Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 841
J-i
te
den redacteur van den Intransigeant absoluut
authentiek geweest zouden zijn, als niet ook zijn
naam er in was voorgekomen."
«Maar wat dnnkt u, cher maitre," viel hem de
reporter in de rede, »van de kritiek van
Rochefort over uwe romans ?"
>In 't geheel niets", antwoordde Zola, ^want ik
houd ze geheel voor onbeteekenend. Ik ben
overtuigd dat Kochefort geen enkel boek van m jj
heeft 'gelezen. De een of andere grappenmaker
heeft hem verteld dat er'ergens in mijn boeken
iets staat van hagedissen die hun eieren uit
broeden", of van xShanghaï, eene Japansche stad",
en de onnoozele heeft dat terstond geloofd
De redacteur van den Intransigeant kon voor
mijn raam staan roepen, dat mijn huis in brand
stond, ik zou zelfs geen glas water gaan halen,
om den brand te blusschen ...."
Het is heel mooi, maar Zola had in dat geval
ook wel zoo verstandig gedaan het geheele artikel
van Rochefort te ignoreeren, en zich niet in een
lange interview te begeven, dat terstond gedrukt
zou worden en den rot des gobeurs onder de
oogen moest komen.
Sociale lyriek in het oude Egypte.
Belangwekkend is het, in deze dagen, een sociaal
lied te lezen, dat den toestand der arbeiders onder
Rhamses II van Egypte, veertien eeuwen voor
Christus, schildert. Het is ontleend aan het mooie
werk van Prof. Maspéro over Egypte en Assyrië,
en luidt ongeveer als volgt:
»Ik heb den smid aan zijn werk gezien, voor
den geopenden muil van zijn oven, hij heeft
handen als een krokodil en is vuil als vischkuit.
De verschillende ambachtslieden, die de truffel
voeren, hebben zij meer rust dan de boer?
Hun veld is het hout, waaraan zij timmeren;
hun handwerk is het metaal: zelfs in den nacht
worden zij gehaald, en werken langer dan de
werkdag duurt, zelfs in den nacht is het
huis verlicht, en zij waken.
De steenhouwer zoekt werk aan alle harde
gesteenten; wanneer de uitvoering van zijn
opdracht geëindigd is, en zijne handen moede
zijn, rust hij dan? Hij moet van zonsop
gang op de bouwplaats zijn, zelfs als knie en
rug hem dreigen te breken. De barbier scheert
tot diep in den nacht. Om iets te eten te
hebben en wat te kunnen overleggen, moet
hy van huis tot huis ijlen, zijne klanten op
zoeken ; hij irtoet zich en zijne beide handen
afwerken, om zijne maag te vullen, het gaat
er mede als met den honig: die alleen eet hem,
die hem verzamelt. De stoffenverver, zijne
handen ruiken leelyk, zij hebben den reuk
van rotte visch, zijne oogen vallen dicht van
vermoeienis, maar zijne hand rust niet, met
het in orde brengen der stoffen, hij verafschuwt
alle laken, De schoenmaker is zeer ongelukkig,
hij klaagt bestendig, hij heeft alleen zijn
leder om aan te knagen, zijne gezondheid is"*
die van een dooden visch."
De dichter schijnt zoowel den »normaleaarbeids
dag" op het oog gehad te hebben, als het
»menschwaardig bestaan."
»Hoe moet men de uitspraak van het Duitsch
leeren?" In eene brochure onder dezen titel be
spreekt prof. dr. Wilhelm Vietor twee vragen:
Welke uitspraak moet in de school geleerd wor
den, en op welke wijze moet men baar leeren.
Op de eerste antwoordt hij: eene modeluitspraak,
die algemeen Duitsch is, die welke in het ernstig
drama gebruikelijk is, de (meest-Noordduitsche)
tooneeluitspraak. Hij verklaart zich beslist tegen
de nog niet lang geleden uitgevaardigde bepa
lingen van graaf Hochberg, den intendant voor
de Berlijnsche hoftheaters, over de uitspraak der
g; hij meent dat het beter geweest was, de ko
ninklijke tooneelspelers zonder dwang voor een
deel de slot-;?, voor een deel de -j, of begin-,9-,
voor een deel k, en -ch te laten zeggen, dan
onnatuurlijke en zelfs onmogelijke klankvormingen
van hen te eischen. Wat de r betreft, verklaart
hij zich voor de tong-r. Op de tweede vraag
antwoordt hij: het uitspraak-onderwijs moet van
den klank, niet van het schrift uitgaan; het «ge
vreesde phonetisch systeem" kan, verstandig ge
bruikt, daarbij van groot nut zijn.
Dr. A. Mouston te Edinburg heeft onderzoe
kingen gedaan omtrent het aantal bacteriën op
verschillende diepten beneden de oppervlakte
der aarde. Naar het weekblad The medical press
mededeelt, hebben zijn onderzoekingen bewezen,
dat deze mikro-organismen in aantal afnemen,
naar mate men zich verder van de oppervlakte
verwijdert. Het gemiddeld aantal kiemen in een
gram aarde, dat van een zeker plekje der aard
oppervlakte genomen werd, bedroeg 1.687,799;
op een diepte van 3 voet was het aantal gemid
deld 173,807, en op een diepte van zes voet
maar 410.
Deze getallen schijnen te bewijzen, zegt het
bericht, dat op zekere diepte de aardbodem
steriel is. De aard van den bodem, de behoefte
aan lucht, aan licht, aan water, maken intusschen
een eenvoudige uitspraak in zulk een gecom
pliceerd geval van weinig waarde.
Schiller als karikatuurteekenaar. Bij
een antiquaar te Berlijn is een kwartijn te zien,
ongeveer 30 bladen dik, die het volgende titelblad
draagt, door Schiller geschreven: Aventuren des
neuen Telemachs, oder Leben und Exsertionen K
rnersdes dezenten, consequenten,pikanten u. s.w. von
Hogarth in schonen luminirten Kupfern
aligefasst und mit befriedigenden Erklarunr/en versehen
von Winkelmann, om. 178IJ. Hierop volgen
14 door Schiller zelf geteekende en met water
verf gekleurde groteske platen, ieder op een
heel blad, en 15 door Ludwig Ferdinand Bjiber,
den zwager van Körner, naar Schillers dictee
geschreven bladzijden humoristische tekst. Ter
verklaring van dezen grap in prenten zij aan
gemerkt, dat Schiller in 1780, toen hij bij Körner
te Dresden logeerde, bij den beroemden portret
schilder Anton Graff teekenles genomen had, en
nu in dezen krasse schilderingen zijn
nieuwverworven kunstvaardigheid tegelijk met zijn
spotlust bot vierde.
Op den Index zijn geplaatst het werk van
Mantegazza: de Physiologie der vrouw", de
dichtbundel van de jonge Italiaansche dichteres
Ada Negri Fatalita, (onlangs in Nederland be
sproken), de werken van den Engelschman
Mivart St. George, en het boek van Emile Ferrier,
Mytfus de la Bible.
The Humanitarian< een tijdschrift dat zich de
«regeneratie van het menschdom, door kennis
en vrijheid van geest" ten doel stelt, (uitgave Swan
Sonnenschein en Co. Paternoster square, Londen),
is thans zijn derden jaargang ingegaan. Onder de
artikelen in het nummer van Juli 1893 noemen
wij The alchemy ofmaternity (herediteit),
Mediaeval medicine, Anthropometrical description, (van
Bertillon), To the third and fourth generation
(door Walter Besant), Social progresf, Electricity
and biology, etc.
De Juli-aflevering van Eigen Haard bevatte
onder anderen: Minta Pindjam', door Louise B. B.;
Willem Usselincx, door Dr. II. C. Rogge (met
portret); Van de Wereldkennis, door Batavus (met
illustratiën); Een reisje naar Heidelbe'ig in 't
begin der achttiende eeuw, door J. Craandijk;
Ome Vorstinnen in 't buitenland (met illustratie);
Menschen en beesten aun boord, door C. Holtz;
De Sinkhorst (met illustratiën); Het Sultanaat
en het hof van Djokjokarta (met portretten);
Lichtwachters uitkyk, door C. Elout; De typo
grafische inrichting van Joh. Enschedéte Haar
lem, door R. van der Meulen, (met portretten);
De trein naar Jeruzalem, door Jo. de Vries (met
illustratie); en als illustratiën: Chrysostomus in
Eudoxia, naar J. Paul Laurens; Izaak's zegen,
naar Govert Flinck; Goocheltoeren; Zomer op het
Land, naar Emile Adan; Jeanne d'Are als kind
te Domrémy, naar Dumont Breton, enz.
HLTSJES
Siam.
Het volk waarop de Fransche Republiek bezig
is haar koloniaal streven bot te vieren, is eigen
aardig samengesteld. Siam ligt op het ontmoe
tingspunt van twee beschavingen, Birma is bijna
Hindoesch, vooral sedert de Eugelsehe annexatie,
Annam is bijna Clririeeseh; Siam heeft iets van
beide en nog zijn eigen karakteristiek bovendien.
Bankok, de //groote koninklijke stad der engelen"
lijkt op geene andere Indische stad.
Met al haar eilanden, waarop voorsteden, is
Bankok het Venetiëvan Siam", de grootste stad
tusschen Canton en Calcutta, en voor een deel
nog van recenten wasdom. Eene eeuw geleden is
zij gesticht, toen de oude hoofdstad door de
Birmanen Verwoest was; nu bergt zij ruim een
millioen inwoners, een vijfde of zesde van liet geheele
land. Zij is geheel door kanalen doorsneden.
Grooter en in uiterlijk grootscher dan liet
Italiaansche Venetië", zegt Elisée lieclus, //vertoont
Bankok een wonderschoon tafercel; boven de
wateren en schepen en boschjes verrijzen als
pyramiden van ?i jour uitgewerkt steenborduurseïde
pagoden met glinsterende en kleurige
mozaiekwerken bedekt; de oevers zijn bedekt met vlotten
en drijvende huizen; men weet niet waar liet
vaste land begint of eindigt. Al die drijvende wo
ningen zijn (als in Holland) met zorg geschilderd,
versierd met beeldhouwwerk, verguld; zij zijn met
bamboeslatten vrij bevestigd aan eenige palen die
in de bedding van den stroom zijn ingchcid; en
rijzen en dalen dus met eb en vloed. Als er brand
mocht ontstaan, snijdt men de bamboestouwen
door en gaat op eenigen afstand voor anker liggen.
De stad is vol Boeddhistische tempels, ware
schatkamers, en paleizen in Italiaanschen trant. De
helft der inwoners bestaat uit Chinezen; deze heb
ben er alle handel en industrie in hun macht.
Het Siameesche volk is geheel onder Chineeschen
invloed; daarentegen houdt het hof, van
Hindoeoorsprong, zijne eigen traditie vol. De hoofdeigen
schappen van den Siamees zijn zachtheid eu geduld.
Hij eet enkel rijst, vruchten en viseh, heeft geen
spieren en geen energie. Zijn gastvrijheid en
mensehenliefde zijn beroemd; hij zet kannen frisch
water langs den weg voor een dorstigen
voorbijger. Misdaden tegen personen komen bijna niet
voor; ook twisten niet; de beleefdheid is buiten
gewoon en gul; alleen liegen en laf bedriegen
is gewoonte, zooals bij een volk, dat eeuwen lang
onder despotisme gebukt ging, natuurlijk is.
Een groot deel van het leven gaat er voorbij
in feesten, die de grootcn en de tempels geven.
Despotisme, bescherming en priesterheerschappij
toch vormen er den maatschappciijken band. Ieder
aanzienlijk jongman, zelfs ieder der zonen des
koniugs, moet een jaar monnik zijn, op zijn twin
tigste jaar; het grootste gedeelte der landerijen
behoort aan de kloosters; de pagoden zijn musea
van kostbaarheden, die zij vol beelden zetten,
dikwijls zonder veel keus; in eene staat eeii beeld
van Napoleon I naast dat van Boeddha.
De regels die in sommige kloosters gelden, zijn
zoo streng, dat de monniken zouder ondersteuning
sterven zouden. Zij mogen bij voorbeeld niet
spitten, om de aarde niet te kwetsen ; dus ook
niet zaaien of planten. Zij mogen niet eten van
zaden die nog zouden kunnen kiemen; noch in
een boom klimmen wanneer een takje zou kunnen
breken. Als zij vuur aanleggen, is dat zondigen,
want de brandstof vergaat daardoor; als zij het
uitdoovcn is dat zondigen, want het vuur is iets
levends. Dieren kwellen of dooden is zondigen;
men begrijpt dat liet ongedierte in Siam alles
overlieersehcu zou, als liet baden er niet een groot
deel van het leven iu beslag nam.
. Rijke menschen koopen op feestdagen wel booten
vol visch of kooien vol vogels, om ze weer in
vrijheid te stellen. De eigenlijke godsdienst is
daarentegen geheel uitwendig; de priesters zelve
overtredeu de meeste hunner voorschriften; alle
ondeugden van zwakheid, dronkenschap, wellust,
opiumschuiveu heerschen er iu hooge mate.
De koning heet ./Koning des levens''; hij is een
der meest absolute vorsten op aarde; maar hij
moet zich houden aan eeu boek, dat hem vooraf
zijn geheele gedrag voorschrijft, daden en woorden
voor iederen dag, voor ieder feest. Zijn lijfwacht
bestaat uit een bataillon vrouwen, zoowel voor
den dienst in het paleis, als voor de parades en
revues. Hij heeft een tweeden koning naast zich,
wiens hofhouding hij geheel benoemt, het is de
vader der koningin. Zijne dochters trouwen niet;
men sluit ze op in een paradijsachtigen tuin, maar
zij mogen er niet uit. Als zij zondigen, worden ze
in zakken genaaid en in de Mekong geworpen.
Als prinsen ter dood veroordeeld worden, mag
ook h uu bloed niet gestort worden; men slaat ze
dan dood met stokken van sandelhout.
De //witte" olifanten zijn, zooals men weet, niet
wit, maar hebbeu lichte oogen en een grijsachtig
plekje haar op de slapen; die het meeste wit
heeft, heet //koning der olifanten" de anderen
volgen hem ia waardigheid, en heeten ministers,
gouverneurs, enz. Ook zijn er witte apen, die meu
met mooie titels begiftigt en vereert.
mum i iiniiimiiiiiiii minimi iiiiiiiniiiiiimiiiiniiiiim»
Sluimer, lief Yogelijn.
Unter den rothen Blumen
Schlummre, lieb Vögelein,
Unter den rothen Blumen
Grabe ich traurig dich ein.
BECHSTKIN.
Er wordt een graf gedolven. Maar de handen,
die de spade omklemmen, doen 't niet voor dikke
boterhammen en kleiaardappelen. 't Is een daad
van piëteit. Ook zijn 'theele kleine handen en
is 't een heel klein graf.
Arm gravertje. Er drukt hem iets in de keel
en 't hart klopt luid.
Hij weent ? denkt ge ?
Maar foei, hoe kunt ge ....
Zijn groote broer Jacques, die zoo geleerd!
is en sigaren rookt en borrels drinkt en met de
»vÏ3r" rijdt, zou 'm »jonge juffrouw" noemen;
hem Lokie, die gisteren Jantje Franje een blauw
oog sloeg, Lokie, die al zwemt als een rot en
wiens broeken gewoonlijk groen zien van 't
boomen klimmen.
Neen, daar dacht ge verkeerd.
Toch is 't hem te moede of de zon van morgen
door bitter droeve tranen lacht, of de boomen in
mineur ruischen.
Fantasie en Herinnering zijn bezig hem de
levensgeschiedenis te dichten van 't arme
goudvinkje, dat hij begraven gaat.
Zuiver had 't voor een suikeren klontje van
»Lievo Schipper" en -AVien Neerlandsch bloed"
gezongen. Toch klonk zijn lied oneindig schooner
in die zeldzame oogenblikken, als zijn
dichterzieltje, niet gestoord door eigenwijze broers, al
leen, zijne tonen opving en begreep. Dan
weerklonk zijn eigen melodie en vertelde 't van
een donzen nestje onder een groen dak; vertelde
't hoe na den regen 't zonnetje doorbrak (»net
als vandaag", dacht Lokie), hoe 't bosch dan
heerlijk geurde, de druppen veelkleurig schitter
den en zijn stem sloeg dan van aandoening
over boe frisch de roode bessen waren, waar
van de pitten als zoovele versnaperingen gere
kend werden. Daarna bad de wildzang gewoon
lijk onstuimig tegen de vergulde tralies gefladderd,
snel van 't eene houtje op 't andere gevlogen, als
wilde het toonen, hoeveel kracht zijn kerker
overtollig maakte.
Een boos vermoeden meldt zich bij Lokies op
gewonden hersentjes aan. Wilde men ook hem zoot
jes aan Lieve Schippers en Wicn Xeerlandsch
Moedertjes dwingen na te zingen, al was 't zonder
klontjes? Was er wellicht ook in hem iets
schoons, dat men bezig was te begraven ?
Wat is dat ? Weent ge nu toch ? Maar Lokie!
Jacques zal u »jonge jutt'r "
Ja hij weent, weent bij do groeve van den
zanger, die nu met bloemen is toegedekt.
Lief' vogelijn, sluimer zacht.
Flinke Lokie, dat uwe liederen altijd even
vroom en oprecht mogen zijn als deze tranen.
Utrecht, (i Juli '!)3. J. R.
BjilNiiiiliiiiiiiiiiMilitmiilHiiitniiilimiiiimninmmlMilimHimmimiftHi
vo
Mode op de badplaatsen. Gekleurde
fracs.?Met of zonder mantel. Geen
waaiers, geen reticules. Tafeldecoratie.
De modeberichten komen nu uit de badplaatsen.
Te Ostende is het, evenals te Scbeveningen,
overvol ; er zijn daar echter, evenals te
Blankenberghe en te Spa, onder de gasten veel die
om de speelbank komen. Te Spa gaat het spelen,
ofschoon verboden, steeds door ; te Ostende zijn
van de beide cercles, Kursaal en Puie Royale,
de besturen tot gevangenisstraf en hooge geld
boeten veroordeeld, maar eenige dagen later
kwamen de spelers ivoor ergens anders bijeen.
Te Ostende is, volgens oen uitspraak van het
gerechtshof te Brugge, aan amateur-photografen
verboden, instantaués te nemen van de badende
dames; maar ook dit spel gaat, boe ook ver
boden, lustig voort.
Te Franzensbad, Eger en de andere
Boheemsche baden, is de vroolijkheid minder groot;
er zijn geen operetten en café-chantants zooals
te Ostende; maar er wordt minstens evenveel
gekl verteerd, omdat de dames (die er bet
moerendeel van bet bezoek uitmaken) zich er wel
vier of vijfmaal daags verkleeden. Het
namiddagconcert ernstige muziek, is er groot gala,
men moet daar in serieuse pracht komen om
iets te beteekenen; de aanzienlijke
Oostenrijkscbe, Russische en Duitsche dames brengen er
dan ook gaarne eene lading half afgedragen
wintcrjaponnen mee, om telkens iets anders te
kunnen aanhebben en zooal niet door de nieuw
heid, dan toch door de veelheid te verblinden.
In de Pyreneeën behoort tot de eerste
benoodigdbeden een flink bergcostuum van dikke wol
len stof, dicht en licht, liefst Jager-natuurwol;
maar ook cheviot, serge, sanglier, of Engelsch
laken. Het bestaat uit wijde broek, slobkousen,
geplooide of Russische blouse, korte rok, alles
van dezelfde stof; leeren riem, matrozenhoed een
beetje breed van rand, een witte sluier voor hals
en wangen, rijglaarzen met dubbele zolen, zoodat
de voet gemakkelijk, maar stevig omsloten is.
Als met wat bang is om bruin te worden, kan
men zich poederen, maar alleen met geheel droog
poeder, d. w. z. vooral geen crème, cold-creams
of blanketsels; als hierop de gletscherzon schijnt,
kan het teint voor levenslang bedorven zijn.
Voor uitstapjes in de bosschen is, al schijnt
het wat kostbaar, stevige zijde, dichtgeweven
foulard inderdaad aanbevelenswaardig. Het stof
glijdt er langs heen of is gemakkelijk af te bor
stelen, struiken en distels hebben er veel minder
vat op dan op mousseline en lichte wol; als
men geen zijde neemt is linnen of (wat dit jaar
de mode is) piquéhet best. Geheel zonder
garnituur is voldoende; bij geel coutil bv., draagt
men zwarte kousen en schoenen, een zwarte
chemisetfe, en is gekleed genoeg; bij wit piqu
een blauwe of rose, of zwavelgele, mauve, ma
sgele versiering, witte kousen en gele schoenen,
de rokken kort.
Op de Fransche badplaatsen, Trouville, Etretat,
Cherbourg, Dieppe, enz., ziet men veel cols,
fichus, groote kanten kragen; men maakt met
deze een eenvoudig costuum gauw tot een ge
kleed, en de handige vingers van eigenares of
kamenier weten ze al spoedig eens te vervormen.
De stoffen daarvoor zijn kant (echte of imitatie,
oude of nieuwe, witte, gele, bruine of Wsej,krip,
tulle, guipure, point d'esprit, gearrangeerd als
strooken en plissés; maar men maakt er ook met
fraaien satijnen ondergrond, met gitten en kralen
borduursels, verbindt er soms groote losse
mouwdoffen aan, of breidt ze uit tot heele fichus
Marie Antoinette. Ook draagt men losse revers,
die aangeknoopt of opgeregen, een eenvoudig
costuum geschikt maken voor de table d'hóte.
*
De mode der gekleurde rokken voor heeren
op bals en soirees is te Parijs niet doorgegaan,
maar duikt te Weenen weer op. In den AViener
Modeclub" is besloten, aan alle
kleermakersvereenigingen in Oostenrijk een circulaire te
zenden, om ben tot medewerking uit te
noodigen; tevens zal een deputatie naar Dresden
gezonden worden, om daar modellen van ge
kleurde fracs te laten maken. Dresden is
biervoor aangewezen, omdat daar een
>ScheiderAkademie" als hoogste instantie voor Duitsche
heerenmodes is gevestigd. Voorloopig zal de
gekleurde frac in het blauw, bruin, groen en
grijs «gecomponeerd" worden; nog niet in bet
rood, zooals op het bekende bal der gravin de
Kersaint ingevoerd was.
* *
In Engeland hebben twee redactrices van
mode-tijdschriften er erg over gekibbeld, of het
voor een dame van eenigen leeftijd paste, zonder
mantel uit te gaan of niet. Hier te lande is bet
ook eene quaestie, die door verschillenden ver
schillend beantwoord wordt. Wat de aanzienlijke
dames en prinsessen in Engeland betreft, men
ziet ze telkens bij wedrennen en andere gele
genheden zonder mantels afgebeeld; maar het
maakt voor degenen, die in rijtuig overal heen
gaan, dan wandelen door gevolg omgeven, en
in 't algemeen boven de mode en de burgerlijke
gebruiken verheven zijn, een groot verschil.
Eigenlijk wordt de quaestie uitgemaakt door het
uiterlijk der draagster. Wie een mooie taille
heeft, er noch te opzichtig noch te bescheiden
uitziet, elegant en vooral gedistingeerd is, kan
eigenlijk alles dragen wat zij wil; bet doet er
dan weinig toe of zij getrouwd of ongetrouwd,
jong of meer bedaagd is. Maar wie men het kan
aanzien, dat zij voor een talrijk kroost heeft te
zorgen gehad, dat de mode meer een tweede
plaats in hare aandacht inneemt, en vooral wier
toilet er naar uitziet, alsof zij tegen het koopen
van een duren mantel kon opzien, moet er
een dragen.
*
# *
De firma De Gruyter, Leidschestraat hoek Kei
zersgracht, brengt van de Parakan-Salak-thee
die zich in weinig tijd in vele gezinnen eene
plaats heeft weten te veroveren, eene goedkoope
soort, Souchon a 80 ets per half' kilo, in den
handel. liet gebruik van de Javaansche thee (de
Parakan Salak wordt in de Preanger geoogst)
neemt toe, en doet aan de Chineescbe en wat
daarvoor doorgaat, een scherpe concurrentie aan.
*
* *
Op de laatste garden-porties te Parijs was ge
bleken, dat men den waaier niet meer als mode
beschouwde; degenen die er mede verschenen
waren, hebbeu hem dus spoedig in den zak ge
stoken of getracht hem te verliezen. Ook van de
reticule of sac Directoire is beweerd dat die niet
meer gedragen moest worden, tenzij zóó kost
baar, of zóó attiek, of zóó geheel een apart
kunstvoorwerp vormend, dat ze als zoodanig
waarde had. Het practische beeft daarin ech
ter overwonnen, en terecht. Het is toch opge
merkt, boe in de laatste jaren de dames bijzon
der veel moeite hebben om een plaats te vinden,
waar portemonnaie, zakdoek', zakspiegelrje, enz.
bewaard kunnen worden. Eenige jaren geleden
had men de zakken zóó geplaatst, dat ieder
piekpocket er zoo de hand in kon steken ; daarna
zijn ze zoo geworden, dat de eigenares zelf er
niet bij kan. Ontneemt men baar nu de tasch
weer, dan krijgt men weer het verlegen makend
gezoek on getast, zoodra de eigenares portemon
naie of zakdoek noodig beeft; en wil zij deze
weer verbergen, dan is er alle gevaar, dat zij ze er
naast gooit en verliest. Leve dus de reticule;
soliede, ruim eu voor de band en nog een ge
mak, geschikt om, bij het verwisselen van
costuum, met baar gelieelen inhoud te worden
overgebangen.
*
* $?
^'plel-decoratie is in Engeland, waar men nog
steeds lang dineert, ook in eenvoudig levende
families eeue zaak van gewicht. In' de meeste
gezinnen worden altoos een paar groene of
bloeiende planten op tafel gezet; in de land
huizen, waar men eenige gasten heeft, wijdt de
vrouw of dochter des huizes iederen middag een
half uurtje aan het versieren van de tafel.