenmaal ontwaakt is het te inniger, naar mate het leven de ervaring heeft verrijkt. Toch geeft de Amerikaansche als echtgenoot haar man in practischen zin niets toe; voor hare kinderen, die zij niet minder lief heeft dan alle andere moeders, mist zij die vreesachtige nauw lettendheid, die de moeder tot een slavin maakt van hare jonge kinderen. Een Amerikaansche moeder schrikt niet, wanneer haar kind valt of zich bezeert. Haar kinderen moeten daar tegen kunnen en zij weet, dat zij in het latere leven na het vallen te eer opstaan, na het leed te eer hun levenslust herkrijgen, naarmate zij in de jeugd minder kleinzeerig zijn opgevoed. De zinnelijke liefde verhoogt en verfijnt de intelligentie en iedereen, vroeg of laat, kent die liefde. Het intellect der Amerikaansche vrouw is even goed geschoold als dat van den man, maar het mist er natuurlijk de diepte en de kracht van. Niettemin, wanneer het leven en de liefde door het overmatige zelfbewustzijn een ader van door teleurstelling gewonnen twijfel doen loopen ; wanneer de schoolgeleerdheid ietwat verloren en de ervaring veel gewonnen heeft; wanneer het hart gelijke rechten heeft weten te winnen als het verstand, in 't kort, wanneer de Amerikaan sche vrouw de vlegeljaren harer jeugd voorbij is, dan heeft zy een helderheid en tevens een zacht moedigheid van oordeel verkregen, dan bezit zij een breedheid van opvatting en een kracht van redeneeren, die haar in de hoogste mate beminnenswaardig en eerbiedwekkend maken. De jonge Amerikaansche vrouw doet soms glimlachen; de oudere Amerikaansche vrouw wekt sympathie. In geheel het Noord-Amerikaansche volk is de zin voor het materieele leven zeer verscherpt maar aan den anderen kant kan misschien enkel het Russische volk genoemd worden als een bij wie het religieuze leven een even breede vlucht heeft. Die Amerikanen,die zoo onafgebroken kijken op de dingen die vlak voor hen liggen en dezen beter kennen dan andere volken, zoodat zij er ook beter dan andere volken hun voordeel mee kunnen doen: deze menschen voelen zich onophoudelijk in de ziel beroerd door de vraag naar het oneindige, naar het onzichtbare. In die mate zelfs, dat de transcedentale levensbeschouwing in de Vereenigde Staten meer aanhangers telt, en de geesten daar in directer verkeer met de ongestorvenen zijn dan misschien overal elders. Niettemin is het scep ticisme de bodem-zelf van het geloof der Ame rikanen. Indien er een leven hiernamaals is, heeft een hunner wijsgeeren gezegd, dan moet het een goed leven zijn. Ook ontstaan er telkens nieuwe religieuze vereenigingen, terwijl andere verdwijnen, zoodat men hier of daar in de groote Amerikaansche steden kerken, tempels of taber nakels ziet, waaruit de geloovigen voor goed zyn heengegaan en die nu, verkocht, als pakhuis of als Music-hall dienst doen. Onder al deze secten tellen het Presbyterianisme en het Unitarianisme de meeste aanhangers, vooral onder de vrouwen. Emerson, onder alle Amerikaansche wijsgeeren een werkelijk subliem man, heeft met zijn beminnelijk sceptisch Unitarianisme, dat een geloof is in de voortreffelijkheid van de menschen zelf en in de schoonheid van het toekomstig leven, een invloed gehad op het Amerikaansche gemoed, zooals zich dat in de Amerikaansche vrouw van middelbaren leeftijd en wél door werkte ervaring uit, zoo schoon en zoo krachtig ?als zelden een man invloed gehad heeft. Die invloed heeft wél gewild, maar niet gekund, dat de gemiddelde Amerikaan en de gemid delde Amerikaansche de geniale oorspronkelijk heid en de verheven schoonheid van Walt Whitmans Leaves of Orass leerde inzien. Daarvoor zijn nu nog buitengewone gaven van verstand en gemoed noodig. Tennyson, Whittier, Browning vormen het hoogste punt, dat de algemeene waar deering in Amerika bereiken kan. Maar zelfs met deze drie dichters als hoogste uiting is het gemoed van het Amerikaansche volk, juist omdat het zich concentreert en zich nauwelijks bezig ho«dt met de dingen van het ordinaire leven, iets zeer nobels en zeer schoons. Zoo vooral is het in de Amerikaansche van rijperen leeftijd en rijke ervaring. De gescherpte en verfijnde verstandsgaven van den Amerikaan , zijn misschien niet geschikt om door de meeste Europeanen gewaardeerd te worden en dezen kunnen ongelijk hebben, als zij van den Amerikaan eischen, dat hij zijn gemoed legge in de dingen die enkel des verstands zijn. Op mijn reis door de Vereenigde Staten heb ik dat verstand van den Amerikaan menigmaal bewon derd. Maar zoodra ik een poos in gesprek was met zulk een smart Amerikaan en zelfs wan neer ik zijtt smartness mooi vond gevoelde ik mij vermoeid. Zoo lang en zoo vaak kon ik ech ter niet in gezelschap zijn van een dier oudere Amerikaansche-vrouwen of ik gevoelde mij weiaangedaan, verjeugdigd en verfrischt in de door het echte menschenleven bezielde redeneering, de openheid, de kieschheid en de blijmoedigheid, waarmee het innigste leven der menschen door haar werd besproken, en de zachtmoedigheid waarmede een oordeel werd gegeven over daden en hare oorzaken, die door een overeengekomen zedelijk heid als kwaad worden verworpen. Berlyn, Juni 1893. VOSMEER DE SPIE. vo A ME S . Morgenpromenade, VelocipMetoiletttn. Dames te paard. Uni form. Koukscholen.?Kleurendiners. liet toilet dat men op de morgenprornenade in het Bois de Boulogne het meest ziet, is een voudig maar correct, genre anglais, genre tailleur. Het komt met het smoking-costuum overeen; men zag het bijvoorbeeld in witte of donkerblauwe serge. Rok geheel ongevoerd, als eenige versiering aan den benedenrand drie rijen stiksel; corsage-jaquette van de stof met kleine postillonpandjes, waarop twee enorme porseleinen knoopen (wit en blauw, wit en goud), vnn voren breede revers, met surah gevoerd. Wit batisten ot' zijden overhemd, waarover het corsage, als men wil, met twee groote knoopen gesloten kan wor den; mouwen van boven wijd, van onderen slui tend. Ceintuur van leder of van een lap omgeplooide zijde. * * Het velocipède-costuum is dezer dagen het «voorwerp van de voortdurende zorg" der modeschrijfsters en teekenaars. Men is het. er nog niet goed over eens, en uit de honderden bicyclette-rijdsters die het Bois de Boulogne de laatste weken ziet, valt beter op te maken wat men niet, dan wat men wel moet dragen. De blouse van rose of blauw katoen lij een donker wollen rok, is gedecideerd af te keuren; de vrouw, zoo in een donkere on een lichte helft afgedeeld, staat op de velocipède niet goed; ook moet het costuum, om gedistingeerd te blijven, een beetje streng en kostbaar zijn. Een complet van laken of wol in een gemiddelde tint, taastir, cachim, grijs, beige, is nog het best; de mouwen moeten veel minder gedoft worden genomen dan bij een gewoon costuum. Hier volgen een paar combinaties: 1. llazelnootbruin ivhip cord, een mooie kleur. Broek aansluitend beneden de knie, wollen kou sen van dezelfde kleur. Rond rokje, metstolpplooien, zeer platgestreken maar veel ruimte ge vend, .lerseyvestje, op den rug dichtgeknoopt, Figarojakje met groote opslagen van bleek beige. Bruin lederen laarsjes, slappe vilthoed met veer. 2. Zeer dun pluche-acbtig fantasielakcn, broek half wijd met breede kousebanden; Russische blouse niet breed ceintuur, op de borst terzijde met eene patte gesloten; heel eenvoudige bottines van Russisch leer; kousen van dof Schotsen; pet met kepi-klep van dezelfde stof als het cos tuum. De hoed is een lastige quaestie, omdat een groote hoed extra-leelijk staat, en een pet in den zomer al to bruin maakt. Do Illustration beschreef de vorige week zes costumen van velocewomen, in het Hois de Bou logne opgemerkt, met teekeningen, waarvan liet volgend origineel en gracieus scheen, op do plaat : muisvaal velours de chaxse; zwarte slob kousen ; kort wijduitloopcnd rokje, aan een breed plat ceintuur gezet; blouse van licht surah, waarop een zwarte lavallière; over de blouse een kort jasje van muisvaal fluweel, dat men dichtknoopcn kan of laten loshangen; wit flanellen pet met wit gazen voile. Veel minder gedistingeerd was een ander met matrozenkraag, korte dof'mouwen, en blinkend matrozcnhoedje; een ander met vrij lange lakcnschc jas, gewoon heerenoverhemd, vrij lange wijde broek en grijxe pet; weer mooier een grijs met grijze peau-de-Suède handschoenen tot over den elleboog, en slobkousen van de/elfde kleur; en een ander geheel zwart, zwart zijden kousen, zwarte lage schoenen, grooto easar/ue met heel lange panden, (een soort van gekleede jas) en heel groote revers en chdle, zwart ceintuur nauw om de taille, wit overhemd, witte das en wit strooien matrozenhoedje. Heel groote revers, wijd rokje en slobkousen schijnen over 't algemeen wel het best te staan. * De National-Zeitun g te Berlijn vertelt van eene dame aldaar, die als heer te paard zit. Zij heeft in den Thiergarten veel bekijks. Te Londen telt deze nieuwe mode reeds vele aanhangsters ; men acht het daar geen voorbijgaande gril, maar een duurzaam besluit. De voornaamste moeielijkheid is nog het toilet; het is intusschen ook mogelijk, dat de medische faculteit er eene meening over uiten zal. Te Berlijn blijft het voorloopig nog bij de ne rijdster, waarschijn lijk ook een Engelsche; men vindt niet dat zij er te paard zoo elegant uitziet als de gewone amazones. * * # Er is reeds meermalen sprake van geweest, dat de dames-leerlingen van het Conservatoire te Parijs een uniform-costuum zouden dragen. De ijdelheid toch schijnt er tot zonderlinge bui tensporigheden in toilet over te slaan, en vooral bij de examens van dit jaar waren de toiletten zóó opzichtig, zóó wonderlijk, dat de quaestie opnieuw aan de orde gesteld is. figaro heeft de meening van eenige oud leerlingen, tegenwoordig sterren aan den tooneelhemel, gevraagd. Mlle Brandès, van de Comédie Fram;aise, ziet er het noodzakelijke niet van in: »Ik herinner me wel. dat ik een witte jurk aan had, een heel eenvoudige, et pour cnuse. Maar wat de vraag aangaat, een mooie japon trekt misschien een oogenblik de aandacht, maar ik geloof niet, dat er ooit een eerste prijs om zal gegeven worden." Rachel Boyerantwoordt: »Mijn examen-japon was van rose surah. Mij dunkt, als de commissie niet alles voorschrijft, stof, kleur, qualiteit, vorm, is er nog niets gedaan; als men zegt: mousseline blanche, kan de een nog wit neteldoek van vier sous, en de ander kostbaar Indisch mousseline nemen, en zoo in alles." Mad. Mol Truf'fler is voor het wit neteldoek, en zou dat willen voorgeschreven zijn; Mlle Saméis meer voor halve tinten: »mijn japon was ook wit, maar onder de dunne stof had ik een licht blauw transparant, dat het wit een beetje minder hard maakte. Laat de commissie maar voor schrijven wat zij wil, wit, eenvoudig.. . men zal er een paar jaar bij blijven, maar dan wordt het wit crème, dan rose, en dan krijgt men weer hetzelfde als nu." Raphaele Sizos en anderen zijn alle voor wit. Eenige actrices van naam zijn niet op het Conservatorium geweest, ze waren al op de planken op den leeftijd waarop de ande ren worden toegelaten. Een curieus antwoord is dat van den vicomte de S., die voor zijn. vrouw, Antonia R. den brief in ontvangst genomen heeft: »Mijn vrouw is, meen ik, naar Rusland ver trokken, en ik kan u niet op de gestelde vragen antwoorden. Is zij op het Conservatorium ge weest? Tk weet het niet. Droeg zij toen een witte jurk? Ik weet het niet. Wat ik weet, is. dat ze 's avonds vertrokken is, zoowat twee jaar geleden, zonder te zeggen waar ze heen ging. l' begrijpt, dat de uniform van het Conservatorium mij koud laat." * * * Naar wij vernemen wordt de nieuwe cursus aan de verschillende kook- en huishoudscholen in ons land weer met vertrouwen tegemoet gezien ; de aanvragen tot toelating vermeerderen; de commissiön, die indertijd het initiatief tot de oprichting namen, smaken voldoening van bun werk en inspanning, fielijk men weef, is de eerste in datum der opgerichte kookscholen, de llaagsche, verleden jaar ook in een kook- en huishoudschool ver anderd ; de inrichting is toen tevens in een groot gebouw aan den Bezuidenhout overgebracht. Het leergeld is er voor internes (>r>0 gulden; steeds gaan, naast de geregelde werkzaamheden van deze, de afzonderlijke kookcursussen voor jonge dames, voor keukenmeiden, voor meisjes uit het volk, voor huismoeders, hun gang; de commissie en de directrice hechten eraan, dat deze beide laatste cursussen, waarop bij de oprichting der school uit philanthropisch oogpunt zeer de aandacht gevestigd was, vooral niet in 't vergeetboek raken. Van de huismoeders heeft men niet heel veel pleizier, wat den ijver en de voldaanheid betreft, van de jonge meisjes uit de arbeidende klasse wel. * * * Eone nieuwigheid, dit voorjaar te Parijs be proefd, scheen in de verbeelding en op het papier veel aardiger dan zij in werkelijkheid was. liet waren do diners en couleur. De gastvrouw gaf op de invitatiekaart twee kleuren aan, bij voor beeld wit en rood, en men rekende er dan op, dat de gasten, althans de dames, in die kleuren zouden verschijnen. De eetzaal, en zoo mogelijk ook aangrenzende vertrekken, salon, serre, wer den in de kleur gedecoreerd; witte en roode bloemen vulden vazen eu tagères, servies, por selein, ballons, alles was zooveel mogelijk wit en rood. .Maar, er is rood en rood. En terwijl de eene gast in Pompejiroode zijde verscheen, had de ander amaranthrood fluweel gekozen, welke beide in zonderling valsche tint afstaken tegen den coqiiclicotrooden japon van de gastvrouw. Wel is waar deed de roode glans van de lampen-ballons zijn best om alles in een soort van harmonie te vercenigon, maar het geheel was toch aardiger bedoeld dan het uitviel. In rood, blauw, mauve, lila, mislukte het een beetje ; geel is eigenlijk de eenige kleur, waarvan de nuances elkaar geen kwaad doen, ja zelfs elkaar aanvullen. E?e. uuiiiiMiiMimiiimmittimmi luiHiiimimmiiiiiiMMiiiuiitiimimi RLEI Voor den strafrechter in een district te Weenen, werd den vorigen Donderdag liet volgend tragisch-komisch tooneel afgespeeld. Een knappe jonge vrouw, Bnrbara, vrouw van den kleermaker Süszel, had zich te verantwoorden wegens her haalde mishandelingen haren l >;> jarigen man, Jozef iiszol, aangedaan. De aanklacht legde der be schuldigde ten laste, dat zij op 'Jl Juni haar man met een paraplu zóó afgeranseld bad, dat de man sedert dien tijd buiten staat is, zijn be zigheden te verrichten. De rechter tot den ouden man: Wat was dan wel de reden, dat uw vrouw u zoo onbarmhartig geslagen heeft? Süszel: Weet u, heer keizerlijk raad, ik had met mijn eerste zaliger tweeëndertig jaar in vrede geleefd; ja, en toen die nu dood was, heeft (met een schuinen blik naar de be schuldigde) die mij getrouwd; eigenlijk heeft ze niet mij getrouwd, maar mijn geld. Ja, heer kei zerlijk raad, ze heeft me al heel dikwijls ge slagen, en weggeloopen is ze me ook al eens met 400 florijnen naar Italië. De rechter, tot de beschuldigde: Is dat zoo? Beschuldigde: Ja, ik was toen ziek, en ben naar Bergamo in Italiëgereisd. De rechter: En toen heb je het geld van je man meegenomen ? (met een blik op de van gezondheid stralende vrouw.) Het moet een heel gezonde lucht zijn in Bergamo. Beschuldigde: Ik zal toch wel geld mogen mee nemen, als ik voor ziekte naar Italiëmoet ? Waarvoor ben ik anders getrouwd ? Süszel : 't Is niet waar, mijnheer de rechter; weggeloopen is ze toen. De rechter : Nu, dat zullen we maar Jaten blijven. Kom maar tot de scène van -21 Juni, vertel ons die eens. Süszel: mijnheer de rechter, we hebben een kleinen twist gehad, en toen is ze, zooals ze dat al dikwijls heeft gedaan, op me aangevallen en heeft me met de paraplu zoo vreeselijk geslagen, dat ik, heer keizerlijk raad, op de knieën voor haar gelegen heb, en haar heb gesmeekt, dat ze niet zoo vreeseJijk slaan zou. Maar zij heeft niet willen ophouden, voordat de paraplu in flarden geslagen was. (Hij laat de stukken van de paraplu zien). De rechter: U hebt ook kwetsuren bekomen? Süszel: Zeker, ik ben meteen naar het Stephanie-liospitaal gemoeten, en daar hebben ze me een verband aangelegd. De directeur zei, dat ik dadelijk naar bed moest.... De rechter: En dat hebt u gedaan? Süszel: Ja, ik heb in drie dagen niet thuis durven komen. Be schuldigde: Maar, mijnheer de rechter, mag ik spreken ? Hij geeft me geen geld meer, wat moet ik dan doen? De procureur-generaal: Pardon, als u den ouden man slaat, moet hij u dan nog geld toegeven ? Beschuldigde: Maar ik vraag u, waarvoor ben ik dan getrouwd? De rechter: Zeker niet, datje hem zoudt af ranselen. Süszel: Alstjeblieft, mijnheer de rechter, maakt u haar niet boos; ik ben bang, dat ze me dan weer slaat; ze heeft me bedreigd, dat ze me nog eens onder banden zou nemen. De rechter: Dan haalt u de politie er bij. Süszel: Ja, alsof dat zoo gemakkelijk was. Ze sluit zich met me op, en ranselt me dan af, en gaat dan uit alsof er niets gebeurd was. De rechter: En haar vergeven zoudt u niet??Süszel: Neen, ik kan niets met haar uitrichten; voor mij heeft ze geen respect, misschien zal de rechtbank met haar klaar komen. liet openbaar ministerie eischte dat de dame naar het Landesgericht zou worden verwezen, omdat de mishandeling, die de oude man van zijn vrouw ondergaan had, eene zware persoon lijke verwonding vormde. In dien zin werd uitspraak gedaan. Aan den Drury-Lane-schouwburg, te Londen, die nu verdwijnen gaat, zijn de schitterendste herinneringen verbonden De hertog van Bedford, een van de lastigste en onhandelbaarste huisjes melkers van Londen, heeft groote plannen tot verfraaiing van zijn eigendom (3(>00 huizen in het duurste gedeelte der stad), maar heeft, door tegen het eind des jaars aan sir Augustus Jlarris de huur op te zeggen, zich de artistieke wereld zeer tegen gemaakt. Eerst in 1704 nam het theater, in Drury-Lane gelegen, ook den naam van Drury-Lane-'theatre aan. Het heette eerst Covent-fiarden, welken naam nu de Groote Opera draagt, die er vlak bij ligt, en toen K'ings "fheatre. Dat was in de zeventiende eeuw; de acteurs stonden toen ook in dienst des konings en droegen diens roode livrei. In Covent- Garden verscheen de vermaarde Kynarton op de planken, een Adonis, die (naar bet gebruik van dien tijd) de vrouwenrollen spe lend, de mooiste vrouw scheen, en als man de sierlijkste cavalier. Later speelden daar Betterton, (farrick, Edmond en Charles Kean, Macready, en de beroemde actrices miss Karren (die hertogin van Derby werd), de schoone Harriet Mellor (die hertogin van Saint-Albans werd), miss Siddons en zoovele anderen. Na het verdwijnen van die groote artisten had Drury-Lane allerlei lotsverwisselingen. Het werd concertzaal, paardenspel, menagerie. Van Ambrugh kwam er met zijn leeuwen, die in dezelfde zaal brulden, waar Kean en Macready gebruld hadden ; het brullen van de leeuwen bracht meer op, naar destijds een van de eigenaars van DruryLane verzekerde. Later werd het operagebouw; het zag de pre mières van Balfe's L'assedio di l.a Rocltt lle en The Muid a f' Artoi*, waarin Malibran optrad. Toen volgden feërien en drama; van .187-1 tot 18SO weer opera; in Drury-Lane was destijds Mapleson directeur, in Covent-Garden Gye; de een had Christine Nilsson, de ander l'atti; de zangeressen werden rijk, en de directeuren ruïneerden zich. Nu is sedert eenige jaren directeursir Augustus Ilarris, die er drama's a grand spectacle en prachtige pantomimes doet opvoeren; om zijn weelderige mise-en-scóne en triumfeercnd air heeft men hem sir Augustus Druriolanus genoemd. Dit is eigenlijk al de vierde schouwburg; de laatste maal verbrandde hij in l sol), Sheridan was toen eigenaar. Hij was ook lid van het Kabinet, en sprak juist in het Lagerhuis, toen het bericht van don brand er gebracht werd. Men wilde de zitting schorsen, maar Sheridan zeide, dat 's lands zaken niet moesten uitgesteld worden voor die van een particulier. Toch werd de schorsing aan genomen. Sheridan haastte zich toen naar Drury Lane, maar er was aan den brand niets te doen, en hij ging in een naburige taveerne een glas port drinken. Terwijl hij daar zat, kwamen aller lei lieden hem lastig vallen, raad geven, leedwe zen betuigen, totdat Sheridan uitriep : ;'t Is toch al te erg, dat men niet eens rustig een glas wijn. kan drinken bij zijn eigen vuurtje." Hoeveel bijen vormen een zwerm? In

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl