De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 20 augustus pagina 2

20 augustus 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 843 V , , =?. Eaen niets gewaar; die geschieden achter een Jqm. Bn dit belangwekkendste gedeelte van rMrstetliag moetende missen, stek men zich *wre4en met de lang niet belangwekkende ver haaltjes Tan Sequah, die allédaar op neerkomen dat *e doctoren de menschen veel geld laten betalen en niet genezen en hy°de menschen niets laat betalen en wel geneest. Dat gaat zoo avond aan avond en ofschoon vooral de vrouwen met onverflanwde belangstelling nar.r het orkest kijken en het niét onder stoelen of banken steken dat zjj Sequah toch wel »een knap ventje" vinden (een ventje om rheumatiek voor te krijgen, zei er een e in een vlaag van diepgaajuk bewonde ring), is bet t»ct wel te voorspellen, dat Sequah bier geen bigbende woning zal hebben. Hjj bewijst te veel, waarlijk! Vier bedaagde vrouwen en een a%eteefele weduwnaar m«t vyf kinderen en a*ronder dan nog wel eene vrouw die haar leven gesleten heeft in zoo'n vochtig* bwirt «Js d-e Visschersteeg die vijf yerkromde wezens, die naar de wrijfbank gesleept «f gedragen moesten worden, alle te zamen te generen binnen den tijd van n uur; en nog wel zoo verregaande te genezen, dat zij een ronde danae* en dasirbij zoo hoog springen als zij zeker nog in luw leven niet gedaan hebben ja, dat mag nu v*or eea oogenblik onzen lacblast eens opwekken, maar zeer vast in den geloove aan Seqnah worden wy daardoor niet. Nm geloof ft dat Sequah voor zijne wonder4*Aige genceragen en voor zijn onophoudelijk geschetter tegen 4» geneeBkuwdigen wel het juiste tijdstip gekoEBB beeft, Huwelijk de vacuntie. Want ?b 4e stuéenten nog hier waren, konden Sequah's fftdeaMringen wel eens minder ongestoord afloopen. De gratis-diners, die Sequah aan arme kinderen geeft, vallen ook zeer in den smaak en trekken druk bezoek van dames. Men moet trouwens erkennen dat Seqnah zich vooral bij die gelegen heden als een gastheer gedraagt, die gewoon is groote diners te geven. Dan ontbreekt al de bluf, dien men op de Béances nog wel eens bij hem bespeurt en is hij volstrekt niet de kermisman, maar de hartely'ke vriend der kleinen. itfnniiifiiitiiiinii Het Tooneel. «Het Nederlandsen Tooneel" waagde zich aan den Babagas van Sardou. Een waagstuk was het, een waagstuk in tweeërlei opzicht; in de eerste plaats om het stuk zelf, vervolgens met het oog op de krachten van het gezelschap. Babagas is zeker niet een van Sardou's minste tooneelspelen ; toch heeft het nooit den buitengewonen bijval gevonden, die aan »Dora", »Noa intimes", »La familie Benoiton" en zooveel anderen ten deel viel..In Frankrijk is het een van Sardou's minst gespeelde stukken. Te onzent werd het in 1872, toen het fonkelnieuw was, vertoond met mevrouw Kleine en de heeren Morin en Klaas Vos in de hoofdrollen. Bijzonderen indruk schijnt het toen niet te hebben gemaakt. Later brachten de Rot terdammers het op hun repertoire. Mevrouw de Vries en de beide heeren Haspels traden toen in de hoofdpartijen op en het blijspel behaalde toen vrij wat succes, minder bij het groote publiek dan wel bij de kenners en fijnproevers. abng'<s is als by'na al Sardou's werken een vermenging van zedenkomedie en intrigekomedie. liet bij zondere er van is, dat de zedengisping al bijzon der goed geslaagd, geestig en boeiend is en de intrige juist het tegenovergestelde van dit alles. Sardou, die in zijn vroegere werken aan het verwarren en ontwarren der verwikkeling zeker niet minder, misschien meer aandacht wijdde en moeite besteedde dan aan de typeering en karakterteekening, deed in Rabaqus juist andersom. Het gegoochel met den brief', Sardou's eeuwigen brief, is minder boeiend en verrassend dan wij dit mtmmtmnnmiiiiiiiiiiniiiuiiiiiiiiiiiM en sloeg den rokskraag op. Gelukkig was de politiepost niet ver verwijderd en daar ik snel liep, om spoedig uit dien spitsroedenloop te komen, hadden wij weldra het doel be reikt. Nadat de agent mij. afgeleverd had, doorzocht men al mijn zakken en bracht mij in een halfdonkere, leege cel. Daar zat ik nu op de houten brits en had den tijd om over mijn ongeluk na te denken. Ik was bijna wanhopig! Gearresteerd, gevangen, dat was het resultaal van mijn audiëntie! Daarom had ik dus zoovele jaren getracht, dat persoonlijk onder houd te hebben daarom nog dien rok, dien hoed, dat vest, die handschoenen geleend van die mooie jonge dame. En waarom waarom werd ik gevangen genomen ? Wat zullen Marie en de schoenmaker op mij wachten en de juffrouw, die ik beloofde dadelijk na de audiëntie de kleederen terug te brengen ! De dame zal denken dat ik ermee op den loop ben zij ziet mij voor een dief aan! Eensklaps vielen mij de schellen van de oogen. Waarschijnlijk heeft ook Zijne Excel lentie, die dadelijk scheen te kunnen zien, dat die vreemde kleederen mij niet toebe hoorden, gemeend, dat ik ze gestolen had. Ja, dat is het geweest! Reeds toen hij mijn roset en mijn schrik zag, moet die gedachte bij hem zijn opgekomen. Bovendien waren het zeker niet mijn papieren, die ik hem had laten zien, want nu herinnerde ik mij dui delijk, dat ik ze niet uit den anderen rok genomen had. Daarenboven kwamen de pa pieren mij veel witter, veel nieuwer voor. Barmhartige hemel, wat kon daar wel inge staan hebben; Zijne Excellentie was er zoo van den Napoleon van het drama gewoon zyn. Men had Sardou telkens en telkens opnieuw verweten, dat de banale intrige voor hem hoofd- en de zeden- en karakterschildering bijzaak is. In Eubagm week hij van zijn oude gewoonte af en ziel z§n blijspel vindt veel minder warm onthaal dan aan zijn vroegere werken ten deel viel. Is het wonder, dat hij tot zijn eerste manier terug keerde, dat hy' ten slotte by' «Fedora", »Tosca" en »Theodora" te land kwam 1 Wat men van Sardou hoopte en verwachtte, gaf echter ook Babagas niet. Ook dit sleept zy'n bestaan voort door middel van een bykomend intrigetje, dat met de hoofdzaak weinig of niets heeft uit te staan. Dat dit intrigetje nog bovendien onbeduidend en ennoozel is, was alles eerder dan een deugd. Een echt ea zuiver blijspel, n en krachtig, zonder omhaal en tierlantijntjes, met een eenvoudige verwikkeling uit het onderwerp zelf voortvloeiende, dit was het wat men van Sardou te allen tijde heeft ver langd en verwacht en wat hij nooit heeft ge leverd, nooit heeft kunnen leveren, omdat zijn natuur en aanleg hem voortdurend een anderen kant opdreven, omdat hij op de keper beschouwd aan Scribe veel nauwer is verwant dan aan Molière. Als politieke satire, liever als politieke charge heeft Rabagas waarde, is het nog steeds pittig, boeiend, actueel en zal het dit nog lang blijven. Rabagas is een allervermakelijkst type van een geweten- en kamkterloozen volksman. Hoe men in hem Gambetta heeft meenen te herkennen, is nauwelijks te begrijpen. De held uit De vliegende pad'' is een plannen- en phrasenmaker, voor alles op eigen belang be dacht, doch te dom om te begrypen wat zy'n belang is, een parvenu, die zich door het eerste het beste paar mooie vrouwenoogen laat inpal men, wiens baatzucht een manie is geworden, die hem het verstandig denken en nadenken onmogelijk maakt. Gevaarlijk is Rabagas eigenlijk allerminst. Het ware te wenschen, dat alle volksleiders en opruiers even onschuldig en onnoozel waren als deze op zich zelf'verlekkerde komediant. In Rabagas zijn al de leelijke en lage hebbelijkheden, door de politieke worste lingen aangewakkerd of in het leven geroepen, vereenigd en vereenzelvigd Als geheel is hij een caricatuur, een monstrum, dat men zich nauwelijks zoo onbeduidend en weerzinwekkend kan denken. In onderdeelen is hij waar en naar het leven getroffen. In B'tbagas heeft Sardou al zijn gal en haat tegen de naar de volksgunst hengelende, op populariteit azende, dooh voor alles eigen voordeel en bevrediging van eigen ijdelheid zoekende hansworsten uitgespuwd , in geen zijner werken is zijn geest raker, scherper, vinniger; in geen zijner werken is hij hartstochtelijker en onverbiddelijker. En de vertooning? Xiet beter, integendeel minder dan wij die hadden verwacht en van ->IIet Xed. Tooneel" gewoon zijn. Een rudwind.gestarjue moles, waarin men zoo gaarne een beetje orde en regelmaat zou willen brengen en voor een deel zonder twijfel had kunnen brengen. Dat de Rabagas van den heer Bouwmeester matig vol deed en de vorst van Monaco van rlen heer Schoonhoven zelden boeide, hieraan viel weinig te veranderen. Bij »Het Nederlandse!) Tooneel" waren zij voor deze rollen wel de aangewezen personen. En toch, hoever bleven zij beneden hun taak, hoever beneden zichzelf! De heer Bouwmeester miste den flux de bvuche en de ver bluffende driestheid van optreden, de heer Schoon hoven het savoir-vivre en de aangeboren voor naamheid, die in deze partijen vereischte zijn. Over de vertaling, de regie en het ensemble zoude weer heel wat in het midden te brengen zijn. Sardou schrijft geen godentaai, maar toch ook niet de slordige, sjokkende leutertaai, waarop men ons bij Het Xederlandsch Tooneel" onthaalde. De vertaler had bovendien de vrijheid genomen liet blijspel naar zijn smaak te besnoeien en deze wijze van besnoeien deed mij geen hoogen dunk van zijn smaak opvatten. Gaf de vertaler te weinig, de spelers wilden te veel geven on meenden zich verplicht Sandou's geestigheien van tijd tot tijd met ile hunne aan te vullen. Van de leden van ,,IIet Xederlandsch Tooneel" zijn enkelen bekend om hun gevat iniHlinillllMIIIMlIllllllltlHIIIIIIMIIIMmillmMIIIIIIMMMHIUlu verbaasd over! En ik, ezel, dacht dat zijne verwondering mijn goede attesten gold. O! dat was het toppunt van alle fataliteiten, waaraan mijn leven zoo rijk is geweest! Door de wanhoop, die mij aangreep, drukte ik den chapeau claque met beide handen tegen de borst, maar schrikte op het volgende oogenblik, toen de hoed met een luiden knal open sprong. Met somberen blik zag ik naar den grond, want ik wilde kalm blij ven, om niet gek te worden, en bovendien deed mijn hoofd mij pijn, niet alleen door alles wat ik ondervond, maar ook door den grooten buil, zoodat ik bijna zien noch hooren kon. Een half uur kon zoo in sombere over peinzingen zijn voorbijgegaan, toen plotseling mijn cel geopend werd. Ik vreesde reeds dat inen mij een brandstichter of' roover tot ge zelschap geven zou, maar werd aangenaam verrast, toen ik den politiecommissaris zag binnenkomen. Hij deelde mij beleefd mede, dat men mij, door een ongelukkig samen tref fen van omstandigheden, van diefstal verdacht en op dien grond gevangen genomen had. Gelukkig was de verdenking spoedig onge grond gebleken. Terwijl hij mij nu niet die ontdekking geluk wenschte, zei hij, dat het rijtuig van Zijne Excellentie voor het politiegebouw stond, om mij dadelijk naar diens woning te brengen, daar de minister mij persoonlijk zijn verontschuldiging wilde aan bieden. Was ik straks wanhopig, nu had ik van geluk de geheele wereld wel kunnen omhel zen. De zoo spoedig afwisselende gebeurte nissen maakten mij bijna duizelig. heid, toch zal men het mij, hoop ik, niet kwaly'k nemen, dat ik hen in dit opzicht nog steeds de minderen van Sardou acht en van oordeel ben, dat deze op- en aanvullingen ongepast zy'n. Als een bewijs van gebrek aan regie kan gewezen worden op het tooneel in het vierde bedry'f, waar Eva en Rabagas zich achter de portières verschui len. Mevrouw Frenkel en de heer Bouwmeester speelden dit met een familiare leukheid, die ten eenenmale onjuist en misplaatst was. Ook had de regie dienen te verbieden, dat de helft der dames-figuranten zich in leelijke roode japonnen uitdoste en de prinses er in het eerste bedrijf (later was dit beter) uitzag als een oaf -chantantjuffer. Van de afzonderly'ke creaties stond die van mevrouw Frenkel het hoogst; zij hoede zich echter voor onware en onfraaie bébé-intonaties en zij nog keuriger op haar dictie. Het groote tooneel in het derde bedrijf speelde en zeide zij meesterlijk. Een mooi type was de Camerlin van den heer de Boer, e«n goed ook de Vuillard van den heer van Zuylen, die echter wat al te vaak dezelfde woorden en volzinnen herhaalde. Was het blij spel misschien wat haastig ingestudeerd V Al te rolvast was men niet. De overige rollen zijn onbeduidend, schenen het of waren het gemaakt. In het »Salon" debuteerde Gusta Mulder, een jonge dame, die tusschentijds de Tooneelschool verliet en daar wat zuiverheid van dictie en sierlijkheid van gang, houding en gebaren betreft zeker nog wel iets had kunnen leeren. Zij speelde de voor haar te zware hoofdrol in een onbeduidend tooneelspelletje van Dumanoir en scheen zich in de dramatische passages het best thuis te ge voelen en er het meest in te zijn. Bij het gezelschap van Lier kon men kennis maken met Elise Dumont, een Vlaamsche tooneelspeelster, die over vrij wat routine en temperament bleek te beschikken te hebben, die haar stem niet mee en haar uiterlijk niet tegen heeft, die dapper Vlaamsch klapt en althans voorloopig Julia Cuypers nog niet zal doen vergeten. Het Lessing-Theater te Berlijn vertoonde Das Recht zu liebett, tooneelspel in vier bedrijven van Max Xordau. Het is een tenflenz-&t\\\s. geheel in den geest van Nordau's veelbesproken »Entartung" en schijnt uitsluitend als zoodanig be schouwd en beoordeeld te moeten worden. Als tooneelspel en letterkundig product is het van ondergeschikt belang en verraadt het wat al te openhartig, dat Xorclau sedert jaren te Parijs woont. Het doet voortdurend aan deze of gene Fransche salonkomedie denken, e geschiedenis van een hysterisch koopmansvrouwtje, dat aan de kalme en eerlijke liefde van haar braven echt genoot niet genoeg heeft en zich daarom door een minder braven assessor liet hot' laat maken, dezen in de armen valt, als hij een gedicht te harer eere heeft gewrocht, dezen voorstelt met hun bei dj es op den loop te gaan en ten zeerste verwon derd en verontwaardigd is als de poëtische min naar hiertoe minder genegen blijkt en met Max de Boisgommewx uit Meilhac-llalévy's »I'etite Marquise" de meening uitspreekt, dat dit -mn awtre point de vue' is. Als ten slotte de mande ontrouw zijner echtgenoote ontdekt, wil hij haar eerst dooden, dan aan den assessor overdoen, die voor deze eer blijft bedanken, en besluit ten slotte haar ter wille der kinderen aan zijn zijde te laten leven, doch te laten leven als een vreemde, voor wie hij geen liefde en geen achting meer gevoelt, die niets dan den naam met hem gemeen zal hebben. Dat Xordau's tooneelspel vrij wat bijval vond, dankt het deels aan den dialoog, die als geestig en spitsvondig wordt geroemd, deels aan den geest, waarin het is geschreven. Als in "Entartung" vaart Xordau uit tegen alles, wat modern, iin-de-siècle, wat volgens hem voos, bsdorven en gevaarlijk is. Zijn tooneelspel is voor alles een satire op >Das Recht zn liehen'', dat de vrouwen zich hebben aangematigd, dat door Georgo Sand's heldinnen in de mode is gebracht en sedert voortdurend in de mode gebleven. Xa en met Georg Sa ml zijn het wederom Wagiifr. Ibsen en Xietzsche, met wie Xordau het ie kwaad heeft, die hij bestrijdt eji bestookt, verguist en vervolgt. ?? Wie kunn man iiber den (J/uittelt, den tlie genidcht hibeii, noch rjiMsaulu 'f' roept op zeker oogenblik een der personen van het stuk uit. Deze uitval werd door het Berly'nsche publiek luide beklapt en bejubeld. H. J. MEHLEB. De heer Claretie, administrateur van het Théatre Francais, heeft de zomervacantie gebruikt, om zijn theater netjes te laten restaureeren. De ge heele zaal werd nieuw geschilderd, de loges nieuw behangen, de loge van den President der Republiek prachtig ingericht. Men heeft daaraan een salon verbonden, die in den foyer der artisten uitkomt. De nieuwe »lustre" voor electrisch licht is aangebracht, en de couloir die van den foyer der artisten naar den foyer du public voert, is een echt museum geworden, vol interessante portretten, busten en relieken. Wat de nieuwe stukken voor den winter be treft, worden opgegeven: Les romanesques, com die in 3 acten van Rostaud, (waarin Mlle Reichemberg de hoofdrol zou spelen en misschien ook nog zal spelen); Le Bandeau de Psyche, een acte in verzen van Marsolleau; Vieux souvenir?, een drama van Sévérine en Pierre Wolff; en eene reprise van Antigone, van Meurice en Vacquerie. De clou van het saizoen moet een nieuwe comedie in vier bedrijven van Pailleron zijn; de titel wordt nog geheim gehouden, maar het moet een pendant zijn van Le monde oii l'on s'ennuie en even geestig en amusant. Het Théatre du Vaudeville zal dezen winter een nieuw blijspel in drie acten, La figurante, van Fr. de Curel, opvoeren; het Théatre du Palais-Royal eene klucht van Meilhac en de Saint-Al bin, Leurs yigolettes. Van Ibsen zullen dezen winter te Parijs Bosmersholm en L'ennemi du peuple worden opgevoerd. Salvini en Victor Emanuel. De beroemde Italiaansche treurspelspeler Tommaso Salvini werkt tegenwoordig aan zijne Mémoires, die heel wat belangrijke stof beloven. Reeds nu werd iets be kend over de betrekkingen, die de kunstenaar met den ?Re galantuomo" had. In den zomer 1SU8 trad Salvini in Florence op en tot zijn grootste bewonderaars behoorde de koning, die hem eenmaal een brillanten ring, door hem zelf vele jaren gedragen, liet brengen. Eenige dagen later werd bij Salvini die nog in bed lag (het was nauwelijks !) uur in den morgen) een heer aan gediend, die hem dringend wenschte te spreken. Het was een heer van het hof, die hem verzocht zoo gauw mogelijk naar het paleis te komen, daar de koning hem wenschte te spreken. Salvini kleedde zich vlug aan en voldeed aan de uitnoodiging. Hij vond den koning in het mid den der zaal, waar hij gewoon was te ontvan gen, recht opgericht, de handen in de broek zakken. De monarch stak den aankomende de rechterhand toe en zeide op zijn gewonen hartelijken toon: ?>Waarde Salvini, ik voel me geluk kig, persoonlijk met u kennis te maken. Een man van uwe beteekenis brengt ieder eer die hem nadert" Toen hield hij mij met de vraag: ?Rookt gij"? twee sigaren voor. Op het antwoord «Ja, majesteit, maar ik ben een oud korporaal en rook alleen Toskaner''haalde hij er zooeenen zeide : >Zoo, neem dan deze, zij zal u smaken" streek een lucifer aan, trad aan het open venster en begon: >Ja ik wilde zeggen, hoe ik u als kunstenaar bewonder . . . .Maar zijt gij niet re publikein V" Ja, maar als eon koning rechtschapen en dapper is als uwe majesteit, dan mag men ook wel monarchist zijn." »Dank u, het is waar. Ik leef slechts voor mijn volk, en het slagveld is de plaats die ik verkies. Ik geloof dat men mij niet uit enkel vleierij »Re galantuomo" noemt, maar dat ik den naam verdien. Ik zou overigens ook een heel flink president voor uwe republiek geweest zijn. wanneer ik niet eene kroon te be waren en te verdedigen gehad had, die ik geërfd heb, en die verscheidene eeuwen telt." Salvini beproefde, naar hij vertelt, meermalen het gesprek op niet-politieke onderwerpen te leiden: Yictor Emanuel keerde echter van de ?kunst- en schouwburgijuaesties altijd weder tot de politiek terug en riep met een toon van diepe overtuiging uit: -O ik zou gelukkig zijn, als ik op dien (lag sterven kon, waarop ik don voet in Rome zette." HilMlimiMMiiiMHUiMiitiiimiiiiimiimiiiiiiiiliMiiiiHtmiMMMiimi Een minuut daarna zat ik in het elegante rijtuig. Met verwondering merkte ik dat het rijtuig de hoofdstraat doorreed en voor liet huis stilhield, van welks balcon een uur ge leden, de bloempot op mijn hoofd was ge vallen. Ken bediende wachtte mij reeds aan de deur en geleidde mij de (rappen op. Spoe dig stond ik weder in de kamer, waar ik mijn toilet gemaakt had. Ik had nauwelijks mijn gedachten bij elkaar, toen de deur geopend werd en Zijne Excellentie, met de mooie jonge dame, binnenkwam. Hij hield eenige papieren in de hand, waaronder ik ook mijne attesten meende te herkennen, trad op mij toe eii reikte mij de hand. «Mijnheer." zei hij op vriendelijken toon, «vergeef mij dat ik u zoo onverdiend beleedigd heb. Nadat ik u liet arresteeren, ging ik dadelijk naar huis in de vaste meening, dat gij pardon! mijn rok en hoed, (want het waren mijne kleederen, dat zag ik aan de roset, de monogram in den hoed en uit de papieren die gij mij liet lezen), gesto len hadt. Thuis vernam ik van dit onvoor zichtige kind de oplossing van het raadsel en kreeg tevens te weten, welk een onaan genaamheid mijn dochtertje u heeft veroor zaakt. Voor de vriendelijkheid, waarmede gij trachttet haar onvoorzichtigheid goed te ma ken, werd gij bovendien gestraft. Dat alles is een samenloop van omstandigheden, waar over men zou moeten lachen, als de gevol gen niet zoo onaangenaam voor u waren geweest. Ik maak u wel mijn excuses." Niet in staat een woord te spreken legde ik mijne vingertoppen ir. de uitgestrekte hand en toen eindelijk na eeuige oogenblikken mijn tong los werd, stamelde ik:?dat het volstrekt niets te beduiden had, dat het mij een genoegen was geweest gevangen gezet te worden en meer van dien onzin. Zijne Excellentie zag mij glimlachend aan, terwijl de jonge dame met beide handjes de mijne drukte. De minister vervolgde daarop: »Xadat ik de attesten, die gij in uw rok liet zitten, had doorgezien, merkte ik. dat ge voortreffelijke aanbevelingen hebt. Ge zult de betrekking hebben, en bovendien zeg ik u een loonsverhooging toe! Ik heli uwe aanstelling ge reed gemaakt bier is ze." Met bevende handen hield ik mijn lang verwacht geluk vast. Ken halfuur laier kwam ik thuis. Ik geloof, dat ik springende en dansende door de straten liep. Mijn Marie, de schoenmaker en zijn schoonzoon waren in mijn kamer bijeen en zaten angstig op mij te wachten. Toen ik mijn avontuur verteld had en mijn aanstel ling voor den dag haalde, weenden wij allen van vreugde; zelfs de deftige collectant, niet tegenstaande zijn vernietigden cilinder. (Sedert mijn bruiloftsdag scheen het geluk, in den vorm van de mooie dochter van. den minister, mij genadig te zijn gewor den; door baar voorspraak kwam ik later bij haar papa op het ministerie. Daarom zegen ik nog dagelijks den bloem pot, die op mijn hoofd viel en de grondslag van mijn geluk werd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl