De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 13 augustus pagina 2

13 augustus 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A-MSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 842 <WB il " gewoon. Ar»en, beenen, das es kakebeenen : alles gewoon. Vowhoofd: ook gewoon. * Ckwen; »v*teem «vergeet mij niet." Boort: w» gemoedsbeiwaren. .' Het geheel: burgemeester van de Lauwereeht. Deze opmerkens- en achtenswaardige burger ons verlaten, dat wil zeggen: niet de stad . kig, maar den gemeenteraad. En het was plechtig oogenblik, toen hij het besluit om ',;.'Tan ons heen te gaan in een openbare zitting mededeelde en tevens de redenen opgaf, die hem tot dit besluit geleid hadden. Zijn gevulde borst was een beletsel voor bera om laarer lid van den tBaad te blijven. Reeds langen tijd hadden hem die genoedsbezweren van uit zijne borst //dwars ia de maag gezeten" en ik moet eerlijk verklaren dat ik ook gedurende den gonschen tijd dat de heer Koker raadslid was, gedacht heb, dat er iets aan haperde. Maar dat het gemoedsbezwareu waren, 4*t VM in de verste verte niet bij mij opgekomen. Het zijn dan ook vrij gecompliceerde gemoedsfoezwaren, waaraan de heer Koker lijdende is. D» «aak zit zóó in elkaar! Het onderhavige" raidoM is houthandelaar en verkoopt in deze qua' toit fljne waren aan timmerlieden en aannemers eV tutti (joa&ti. Nu komt het niet zelden voor dat btil bout door den heer Koker aldus verkocht, ver^tnumeT,d wordt aan een of ander stedelijk gebouw en deze omstandigheid verheft den heer Koker in 1 efl[en oog tot een martelaar van de wet, die zulk ' *pn indirecten" leverancier van de gemeente mee.éMBMtkoB uit den gemeenteraad weert. H«e het komt dat die gemoedsbezwaren zoo IfcagèB tgd noodig hebben gehad om tot den vollen WMdom te rijpen, die hem tbans van ons doen heengaan, beeft de heer Koker niet opgehelderd en waarschijnlijk schuilt dus achter die gemoedsbezwaren een beroepsgeheim, waarvan de sluier Onder den tegénwoordigen regeeringsvorm voor leeten wel niet opgeheven zal worden en dat den lieer Koker zelven misschien eerst helder is ge-worien, toen hij gedurende zijn lidmaatschap van den BaMt zich of anderen telkens op die bezwaren f»g «stuiten." Genoeg zij het, dat dte heer Koker het besluit om af te treden nam en mededeelde, en wij moe ten dit besluit eerbiedigen, wat wij dan ook met eerbied deden. Toch had zijne mededeeling eene verrassende uitwerking op verschillende raadsleden. Van Beuningen transpireerde (de zon scheen fel dien dag) alsof de kamerbewaarder nog een schepje kolen op de kachel had gedaan; Vink wierp ver strooide blikken om zich heen, als dacht hij, dat zelfs behalve aan de andere openbare gebou wen aan de muren van liet stadhuis eenig cement kon kleven, dat voorheen in ongerepten staat in zijn pakhuis had gelegen; Duijvis wijdde ui zijn aandacht aan het //rugje" van een op de tafel vóór hem liggende verordening, dat misschien wel met zijn beroemde stijfsel kon geplakt zijn. En Dr. Brondgeest, hoe «-vrijzinnig" hij ook zijn best deed om er goed uit te zien, verkeerde blijk baar in onrust wegens de overweging dat hij wel eens in de keel van den secretaris der gemeente heeft gekeken en op die wijze een deel van diens nit de stedelijke schatkist geput honorarium in zijn zak deed vloeien. Alleen aan de advocaten heb ik niets kunnen zien. Die hebben trouwens hunne gelaatstrekken door langdurige oefening te veel in bedwang om daarop eenig spoor van gemoedsbezwaren te kun nen ontdekken. Maar aan onzen substituut-officier van Justitie Mr. de Ridder (die ons ook al gaat verlaten, zij het dan ook niet naar betere gewesten, waut het ie Tiel maar, waar hij heengaat) aan dezen ambte naar van het Openbaar Ministerie, die altijd over hoop- ligt met de advocaten, meende ik duidelijk optemerken, dat hij Koker aankeek met een blik die beteekenen moest: //Jongen, jongen, jij zou een advocaatje naar mijn hart geweest zijn! Wat zou ik je l" En te midden van die hart en hoofd doorwoelende gedachten, die zich allen om den lieer Koker en zijn besluit bewogen, stond deze heer zelf met ijzeren kalmte, alsof onder zijne gemoedsbezwaarde borst gebeiteld stond: //Hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mij!" Zo,o ernstig nam de burgemeester de zaak blijk baar niet op. want alsof liet maar een kleinigheid gold verklaarde hij dat ,het" door den heer Koker, IIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIUIIMIHIIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1II deur op de eerste verdieping geopend werd, en de oorzaak van mijn ongeluk naar mij toetrad, 't Was een verrukkelijk mooi meisje van vijftien jaar; in de doodeljjkste verlegen heid zag zij mij aan en haar medelijdende blik ontwapende mijn woede, des te meer, omdat de jonge dame in het volgende oogen blik mij op de vriendelijkste wijze verzocht binnen te komen. »Och, mijnheer," begon zij met bevende stem, terwijl wij in de prachtige kamer traden, »ik vraag u wel excuus voor mijn groote onvoorzichtigheid. Ik gaf juist mijn bloemen op het balcon water; de groote bloempot had ik op de kant geplaatst en bij ongeluk viel zij naar beneden. Ik hoop dat u niet te erg gekwetst is, *nders zal ik dadelijk een docter laten halen ?" Bij deze woorden maakte zij een beweging naar de deur om haar voor nemen uit te voeren, »Neen, juffrouw, dat is niet noodig!" ant woordde ik snel. «Goddank is het nog al goed afgeloopen, hoewel mijn hoofd wel een weinig pijn doet." Ik wreef mij over het hoofd en bemerkte een groote buil op het achterhoofd. »Ik heb wel een kleine bescha diging gekregen maar het water heeft die eenigszins verzacht! Daarentegen zijn mijn kleederen ...." «Natuurlijk zal ik 'M die dadelijk vergoe den!" zei de jonge dame en ging naar een tafeltje waar een portemonnaie op lag. »0, volstrekt niet!" zei ik en voegde er op een beslisten toon bij. »Ik wilde alleen maar verzoeken of uw dienstmeisje mijn kle naar zijne meening, veel te ver getrokken werd. Dat woord bevredigde de gemoederen, leder een vond het blijkbaar te ver getrokken! Een zocht van verademing gonsde door de zaal en het bleek dat er bij verscheidene heeren nog heel wat frissche lucht dwars door de gemoedsbezwaren heen kan, althans genoeg om er gezond bij te blijven. Intusschen, daar kan de heer Koker zich van over tuigd houden: als ook de laatste Metalen Kruis ridder zal gestorven zijn, dan zullen zijne gemoeds bezwaren nog als zoovele ridderorders zijne borst versieren en in de geschiedboeken zal voor het nageslacht het feit bewaard blijven, dat er reeds ia het jaar onzes Heeren 18.93 een Engel »van een gemeenteraadslid" was en dat wel in de hoofdstad van het Sticht. Doch al heeft nu de heer Koker de teugels van het bewind, voor zoover hij ze mede vasthield, neergelegd en zich in zijn hoofdkwartier in de Lauwereeht terug getrokken, wij, zijne tijdgenooten weten (hoe jammer dat het niet in de archieven zal worden opgeteekend), hoeveel nut hij daar nog in die voorstad sticht. Zijne buren daar zijn op gegroeid in de onwrikbare overtuiging, dat reeds de naam hunner wijk aanduidt hoe daar ten allen tijde het //recht" is »lauw" geweest. Zij zijn niet door alle professoren van de universiteit van de waarheid te doorgronden, dat de naam afkomstig is van de lauwers" of looiers", die daar vroeger woonden en houden zich aan de oude, onjuiste traditie, die hun doet meenen dat zij boven recht en wet verheven zijn, hun aanleiding geeft om een diender maar als een gewoon mensch te beschou wen en te behandelen, en die hun drie vierden van het respect, dat zij aan den heuschen burgemeester der stad verschuldigd zijn, doet overdragen op den heer Koker. Van hoeveel nut voor het algemeen belang de werkzaamheid van een vredelievend man als de heer Koker, op zulk een onrustig gebied zijn kan, valt voor iedereen te begrijpen, en het is de eenige overweging die ons troost bij zijn vertrek uit den Raad. Al mogen wij wenschen dat zijne gemoedsbe zwaren niet besmsttelijk zullen blijken (want dan zou het een //toer" zijn om 37 geachte burgers bij elkaar te krijgen) we zijn innig overtuigd, dat de heer Koker ongeneeslijk is geïnfecteerd en ons rest dus niets anders dan de oprechte bede slaken, dat zijn krachtig gestel nog lang tegen de gemoeds bezwaren bestand mogen zijn om zijn heilrijken invloed op de Lauwerechters ten nutte zijner me deburgers nog lang onaangetast moge blijven! RiiiiimimiwifiiiiiiiiHuimMiiftiimifiHmiiM De bronzen Luren" in het nationale museum te Kopenhagen. Tot de grootste merkwaardigheden, die het nationaal museum te Kopenhagen bezit, ju, tot de merkwaardigste en zeldzaamste herinneringen in 't algemeen aan lang vervlogen eeuwen, behooren zonder twijfel de bronzen «Luren." Deze Luren (de naam komt van het oud-Noordsche woord »lüdr" en heeft niets met het Noorweegsche »Lurer", een soort Alpenhoorn, te maken), zijn blaasinstrumenten, die door de archaeologen op het jongere bronstijdperk of nog vroeger terug gevoerd worden, die dus minstens 3000 jaar oud zijn, tijdgenooten van David en Salomo, en de bazuinen voor Jericho. De meesten daar van zijn in moerasaarde gevonden en aan den eonserveerenden invloed van het moeras water is de verrassend goed bewaarde toe stand, waarin zij zich bevinden, toe te schrijven. Slechts in Denemarken, Mecklenburg en XuidZweden, het Deensche rijk van de Middeleeuwen, zijn deze overoude instrumenten gevonden gewor den, en het nationale museum te Kopenhagen bezit het grootste aantal daarvan, daaronder tien volkomen onbeschadigde. De ijverige en degelijke mtiziekhistoricus dr. Angul Ilommerich, heeft zich jarenlang ernstig met deze instrumenten bezig gehouden, en de in deze dagen openbaar ge MWUIIIIIIIHimilllllllHIUIIItllllllltllllHIIIIUIIIIIMIMIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIUI ren een weinig schoon mag maken. Ik heb namelijk geen oogenblik te verliezen; om vier uren moet ik op audiëntie en van het resultaat daarvan hangt mijn levensgeluk af. Als ik een minuut te laat kom, is misschien de gunstige gelegenheid, am die betrekking te krijgen voorbij on daarbij het vooruit zicht van ooit gelukkig te zullen worden. U ziet dus dat mijn tijd kostbaar is.'' »En nu moest juist dat ongeluk plaats hebben! Ach! mijnheer ik zou verschrikkelijk bedroefd zijn, als ik de oorzaak moest zijn van uw ongeluk!" barstte de jonge dame uit, ijlde naar de deur van de gang om het dienstmeisje te roepen, dat ook dadelijk ver scheen. De juffrouw gaf haar last mijn kle ren schoon te maken. Het meisje wilde be ginnen, maar zij schudde het hoofd. «Juffrouw, dat zou vergcefsche arbeid zijn. Men kan de vlekken er niet uit krijgen, ze moeten eerst droog zijn. Bovendien is het overhemd even als de handschoenen vuil! Om er netjes uit te zien, moeten die opnieuw gewasscheu worden!" »Maar ik heb geen tien minuten den tijd," riep ik verschrikt uit, »in dien tijd kan dat niet gebeuren mijn hoed kan ook niet zoo gauw opgestreken worden?'' »Neen dat gaat niet," was hot antwoord. »Kan men dan in de stad geen nieuwe kleeren koopen?' vroeg de juffrouw angstig. ?? »In zoo korten tijd onmogelijk!" antwoordde het meisje. »O! dan is alles verloren!'1 met dezen uit roep viel ik op een stoel neder. maakte uitkomsten zijner studiën hebben zeer terecht de opmerkzaamheid der gansche beschaafde wereld verwekt. Dr. Hommerich heeft zes dezer «Luren" door een geoefend instrumentmaker een weinig laten restaureeren en hunne bruikbaar heid daarna door twee muziekanten der konink lijke kapel laten beproeven. De uitslag was verrassend en van evengroote beteekenis voor de geschiedenis der muziek als voor die der beschaving. Hy bewust namelijk ontw\jfelbaar, welk hoog standpunt de vervaardigers der Luren zoowel in muzikaal als artistiek en technisch opzicht innemen. Er zijn zeker oudere instrumenten: de Egyptische riet- en rotting pijpen, door den Franschman Victor Loret in de Revue asiatvfwe belangwekkend besproken. Zijn proeven konden intusschen niet met de origineelen genomen worden, en daar hij imitaties moest ge bruiken, verloren zijne onderzoekingen aan weten schappelijke beduiding. De Luren zijn lange pijpen, de grootsten 2,38 meter lang, gelijkend op de Indische Ramsinga, doch terwijl deze lood recht was en bijgevolg niet zonder steun gebruikt kon worden, zijn de Luren gebogen, zoodanig, dat zjj met beide handen voor de borst gemakkelijk vast gehouden konden worden, waarbij het einde naar boven en vooruit gericht was. Dit eindstuk is bij de meesten door een versierde plaat omgeven, die tot sieraad diende. Tot sieraad, maar ook tege lijk om door klepperen de maat aan te geven, dienden vermoedelijk ook eenige op kwasten ge lijkende stukken metaal, die in de nabijheid van het mondstuk aangebracht zyn. De muziekale eigenschappen van een blaasinstrument worden bepaald door het metaal, dat zoo dun moge lijk zijn moet, door de lengte van pijp, door den kegelvorm zelf', de volkomen gladheid van den binnenwand en voorts door den vorm van het mondstuk. Voor al deze eigenschappen heb ben de vervaardigers dtjr Luren een inderdaad verbazend begrip gehad. De pijp zelf bestaat uit kleine gegoten stukken, wier uitgepunte ran den later samen gehamerd zijn, en de gladheid der binnenwanden, absoluut zonder eenige fout, wijst op een even bewonderenswaardige techniek als op een hoog verstand van de muzikale waarde dezer gladheid. Het metaal der Luren is l?l ]4 millimeter dik, en met gewalste platen kan het zeker in onzen tijd wel dunner vervaardigd worden ; daarentegen is het de tegenwoordige techniek onmogelijk, gegoten metaal zoo goed en foutvrij tot stand te brengen, als het die instrument maker voor .'5000 jaar verstond, liijzonder verras send is de volkomen kegelvorm van de pijpen, vooral moeielijk te verkrijgen bij de gegotene en tesaamgehamerde kleine deelen, waaruit de pijp bestaat, en derhalve een afdoend bewijs voor de muzikale kennis van dien tijd. Onze moderne instrumenten zijn slechts gedeeltelijk kegelvormig; alleen de waldhoorn is het geheel. liet mondstuk eindelijk is nog een bewijs dat die ouden goede mu zikanten waren, het is zoo diep en trechtervor mig als onze moderne instrumenten, en daar men wel begreep, dat de mondstelling voor de zuiver heid van de tonen van belang is, heeft men aan het mondstuk een verplaatsbare geleiding aan gebracht, daartoe bestemd, om het zuiver stem men gemakkelijk te maken, liet was des te nood zakelijker, op "olkomen zuivere stemming te letten, daar de l/uren hoogst waarschijnlijk steeds paarsgewijze gebruikt worden. Men heeft ze na melijk altijd paarsgewijze gevonden; twee aan twee zijn in vorm en versiering volkomen gelijk, en als de correspondeerende krommingen ze als pendanten doen kennen, stemt ook steeds het te zamen gevonden paar nauwkeurig te zamen. De Luren hebben geen luchtkloppen en der halve behalve den grondtoon slechts de zooge naamde natuurtonen; een sterke blazer kan hun intusschen, zooals Dr Hommerich bij zijne voor drachten bewees, behalve deze tonen nog een hoogere diatonische schaal zoowel als een lagere chroma tische ontlokken, bij grootere oefening wellicht ook nog meer. De door de koninklijke kapel muzikanten uitgevoerde gamma's op een paar Luren verrasten alle toehoorders door de volle zuiverheid van toon en den vollen sterken klank. In klank gelijken de Luren op onze altbazuinen en hare aanwending moet een ^root effect geweest zijn. De genoemde Luren staan in C, in Ks, in D, K en G, en vooral de Es-Lu ren stem men precies met het nieuwe normaal diapason nniiiMimMlliillinnnuiiilliiMiiiiimttmiiiimtimiiiiiitM De jonge dame had mij medelijdend aan gezien, wanhopig vouwde zij de handen. Plotseling vloog een straal van vreugde over haar lief gelaat; zij wendde zich tot het meisje: Gauw Martha, ik heb een uitweg gevonden' Ga naar mijn kamer, noem van mijn werktafellje de sleutels en haal uit papa's garderobe een rok en alles wat mijn heer noodig heeft; breng hem een chapeau claque mede, niet waar, mijnheer?" keerde zij zich smeekend tot mij, :>u slaat mijn aanbod niet af ik geef u deze kleederen, totdat uw eigen door mijn tusschenkomst zijn schoon gemaakt. Op die wijze hoeft u niet af te zien van de zoo lang gewenschte audiëntie, en ik zal uw levensgeluk niet hebben ver stoord." In don beginne wist ik niet, wat ik ant woorden moest op deze, mij op smeekenden toon gedane aanbieding, maar eindelijk sta melde ik verlegen een woord van dank en zei, dat ik met vreugde er van gebruik zou maken. Kennelijk verheugd reikte het jonge meisje mij de hand, nam de dienstbode, die mij nog stond aan te gapen bij den arm en deed haar door een zijdeur verdwijnen. Nau welijks een minuut later kwam zij met de kleederen terug. Men liet mij alleen en de verandering was in een paar seconden afge loopen. De rok schoen wel een korpulenter heer dan ik ben, toe te behooren, maar hij was van fijne stof en met zwarte zijde ge voerd, zoodat ik, naar mij dacht, er zeer elegant in uitzag. Slechts de hoed kostte mij hoofdbreken, want ik wist die niet te opeovereen. En evenals de grondtonen, zijn ook de andere tonen geheel zuiver, de eenige uitzondering is de E-Lur, wier groote terts in plaats van Gis ongeveer G geeft. De oude bronzen Luren uit de Deensche moerassen behooren tot de grootste merkwaardigheden der cultuurgeschiedenis, tot de kostbaarste schatten van het land, en hun waarde verklaart de algemeene agitatie, toen het gerucht ontstond, dat de Luren, evenals het Flatöboek, aan de gevaren en lotgevallen eener reis naar Chicago blootgesteld zonden worden. Hiervan is echter niet gekomen. Aan deze mededeelingen uit Kopenhagen, voegt een muziekkenner in de Kölnische deze opmer king toe, dat van de Noorsche bronzen, zooals ze in de museums van Stockholm en Kopenhagen bewaard worden, door de wetenschappelijke mannen van het vak de buitengewone ouderdom en herkomst betwijfeld worden. Bij vele dezer stuk ken is de oorsprong uit een oud-Romeinsche fabriek geheel zeker bewezen, en men is daarom ook reeds tot het resultaat gekomen, de theorie van een Jfoorsch bronstijdperk in het algemeen af te wijzen en in deze Xoorsche vondsten in gevoerde artikelen van latere eeuw uit het destijds reeds zeer beschaafde Zuiden te zien. De Skandinaviërs daarentegen houden met nationalen trots deze oudheden, als getuigenis van een overoude cultuur van hun eigen land, in waarde. Bij de feestvoorstellingen in het hertogelijkSaksische hoftheater te Gotha, die met Cherubini's Medea begonnen waren, zijn ook twee prijsopera's opgevoerd, twee eerstelingen. Reeds vooruit had zich het publiek in twee kampen gedeeld, naar de twee richtingen, die de beide opera's vertegenwoordigen, en men had half ge vreesd dat de oude uitspraak zou bewaarheid worden: »Je preiser ein Werk gekró'nt ist, desto durcher pfiegt as zu fallen". Dit is intusschen niet geschied, beide zijn vrij goed opgenomen, als redelijk middelmatige werken. De Evawhiu, van Umlauft, een heel eenvoudig libretto, is ern stig, week en soliede, zorgvuldig van declamatie en keurig geïnstrumenteerd, een werk waar de musici vooral veel achting voor hebben; het werd uitgevoerd door het Dresdener gezelschap onder directie van Schuch; de zangers waren Frl. Malten en de heeren Scheidemantel, Anthes en Nebuschka. Die Mose van Pontevedra van Forster, was hartstochtelijk, in het genre van Mascagni en Leoncavallo; de held is een bedrieger en ellen deling; de oplossing natuurlijk een messteek. De indruk zou meer die van frischbeid zyn, als de navolging van Mascagni en zelfs van Verdi niet zoo duidelijk was; daarenboven heeft de compo nist, die van melodie houdt, niet gevreesd voor trivialiteit. Xijne instrumentatie was soms ver rassend, zijne declamatie daarentegen slordig; zijne begaafdheid scheen meer voor het komische dan voor het ernstige geschikt. De uitvoerenden waren de dames Uerzog uit Berlijn, Marie Götze en Steinmann De Jonge; de heeren Bulsz eu Thilipp; directeur de hofkapelmeester Sucher; het Leipziger corps-de-ballet zorgde voor den dans. De opera van Forster zal ook te Berlijn gegeven worden. In Kroll's theater te Berlijn is de première gegeven van eene nieuwe opera, Der Schmied ton Gretna-G-reen, groote romantische opera in drie bedrijven, tekst van Felix Dahn, muziek van Johannes Dobber, die kapelmeester bij Kroll i-'. liet libretto is zeer gewoon, de muziek middel matig, onberispelijk geïnstrumenteerd, maar onin teressant. Het meeste beviel een klein ballet van licht- en nachtelfen, ook wat de muziek betrof. MnMIIIIIUMIMIIMIIIIIIIHIIIIIINIIllllllllllllllllllllllllllUIIIIUIllllimillllllltlll TENEN In het museum te Bazel is het nieuwste werk van Arnold Uöcklin, gedurende zijn herstel uit nen; ik wilde echter mijne onwetendheid niet doen blijken tegenover het dienstmeisje, dat mij weder glimlachend monsterde, toen ik in do voorkamer kwam. De mooie jonge dame vertoonde zich op dat oogenblik, i'k nam afscheid en beloofde dadelijk na de, audiëntie de geleende kleederen terug ie zenden, waarop zij vriendelijk antwoordde, dat daar geen baast bij was. Ten slotte vroeg zij mijn adres om mij mijne zaken terug te. kunnen zonden en tevens te vernemen, hoe de audiëntie was afgeloopen. Na mij nogmaals excuus voor hare onvoor zichtigheid gevraagd te hebben, vergezeld J zij mij de trap af en wenschte mij geluk op mijn voornemen. Toen ik op straat kwam, ging ik zoo snel mogelijk in ^e richting van het ministerie en trachtte onderweg te vergeefs den hoed te openen. Na verschillende nuttelooze pogin gen, gaf ik het op en hield hem slechts boven mijn hoofd om mij tegen de brandende zon te beschutten, liet was een geluk dat het. zomer was, en dat de menschen op straat, konden denken, dat ik het buitengewoon warm had, anders had mijn wandeling blootshoofds wel de opmerkzaamheid getrok ken. In waarheid was het ook zoo, want toen ik een paar minuten later in de voor kamer van Zijne Excellentie stond, drong het angstzweet mij uit alle poriën. Mijn hart sloeg bijna hoorbaar, toen een gegalonneerde bediende mijn' naam vroeg en. mij verzocht binnen te komen. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl