Historisch Archief 1877-1940
pn.r-. -wpf
No. 840
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
In dagen van kiesrechthervorming.
Zie je vrouw, dat was nu de oproermaker van '4S en hem hebben ze nog wel
een standbeeld gegeven.
iiiiniiimiijii
lillllliliiilllllimiiiililllllllliiiiilllllliiiiiiiiiilllllimiii
Julius Fruttelmau Brommeijer.
Die verkiezingen
zijn een ware plaag,
vooral voor iemand
die Brqmmeijar heet
en mijn reputatie
bezit.
Dat begon al vóór
een week of drie met
een bezoek van Gijs.
Ik had hem in lang
niet gezien en be
greep niet wat hij nu
juist bij me te doen
had. IK dacht eigen
lijk dat hij ergens in
het buitenland zat
om zich spelender
wijs te volmaken in de
hoogere diplomatie.
Maar jawel, met zijn
hart en ziel, en nu
ook met zijn lichaam,
liep hij nog rond
in zijn geliefd Am
sterdam.
Hij was naar de Aula geweest om daar
zijn portret eens te bakijken en dat van
Pierson, en kwam ma nu allereerst vertellen, dat
die hulde van zij a vroegere stadgenooten
hem toch altijd een beetje aangedaan maakte
en in een weemoedige stemming bracht.
Wat weerga, riep hij uit, ondankbaar zijn
rnvjn Amsterdammers niet! Millioenen heb
ik hun gekost, maar wat bateekent een beetje
geld in vergelijking met de stoffelijke en
geestelijke zegeningen, die ze van mij ont
vangen hebben ? Zoo denken de echte Am
sterdammers, ,en als ik nu in de Aula mijn
portret zie hangen, als een bewijs van hun
breede opvatting der dingen, hun minachting
voor geld, voor begrootingen, rekeningen en
tekorten, komt er EOO licht iets vochtigs in
mijn oog, wat alleen de valsche schaamte
mij verleidt weg te moffelen, maar voor jou
wil ik dat wel weten.
Toen hij van die eerste, heel verklaarbare
aandoening wat bekomen was, en ik tegen
hem gezegd had: Wat doe je ook in die Aula,
je moest je niet blootstellen aan dingen, die
zoo op je gevoel werken, vervolgde hij : ik
kon niet anders. Ik heb een zeer vertrouwe
lijk schrijven van de redactie van den
Verkiezingsbode ontvangen, met de vraag of
ik er ook iets tegen had, dat zij in een der
nummers mijn portret gaven, en zoo ja, of ik
ook voorkeur had hoe ze mij afbeeldden. Ik
heb hun dadelijk geantwoord, dat ik niet
beSrfi
bij deze gemeenteraads
verkiezingen zouden
betrekken; ik was nu
uit Amsterdam, en of
schoon de hoofdstad
mij nog altijd even na
aan het hart is blijven
liggen, dacht ik, dat de
bescheidenheid mij ver
plichtte me nu niet te
bemoeien met zaken,
die me niet direct meer
aangingen.
Maar daar wilden zij
niets van weten. Zij
hadden blijkbaar den
laatsten ban opgeroe
pen om mij tot overgave
te dwingen. Want ik
ontving daags daarop
reeds een schrijven van
Jolles zelf, op een vel
letje post, begonnen
in American Hotel en
i» ' "' """ " geëindigd in Mille
Colonnes, waarin hij mij bij kris en kras
zwoer, dat ik niet mocht weigeren, daar deze
verkiezing zooveel zou zijn als Ie
couronnement de l'édifice, de bevestiging van mijn
regime door de burgerij. Je hebt, zoo schreef'
die trouwe kerel, alle eer van den rooskleurigen
toestand, waarinde hoofdstad-thans_yerkeert.
Wat je benijders ook mogen zeggen, bij je heen
gaan liet je hier en in Burgerplichtje machtigen
geest achter. Alles wat wij te roemen hebben
is jou werk. Maar de wespen, die aan de beste
vruchten knagen, ontbreken ook in je geliefd
Amsterdam niet en nu weet ik zeker dat
we je portret maar hebben te vertoonen om
al die belagers van je naam op de vlucht te
jagen. God, God, wat zullen ze een beenen
maken. Jou beeltenis, zoo eindigde Jolles,
is het teeken, waarin wij als van ouds over
winnen zullen.
Gelukkig heb ik v. Tienhoven aan het ver
stand gebracht, dat Jolles in deze dingen niet te
vertrouwen was. Als advocaat-generaal vindt
hij zijn weerga niet, zei ik, maar als verkie
zingsagent ontbreekt het, hem aan de noodige
kalmte. Hij begaat de grootste onhandigheden.
Zoo is het nu juist voorgekomen, dat hij een
gedrukt briefje, voor mij bestemd, waarin hij
zeer vertrouwelijk om geldelijken en geeste
lijken steun voor zijn Verkie.zingabwli', vroeg,
in plaats van het aan het ll'eckblad te
adresseeren, aan het Daijblad de Amsterdammer ge
zonden heeft, waarvan het gevolg was, dat het
dadelijk in die courant werd opgenomen. Ik heb
A. G. dan ook reeds ineermilen gewaarschuwd:
»je snijdt je nog eens in do vingers met die
verkiezingen, de kalveren, waarmee je bij die
gelegenheden ploegen moet, zijn geen soort
voor je", maar hij heeft niet willen luiste
ren en je zult zien het loopt nog eens mis.
Best mogelijk al dezen keer! Want, zoo
zei ik tegen v. Tienhoven, die erg met zijn
hand door zijn haar begon te woelen want
om je de waarheid te zeggen, het betalen be
gint hun te vervelen, erg te vervelen ook!
En dat komt mee van die verdoemde idees
van Quack en je andere vrienden, van die
sociale rechtvaardigheid waarmee ze de lui
hebben leeren dwepen.
Zij zouden nu heel graag zien dat ik en
mijns gelijken de onkosten betaalden van die
durelief hèbberijen, dieje ons hebt aangesmeerd,
en nu dat niet gaat, beginnen ze kregel te
worden en zouden in staat zijn een voor een
al je handlangers uit den Raad te wippen.
En dat doen nu niet de socialen of' de radi
calen, maar de bakkers, de slagers, de krui
deniers, de koffiehuishouders enz. Daarom,
wat je doet ? Maak rechtsomkeer, stap in den
eersten trein den beste, die weer naar den
Haag gaat, en stuur ze een beleefd bedankje.
Nu Gijs heeft genoeg gezond verstand om
ais je hem een goeden raad geeft, dien niet
in den wind te slaan. Hij heeft altijd getoond
opperbest te weten, waar Abraham den mosterd
haalt maar daarom was mijn rust nog jiiet
weergekeerd. Och hemel wat bleef' dat een
gezanik. Nu kwam Meinesz en dan weer
Herrurier, want Reekers liep gevaar en ze
begrepen, dat mijn invloed op de Beurs hem
als wethouder voor de handelsinrichtingen
zou moeten redden. Nu, ik had niets tegen
Reekers, want als je je schaapjes op het droge
hebt en je zonder die handelsinrichtingen je
gel,', verdiend hebt, zou het al misselijk klein
geestig zijn om over zulke dingen zoo'n drukte
te maken. Doch ze hadden een zwaar hoofd
in zijn verkiezing, omdat hij door een Zee
handelaar bestreden was en zooals Serrurier
zei, je weet wel als er iemand is, die zee en
handel in zijn naam verpersoonlijkt, zijn onze
Burgerplichters niet te houden. Wat zoo'n man
zegt, vindt blindelings geloof, en daar
A. C. onmachtig gebleken is om den storm
te bezweren, moet u er aan gelooven. Zon
der uw steun, mijnheer Brommeijer, wordt
het Prinsen hof een en al een Buiten gast
huis, waarin alleen m a Icon ten ten gelo
geerd zullen zijn". Ik hoor het hem nog
zeggen, want toen hij die woorden er uit had,
kreeg hij tot onder zijn haren een kleur. De
kerel is, precies als v. Tienhoven, al te ge
voelig!
Maar 't opmerkelijkste wat mij gebeurd is,
was wel vóórverleden week Dinsdag, toen ik
's middags van de Beurs komende,een pak vond
van zoowat tweeen een halven kubieken voet,
in stevig kartonpapier, met een adres in mooi
loopend schrift, ik knoopte natuurlijk nieuws
gierig de touwtjes los en daar zag ik niet
meer of' minder dan een heelen stapel boeken
en boekjes, n voor n, boven op den om
slag gemerkt met een r. d. wlii'ijre)', en daar
bij een brief van den volgenden inhoud:
Den WelEdel Geboren Heer
Den Heer Jui.ius PUUTTELMAX BROMMKI.TKR,
Ilecrengraclit te Amsterdam.
Mijnheer.'
Ik zend u zwart op wit mijn geest vooruit
ter kennismaking. Vooral «ie rekenboekjes
beveel ik u Ier bcstudeering aan. Ik heb
daarbij gevoegd een exemplaar van bet
geschriftje: ^Waartoe Mnltntuli al zoo dient",
door C. Knapper Kz. met het rnotto ont
leend aan mijn boek: liat Miil/atuli met
menigeen lire/'t oiiigeijaan, die dat niet icaard
was, rail niet te bc.tu'ijlf.kn', 2e druk. eu
Een zielkundiyc sr/iet* door II. de liaaff
waaruit u zien kunt, dat men steeds veel no
titie genomen heeft van mijne pennevruchtcn,
en het dus voor u hooggeachte Heer vol
strekt niet vernederend is. uwe aandacht aan
mijne wetenschappelijke methodiek te wijden.
Kr niet aan twijfelende dat UEd. ook een
ziel heeft, en er een groote zielsovereenstem
ming tusschen ons beiden bestaat, zoodat ook
mijn zielkundige studie u belangstelling zal
inboezemen, heb ik de eer, u mijn aanstaand
bezoek aankondigende, mij (e leekenen,
UEd.WelGeb. d w. Dr,
J. VEKSLUYS.
In mijn verlegenheid wat te doen met dien
berg van wetenschap schopte ik er een paar
maal tegen, om te zien wat bovenop kwam
te liggen, maar ik vond niets van mijn gading
en bedenkelijk veel Multatuli dit en dat; en
toen hij den volgenden dag zich bij mij kwam
presenteeren, was ik in de methodiek en de
paedagogiek nog even ver als te voren; alleen
begreep ik dat ik een kraan in mijn huis
had, een entrepot van geleerdheid.
Ik kan Biet sfoders zeggen dan dat de man
iiiiiiiMiiiiiiimiiiiiimiiiiiimlMiiiimiiiiiiiiiiiiilimMimttlltMbfc
van den aanvang af een uitmuntenden indruk
op me gemaakt heeft, vooral van wege zijn
bescheidenheid.
Kollega geef me de hand, zei ik schertsend
tegen hem. Ze hebben op de beurs respect
voor den groothandel, dien ik drijf', maar dat
is wel beschouwd nog maar een kleinigheid
in vergelijking met jou omzet, en dan doe ik
alleen in artikelen van hier en elders bij
mekaar gescharreld, terwijl jij, als ik me niet
vergis, dat alles uit je eigen brein hebt ge
haaid. Daar heb ik respect voor.
Maar dan maakte hij een afwijzende be
weging met de hand, alsof hij zeggen wilde:
eigen lof' .stinkt Mijnheer, daarom zwijg ik
liever daarover.
En toen ik bij een andere gelegenheid
hij spreekt graag over den groothandel en
het handelsrekenen tot hem zei: Versluijs
daar zouden ze nu op de Beurs niets van
begiijpen, dat u zoo'n affaire hoofdzakelijk
hebt opgezet om den kinderen het leeren en
den meesters het onderwijzen gemakkelijk te
maken, bij ons is het altijd alleen oni de
winst voor ons zelf te doen, schudde hij een
voudig het hoofd en antwoordde haast fluis
terend, jawel Mijnheer Brommeijer, dat is
zoo, maar daarom mist u dan ook de zelf'
voldoening verbonden aan een belangeloos
streven.
Ik vond hem wel een beetje
bravehendrikachtig, maar was het toch spoedig met mij
zelf eens hem te steunen voor den Raad,
ofschoon hij, ik moet het eerlijk bekennen,
daar in het geheel niet om gevraagd heeft,
en misschien was ik juist hierom wel het
meest met hem ingenomen. Die andere lui
liepen me de deur plat om recommandatie, maar
hij dacht er niet aan; het was hem alleen
om mij zelf, om mijn persoon te doen.
Toch was er iets dat mij weerhield hem
mijn volkomen vertrouwen te schenken. Hij
had heel wat geschreven over Multatuli, was
zelfs een vriend van Multatuli geweest. Dit
beviel me niet, en daarom zeg ik zoo op een
goeden keer: hoor eens Sluys, daar is iets
wat me in je hindert. Je Multatuli-achtigheid.
Daar zit heel diep onder je vest een
opruierige genegenheid voor het Janhagel.
Ja kijk nu maar zoo vreemd niet. 't is
zoo, je zou in staat zijn amok te maken
met dut tuig uit de Jordaan. Daar heb
ik een verdoemden afkeer van. Al wat op
dien Multatuli lijkt kan me gestolen worden.
Ik ben altijd lieel bevriend geweest met de
Droogstoppels, ben zelfs geparenteerd aan
een van de jongeren en nu wil ik niet door
jou gebrouilleerd worden... Maar daar viel
Versluys me in de rede, met een: hou op,
waarde heer, u raakt een teere snaar
aan ; mijn zondige jeugd is voor goed voorbij.
Ik ben geheel bekeerd. Het volk, ik ben het
op en top met u eens. is een hoop schooiers,
een bende rlesschentrekkers, tafelschuirners,
zuiplappen, kwartjesvinders enz. enz.
Ik denk daarover precies als L'. Na
Multatuli's dood ben ik in beter gezelschap
gekomen. Ik sta in correspondentie met de
Slijmen n gen, en daar haalde hij een brief uit
zijii zak "van den jongen Slijmering met een
naamkaartje van Droogstoppel, ter recom
mandatie aan mij, als 'tnoodig mocht zijn.
Sedert deze ontdekking is Versiuys huis
vriend geworden. Om den anderen dag drinkt
hij thee bij ons. Mevrouw heeft een apart soort
klontjes voor hem gekocht, waarvan ze in t
Noorden zooveel houden. Alleen Thérèse heeft
niet bijster niet hem op, maar dat is, geloot' ik,
om dérekenboekjes. 't Ding is bang dat hij
haar nog eens presenteeren zal een cursus
met hem te houden, en van kind af heeft ze,
aan het rekenen den duivel gezien.