Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 843
V
, ,
=?.
Eaen niets gewaar; die geschieden achter een
Jqm. Bn dit belangwekkendste gedeelte van
rMrstetliag moetende missen, stek men zich
*wre4en met de lang niet belangwekkende ver
haaltjes Tan Sequah, die allédaar op neerkomen
dat *e doctoren de menschen veel geld laten
betalen en niet genezen en hy°de menschen niets
laat betalen en wel geneest. Dat gaat zoo avond
aan avond en ofschoon vooral de vrouwen met
onverflanwde belangstelling nar.r het orkest kijken
en het niét onder stoelen of banken steken dat
zjj Sequah toch wel »een knap ventje" vinden
(een ventje om rheumatiek voor te krijgen, zei
er een e in een vlaag van diepgaajuk bewonde
ring), is bet t»ct wel te voorspellen, dat Sequah
bier geen bigbende woning zal hebben.
Hjj bewijst te veel, waarlijk! Vier bedaagde
vrouwen en een a%eteefele weduwnaar m«t vyf
kinderen en a*ronder dan nog wel eene
vrouw die haar leven gesleten heeft in zoo'n
vochtig* bwirt «Js d-e Visschersteeg die vijf
yerkromde wezens, die naar de wrijfbank gesleept
«f gedragen moesten worden, alle te zamen te
generen binnen den tijd van n uur; en nog
wel zoo verregaande te genezen, dat zij een ronde
danae* en dasirbij zoo hoog springen als zij zeker
nog in luw leven niet gedaan hebben ja, dat
mag nu v*or eea oogenblik onzen lacblast eens
opwekken, maar zeer vast in den geloove aan
Seqnah worden wy daardoor niet.
Nm geloof ft dat Sequah voor zijne
wonder4*Aige genceragen en voor zijn onophoudelijk
geschetter tegen 4» geneeBkuwdigen wel het juiste
tijdstip gekoEBB beeft, Huwelijk de vacuntie. Want
?b 4e stuéenten nog hier waren, konden Sequah's
fftdeaMringen wel eens minder ongestoord
afloopen.
De gratis-diners, die Sequah aan arme kinderen
geeft, vallen ook zeer in den smaak en trekken
druk bezoek van dames. Men moet trouwens
erkennen dat Seqnah zich vooral bij die gelegen
heden als een gastheer gedraagt, die gewoon is
groote diners te geven. Dan ontbreekt al de bluf,
dien men op de Béances nog wel eens bij hem
bespeurt en is hij volstrekt niet de kermisman,
maar de hartely'ke vriend der kleinen.
itfnniiifiiitiiiinii
Het Tooneel.
«Het Nederlandsen Tooneel" waagde zich aan
den Babagas van Sardou. Een waagstuk was het,
een waagstuk in tweeërlei opzicht; in de eerste
plaats om het stuk zelf, vervolgens met het oog
op de krachten van het gezelschap. Babagas is
zeker niet een van Sardou's minste tooneelspelen ;
toch heeft het nooit den buitengewonen bijval
gevonden, die aan »Dora", »Noa intimes", »La
familie Benoiton" en zooveel anderen ten deel
viel..In Frankrijk is het een van Sardou's minst
gespeelde stukken. Te onzent werd het in 1872,
toen het fonkelnieuw was, vertoond met mevrouw
Kleine en de heeren Morin en Klaas Vos in de
hoofdrollen. Bijzonderen indruk schijnt het toen
niet te hebben gemaakt. Later brachten de Rot
terdammers het op hun repertoire. Mevrouw de
Vries en de beide heeren Haspels traden toen
in de hoofdpartijen op en het blijspel behaalde
toen vrij wat succes, minder bij het groote publiek
dan wel bij de kenners en fijnproevers. abng'<s
is als by'na al Sardou's werken een vermenging
van zedenkomedie en intrigekomedie. liet bij
zondere er van is, dat de zedengisping al bijzon
der goed geslaagd, geestig en boeiend is en de
intrige juist het tegenovergestelde van dit alles.
Sardou, die in zijn vroegere werken aan het
verwarren en ontwarren der verwikkeling zeker
niet minder, misschien meer aandacht wijdde en
moeite besteedde dan aan de typeering en
karakterteekening, deed in Rabaqus juist andersom.
Het gegoochel met den brief', Sardou's eeuwigen
brief, is minder boeiend en verrassend dan wij dit
mtmmtmnnmiiiiiiiiiiniiiuiiiiiiiiiiiM
en sloeg den rokskraag op. Gelukkig was de
politiepost niet ver verwijderd en daar ik
snel liep, om spoedig uit dien spitsroedenloop
te komen, hadden wij weldra het doel be
reikt. Nadat de agent mij. afgeleverd had,
doorzocht men al mijn zakken en bracht
mij in een halfdonkere, leege cel. Daar zat
ik nu op de houten brits en had den tijd
om over mijn ongeluk na te denken. Ik was
bijna wanhopig!
Gearresteerd, gevangen, dat was het
resultaal van mijn audiëntie! Daarom had ik dus
zoovele jaren getracht, dat persoonlijk onder
houd te hebben daarom nog dien rok, dien
hoed, dat vest, die handschoenen geleend van
die mooie jonge dame. En waarom waarom
werd ik gevangen genomen ? Wat zullen
Marie en de schoenmaker op mij wachten
en de juffrouw, die ik beloofde dadelijk na
de audiëntie de kleederen terug te brengen !
De dame zal denken dat ik ermee op den loop
ben zij ziet mij voor een dief aan!
Eensklaps vielen mij de schellen van de
oogen. Waarschijnlijk heeft ook Zijne Excel
lentie, die dadelijk scheen te kunnen zien,
dat die vreemde kleederen mij niet toebe
hoorden, gemeend, dat ik ze gestolen had.
Ja, dat is het geweest! Reeds toen hij mijn
roset en mijn schrik zag, moet die gedachte
bij hem zijn opgekomen. Bovendien waren
het zeker niet mijn papieren, die ik hem had
laten zien, want nu herinnerde ik mij dui
delijk, dat ik ze niet uit den anderen rok
genomen had. Daarenboven kwamen de pa
pieren mij veel witter, veel nieuwer voor.
Barmhartige hemel, wat kon daar wel inge
staan hebben; Zijne Excellentie was er zoo
van den Napoleon van het drama gewoon zyn. Men
had Sardou telkens en telkens opnieuw verweten,
dat de banale intrige voor hem hoofd- en de
zeden- en karakterschildering bijzaak is. In
Eubagm week hij van zijn oude gewoonte af en
ziel z§n blijspel vindt veel minder warm onthaal
dan aan zijn vroegere werken ten deel viel. Is
het wonder, dat hij tot zijn eerste manier terug
keerde, dat hy' ten slotte by' «Fedora", »Tosca"
en »Theodora" te land kwam 1 Wat men van
Sardou hoopte en verwachtte, gaf echter ook
Babagas niet. Ook dit sleept zy'n bestaan voort
door middel van een bykomend intrigetje, dat
met de hoofdzaak weinig of niets heeft uit te staan.
Dat dit intrigetje nog bovendien onbeduidend en
ennoozel is, was alles eerder dan een deugd. Een echt
ea zuiver blijspel, n en krachtig, zonder omhaal
en tierlantijntjes, met een eenvoudige verwikkeling
uit het onderwerp zelf voortvloeiende, dit was het
wat men van Sardou te allen tijde heeft ver
langd en verwacht en wat hij nooit heeft ge
leverd, nooit heeft kunnen leveren, omdat zijn
natuur en aanleg hem voortdurend een anderen
kant opdreven, omdat hij op de keper beschouwd
aan Scribe veel nauwer is verwant dan aan
Molière.
Als politieke satire, liever als politieke
charge heeft Rabagas waarde, is het nog steeds
pittig, boeiend, actueel en zal het dit nog lang
blijven. Rabagas is een allervermakelijkst type
van een geweten- en kamkterloozen volksman.
Hoe men in hem Gambetta heeft meenen te
herkennen, is nauwelijks te begrijpen. De held
uit De vliegende pad'' is een plannen- en
phrasenmaker, voor alles op eigen belang be
dacht, doch te dom om te begrypen wat zy'n
belang is, een parvenu, die zich door het eerste
het beste paar mooie vrouwenoogen laat inpal
men, wiens baatzucht een manie is geworden,
die hem het verstandig denken en nadenken
onmogelijk maakt. Gevaarlijk is Rabagas
eigenlijk allerminst. Het ware te wenschen, dat
alle volksleiders en opruiers even onschuldig en
onnoozel waren als deze op zich zelf'verlekkerde
komediant. In Rabagas zijn al de leelijke en
lage hebbelijkheden, door de politieke worste
lingen aangewakkerd of in het leven geroepen,
vereenigd en vereenzelvigd Als geheel is hij
een caricatuur, een monstrum, dat men zich
nauwelijks zoo onbeduidend en weerzinwekkend
kan denken. In onderdeelen is hij waar en naar
het leven getroffen. In B'tbagas heeft Sardou al
zijn gal en haat tegen de naar de volksgunst
hengelende, op populariteit azende, dooh voor alles
eigen voordeel en bevrediging van eigen ijdelheid
zoekende hansworsten uitgespuwd , in geen zijner
werken is zijn geest raker, scherper, vinniger;
in geen zijner werken is hij hartstochtelijker en
onverbiddelijker.
En de vertooning? Xiet beter, integendeel
minder dan wij die hadden verwacht en van ->IIet
Xed. Tooneel" gewoon zijn. Een rudwind.gestarjue
moles, waarin men zoo gaarne een beetje orde en
regelmaat zou willen brengen en voor een deel
zonder twijfel had kunnen brengen. Dat de
Rabagas van den heer Bouwmeester matig vol
deed en de vorst van Monaco van rlen heer
Schoonhoven zelden boeide, hieraan viel weinig
te veranderen. Bij »Het Nederlandse!) Tooneel"
waren zij voor deze rollen wel de aangewezen
personen. En toch, hoever bleven zij beneden
hun taak, hoever beneden zichzelf! De heer
Bouwmeester miste den flux de bvuche en de ver
bluffende driestheid van optreden, de heer Schoon
hoven het savoir-vivre en de aangeboren voor
naamheid, die in deze partijen vereischte zijn.
Over de vertaling, de regie en het ensemble zoude
weer heel wat in het midden te brengen zijn. Sardou
schrijft geen godentaai, maar toch ook niet de
slordige, sjokkende leutertaai, waarop men ons bij
Het Xederlandsch Tooneel" onthaalde. De
vertaler had bovendien de vrijheid genomen liet
blijspel naar zijn smaak te besnoeien en deze
wijze van besnoeien deed mij geen hoogen dunk
van zijn smaak opvatten. Gaf de vertaler te
weinig, de spelers wilden te veel geven on
meenden zich verplicht Sandou's
geestigheien van tijd tot tijd met ile hunne aan te
vullen. Van de leden van ,,IIet Xederlandsch
Tooneel" zijn enkelen bekend om hun
gevat
iniHlinillllMIIIMlIllllllltlHIIIIIIMIIIMmillmMIIIIIIMMMHIUlu
verbaasd over! En ik, ezel, dacht dat zijne
verwondering mijn goede attesten gold. O!
dat was het toppunt van alle fataliteiten,
waaraan mijn leven zoo rijk is geweest!
Door de wanhoop, die mij aangreep, drukte
ik den chapeau claque met beide handen
tegen de borst, maar schrikte op het volgende
oogenblik, toen de hoed met een luiden
knal open sprong. Met somberen blik zag
ik naar den grond, want ik wilde kalm blij
ven, om niet gek te worden, en bovendien
deed mijn hoofd mij pijn, niet alleen door
alles wat ik ondervond, maar ook door den
grooten buil, zoodat ik bijna zien noch
hooren kon.
Een half uur kon zoo in sombere over
peinzingen zijn voorbijgegaan, toen plotseling
mijn cel geopend werd. Ik vreesde reeds dat
inen mij een brandstichter of' roover tot ge
zelschap geven zou, maar werd aangenaam
verrast, toen ik den politiecommissaris zag
binnenkomen. Hij deelde mij beleefd mede,
dat men mij, door een ongelukkig samen tref
fen van omstandigheden, van diefstal verdacht
en op dien grond gevangen genomen had.
Gelukkig was de verdenking spoedig onge
grond gebleken. Terwijl hij mij nu niet die
ontdekking geluk wenschte, zei hij, dat het
rijtuig van Zijne Excellentie voor het
politiegebouw stond, om mij dadelijk naar diens
woning te brengen, daar de minister mij
persoonlijk zijn verontschuldiging wilde aan
bieden.
Was ik straks wanhopig, nu had ik van
geluk de geheele wereld wel kunnen omhel
zen. De zoo spoedig afwisselende gebeurte
nissen maakten mij bijna duizelig.
heid, toch zal men het mij, hoop ik, niet kwaly'k
nemen, dat ik hen in dit opzicht nog steeds
de minderen van Sardou acht en van oordeel
ben, dat deze op- en aanvullingen ongepast zy'n.
Als een bewijs van gebrek aan regie kan gewezen
worden op het tooneel in het vierde bedry'f, waar
Eva en Rabagas zich achter de portières verschui
len. Mevrouw Frenkel en de heer Bouwmeester
speelden dit met een familiare leukheid, die ten
eenenmale onjuist en misplaatst was. Ook had
de regie dienen te verbieden, dat de helft der
dames-figuranten zich in leelijke roode japonnen
uitdoste en de prinses er in het eerste bedrijf
(later was dit beter) uitzag als een oaf
-chantantjuffer. Van de afzonderly'ke creaties stond die van
mevrouw Frenkel het hoogst; zij hoede zich echter
voor onware en onfraaie bébé-intonaties en zij
nog keuriger op haar dictie. Het groote tooneel in
het derde bedrijf speelde en zeide zij meesterlijk.
Een mooi type was de Camerlin van den heer de
Boer, e«n goed ook de Vuillard van den heer
van Zuylen, die echter wat al te vaak dezelfde
woorden en volzinnen herhaalde. Was het blij
spel misschien wat haastig ingestudeerd V Al te
rolvast was men niet. De overige rollen zijn
onbeduidend, schenen het of waren het gemaakt.
In het »Salon" debuteerde Gusta Mulder, een
jonge dame, die tusschentijds de Tooneelschool
verliet en daar wat zuiverheid van dictie en
sierlijkheid van gang, houding en gebaren betreft
zeker nog wel iets had kunnen leeren. Zij speelde
de voor haar te zware hoofdrol in een onbeduidend
tooneelspelletje van Dumanoir en scheen zich in
de dramatische passages het best thuis te ge
voelen en er het meest in te zijn. Bij het
gezelschap van Lier kon men kennis maken met
Elise Dumont, een Vlaamsche tooneelspeelster,
die over vrij wat routine en temperament bleek
te beschikken te hebben, die haar stem niet mee
en haar uiterlijk niet tegen heeft, die dapper
Vlaamsch klapt en althans voorloopig Julia
Cuypers nog niet zal doen vergeten.
Het Lessing-Theater te Berlijn vertoonde Das
Recht zu liebett, tooneelspel in vier bedrijven van
Max Xordau. Het is een tenflenz-&t\\\s. geheel
in den geest van Nordau's veelbesproken
»Entartung" en schijnt uitsluitend als zoodanig be
schouwd en beoordeeld te moeten worden. Als
tooneelspel en letterkundig product is het van
ondergeschikt belang en verraadt het wat al te
openhartig, dat Xorclau sedert jaren te Parijs
woont. Het doet voortdurend aan deze of gene
Fransche salonkomedie denken, e geschiedenis
van een hysterisch koopmansvrouwtje, dat aan
de kalme en eerlijke liefde van haar braven echt
genoot niet genoeg heeft en zich daarom door
een minder braven assessor liet hot' laat maken,
dezen in de armen valt, als hij een gedicht te
harer eere heeft gewrocht, dezen voorstelt met hun
bei dj es op den loop te gaan en ten zeerste verwon
derd en verontwaardigd is als de poëtische min
naar hiertoe minder genegen blijkt en met Max
de Boisgommewx uit Meilhac-llalévy's »I'etite
Marquise" de meening uitspreekt, dat dit -mn
awtre point de vue' is. Als ten slotte de mande
ontrouw zijner echtgenoote ontdekt, wil hij haar
eerst dooden, dan aan den assessor overdoen, die
voor deze eer blijft bedanken, en besluit ten
slotte haar ter wille der kinderen aan zijn zijde
te laten leven, doch te laten leven als een vreemde,
voor wie hij geen liefde en geen achting meer
gevoelt, die niets dan den naam met hem gemeen
zal hebben. Dat Xordau's tooneelspel vrij wat
bijval vond, dankt het deels aan den dialoog, die
als geestig en spitsvondig wordt geroemd, deels
aan den geest, waarin het is geschreven. Als in
"Entartung" vaart Xordau uit tegen alles, wat
modern, iin-de-siècle, wat volgens hem voos,
bsdorven en gevaarlijk is. Zijn tooneelspel is voor
alles een satire op >Das Recht zn liehen'', dat de
vrouwen zich hebben aangematigd, dat door Georgo
Sand's heldinnen in de mode is gebracht en sedert
voortdurend in de mode gebleven. Xa en met
Georg Sa ml zijn het wederom Wagiifr. Ibsen en
Xietzsche, met wie Xordau het ie kwaad heeft,
die hij bestrijdt eji bestookt, verguist en vervolgt.
?? Wie kunn man iiber den (J/uittelt, den tlie
genidcht hibeii, noch rjiMsaulu 'f' roept op zeker
oogenblik een der personen van het stuk uit.
Deze uitval werd door het Berly'nsche publiek
luide beklapt en bejubeld.
H. J. MEHLEB.
De heer Claretie, administrateur van het Théatre
Francais, heeft de zomervacantie gebruikt, om
zijn theater netjes te laten restaureeren. De ge
heele zaal werd nieuw geschilderd, de loges
nieuw behangen, de loge van den President der
Republiek prachtig ingericht. Men heeft daaraan
een salon verbonden, die in den foyer der artisten
uitkomt. De nieuwe »lustre" voor electrisch licht
is aangebracht, en de couloir die van den foyer
der artisten naar den foyer du public voert, is
een echt museum geworden, vol interessante
portretten, busten en relieken.
Wat de nieuwe stukken voor den winter be
treft, worden opgegeven: Les romanesques, com
die in 3 acten van Rostaud, (waarin Mlle
Reichemberg de hoofdrol zou spelen en misschien
ook nog zal spelen); Le Bandeau de Psyche, een
acte in verzen van Marsolleau; Vieux souvenir?,
een drama van Sévérine en Pierre Wolff; en eene
reprise van Antigone, van Meurice en Vacquerie.
De clou van het saizoen moet een nieuwe
comedie in vier bedrijven van Pailleron zijn; de
titel wordt nog geheim gehouden, maar het moet
een pendant zijn van Le monde oii l'on s'ennuie
en even geestig en amusant.
Het Théatre du Vaudeville zal dezen winter
een nieuw blijspel in drie acten, La figurante,
van Fr. de Curel, opvoeren; het Théatre du
Palais-Royal eene klucht van Meilhac en de
Saint-Al bin, Leurs yigolettes. Van Ibsen zullen
dezen winter te Parijs Bosmersholm en L'ennemi
du peuple worden opgevoerd.
Salvini en Victor Emanuel. De beroemde
Italiaansche treurspelspeler Tommaso Salvini werkt
tegenwoordig aan zijne Mémoires, die heel wat
belangrijke stof beloven. Reeds nu werd iets be
kend over de betrekkingen, die de kunstenaar
met den ?Re galantuomo" had. In den zomer
1SU8 trad Salvini in Florence op en tot zijn
grootste bewonderaars behoorde de koning, die
hem eenmaal een brillanten ring, door hem zelf
vele jaren gedragen, liet brengen. Eenige dagen
later werd bij Salvini die nog in bed lag (het was
nauwelijks !) uur in den morgen) een heer aan
gediend, die hem dringend wenschte te spreken.
Het was een heer van het hof, die hem verzocht
zoo gauw mogelijk naar het paleis te komen, daar
de koning hem wenschte te spreken.
Salvini kleedde zich vlug aan en voldeed aan
de uitnoodiging. Hij vond den koning in het mid
den der zaal, waar hij gewoon was te ontvan
gen, recht opgericht, de handen in de broek
zakken. De monarch stak den aankomende de
rechterhand toe en zeide op zijn gewonen
hartelijken toon: ?>Waarde Salvini, ik voel me geluk
kig, persoonlijk met u kennis te maken. Een
man van uwe beteekenis brengt ieder eer die
hem nadert" Toen hield hij mij met de vraag:
?Rookt gij"? twee sigaren voor. Op het antwoord
«Ja, majesteit, maar ik ben een oud korporaal
en rook alleen Toskaner''haalde hij er zooeenen
zeide : >Zoo, neem dan deze, zij zal u smaken"
streek een lucifer aan, trad aan het open venster
en begon: >Ja ik wilde zeggen, hoe ik u als
kunstenaar bewonder . . . .Maar zijt gij niet re
publikein V" Ja, maar als eon koning rechtschapen
en dapper is als uwe majesteit, dan mag men
ook wel monarchist zijn." »Dank u, het is waar.
Ik leef slechts voor mijn volk, en het slagveld
is de plaats die ik verkies. Ik geloof dat men
mij niet uit enkel vleierij »Re galantuomo" noemt,
maar dat ik den naam verdien. Ik zou overigens
ook een heel flink president voor uwe republiek
geweest zijn. wanneer ik niet eene kroon te be
waren en te verdedigen gehad had, die ik geërfd
heb, en die verscheidene eeuwen telt."
Salvini beproefde, naar hij vertelt, meermalen
het gesprek op niet-politieke onderwerpen te
leiden: Yictor Emanuel keerde echter van de
?kunst- en schouwburgijuaesties altijd weder tot
de politiek terug en riep met een toon van diepe
overtuiging uit: -O ik zou gelukkig zijn, als ik
op dien (lag sterven kon, waarop ik don voet
in Rome zette."
HilMlimiMMiiiMHUiMiitiiimiiiiimiimiiiiiiiiliMiiiiHtmiMMMiimi
Een minuut daarna zat ik in het elegante
rijtuig. Met verwondering merkte ik dat het
rijtuig de hoofdstraat doorreed en voor liet
huis stilhield, van welks balcon een uur ge
leden, de bloempot op mijn hoofd was ge
vallen.
Ken bediende wachtte mij reeds aan de
deur en geleidde mij de (rappen op. Spoe
dig stond ik weder in de kamer, waar ik mijn
toilet gemaakt had. Ik had nauwelijks mijn
gedachten bij elkaar, toen de deur geopend
werd en Zijne Excellentie, met de mooie jonge
dame, binnenkwam. Hij hield eenige papieren
in de hand, waaronder ik ook mijne attesten
meende te herkennen, trad op mij toe eii
reikte mij de hand.
«Mijnheer." zei hij op vriendelijken toon,
«vergeef mij dat ik u zoo onverdiend
beleedigd heb. Nadat ik u liet arresteeren, ging
ik dadelijk naar huis in de vaste meening,
dat gij pardon! mijn rok en hoed,
(want het waren mijne kleederen, dat zag ik
aan de roset, de monogram in den hoed en
uit de papieren die gij mij liet lezen), gesto
len hadt. Thuis vernam ik van dit onvoor
zichtige kind de oplossing van het raadsel
en kreeg tevens te weten, welk een onaan
genaamheid mijn dochtertje u heeft veroor
zaakt.
Voor de vriendelijkheid, waarmede gij
trachttet haar onvoorzichtigheid goed te ma
ken, werd gij bovendien gestraft. Dat alles
is een samenloop van omstandigheden, waar
over men zou moeten lachen, als de gevol
gen niet zoo onaangenaam voor u waren
geweest. Ik maak u wel mijn excuses."
Niet in staat een woord te spreken legde ik
mijne vingertoppen ir. de uitgestrekte hand
en toen eindelijk na eeuige oogenblikken
mijn tong los werd, stamelde ik:?dat het
volstrekt niets te beduiden had, dat het mij
een genoegen was geweest gevangen gezet te
worden en meer van dien onzin. Zijne
Excellentie zag mij glimlachend aan, terwijl
de jonge dame met beide handjes de mijne
drukte.
De minister vervolgde daarop: »Xadat ik
de attesten, die gij in uw rok liet zitten, had
doorgezien, merkte ik. dat ge voortreffelijke
aanbevelingen hebt. Ge zult de betrekking
hebben, en bovendien zeg ik u een
loonsverhooging toe! Ik heli uwe aanstelling ge
reed gemaakt bier is ze."
Met bevende handen hield ik mijn lang
verwacht geluk vast.
Ken halfuur laier kwam ik thuis. Ik geloof,
dat ik springende en dansende door de straten
liep. Mijn Marie, de schoenmaker en zijn
schoonzoon waren in mijn kamer bijeen en
zaten angstig op mij te wachten. Toen ik
mijn avontuur verteld had en mijn aanstel
ling voor den dag haalde, weenden wij allen
van vreugde; zelfs de deftige collectant, niet
tegenstaande zijn vernietigden cilinder.
(Sedert mijn bruiloftsdag scheen het geluk,
in den vorm van de mooie dochter van.
den minister, mij genadig te zijn gewor
den; door baar voorspraak kwam ik later
bij haar papa op het ministerie.
Daarom zegen ik nog dagelijks den bloem
pot, die op mijn hoofd viel en de grondslag
van mijn geluk werd.