Historisch Archief 1877-1940
Versclujnt eiken Zaterdagavond
VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bjj de Vijzelstraat, 542.
Zondag 13 Augustus
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail, 9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van t?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
IN HO V B*
VAN VERRE EN VAN NABIJ. Signale
menten nit den Utreohtschen Gemeenteraad, door
Jan van 't Sticht. FEUILLETON: Op audiën
tie, naar bet Deensch. I. TOONEEL EN MU
ZIEK. KUNST EN LETTEREN: Marianne,
door-Mevr. E. Knnttel-Fabius, beoordeeld door
C. H. den Hertog. De levensgeschiedenis van
(jteorg Ebers, door M. W. SCHETSJES: De
Heilige van El Kantarah. Water en wqn in
Spanje. Eene Engelsche over Scheveningen.
- SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door
E-«.?ALLERLEI. CORRESPONDENTIE.
8ECLAMES. UIT Dr. GANNEF's STUDEER
KAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN.
ADVERTENTIËN.
nuiiniiiiniHimiummiiniiiiHiiiiniiiiHHii
De verkiezingscampagne voor de Fransche
Kamer, die thans in vollen gang is, schijnt
ditmaal niet met zulk een hartstocht ge
voerd te zullen worden als de beide vorige
malen: in 1885 toen de koloniale politiek
van den heer Jules Ferry de aanleiding was
tot een poging der monarchisten en radicalen
om de aanhangers der regeering bij de stem
bus te verslaan, en in 1889 toen het
Bouiangisme de vraag deed rijzen of een dicta
tuur boven een parlementaire republiek te
verkiezen is.
Thans is de monarchale oppositie, buiten
het belachelijke manifest van den
Bredaschen pretendent Karel XI, geheel tot zwij
gen gebracht; de vroegere monarchistische
afgevaardigden hebben op hun program de
geloofsbelijdenis ralliégeschreven; en voor
de Republiek schijnt elk gevaar voorbij
te zijn. Zelfs het cabinet d'affaires van Dupuy
en Develle wordt niet ernstig bestreden;
het is samengesteld uit de meest heterogene
bestanddeel en, en geen der partijen acht zich
geroepen het principieel te bestrijden, temeer
daar het door de handige wijze waarop het
de Siam-quaestie heeft opgelost, in Frankrijk
een zekere populariteit heeft verworven.
Toch zal de verkiezingsstrijd niet voorbij
gaan, zonder dat er pogingen zijn gewaagd
net thans bestaande stelsel te brandmerken.
Dit geschiedt vooral in de brochure van
den heer Du pas, een gewezen beambte der
veiligheids-politie, die tot stichting van kie
zers en regeerders de dwaze geschiedenis
vertelt ^Waarom Ar ton niet te, vinden was".
In bedoelde brochure wordt medegedeeld,
uiHiiiiiimiiiinimim
iiniiimuMiuiiiiHiiiimtiunu
OP AUDIËNTIE.
(Naar het Deensch.)
Eindelijk, eindelijk was het mij gelukt; ik
zou op audiëntie gaan bij den minister om
persoonlijk mijn verzoek tot vervulling der
opengevallen betrekking over te brengen.
Reeds jaren lang had ik naar zulk een be
trekking verlangd en verschillende keeren
had ik moeten zien, dat anderen voorgetrok
ken werden, ondanks mijn aanbevelingen
en attesten, die zoo goed mogelijk waren. Ik
had nooit geluk. Die drukkende bewust
heid woog mij zwaar op het hart en scheen
de energie die nog in mij was te zullen
dooden. Reeds op school was ik altijd de zonde
bok. Als de een of ander een guitenstreek
had uitgehaald, moest ik daarvan rekenschap
geven en daar ik op het beslissende
oogenblik niet van mijn woorden kon komen, liep
ik altijd de straf op. Mijn geheele leven was
een aaneenschakeling van kleine ongelukken,
daarom zag ik nu met beven het uur tege
moet, dat misschien opnieuw mij zou bewij
zen, dat ik ook nu tevergeefs gehoopt had,
vrouw Fortuna een glimlachje af te dwingen.
Mijn bekommering werd door mijn Marie
gedeeld. Marie, die mij reeds vele jaren
dat alle beweringen van de heeren Loubet,
Kibot en Bourgeois, zoowel van de tribune
in de Kamer als voor de enquête-commissie,
betreffende de mislukte pogingen om den
beruchten Arton op te sporen, onjuist waren;
want dat die heeren zeer goed wisten, waar
Arton zich ophield, maar hem niet wilden
doen arresteeren, om schandaal te vermijden.
Breedvoerig beschrijft Dupas de onderhande
lingen, op last der regeenng, te Venetiëdoor
hem met Arton gevoerd; en grappig is de
geschiedenis van den tocht, dwars door
Europa, ondernomen door Dupas en Soudais,
die openlijk den officieelen last kregen Arton
in hechtenis te nemen, doch die het geheime
bevel hadden, hem vooral niet mede te bren
gen. Dupas wist het zoo aan te leggen, dat
zij overal kwamen, waar Arton niet meer
was; en dat zij eindelijk onverrichter zake
moesten terugkeeren, toen de vluchteling
veilig in Londen zat. Of de verschijning
van deze brochure, midden in den
verkiezings-strijd, echter wel de gewenschte uitwer
king zal hebben, is zeer te betwijfelen. De
heer Dupuy heeft officieus doen mededeelen,
dat het daarin vermelde op hem geen be
trekking heeft. In het ministerie Ribot was
hij destijds minister van onderwijs en naar
zijn zeggen was hij van de handelingen zijner
ambtgenooten niet voldoende op de hoogte.
Het is dan ook niet de vraag in hoeverre
de thans aan het bewind zijnde minis
ters voor al die dingen verantwoordelijk
zijn; doch wel, of het aangaat eeii stel
sel te blijven handhaven, dat zulke prak
tijken, als thans weer door Dupas wor
den medegedeeld, toelaat. Of echter de kie
zers verstandig genoeg zullen zijn het
geheele systeem opteruimen en de leiding toe
te vertrouwen aan eerlijke mannen van ka
rakter, is zeer te betwijfelen.
Een andere zeer opzienbarende zaak, die
ook wel van invloed zal zijn op den uitslag
der stemming, is de thans door de rechtbank
uitgemaakte quaestie der valsche documen
ten, waarvan Millevoye en Deroulède zich
in de Kamerzitting van 22 Juni hebben
bediend, om Clémenceau, Rochefort e. a. te
beschuldigen betaalde agenten van Engeland
te zijn. De herinnering aan het dwaze
figuur, door beide genoemde afgevaardigden
in die zitting gemaakt, is nog levendig ge
noeg. Als een gevolg van de gebeurtenissen
van dien gedenk waard igen Junidag, werden
Ducret, de redacteur der Cocarde (in welk
blad de valsche stukken waren opgenomen)
en de neger Norton gearresteerd, onder be
schuldiging van" valschheid in geschrifte en
het desbewust gebruik maken daarvan. Na
een langdurig onderzoek is Zaterdag door
het hof van Assisen uitspraak in deze zaak
iPliiiiiliiiiiHiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiHniiiiiiiiiiiiiiiiii
liefhad en die ik, wanneer ik de betrekking
kreeg, hoopte te kunnen trouwen.
Zoo naderde de dag, dat ik op audiëntie
moest. Reeds drie dagen te voren had ik
van zenuwachtigheid niet kunnen slapen en
als ik eindelijk 's morgens vermoeid in slaap
viel, werd ik door de schrikkelijkste
droomen gekweld.
Twee uren voor den bepaalden tijd zat ik
gekleed in mijn kamer. Mijn witte boord zag
er uit als pas gevallen sneeuw, ik kon er mij
bijna niet in roeren, zoo goed had de
waschvrouw die met stijfsel voorzien. Den rok had
ik geleend van mijn buurman, een schoen
maker; 't was zijn bruigomsrok. Mijn
cilinderhoed was in minder goeden toestand; hij
behoorde aan den schoonzoon van den schoen
maker. Als collectant werd door hem dat
hoofddeksel, waarvan de zwarte glans langza
merhand in een zacht roodbruin was over
gegaan, bij plechtige gelegenheden gebruikt.
Voor de tiende maal had ik in mijn
zenuwachtigen toestand mijn witte glacéhand
schoenen uit- en aangedaan, toen de klok
eindelijk kwartier over drie wees en ik mij
gereed maakte om te vertrekken. Het minis
terie lag in het tegenovergestelde deel der
stad, een kwartmijl van mijn woonplaats,
zoodat ik nog rijkelijk den tijd had om voor
het ernstige oogenblik mijn bedaardheid terug
te krijgen. Begeleid door de beste wenschen
van mijn Marie, begaf ik mij met kloppend
hart ap weg, nadat de schoenmaker mijn
aanbevelingen, die ik bijna vergeten had,
nog in mijn rokzak had gestoken. Het was
midden in de maand Juli mijn
inne*gedaan; Norton werd tot 3 jaren en Ducret
tot l jaar gevangenisstraf, benevens geld
boeten, veroordeeld, terwijl aan Clémenceau,
op zijn vordering, als civiele partij, een
schadeloosstelling van l franc werd toege
kend. Doch daarmede is de zaak niet ten
einde. In de pers wordt in een heftige po
lemiek tusschen de heeren Drumont, de
Mores en de Dion, Judet, Cluseret en
Michelin, Clémenceau, Pichon en eenige ande
ren, de strijd voortgezet. Openlijk wordt
Clémen.'eau, die zich in het departement du
Var herkiesbaar heeft gesteld, voor verrader,
commanditair van Cornelius Herz en be
taald agent van Engeland uitgemaakt. En
de zaak wordt er niet beter door, nu deze
bekende parlementaire duellist eenige uitda
gingen heeft afgeslagen, op grond dafc per
sonen, die van valsche schrifturen gebruik
maken, wetend dat ze valsch zijn, zelfs niet
waardig kunnen geacht worden door hem te
worden doodgeschoten.
Ook in deze quaestie zijn de ministers
Dupuy en Davelle betrokken geworden. De
Justice daagt hen uit, mede te deelen, of de
voor het Hof afgelegde getuigenis, dat zij
bekend zijn met door vreemde ambassades
betaalde pesorganen en personen, waarheid
behelst, en in dit geval de namen dier or
ganen en personen medetedeelen, »pour qu'on
les mette au pilori!"
Meer nog dan door deze manoeuvres ken
merken de verkiezingen zich ditmaal door
dat onder de candidaten zoo weinig mannen
voorkomen die eenige bekendheid hebben
verworven op het gebied van wetenschap of
kunst. De Répuhlique Franraise ziet daarin
het bewijs dat de capaciteiten zich terug
trekken. En het blad vreest, dat Frankrijk
een toestand tegemoet gaat, zooals die in
Nou.rd-Amt«ka bestaat: dat rüch een geslo
ten kaste van politici vormt en dat daarbuiten
staan of gehouden worden, de mannen die
denken of wat te denken geven- Als grond voor
deze onthouding noemt het blad de ruwheid
der verkiezings-manieren, die de besten af
schrikt om zich candidaat te stellen. En het
Journal des Débats, dat deze klacht beaamt,
gaat daarop door. Iemand, die zich in den
verkiezingsstrijd mengt, meent dit blad, moet
wel het aes triplex circa pectus hebben, waar
van Horatius spreekt. Openbare bijeenkom
sten waarin scheldwoorden de argumenten
vervangen, en een bende schreeuwers den
redenaar beletten het woord te voeren, en
pers-polemieken waarin de minste voorvallen
uit het private leven van den candidaat wor
den uitgeplozen en tot voorwendsel dienen
voor de vernederendste en kleingeestigste
aanvallen zijn weinig geschikt om een
man, voor wien de politiek nog iets anders
HIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIII inillimiiiitiiimiiiHiii miinni
lijke gemoedstoestand en de hitte van het
weder deden mij veel op een wandelenden
smeltoven gelijken.
Ik kwam in de hoofdstraat en liep vlak
langs de huizen om mij tegen de brandende
zon te beschutten. In gedachten herhaalde
ik al de antwoorden, die ik op eventueele
vragen van Zijne Excellentie zou geven,
toen ik plotseling boven mij een luiden kreet
hoorde en op hetzelfde oogenblik een zwaar
voorwerp op mijn hoed voelde neerkomen, die
mij daardoor tot over de ooren viel en dat
mij bijna de hersens verpletterde. Een oogen
blik stond ik als door den bliksem getroffen
en strekte luid schreeuwende mijn armen uit,
want ik dacht niet anders dan dat een huis
op mij neder viel. Maar daar de verdere
nederstorting uitbleef en ik inplaats daarvan
een hoop zand, natte aarde en koude water
stralen over mijn gezicht voelde nederkomen,
begon ik mijn hoofd van den treurig
gedeukten cilinder te bevrijden. Ik had wel kunnen
schreeuwen van wanhoop, toen ik den hoed
van den collectant als een vormlooze massa
in de hand hield en tevens ontdekte dat
mijn rok en handschoenen, mijn prachtige
witte boord, alles met vuil water en aarde
bemorst waren. De oorzaak van al die ellende
lag aan mijn voeten; 't was een bloeiende
cactus in een gebroken bloempot.
Boven mij hoorde ik eensklaps de woorden:
»0ch hemel, mijn mooie bloem."
Dat was te veel voor mijn geduld! Vol
woede keek ik omhoog en zag een mooi
meisjeshoofd over een balcon gebogen.
»Uw bloem, juffrouw, is niemendal'.'' riep
is dan een beroep, het aanvaarden van een
candidatuur aantrekkelijk te maken. Boven
dien legt het mandaat den volksvertegen
woordiger een veel te zwaren last op. Nu
de zittingen van het Parlement negen maan
den in het jaar in beslag nemen, i» het
voor groote industrieelen, kooplieden, ambte
naren of professoren ondoenlijk de plichten
van hun beroep te vereenigen met die van
het politieke leven. Wat voor een
Parijzenaar nog gaan kan, is voor een provinciaal
ondoenlijk. En dan nog: de Fransche kiezer
verlangt, dat de afgevaardigde alle zittingen
bijwoont, redevoeringen houdt en aan de
stemmingen deelneemt, maar ook dat hij met
zijn kiezers in correspondentie blijft, hunne ,
verzoeken inwilligt en hunne belangen be
hartigt. Men kan het hem nog vergeven, dat
hij niet praat of een zitting niet bijwoont;
maar als hij de brieven zijner kiezers niet
beantwoordt of hunne verzoeken niet over
brengt aan de ministers, en voor het toe
staan ervan zorgt, kan hij er zeker van zijn
niet naar het Palais-Bourbon terug te kee
ren. Maar vooral moet de duur van het
zittings-tijdperk verkort worden, opdat niet
zoovelen worden buitengesloten, die waardig zija
een plaats in het Parlement in te nemen.
Dan zal de kiezer ook leeren zijn députéte
beschonwen als zijn buurman, die nu en dan
te Parijs moet wezen, om voor het landsbe
lang te zorgen; en niet langer als zijn zaak
gelastigde, die steeds gereed moet zijn bij de
regeering de groote e»i kleine belangen van
zijn mandatarissen te behartigen. Door de
lange zittings-periode is ook in de Kamer de
methode ontstaan, om zich met allerlei kleinig
heden te bemoeien en daardoor een goed beheer
onmogelijk maken. Ook dat zal door verkorting
van de Kamer:.itting veranderd worden. Maar
de verkiezings-campagne zal tot zulke in
grijpende veranderingen in het systeem dit
maal nog niet veel bijbrengen. Daarvoor is
een sterke agitatie noodig, die meer belang
stelling wekt bij de kiezers, dan thans het
geval zal zijn.
?U" l" Illlllllllllllllllllllll MIIIIHIIIII1III Illllllimil
Signalementen uit den Utrechtschen
Gemeenteraad
DOOR
JAN VAX 'T STICHT.
De heer K. J. Koker.
Lang: zonder hoogen hoed, naar gis l Meter
77>/3 ; idem : met idem, een hoogen hoed lauger.
Breed : n Rijnlandsche voet 9 duim.
Diep : onpeilbaar.
Oogen : weet ik niet.
Neus : gewoon.
Kin: gewoon.
iniiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiHiiMiiiiiiiininiiiiliimiiiiMiiiiiiiiiiiiniimii
ik verontwaardigd uit. »Zie liever eens hoe
ik er uitzie door uw onvoorzichtigheid."
»Goede hemel, mijnheer," riep het meisje
verschrikt, »de bloempot is toch niet....
»Op mijn hoofd gevallen?" vulde ik aan.
»Ja juist en met zijn volle zwaarte; hij heeft
niet alleen mijn hoed vernield, maar bijna
mijn hersenpan gebroken'1.
Met een angstkreet verdween de dame
van het balcon. De kerkklok sloeg half vier.
Loodzwaar kwam de gedachte in mij op, dat
het mij door dit vreeselijk ongeluk onmoge
lijk zou zijn op audiëntie te gaan. Andere
kleeding had ik niet en zelfs al had ik die,
dan stond de korte tijd mij niet toe naar
huis te gaan en weer op den bepaalden tijd
op het ministerie te zijn. In den angst mijns
harten nam ik de bloeiende cactus met de
bloempotscherven en ging het huis binnen.
Terwijl ik de breede trappen opging, over
legde ik, dat het dienstmeisje mijn kleeding
in der haast wel wat schoon zou kunnen
maken; dat zou niet meer dan billijk zijn.
Maar dat mijn cilinder weer een op een hoed
gelijkend fatsoen zou kunnen, krijgen betwij
felde ik en toch moest ik een
menschwaardig hoofddeksel hebben om mij aan Zijne
Excellentie te kunnen voorstellen.
Aan de trap kwam mij reeds een meisje
tegen, dat de cactus en de potscherven in
ontvangst nam; ze liet haar blik over mijn
schouder glijden en vertrok den mond tot
een glimlach. Ik moest er zeker allerdwaast
uitzien, maar ik vond het glimlachen van
het meisje zeer ongepast. Ik wilde juist in
die richting een opmerking maken, toen een