De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 6 augustus pagina 4

6 augustus 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 841 J-i te den redacteur van den Intransigeant absoluut authentiek geweest zouden zijn, als niet ook zijn naam er in was voorgekomen." «Maar wat dnnkt u, cher maitre," viel hem de reporter in de rede, »van de kritiek van Rochefort over uwe romans ?" >In 't geheel niets", antwoordde Zola, ^want ik houd ze geheel voor onbeteekenend. Ik ben overtuigd dat Kochefort geen enkel boek van m jj heeft 'gelezen. De een of andere grappenmaker heeft hem verteld dat er'ergens in mijn boeken iets staat van hagedissen die hun eieren uit broeden", of van xShanghaï, eene Japansche stad", en de onnoozele heeft dat terstond geloofd De redacteur van den Intransigeant kon voor mijn raam staan roepen, dat mijn huis in brand stond, ik zou zelfs geen glas water gaan halen, om den brand te blusschen ...." Het is heel mooi, maar Zola had in dat geval ook wel zoo verstandig gedaan het geheele artikel van Rochefort te ignoreeren, en zich niet in een lange interview te begeven, dat terstond gedrukt zou worden en den rot des gobeurs onder de oogen moest komen. Sociale lyriek in het oude Egypte. Belangwekkend is het, in deze dagen, een sociaal lied te lezen, dat den toestand der arbeiders onder Rhamses II van Egypte, veertien eeuwen voor Christus, schildert. Het is ontleend aan het mooie werk van Prof. Maspéro over Egypte en Assyrië, en luidt ongeveer als volgt: »Ik heb den smid aan zijn werk gezien, voor den geopenden muil van zijn oven, hij heeft handen als een krokodil en is vuil als vischkuit. De verschillende ambachtslieden, die de truffel voeren, hebben zij meer rust dan de boer? Hun veld is het hout, waaraan zij timmeren; hun handwerk is het metaal: zelfs in den nacht worden zij gehaald, en werken langer dan de werkdag duurt, zelfs in den nacht is het huis verlicht, en zij waken. De steenhouwer zoekt werk aan alle harde gesteenten; wanneer de uitvoering van zijn opdracht geëindigd is, en zijne handen moede zijn, rust hij dan? Hij moet van zonsop gang op de bouwplaats zijn, zelfs als knie en rug hem dreigen te breken. De barbier scheert tot diep in den nacht. Om iets te eten te hebben en wat te kunnen overleggen, moet hy van huis tot huis ijlen, zijne klanten op zoeken ; hij irtoet zich en zijne beide handen afwerken, om zijne maag te vullen, het gaat er mede als met den honig: die alleen eet hem, die hem verzamelt. De stoffenverver, zijne handen ruiken leelyk, zij hebben den reuk van rotte visch, zijne oogen vallen dicht van vermoeienis, maar zijne hand rust niet, met het in orde brengen der stoffen, hij verafschuwt alle laken, De schoenmaker is zeer ongelukkig, hij klaagt bestendig, hij heeft alleen zijn leder om aan te knagen, zijne gezondheid is"* die van een dooden visch." De dichter schijnt zoowel den »normaleaarbeids dag" op het oog gehad te hebben, als het »menschwaardig bestaan." »Hoe moet men de uitspraak van het Duitsch leeren?" In eene brochure onder dezen titel be spreekt prof. dr. Wilhelm Vietor twee vragen: Welke uitspraak moet in de school geleerd wor den, en op welke wijze moet men baar leeren. Op de eerste antwoordt hij: eene modeluitspraak, die algemeen Duitsch is, die welke in het ernstig drama gebruikelijk is, de (meest-Noordduitsche) tooneeluitspraak. Hij verklaart zich beslist tegen de nog niet lang geleden uitgevaardigde bepa lingen van graaf Hochberg, den intendant voor de Berlijnsche hoftheaters, over de uitspraak der g; hij meent dat het beter geweest was, de ko ninklijke tooneelspelers zonder dwang voor een deel de slot-;?, voor een deel de -j, of begin-,9-, voor een deel k, en -ch te laten zeggen, dan onnatuurlijke en zelfs onmogelijke klankvormingen van hen te eischen. Wat de r betreft, verklaart hij zich voor de tong-r. Op de tweede vraag antwoordt hij: het uitspraak-onderwijs moet van den klank, niet van het schrift uitgaan; het «ge vreesde phonetisch systeem" kan, verstandig ge bruikt, daarbij van groot nut zijn. Dr. A. Mouston te Edinburg heeft onderzoe kingen gedaan omtrent het aantal bacteriën op verschillende diepten beneden de oppervlakte der aarde. Naar het weekblad The medical press mededeelt, hebben zijn onderzoekingen bewezen, dat deze mikro-organismen in aantal afnemen, naar mate men zich verder van de oppervlakte verwijdert. Het gemiddeld aantal kiemen in een gram aarde, dat van een zeker plekje der aard oppervlakte genomen werd, bedroeg 1.687,799; op een diepte van 3 voet was het aantal gemid deld 173,807, en op een diepte van zes voet maar 410. Deze getallen schijnen te bewijzen, zegt het bericht, dat op zekere diepte de aardbodem steriel is. De aard van den bodem, de behoefte aan lucht, aan licht, aan water, maken intusschen een eenvoudige uitspraak in zulk een gecom pliceerd geval van weinig waarde. Schiller als karikatuurteekenaar. Bij een antiquaar te Berlijn is een kwartijn te zien, ongeveer 30 bladen dik, die het volgende titelblad draagt, door Schiller geschreven: Aventuren des neuen Telemachs, oder Leben und Exsertionen K rnersdes dezenten, consequenten,pikanten u. s.w. von Hogarth in schonen luminirten Kupfern aligefasst und mit befriedigenden Erklarunr/en versehen von Winkelmann, om. 178IJ. Hierop volgen 14 door Schiller zelf geteekende en met water verf gekleurde groteske platen, ieder op een heel blad, en 15 door Ludwig Ferdinand Bjiber, den zwager van Körner, naar Schillers dictee geschreven bladzijden humoristische tekst. Ter verklaring van dezen grap in prenten zij aan gemerkt, dat Schiller in 1780, toen hij bij Körner te Dresden logeerde, bij den beroemden portret schilder Anton Graff teekenles genomen had, en nu in dezen krasse schilderingen zijn nieuwverworven kunstvaardigheid tegelijk met zijn spotlust bot vierde. Op den Index zijn geplaatst het werk van Mantegazza: de Physiologie der vrouw", de dichtbundel van de jonge Italiaansche dichteres Ada Negri Fatalita, (onlangs in Nederland be sproken), de werken van den Engelschman Mivart St. George, en het boek van Emile Ferrier, Mytfus de la Bible. The Humanitarian< een tijdschrift dat zich de «regeneratie van het menschdom, door kennis en vrijheid van geest" ten doel stelt, (uitgave Swan Sonnenschein en Co. Paternoster square, Londen), is thans zijn derden jaargang ingegaan. Onder de artikelen in het nummer van Juli 1893 noemen wij The alchemy ofmaternity (herediteit), Mediaeval medicine, Anthropometrical description, (van Bertillon), To the third and fourth generation (door Walter Besant), Social progresf, Electricity and biology, etc. De Juli-aflevering van Eigen Haard bevatte onder anderen: Minta Pindjam', door Louise B. B.; Willem Usselincx, door Dr. II. C. Rogge (met portret); Van de Wereldkennis, door Batavus (met illustratiën); Een reisje naar Heidelbe'ig in 't begin der achttiende eeuw, door J. Craandijk; Ome Vorstinnen in 't buitenland (met illustratie); Menschen en beesten aun boord, door C. Holtz; De Sinkhorst (met illustratiën); Het Sultanaat en het hof van Djokjokarta (met portretten); Lichtwachters uitkyk, door C. Elout; De typo grafische inrichting van Joh. Enschedéte Haar lem, door R. van der Meulen, (met portretten); De trein naar Jeruzalem, door Jo. de Vries (met illustratie); en als illustratiën: Chrysostomus in Eudoxia, naar J. Paul Laurens; Izaak's zegen, naar Govert Flinck; Goocheltoeren; Zomer op het Land, naar Emile Adan; Jeanne d'Are als kind te Domrémy, naar Dumont Breton, enz. HLTSJES Siam. Het volk waarop de Fransche Republiek bezig is haar koloniaal streven bot te vieren, is eigen aardig samengesteld. Siam ligt op het ontmoe tingspunt van twee beschavingen, Birma is bijna Hindoesch, vooral sedert de Eugelsehe annexatie, Annam is bijna Clririeeseh; Siam heeft iets van beide en nog zijn eigen karakteristiek bovendien. Bankok, de //groote koninklijke stad der engelen" lijkt op geene andere Indische stad. Met al haar eilanden, waarop voorsteden, is Bankok het Venetiëvan Siam", de grootste stad tusschen Canton en Calcutta, en voor een deel nog van recenten wasdom. Eene eeuw geleden is zij gesticht, toen de oude hoofdstad door de Birmanen Verwoest was; nu bergt zij ruim een millioen inwoners, een vijfde of zesde van liet geheele land. Zij is geheel door kanalen doorsneden. Grooter en in uiterlijk grootscher dan liet Italiaansche Venetië", zegt Elisée lieclus, //vertoont Bankok een wonderschoon tafercel; boven de wateren en schepen en boschjes verrijzen als pyramiden van ?i jour uitgewerkt steenborduurseïde pagoden met glinsterende en kleurige mozaiekwerken bedekt; de oevers zijn bedekt met vlotten en drijvende huizen; men weet niet waar liet vaste land begint of eindigt. Al die drijvende wo ningen zijn (als in Holland) met zorg geschilderd, versierd met beeldhouwwerk, verguld; zij zijn met bamboeslatten vrij bevestigd aan eenige palen die in de bedding van den stroom zijn ingchcid; en rijzen en dalen dus met eb en vloed. Als er brand mocht ontstaan, snijdt men de bamboestouwen door en gaat op eenigen afstand voor anker liggen. De stad is vol Boeddhistische tempels, ware schatkamers, en paleizen in Italiaanschen trant. De helft der inwoners bestaat uit Chinezen; deze heb ben er alle handel en industrie in hun macht. Het Siameesche volk is geheel onder Chineeschen invloed; daarentegen houdt het hof, van Hindoeoorsprong, zijne eigen traditie vol. De hoofdeigen schappen van den Siamees zijn zachtheid eu geduld. Hij eet enkel rijst, vruchten en viseh, heeft geen spieren en geen energie. Zijn gastvrijheid en mensehenliefde zijn beroemd; hij zet kannen frisch water langs den weg voor een dorstigen voorbijger. Misdaden tegen personen komen bijna niet voor; ook twisten niet; de beleefdheid is buiten gewoon en gul; alleen liegen en laf bedriegen is gewoonte, zooals bij een volk, dat eeuwen lang onder despotisme gebukt ging, natuurlijk is. Een groot deel van het leven gaat er voorbij in feesten, die de grootcn en de tempels geven. Despotisme, bescherming en priesterheerschappij toch vormen er den maatschappciijken band. Ieder aanzienlijk jongman, zelfs ieder der zonen des koniugs, moet een jaar monnik zijn, op zijn twin tigste jaar; het grootste gedeelte der landerijen behoort aan de kloosters; de pagoden zijn musea van kostbaarheden, die zij vol beelden zetten, dikwijls zonder veel keus; in eene staat eeii beeld van Napoleon I naast dat van Boeddha. De regels die in sommige kloosters gelden, zijn zoo streng, dat de monniken zouder ondersteuning sterven zouden. Zij mogen bij voorbeeld niet spitten, om de aarde niet te kwetsen ; dus ook niet zaaien of planten. Zij mogen niet eten van zaden die nog zouden kunnen kiemen; noch in een boom klimmen wanneer een takje zou kunnen breken. Als zij vuur aanleggen, is dat zondigen, want de brandstof vergaat daardoor; als zij het uitdoovcn is dat zondigen, want het vuur is iets levends. Dieren kwellen of dooden is zondigen; men begrijpt dat liet ongedierte in Siam alles overlieersehcu zou, als liet baden er niet een groot deel van het leven iu beslag nam. . Rijke menschen koopen op feestdagen wel booten vol visch of kooien vol vogels, om ze weer in vrijheid te stellen. De eigenlijke godsdienst is daarentegen geheel uitwendig; de priesters zelve overtredeu de meeste hunner voorschriften; alle ondeugden van zwakheid, dronkenschap, wellust, opiumschuiveu heerschen er iu hooge mate. De koning heet ./Koning des levens''; hij is een der meest absolute vorsten op aarde; maar hij moet zich houden aan eeu boek, dat hem vooraf zijn geheele gedrag voorschrijft, daden en woorden voor iederen dag, voor ieder feest. Zijn lijfwacht bestaat uit een bataillon vrouwen, zoowel voor den dienst in het paleis, als voor de parades en revues. Hij heeft een tweeden koning naast zich, wiens hofhouding hij geheel benoemt, het is de vader der koningin. Zijne dochters trouwen niet; men sluit ze op in een paradijsachtigen tuin, maar zij mogen er niet uit. Als zij zondigen, worden ze in zakken genaaid en in de Mekong geworpen. Als prinsen ter dood veroordeeld worden, mag ook h uu bloed niet gestort worden; men slaat ze dan dood met stokken van sandelhout. De //witte" olifanten zijn, zooals men weet, niet wit, maar hebbeu lichte oogen en een grijsachtig plekje haar op de slapen; die het meeste wit heeft, heet //koning der olifanten" de anderen volgen hem ia waardigheid, en heeten ministers, gouverneurs, enz. Ook zijn er witte apen, die meu met mooie titels begiftigt en vereert. mum i iiniiimiiiiiiii minimi iiiiiiiniiiiiimiiiiniiiiim» Sluimer, lief Yogelijn. Unter den rothen Blumen Schlummre, lieb Vögelein, Unter den rothen Blumen Grabe ich traurig dich ein. BECHSTKIN. Er wordt een graf gedolven. Maar de handen, die de spade omklemmen, doen 't niet voor dikke boterhammen en kleiaardappelen. 't Is een daad van piëteit. Ook zijn 'theele kleine handen en is 't een heel klein graf. Arm gravertje. Er drukt hem iets in de keel en 't hart klopt luid. Hij weent ? denkt ge ? Maar foei, hoe kunt ge .... Zijn groote broer Jacques, die zoo geleerd! is en sigaren rookt en borrels drinkt en met de »vÏ3r" rijdt, zou 'm »jonge juffrouw" noemen; hem Lokie, die gisteren Jantje Franje een blauw oog sloeg, Lokie, die al zwemt als een rot en wiens broeken gewoonlijk groen zien van 't boomen klimmen. Neen, daar dacht ge verkeerd. Toch is 't hem te moede of de zon van morgen door bitter droeve tranen lacht, of de boomen in mineur ruischen. Fantasie en Herinnering zijn bezig hem de levensgeschiedenis te dichten van 't arme goudvinkje, dat hij begraven gaat. Zuiver had 't voor een suikeren klontje van »Lievo Schipper" en -AVien Neerlandsch bloed" gezongen. Toch klonk zijn lied oneindig schooner in die zeldzame oogenblikken, als zijn dichterzieltje, niet gestoord door eigenwijze broers, al leen, zijne tonen opving en begreep. Dan weerklonk zijn eigen melodie en vertelde 't van een donzen nestje onder een groen dak; vertelde 't hoe na den regen 't zonnetje doorbrak (»net als vandaag", dacht Lokie), hoe 't bosch dan heerlijk geurde, de druppen veelkleurig schitter den en zijn stem sloeg dan van aandoening over boe frisch de roode bessen waren, waar van de pitten als zoovele versnaperingen gere kend werden. Daarna bad de wildzang gewoon lijk onstuimig tegen de vergulde tralies gefladderd, snel van 't eene houtje op 't andere gevlogen, als wilde het toonen, hoeveel kracht zijn kerker overtollig maakte. Een boos vermoeden meldt zich bij Lokies op gewonden hersentjes aan. Wilde men ook hem zoot jes aan Lieve Schippers en Wicn Xeerlandsch Moedertjes dwingen na te zingen, al was 't zonder klontjes? Was er wellicht ook in hem iets schoons, dat men bezig was te begraven ? Wat is dat ? Weent ge nu toch ? Maar Lokie! Jacques zal u »jonge jutt'r " Ja hij weent, weent bij do groeve van den zanger, die nu met bloemen is toegedekt. Lief' vogelijn, sluimer zacht. Flinke Lokie, dat uwe liederen altijd even vroom en oprecht mogen zijn als deze tranen. Utrecht, (i Juli '!)3. J. R. BjilNiiiiliiiiiiiiiiMilitmiilHiiitniiilimiiiimninmmlMilimHimmimiftHi vo Mode op de badplaatsen. Gekleurde fracs.?Met of zonder mantel. Geen waaiers, geen reticules. Tafeldecoratie. De modeberichten komen nu uit de badplaatsen. Te Ostende is het, evenals te Scbeveningen, overvol ; er zijn daar echter, evenals te Blankenberghe en te Spa, onder de gasten veel die om de speelbank komen. Te Spa gaat het spelen, ofschoon verboden, steeds door ; te Ostende zijn van de beide cercles, Kursaal en Puie Royale, de besturen tot gevangenisstraf en hooge geld boeten veroordeeld, maar eenige dagen later kwamen de spelers ivoor ergens anders bijeen. Te Ostende is, volgens oen uitspraak van het gerechtshof te Brugge, aan amateur-photografen verboden, instantaués te nemen van de badende dames; maar ook dit spel gaat, boe ook ver boden, lustig voort. Te Franzensbad, Eger en de andere Boheemsche baden, is de vroolijkheid minder groot; er zijn geen operetten en café-chantants zooals te Ostende; maar er wordt minstens evenveel gekl verteerd, omdat de dames (die er bet moerendeel van bet bezoek uitmaken) zich er wel vier of vijfmaal daags verkleeden. Het namiddagconcert ernstige muziek, is er groot gala, men moet daar in serieuse pracht komen om iets te beteekenen; de aanzienlijke Oostenrijkscbe, Russische en Duitsche dames brengen er dan ook gaarne eene lading half afgedragen wintcrjaponnen mee, om telkens iets anders te kunnen aanhebben en zooal niet door de nieuw heid, dan toch door de veelheid te verblinden. In de Pyreneeën behoort tot de eerste benoodigdbeden een flink bergcostuum van dikke wol len stof, dicht en licht, liefst Jager-natuurwol; maar ook cheviot, serge, sanglier, of Engelsch laken. Het bestaat uit wijde broek, slobkousen, geplooide of Russische blouse, korte rok, alles van dezelfde stof; leeren riem, matrozenhoed een beetje breed van rand, een witte sluier voor hals en wangen, rijglaarzen met dubbele zolen, zoodat de voet gemakkelijk, maar stevig omsloten is. Als met wat bang is om bruin te worden, kan men zich poederen, maar alleen met geheel droog poeder, d. w. z. vooral geen crème, cold-creams of blanketsels; als hierop de gletscherzon schijnt, kan het teint voor levenslang bedorven zijn. Voor uitstapjes in de bosschen is, al schijnt het wat kostbaar, stevige zijde, dichtgeweven foulard inderdaad aanbevelenswaardig. Het stof glijdt er langs heen of is gemakkelijk af te bor stelen, struiken en distels hebben er veel minder vat op dan op mousseline en lichte wol; als men geen zijde neemt is linnen of (wat dit jaar de mode is) piquéhet best. Geheel zonder garnituur is voldoende; bij geel coutil bv., draagt men zwarte kousen en schoenen, een zwarte chemisetfe, en is gekleed genoeg; bij wit piqu een blauwe of rose, of zwavelgele, mauve, ma sgele versiering, witte kousen en gele schoenen, de rokken kort. Op de Fransche badplaatsen, Trouville, Etretat, Cherbourg, Dieppe, enz., ziet men veel cols, fichus, groote kanten kragen; men maakt met deze een eenvoudig costuum gauw tot een ge kleed, en de handige vingers van eigenares of kamenier weten ze al spoedig eens te vervormen. De stoffen daarvoor zijn kant (echte of imitatie, oude of nieuwe, witte, gele, bruine of Wsej,krip, tulle, guipure, point d'esprit, gearrangeerd als strooken en plissés; maar men maakt er ook met fraaien satijnen ondergrond, met gitten en kralen borduursels, verbindt er soms groote losse mouwdoffen aan, of breidt ze uit tot heele fichus Marie Antoinette. Ook draagt men losse revers, die aangeknoopt of opgeregen, een eenvoudig costuum geschikt maken voor de table d'hóte. * De mode der gekleurde rokken voor heeren op bals en soirees is te Parijs niet doorgegaan, maar duikt te Weenen weer op. In den AViener Modeclub" is besloten, aan alle kleermakersvereenigingen in Oostenrijk een circulaire te zenden, om ben tot medewerking uit te noodigen; tevens zal een deputatie naar Dresden gezonden worden, om daar modellen van ge kleurde fracs te laten maken. Dresden is biervoor aangewezen, omdat daar een >ScheiderAkademie" als hoogste instantie voor Duitsche heerenmodes is gevestigd. Voorloopig zal de gekleurde frac in het blauw, bruin, groen en grijs «gecomponeerd" worden; nog niet in bet rood, zooals op het bekende bal der gravin de Kersaint ingevoerd was. * * In Engeland hebben twee redactrices van mode-tijdschriften er erg over gekibbeld, of het voor een dame van eenigen leeftijd paste, zonder mantel uit te gaan of niet. Hier te lande is bet ook eene quaestie, die door verschillenden ver schillend beantwoord wordt. Wat de aanzienlijke dames en prinsessen in Engeland betreft, men ziet ze telkens bij wedrennen en andere gele genheden zonder mantels afgebeeld; maar het maakt voor degenen, die in rijtuig overal heen gaan, dan wandelen door gevolg omgeven, en in 't algemeen boven de mode en de burgerlijke gebruiken verheven zijn, een groot verschil. Eigenlijk wordt de quaestie uitgemaakt door het uiterlijk der draagster. Wie een mooie taille heeft, er noch te opzichtig noch te bescheiden uitziet, elegant en vooral gedistingeerd is, kan eigenlijk alles dragen wat zij wil; bet doet er dan weinig toe of zij getrouwd of ongetrouwd, jong of meer bedaagd is. Maar wie men het kan aanzien, dat zij voor een talrijk kroost heeft te zorgen gehad, dat de mode meer een tweede plaats in hare aandacht inneemt, en vooral wier toilet er naar uitziet, alsof zij tegen het koopen van een duren mantel kon opzien, moet er een dragen. * # * De firma De Gruyter, Leidschestraat hoek Kei zersgracht, brengt van de Parakan-Salak-thee die zich in weinig tijd in vele gezinnen eene plaats heeft weten te veroveren, eene goedkoope soort, Souchon a 80 ets per half' kilo, in den handel. liet gebruik van de Javaansche thee (de Parakan Salak wordt in de Preanger geoogst) neemt toe, en doet aan de Chineescbe en wat daarvoor doorgaat, een scherpe concurrentie aan. * * * Op de laatste garden-porties te Parijs was ge bleken, dat men den waaier niet meer als mode beschouwde; degenen die er mede verschenen waren, hebbeu hem dus spoedig in den zak ge stoken of getracht hem te verliezen. Ook van de reticule of sac Directoire is beweerd dat die niet meer gedragen moest worden, tenzij zóó kost baar, of zóó attiek, of zóó geheel een apart kunstvoorwerp vormend, dat ze als zoodanig waarde had. Het practische beeft daarin ech ter overwonnen, en terecht. Het is toch opge merkt, boe in de laatste jaren de dames bijzon der veel moeite hebben om een plaats te vinden, waar portemonnaie, zakdoek', zakspiegelrje, enz. bewaard kunnen worden. Eenige jaren geleden had men de zakken zóó geplaatst, dat ieder piekpocket er zoo de hand in kon steken ; daarna zijn ze zoo geworden, dat de eigenares zelf er niet bij kan. Ontneemt men baar nu de tasch weer, dan krijgt men weer het verlegen makend gezoek on getast, zoodra de eigenares portemon naie of zakdoek noodig beeft; en wil zij deze weer verbergen, dan is er alle gevaar, dat zij ze er naast gooit en verliest. Leve dus de reticule; soliede, ruim eu voor de band en nog een ge mak, geschikt om, bij het verwisselen van costuum, met baar gelieelen inhoud te worden overgebangen. * * $? ^'plel-decoratie is in Engeland, waar men nog steeds lang dineert, ook in eenvoudig levende families eeue zaak van gewicht. In' de meeste gezinnen worden altoos een paar groene of bloeiende planten op tafel gezet; in de land huizen, waar men eenige gasten heeft, wijdt de vrouw of dochter des huizes iederen middag een half uurtje aan het versieren van de tafel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl