Historisch Archief 1877-1940
DE A-MSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 842
<WB
il "
gewoon.
Ar»en, beenen, das es kakebeenen : alles gewoon.
Vowhoofd: ook gewoon.
* Ckwen; »v*teem «vergeet mij niet."
Boort: w» gemoedsbeiwaren.
.' Het geheel: burgemeester van de Lauwereeht.
Deze opmerkens- en achtenswaardige burger
ons verlaten, dat wil zeggen: niet de stad
. kig, maar den gemeenteraad. En het was
plechtig oogenblik, toen hij het besluit om
',;.'Tan ons heen te gaan in een openbare zitting
mededeelde en tevens de redenen opgaf, die hem
tot dit besluit geleid hadden. Zijn gevulde borst
was een beletsel voor bera om laarer lid van den
tBaad te blijven. Reeds langen tijd hadden hem
die genoedsbezweren van uit zijne borst //dwars
ia de maag gezeten" en ik moet eerlijk verklaren
dat ik ook gedurende den gonschen tijd dat de
heer Koker raadslid was, gedacht heb, dat er iets
aan haperde. Maar dat het gemoedsbezwareu waren,
4*t VM in de verste verte niet bij mij opgekomen.
Het zijn dan ook vrij gecompliceerde
gemoedsfoezwaren, waaraan de heer Koker lijdende is.
D» «aak zit zóó in elkaar! Het onderhavige"
raidoM is houthandelaar en verkoopt in deze
qua' toit fljne waren aan timmerlieden en aannemers
eV tutti (joa&ti. Nu komt het niet zelden voor dat
btil bout door den heer Koker aldus verkocht,
ver^tnumeT,d wordt aan een of ander stedelijk gebouw
en deze omstandigheid verheft den heer Koker in
1 efl[en oog tot een martelaar van de wet, die zulk
' *pn indirecten" leverancier van de gemeente
mee.éMBMtkoB uit den gemeenteraad weert.
H«e het komt dat die gemoedsbezwaren zoo
IfcagèB tgd noodig hebben gehad om tot den vollen
WMdom te rijpen, die hem tbans van ons doen
heengaan, beeft de heer Koker niet opgehelderd
en waarschijnlijk schuilt dus achter die
gemoedsbezwaren een beroepsgeheim, waarvan de sluier
Onder den tegénwoordigen regeeringsvorm voor
leeten wel niet opgeheven zal worden en dat den
lieer Koker zelven misschien eerst helder is
ge-worien, toen hij gedurende zijn lidmaatschap van
den BaMt zich of anderen telkens op die bezwaren
f»g «stuiten."
Genoeg zij het, dat dte heer Koker het besluit
om af te treden nam en mededeelde, en wij moe
ten dit besluit eerbiedigen, wat wij dan ook met
eerbied deden. Toch had zijne mededeeling eene
verrassende uitwerking op verschillende raadsleden.
Van Beuningen transpireerde (de zon scheen fel
dien dag) alsof de kamerbewaarder nog een schepje
kolen op de kachel had gedaan; Vink wierp ver
strooide blikken om zich heen, als dacht hij, dat
zelfs behalve aan de andere openbare gebou
wen aan de muren van liet stadhuis eenig
cement kon kleven, dat voorheen in ongerepten
staat in zijn pakhuis had gelegen; Duijvis wijdde
ui zijn aandacht aan het //rugje" van een op de
tafel vóór hem liggende verordening, dat misschien
wel met zijn beroemde stijfsel kon geplakt zijn.
En Dr. Brondgeest, hoe «-vrijzinnig" hij ook zijn
best deed om er goed uit te zien, verkeerde blijk
baar in onrust wegens de overweging dat hij wel
eens in de keel van den secretaris der gemeente
heeft gekeken en op die wijze een deel van diens
nit de stedelijke schatkist geput honorarium in
zijn zak deed vloeien.
Alleen aan de advocaten heb ik niets kunnen
zien. Die hebben trouwens hunne gelaatstrekken
door langdurige oefening te veel in bedwang om
daarop eenig spoor van gemoedsbezwaren te kun
nen ontdekken.
Maar aan onzen substituut-officier van Justitie
Mr. de Ridder (die ons ook al gaat verlaten, zij
het dan ook niet naar betere gewesten, waut het
ie Tiel maar, waar hij heengaat) aan dezen ambte
naar van het Openbaar Ministerie, die altijd over
hoop- ligt met de advocaten, meende ik duidelijk
optemerken, dat hij Koker aankeek met een blik
die beteekenen moest: //Jongen, jongen, jij zou
een advocaatje naar mijn hart geweest zijn! Wat
zou ik je l"
En te midden van die hart en hoofd
doorwoelende gedachten, die zich allen om den lieer Koker
en zijn besluit bewogen, stond deze heer zelf met
ijzeren kalmte, alsof onder zijne gemoedsbezwaarde
borst gebeiteld stond: //Hier sta ik, ik kan niet
anders, God helpe mij!"
Zo,o ernstig nam de burgemeester de zaak blijk
baar niet op. want alsof liet maar een kleinigheid
gold verklaarde hij dat ,het" door den heer Koker,
IIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIUIIMIHIIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1II
deur op de eerste verdieping geopend werd,
en de oorzaak van mijn ongeluk naar mij
toetrad, 't Was een verrukkelijk mooi meisje
van vijftien jaar; in de doodeljjkste verlegen
heid zag zij mij aan en haar medelijdende
blik ontwapende mijn woede, des te meer,
omdat de jonge dame in het volgende oogen
blik mij op de vriendelijkste wijze verzocht
binnen te komen.
»Och, mijnheer," begon zij met bevende stem,
terwijl wij in de prachtige kamer traden,
»ik vraag u wel excuus voor mijn groote
onvoorzichtigheid. Ik gaf juist mijn bloemen
op het balcon water; de groote bloempot had
ik op de kant geplaatst en bij ongeluk viel
zij naar beneden. Ik hoop dat u niet te erg
gekwetst is, *nders zal ik dadelijk een
docter laten halen ?" Bij deze woorden maakte
zij een beweging naar de deur om haar voor
nemen uit te voeren,
»Neen, juffrouw, dat is niet noodig!" ant
woordde ik snel. «Goddank is het nog al
goed afgeloopen, hoewel mijn hoofd wel een
weinig pijn doet." Ik wreef mij over het
hoofd en bemerkte een groote buil op het
achterhoofd. »Ik heb wel een kleine bescha
diging gekregen maar het water heeft die
eenigszins verzacht! Daarentegen zijn mijn
kleederen ...."
«Natuurlijk zal ik 'M die dadelijk vergoe
den!" zei de jonge dame en ging naar een
tafeltje waar een portemonnaie op lag.
»0, volstrekt niet!" zei ik en voegde er
op een beslisten toon bij. »Ik wilde alleen
maar verzoeken of uw dienstmeisje mijn kle
naar zijne meening, veel te ver getrokken werd.
Dat woord bevredigde de gemoederen, leder
een vond het blijkbaar te ver getrokken! Een
zocht van verademing gonsde door de zaal en het
bleek dat er bij verscheidene heeren nog heel wat
frissche lucht dwars door de gemoedsbezwaren heen
kan, althans genoeg om er gezond bij te blijven.
Intusschen, daar kan de heer Koker zich van over
tuigd houden: als ook de laatste Metalen Kruis
ridder zal gestorven zijn, dan zullen zijne gemoeds
bezwaren nog als zoovele ridderorders zijne borst
versieren en in de geschiedboeken zal voor het
nageslacht het feit bewaard blijven, dat er reeds
ia het jaar onzes Heeren 18.93 een Engel »van een
gemeenteraadslid" was en dat wel in de hoofdstad
van het Sticht.
Doch al heeft nu de heer Koker de teugels van
het bewind, voor zoover hij ze mede vasthield,
neergelegd en zich in zijn hoofdkwartier in de
Lauwereeht terug getrokken, wij, zijne tijdgenooten
weten (hoe jammer dat het niet in de archieven
zal worden opgeteekend), hoeveel nut hij daar nog
in die voorstad sticht. Zijne buren daar zijn op
gegroeid in de onwrikbare overtuiging, dat reeds
de naam hunner wijk aanduidt hoe daar ten allen
tijde het //recht" is »lauw" geweest. Zij zijn niet
door alle professoren van de universiteit van de
waarheid te doorgronden, dat de naam afkomstig
is van de lauwers" of looiers", die daar vroeger
woonden en houden zich aan de oude, onjuiste
traditie, die hun doet meenen dat zij boven recht
en wet verheven zijn, hun aanleiding geeft om een
diender maar als een gewoon mensch te beschou
wen en te behandelen, en die hun drie vierden van
het respect, dat zij aan den heuschen burgemeester
der stad verschuldigd zijn, doet overdragen op den
heer Koker.
Van hoeveel nut voor het algemeen belang de
werkzaamheid van een vredelievend man als de heer
Koker, op zulk een onrustig gebied zijn kan, valt
voor iedereen te begrijpen, en het is de eenige
overweging die ons troost bij zijn vertrek uit den
Raad.
Al mogen wij wenschen dat zijne gemoedsbe
zwaren niet besmsttelijk zullen blijken (want dan
zou het een //toer" zijn om 37 geachte burgers bij
elkaar te krijgen) we zijn innig overtuigd, dat de
heer Koker ongeneeslijk is geïnfecteerd en ons rest
dus niets anders dan de oprechte bede slaken, dat
zijn krachtig gestel nog lang tegen de gemoeds
bezwaren bestand mogen zijn om zijn heilrijken
invloed op de Lauwerechters ten nutte zijner me
deburgers nog lang onaangetast moge blijven!
RiiiiimimiwifiiiiiiiiHuimMiiftiimifiHmiiM
De bronzen Luren" in het nationale
museum te Kopenhagen.
Tot de grootste merkwaardigheden, die het
nationaal museum te Kopenhagen bezit, ju, tot
de merkwaardigste en zeldzaamste herinneringen
in 't algemeen aan lang vervlogen eeuwen,
behooren zonder twijfel de bronzen «Luren." Deze
Luren (de naam komt van het oud-Noordsche
woord »lüdr" en heeft niets met het Noorweegsche
»Lurer", een soort Alpenhoorn, te maken), zijn
blaasinstrumenten, die door de archaeologen op
het jongere bronstijdperk of nog vroeger terug
gevoerd worden, die dus minstens 3000 jaar oud
zijn, tijdgenooten van David en Salomo, en
de bazuinen voor Jericho. De meesten daar
van zijn in moerasaarde gevonden en aan
den eonserveerenden invloed van het moeras
water is de verrassend goed bewaarde toe
stand, waarin zij zich bevinden, toe te schrijven.
Slechts in Denemarken, Mecklenburg en
XuidZweden, het Deensche rijk van de Middeleeuwen,
zijn deze overoude instrumenten gevonden gewor
den, en het nationale museum te Kopenhagen
bezit het grootste aantal daarvan, daaronder tien
volkomen onbeschadigde. De ijverige en degelijke
mtiziekhistoricus dr. Angul Ilommerich, heeft zich
jarenlang ernstig met deze instrumenten bezig
gehouden, en de in deze dagen openbaar
ge
MWUIIIIIIIHimilllllllHIUIIItllllllltllllHIIIIUIIIIIMIMIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIUI
ren een weinig schoon mag maken. Ik heb
namelijk geen oogenblik te verliezen; om
vier uren moet ik op audiëntie en van het
resultaat daarvan hangt mijn levensgeluk af.
Als ik een minuut te laat kom, is misschien
de gunstige gelegenheid, am die betrekking
te krijgen voorbij on daarbij het vooruit
zicht van ooit gelukkig te zullen worden. U
ziet dus dat mijn tijd kostbaar is.''
»En nu moest juist dat ongeluk plaats
hebben! Ach! mijnheer ik zou verschrikkelijk
bedroefd zijn, als ik de oorzaak moest zijn
van uw ongeluk!" barstte de jonge dame
uit, ijlde naar de deur van de gang om het
dienstmeisje te roepen, dat ook dadelijk ver
scheen. De juffrouw gaf haar last mijn kle
ren schoon te maken. Het meisje wilde be
ginnen, maar zij schudde het hoofd. «Juffrouw,
dat zou vergcefsche arbeid zijn. Men kan de
vlekken er niet uit krijgen, ze moeten eerst
droog zijn. Bovendien is het overhemd even
als de handschoenen vuil! Om er netjes uit
te zien, moeten die opnieuw gewasscheu
worden!"
»Maar ik heb geen tien minuten den tijd,"
riep ik verschrikt uit, »in dien tijd kan dat
niet gebeuren mijn hoed kan ook niet
zoo gauw opgestreken worden?''
»Neen dat gaat niet," was hot antwoord.
»Kan men dan in de stad geen nieuwe
kleeren koopen?' vroeg de juffrouw angstig.
?? »In zoo korten tijd onmogelijk!" antwoordde
het meisje.
»O! dan is alles verloren!'1 met dezen uit
roep viel ik op een stoel neder.
maakte uitkomsten zijner studiën hebben zeer
terecht de opmerkzaamheid der gansche beschaafde
wereld verwekt. Dr. Hommerich heeft zes dezer
«Luren" door een geoefend instrumentmaker een
weinig laten restaureeren en hunne bruikbaar
heid daarna door twee muziekanten der konink
lijke kapel laten beproeven.
De uitslag was verrassend en van evengroote
beteekenis voor de geschiedenis der muziek als voor
die der beschaving. Hy bewust namelijk
ontw\jfelbaar, welk hoog standpunt de vervaardigers
der Luren zoowel in muzikaal als artistiek en
technisch opzicht innemen. Er zijn zeker oudere
instrumenten: de Egyptische riet- en rotting
pijpen, door den Franschman Victor Loret in de
Revue asiatvfwe belangwekkend besproken. Zijn
proeven konden intusschen niet met de origineelen
genomen worden, en daar hij imitaties moest ge
bruiken, verloren zijne onderzoekingen aan weten
schappelijke beduiding. De Luren zijn lange
pijpen, de grootsten 2,38 meter lang, gelijkend
op de Indische Ramsinga, doch terwijl deze lood
recht was en bijgevolg niet zonder steun gebruikt
kon worden, zijn de Luren gebogen, zoodanig, dat
zjj met beide handen voor de borst gemakkelijk
vast gehouden konden worden, waarbij het einde
naar boven en vooruit gericht was. Dit eindstuk
is bij de meesten door een versierde plaat omgeven,
die tot sieraad diende. Tot sieraad, maar ook tege
lijk om door klepperen de maat aan te geven,
dienden vermoedelijk ook eenige op kwasten ge
lijkende stukken metaal, die in de nabijheid van
het mondstuk aangebracht zyn. De muziekale
eigenschappen van een blaasinstrument worden
bepaald door het metaal, dat zoo dun moge
lijk zijn moet, door de lengte van pijp, door
den kegelvorm zelf', de volkomen gladheid van
den binnenwand en voorts door den vorm van
het mondstuk. Voor al deze eigenschappen heb
ben de vervaardigers dtjr Luren een inderdaad
verbazend begrip gehad. De pijp zelf bestaat
uit kleine gegoten stukken, wier uitgepunte ran
den later samen gehamerd zijn, en de gladheid
der binnenwanden, absoluut zonder eenige fout,
wijst op een even bewonderenswaardige techniek
als op een hoog verstand van de muzikale waarde
dezer gladheid. Het metaal der Luren is l?l ]4
millimeter dik, en met gewalste platen kan het
zeker in onzen tijd wel dunner vervaardigd worden ;
daarentegen is het de tegenwoordige techniek
onmogelijk, gegoten metaal zoo goed en foutvrij
tot stand te brengen, als het die instrument
maker voor .'5000 jaar verstond, liijzonder verras
send is de volkomen kegelvorm van de pijpen,
vooral moeielijk te verkrijgen bij de gegotene en
tesaamgehamerde kleine deelen, waaruit de pijp
bestaat, en derhalve een afdoend bewijs voor de
muzikale kennis van dien tijd. Onze moderne
instrumenten zijn slechts gedeeltelijk kegelvormig;
alleen de waldhoorn is het geheel. liet mondstuk
eindelijk is nog een bewijs dat die ouden goede mu
zikanten waren, het is zoo diep en trechtervor
mig als onze moderne instrumenten, en daar men
wel begreep, dat de mondstelling voor de zuiver
heid van de tonen van belang is, heeft men aan
het mondstuk een verplaatsbare geleiding aan
gebracht, daartoe bestemd, om het zuiver stem
men gemakkelijk te maken, liet was des te nood
zakelijker, op "olkomen zuivere stemming te
letten, daar de l/uren hoogst waarschijnlijk steeds
paarsgewijze gebruikt worden. Men heeft ze na
melijk altijd paarsgewijze gevonden; twee aan twee
zijn in vorm en versiering volkomen gelijk, en
als de correspondeerende krommingen ze als
pendanten doen kennen, stemt ook steeds het
te zamen gevonden paar nauwkeurig te zamen.
De Luren hebben geen luchtkloppen en der
halve behalve den grondtoon slechts de zooge
naamde natuurtonen; een sterke blazer kan hun
intusschen, zooals Dr Hommerich bij zijne voor
drachten bewees, behalve deze tonen nog een hoogere
diatonische schaal zoowel als een lagere chroma
tische ontlokken, bij grootere oefening wellicht
ook nog meer. De door de koninklijke kapel
muzikanten uitgevoerde gamma's op een paar
Luren verrasten alle toehoorders door de volle
zuiverheid van toon en den vollen sterken klank.
In klank gelijken de Luren op onze
altbazuinen en hare aanwending moet een ^root effect
geweest zijn. De genoemde Luren staan in C, in
Ks, in D, K en G, en vooral de Es-Lu ren stem
men precies met het nieuwe normaal diapason
nniiiMimMlliillinnnuiiilliiMiiiiimttmiiiimtimiiiiiitM
De jonge dame had mij medelijdend aan
gezien, wanhopig vouwde zij de handen.
Plotseling vloog een straal van vreugde over
haar lief gelaat; zij wendde zich tot het
meisje: Gauw Martha, ik heb een uitweg
gevonden' Ga naar mijn kamer, noem van
mijn werktafellje de sleutels en haal uit
papa's garderobe een rok en alles wat mijn
heer noodig heeft; breng hem een chapeau
claque mede, niet waar, mijnheer?" keerde zij
zich smeekend tot mij, :>u slaat mijn aanbod
niet af ik geef u deze kleederen, totdat
uw eigen door mijn tusschenkomst zijn schoon
gemaakt. Op die wijze hoeft u niet af te
zien van de zoo lang gewenschte audiëntie,
en ik zal uw levensgeluk niet hebben ver
stoord."
In don beginne wist ik niet, wat ik ant
woorden moest op deze, mij op smeekenden
toon gedane aanbieding, maar eindelijk sta
melde ik verlegen een woord van dank en
zei, dat ik met vreugde er van gebruik zou
maken. Kennelijk verheugd reikte het jonge
meisje mij de hand, nam de dienstbode, die
mij nog stond aan te gapen bij den arm en
deed haar door een zijdeur verdwijnen. Nau
welijks een minuut later kwam zij met de
kleederen terug. Men liet mij alleen en de
verandering was in een paar seconden afge
loopen. De rok schoen wel een korpulenter
heer dan ik ben, toe te behooren, maar hij
was van fijne stof en met zwarte zijde ge
voerd, zoodat ik, naar mij dacht, er zeer
elegant in uitzag. Slechts de hoed kostte mij
hoofdbreken, want ik wist die niet te
opeovereen. En evenals de grondtonen, zijn ook de
andere tonen geheel zuiver, de eenige uitzondering
is de E-Lur, wier groote terts in plaats van Gis
ongeveer G geeft. De oude bronzen Luren uit de
Deensche moerassen behooren tot de grootste
merkwaardigheden der cultuurgeschiedenis, tot de
kostbaarste schatten van het land, en hun waarde
verklaart de algemeene agitatie, toen het gerucht
ontstond, dat de Luren, evenals het Flatöboek,
aan de gevaren en lotgevallen eener reis naar
Chicago blootgesteld zonden worden. Hiervan is echter
niet gekomen.
Aan deze mededeelingen uit Kopenhagen, voegt
een muziekkenner in de Kölnische deze opmer
king toe, dat van de Noorsche bronzen, zooals
ze in de museums van Stockholm en Kopenhagen
bewaard worden, door de wetenschappelijke
mannen van het vak de buitengewone ouderdom en
herkomst betwijfeld worden. Bij vele dezer stuk
ken is de oorsprong uit een oud-Romeinsche
fabriek geheel zeker bewezen, en men is daarom
ook reeds tot het resultaat gekomen, de theorie
van een Jfoorsch bronstijdperk in het algemeen
af te wijzen en in deze Xoorsche vondsten in
gevoerde artikelen van latere eeuw uit het destijds
reeds zeer beschaafde Zuiden te zien. De
Skandinaviërs daarentegen houden met nationalen
trots deze oudheden, als getuigenis van een
overoude cultuur van hun eigen land, in waarde.
Bij de feestvoorstellingen in het
hertogelijkSaksische hoftheater te Gotha, die met Cherubini's
Medea begonnen waren, zijn ook twee
prijsopera's opgevoerd, twee eerstelingen. Reeds
vooruit had zich het publiek in twee kampen
gedeeld, naar de twee richtingen, die de beide
opera's vertegenwoordigen, en men had half ge
vreesd dat de oude uitspraak zou bewaarheid
worden: »Je preiser ein Werk gekró'nt ist, desto
durcher pfiegt as zu fallen". Dit is intusschen
niet geschied, beide zijn vrij goed opgenomen,
als redelijk middelmatige werken. De Evawhiu,
van Umlauft, een heel eenvoudig libretto, is ern
stig, week en soliede, zorgvuldig van declamatie
en keurig geïnstrumenteerd, een werk waar de
musici vooral veel achting voor hebben; het werd
uitgevoerd door het Dresdener gezelschap onder
directie van Schuch; de zangers waren Frl. Malten
en de heeren Scheidemantel, Anthes en Nebuschka.
Die Mose van Pontevedra van Forster, was
hartstochtelijk, in het genre van Mascagni en
Leoncavallo; de held is een bedrieger en ellen
deling; de oplossing natuurlijk een messteek. De
indruk zou meer die van frischbeid zyn, als de
navolging van Mascagni en zelfs van Verdi niet
zoo duidelijk was; daarenboven heeft de compo
nist, die van melodie houdt, niet gevreesd voor
trivialiteit. Xijne instrumentatie was soms ver
rassend, zijne declamatie daarentegen slordig;
zijne begaafdheid scheen meer voor het komische
dan voor het ernstige geschikt. De uitvoerenden
waren de dames Uerzog uit Berlijn, Marie Götze
en Steinmann De Jonge; de heeren Bulsz eu
Thilipp; directeur de hofkapelmeester Sucher;
het Leipziger corps-de-ballet zorgde voor den
dans. De opera van Forster zal ook te Berlijn
gegeven worden.
In Kroll's theater te Berlijn is de première
gegeven van eene nieuwe opera, Der Schmied ton
Gretna-G-reen, groote romantische opera in drie
bedrijven, tekst van Felix Dahn, muziek van
Johannes Dobber, die kapelmeester bij Kroll i-'.
liet libretto is zeer gewoon, de muziek middel
matig, onberispelijk geïnstrumenteerd, maar onin
teressant. Het meeste beviel een klein ballet
van licht- en nachtelfen, ook wat de muziek
betrof.
MnMIIIIIUMIMIIMIIIIIIIHIIIIIINIIllllllllllllllllllllllllllUIIIIUIllllimillllllltlll
TENEN
In het museum te Bazel is het nieuwste werk
van Arnold Uöcklin, gedurende zijn herstel uit
nen; ik wilde echter mijne onwetendheid niet
doen blijken tegenover het dienstmeisje, dat
mij weder glimlachend monsterde, toen ik
in do voorkamer kwam. De mooie jonge
dame vertoonde zich op dat oogenblik, i'k
nam afscheid en beloofde dadelijk na de,
audiëntie de geleende kleederen terug ie
zenden, waarop zij vriendelijk antwoordde, dat
daar geen baast bij was. Ten slotte vroeg
zij mijn adres om mij mijne zaken terug te.
kunnen zonden en tevens te vernemen, hoe
de audiëntie was afgeloopen.
Na mij nogmaals excuus voor hare onvoor
zichtigheid gevraagd te hebben, vergezeld J
zij mij de trap af en wenschte mij geluk op
mijn voornemen.
Toen ik op straat kwam, ging ik zoo snel
mogelijk in ^e richting van het ministerie
en trachtte onderweg te vergeefs den hoed
te openen. Na verschillende nuttelooze pogin
gen, gaf ik het op en hield hem slechts boven
mijn hoofd om mij tegen de brandende zon
te beschutten, liet was een geluk dat het.
zomer was, en dat de menschen op straat,
konden denken, dat ik het buitengewoon
warm had, anders had mijn wandeling
blootshoofds wel de opmerkzaamheid getrok
ken. In waarheid was het ook zoo, want
toen ik een paar minuten later in de voor
kamer van Zijne Excellentie stond, drong
het angstzweet mij uit alle poriën. Mijn hart
sloeg bijna hoorbaar, toen een gegalonneerde
bediende mijn' naam vroeg en. mij verzocht
binnen te komen.
(Slot volgt).