Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 843
dat het leven des harten de hoofdzaak, het
eigenlyk leven is, niet alleen voor de vrouwely'ke,
maar voor de algemeen menschelyke natuur; en
dat de meest begaafden en ontwikkelden naar
?T; den geest en de, in dit opzicht, minst bedeelden
elkander telkens weer zullen ontmoeten op dit
centraal gebied, het middenpunt vanwaar aller
leren uitgaat."
nillHIIIIIIHIHIIIIIIIIIIMlIMIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii urn
Heine en de Daitsche kritiek.
Gelyk men weet, is het nog steeds een betwist
punt in Heine'a levensgeschiedenis of hij al dan
niet op zijn nichtje Amelia, de dochter van
Salomon Heine, den schatrijken bankier te Ham
burg, is verliefd geweest. Door de Duitsche
critici wordt het feit in kwestie als een dogma
aangenomen, niettegenstaande Maximiliaan Heine,
de broeder van den dichter, baron von Embden,
zjjn neef, en de prinses della Rocca zijn nicht,
het steeds als een fabel hebben beschouwd.
Maximiliaan schreef naar aanleiding hiervan aan
professor Hüffer, een bekend Heinevorscher, een
brief, dien deze in de »Deutsche Rundschau"
opnam en weerlegde en waarvan de voornaamste
zinsneden aldus luiden: »G\j dwaalt ten eenenmale,
indien gy meent dat Araeli» Heine, n onzer mooie
nichtjes, de eerste liefde en de muze van den
jongen dichter was. M\jn broeder had reeds vele
verzen geschreven, voordat hy met ons nichtje
kennis maakte.... Indien gij verlangt te weten,
hoe dit valsche gerucht in de wereld kwam, dan
zal ik het u zeggen. De lieve verwanten en zotte
klaplopers van het ry'ke huis Heine te Hamburg
wilden den jeugdigen titan, dien zijn vreesden,
by zyn oom verdacht maken. Zij begrepen dat
de oom, reeds ontevreden over de letterkundige
loopbaan door den neef gekozen, nog meer
vertoornd zou worden, indien hy' vernam, dat
Heinrich Heine in verzen zoowel als in proza
«r naar streefde heimelyk de hand zy'ner dochter
te verwerven. Hun kunstgreep gelukte. Gij weet
nu howeel waarde gij aan het verzinsel hebt
te hechten."
Het is allerkostelijkst na te gaan, met welk
een minachting, hoe geheel uit de hoogte pro
fessor Hüffer den brief beantwoordt. Maximiliaan
Heine^denkt den dichter gekend te hebben, om
dat hy' zyn broeder was. Dat zegt ook wat! In
dien men hem geloofde, zou men zich aan de
grootste dwalingen schuldig maken. Gelukkig is
de alleen zaligmakende kritiek er met haar on
feilbare methode en spitsvondige gevolgtrekkingen.
Het spreekt van zelf, zegt professor Hüffer, dat
de inlichtingep, door Maximiliaan Heine versterkt,
mijne overtuiging geen oogenblik aan het wankelen
hebben gebracht. Integendeel, zij hebben deze nog
onverzetteljjker gemaakt. De wijze van redeneeren
van den geleerden professor is al bijzonder curieus
en interessant. »De moeder en de vrienden van
Heinrich Heine hebben, om hem tegen de be
schuldigingen van de afgunstige Hamburgers te
verdedigen, zijn liefde voor Amelia natuurlijk
moeten onlkennen. Het is dan ook niets
verwonderlyk, dat deze onjuiste meening, die in
het belang van den dichter was, tot op onze
dagen voor de leden der familie een
onomstootelyke waarheid is gebleven". Het is niet
onwaarschy'nlijk, dat de verwanten van den
dichter een beetje verbaasd zullen zijn geweest,
toen zy zagen, met welk een elegante handigheid
professor Hüffer de beweringen van zijn tegen
stander onderstboven keerde. Indien men hun
een raad mag geven, dan zou het deze zy'n:
Tracht niet langer u met zulke spitsvondige cri
tici te meten. Daar zy' met alle geweld willen,
dat Heinrich Heine op zijn nichtje Amelia is
verliefd geweest, geef het hun toe. Het is voor u een
kleine moeite en doet hun zoo groot genoegen.
HiiiiiiiiiiiiimiiiiHiiiimiiiiiiiinHiiiiiiiiiHiiiiiHiijiiiiiiB»
De Esseeërs en Jeanne d'Are.
Parijs gelijkt, ten minste voor diegenen, die het
tot in haar kleinste en geheimste hoekjes en
gaatjes kennen, veel op het Rome van den
vervalty'd; het wemelt er van godsdienstige sekten.
Zoo is het misschien niet velen bekend, dat er
ta Parijs een school der Esseeërs bestaat, die
het geloof aan den Gallischen oorsprong van
Jezus heeft bewaard. ,
Men weet, dat de Esseeërs in Palestina een
soort geheim genootschap vormden en zij een
leer van zelfopoffering en broederschap huldig
den. Dokter Henri Favre, de laatste vertegen
woordiger der druïdische leerstellingen in
Frankryk, was de meening toegedaan, dat de
Esseeërs verwant waren met de Gallische druïden.
Zooveel is in ieder geval zeker, dat beiden in
het wit waren gekleed.
De moderne Esseeërs verzekeren, dat Jezus een
der hunnen was; zij gelooven niet aan zijn
goddelykheid, gely'k de Christenen, maar beschouwen
hem eenvoudig als een incarnatie van den geest
Gods in menschelijke gedaante. De Esseeërs zijn
allen spiritisten en reïncarnationnisten.
De schoone en verheven moraal van het Evan
gelie werd door de Esseeërs aan Jezus geopenbaard.
Volgens een brief van het hoofd der Esseeërs te
Jeruzalem aan het hoofd te Alexandriëis Jezus
niet aan het kruis gestorven. Hij was in zwijm
gevallen en werd door Jozef van Arimathea en
Nicodemus, beiden Esseeërs, afgenomen, verbor
gen, verpleegd en genezen en kon aldus wederom
aan zijn leerlingen verschijnen, die hem uit de
dooden dachten opgestaan.
De echte Esseeërs houden zich te Parijs ver
borgen, omdat het hun onder het keizerrijk lastig
werd gemaakt. Er zy'n ook onbewuste Esseeërs;
onder de katholieken de Benedictijnen, de
Oratorianen en de Zusters van barmhartigheid ; verder
de leden van het leger des heils, om hun steunen
en opnemen van alle gevallenen, om hun leer
der gelijkheid van den man en de vrouw; dezen
zy'n Esseeërs zonder het te weten.
Deze gelykheid van den man en de vrouw,
een der geliefkoosde dogma's van de leer der
Esseeërs, wordt door haar getrouwen op een
origineele manier gesymboliseerd in de persoon
van Jeanne d'Arc. Voor hen is Jeanne d'Arc de
Messias der volken, de trooster door de
Evangelieën aangekondigd; voor sommigen is zij zelfs
de herboren Jezus.
De punten van overeenkomst tusschen Jezus
en Jeanne d'Arc, waarop de Esseeërs de aandacht
hebben gevestigd, zjjn vele in aantal. Haar komst
is eeuwen te voren voorspeld in de profetieën
van Merlijn, een der laatste vertegenwoordigers
van het geheime Druïdisme, die de woningen der
zon onderst boven zag gekeerd, de teekenen
van den dierenriem elkander zag bestryden en
de heilige Maagd op den rug van den Boog
schutter zag nederdalen. Een Gallische over
levering voorspelde de komst van een wonder
doende maagd, die uit het bosch Chesnu te
voorschijn zou treden. Men weet dat dit bosch
bestaat en in Lotharingen is gelegen.
Jeanne d'Arc werd volgens de Esseeërs geboren
op denzelfden dag als Jezus; haar geboorte ver
oorzaakte in haar dorp dezelfde onverklaarbare
vreugde door de geboorte van Jezus onder de
herders verwekt. Jeanne had de gave der voor
spelling; evenals Jezus voorspelde zij haar
marteldood. Haar verblijf op aarde diende ertoe
het werk van Jezus te voltooien door de
drieeenheid der Esseeërs, de rechtvaardigheid,
de zelfopoffering en de eendracht, allen helder
voor oogen te stellen en door de gelijkheid der
seksen door middel van de rehabilitatie der
vrouw te bewijzen.
Jacques du Velay, die deze bijzonderheden
omtrent de Esseeërs in den Figaro mededeelt,
besluit zy'n artikel met een uitspraak van Maxime
du Camp, die hem trof en verbaasde: »Mijn beste
jongen, had deze gezegd, niet n sekte is uit
gestorven. Mij zelf heeft men uitgenoodigd op
een morgen in April, by het opgaan der zon, in
het bosch van Meudou de mysteriën van Apollo
te komen medevieren. Ik heb van de uitnoodiging
geen gebruik gemaakt, omdat ik mij den witten
sluier, waarmede men zich bij het aanheffen der
heilige hymne het hoofd bedekt, niet spoedig
genoeg kon verschaffen.''
Max Rooses, die conservator is van het museum
Plantijn-Moretus te Antwerpen, heeft eene merk
waardige studie doen verschijnen over oude schil
ders en de prijzen die in de K>e en 17e eeuw
in het Vlaamsche land voor kunstwerken betaald
werden. Uit zijn opgaven blijkt o. a het volgende:
Rubens kreeg in 1(!11 voor de Afneming van het
Kruis4320 francs; voorde Communie van S t.
l-'ranciscus 1350 francs; voor de een en twintig schil
derijen, die hij met zijn leerlingen van KJ22 tot
1625 voor de galerij der Medicis uitvoerde,
122,400 francs. Rubens zelf berekende zijne por
tretten en teekeningen al heel bescheiden. Voor
de portretten, die hij zijn vriend Balthazar
Moretus, Plantijn's schoonzoon, leverde, vroeg hij
43 francs; voor een teekening in folioformaat
3G francs, in quartoformaat 21 francs GO, in
octavo 14 fr. 40.
Van Dyck ontving voor zijn meesterstuk, het
portret van Karel I, dat in het Louvre is, 2500
francs; voor zijn Christus aan het kruis in de
cathedraal van Mechelen 1080 francs, en voor zijn
Golgotha (nu te Gent) 1440 francs. Voor de
geheele beschildering van de Oranjezaal in het
Huis ten Bosch bij den Haag ontving .lordaens
5400 francs; en voor ieder stuk van zijn geschie
denis der Bataven in het Stadhuis te Amster
dam 1080 francs. Boerenbreughel (1520?15(59)
vroeg voor zijn stukken niet hooger dan 1(12 francs;
Snijders (1579?1057) voor zijn stukken 324
francs; Thomas Willeborts (1G14?1G54) kreeg
voor twee portretten 172 francs. De beeldhouwers
en kopergraveurs werden niet beter betaald.
Hans van Mildert kreeg 247 francs voor drie
bustes; Quellinus, zoo beroemd in zijn tijd
(1G25 1G70) kreeg voor de geheele versiering
van de groote deur van het huis van 'lantijn
247 francs, en voor zy'n prachtige portretten 108
Irancs. De groote kopergraveurs Theodoor en
Cornelius Galle, Piet de Jode en Lucas
Hastermann kregen voor een groote prent 125 francs.
En, konden al de groote meesters by onophoude
lijke productie voor hun tijd veel geld verdienen,
die van den tweeden rang werden niet beter
betaald dan redelijke werklieden.
De medische faculteit der universiteit
IlalleWittenberg vernieuwde een doktersdiploma, dat
zij tiO jaar geleden had uitgereikt en wel aan
dr. Heinrich Hoffmaim te Frankfurt a/M., den
bekenden humorist, den schrijver van
»Struwwelpeter", het berijmde kinderboek, dat reeds zijn
172ste uitgave beleefde, van de «Humoristische
Studiën", het »Liederbuch fur Naturforscher",
»Im Himmel und auf der Erde", enz. enz.
Het programma van het XXIIe Nederlandsen
Taal- en Letterkundig Congres, van 28?31 Au
gustus te Arnhem te houden, is verschenen.
Tegenover het titelblad prijkt het portret van
wijlen professor Matthijs de Vries. Het smake
lijk uitgevoerde boekje bevat verder tal van bij
zonderheden, door de dagbladen reeds gedeelte
lijk medegedeeld: Het programma, de orde der
werkzaamheden, de namen der aan het congres
deelnemende leden, de maatregelen van orde en
verder tal van inlichtingen, die voor den con
gresbezoeker van nut en belang zijn.
iiiiimiimifiiiiiHiliitu
JES
De Roineiiische donna.
Er zijn tweeërlei Romeinsche donna's. De
meestberoemde zijn diegenen, welke het woord
donna als erfelijken titel vóór haar voornaam
voeren en 's namiddags in open rijtuig over het
Corso naar de villa Borghese rijden; do verreweg
talrijker, maar minder beroemde zijn diegenen,
welke te gelijkertijd, door een troep kinderen
vergezeld, te voet door de eeuwiggroene tuinen
van den Monte Pincio wandelen. De eerste zijn
de vrouwelijke leden van den Romeinschen adel,
de laatstgenoemden, bij wie het woord donna het
beroep beteekent,maken degewichtige socialeklasse
uit van de dienstbare geesten, keukenprinsessen,
meisjes voor alles, enz. In het woordenboek wordt
dit meisje als serva aangeduid, maar zij zelve wijst
deze benaming met verontwaardiging van de hand;
zy maakt aanspraak op en ontvangt den naam donna
«meesteres,1' hetgeen zy in vele gezinnen ook
feitelyk is. De onverbiddelijk nauwkeurige
philoloog geeft haar althans nog de benaming donna
di servizio, de meest onlogische benaming, die
zich laat denken. Maar in deze »Romeinsche don
na" is nog meer onlogisch; zy is niet alleen een
dienares, die zich meesteres laat noemen, zij is
niet eens een Romeinsche. Een echte Romeinsche
vrouw neemt geen betrekking als dienstbode aan;
zij is alleen geboren om zich te laten bedienen
en desnoods nog zich zelf te bedienen, maar ook
dit nauwelijks. Het geheele Romeinsche
dienstbodenpersoneel wordt uit de provincie gehaald,
bij voorkeur uit de Romagna, de Marken en de
Abruzzen. Wanneer ik van de klasse der vrou
welijke dienstboden te Rome wil spreken, dan
zouden deze zelf, evenals de wetenschappelijke
sociologen, kunnen vragen, of ik daartoe gerech
tigd was. Ik bericht hier omtrent eenvoudig,
dat mijn vrouw binnen »vijfverreljaars" reeds aan
haar vierde donna is en verklaar me hierna
rondweg als deskundige.
?K
Als zoodanig deel ik my'n monographie over
de Romeinsche donna in wetenschappelijke volg
orde, genetisch en chronologisch, in. Hoe en waar
vindt men de klasse donna di servizio? Niet
door de courant of de besteedster, zooals in
Duitschland en elders, maar zoo onder de hand,
door persoonlijke bemiddeling. Menigmaal zorgt
de afscheidnemende fee zelf voor eene opvolgster
en vordert van deze de helft van het eerste
maandelijksch loon als provisie. Meestal echter
gaat het verhuringsbedrijf door de handen der
leveranciers van het huishouden, de kruideniers,
pizzicaroli (worst- en kaashandelaars), maccellari
en beccari (slagers), der /ruttivendoli (groenten
kooplui), vaccari (melkslijters) en fornari (bak
kers, macaroni- en meelh&ndelaars). Zij hebben
steeds een lijst van zoekende gezinnen en dienst
boden, en ieder van die winkels is een kleine
dienstbodenbeurs. De verkoopers heffen voor hunne
moeite geen loon, noch van de families, noch
van de donna, maar zij laten zich op een andere
wijze betalen : zij zoeken door het leveren van
dienstboden hunne klandizie te behouden en
uit te breiden. Heeft de piszicarolo een donna
onder dak gebracht, dan verwacht hij van haar
dat zij salami en mortadella bij hem koopt, en
haar eigenbelang gebiedt haar, deze hoop niet te
leur te stellen, zooals ik later nog nader zal
bewijzen. De dienstzoekende maagd verzekert er
zich vooreerst van, of zy bij een gezin »per 6«*?e"
komt, bij fatsoenlijke lieden, waar men 't goed
heeft; en niemand kan hier immers beter over
oordeelen, dan de leverancier, die precies weet
wat en hoeveel aan levensmiddelen het bewuste
gezin bij hem koopt. Tot de gezinnen per bene
behooren vooreerst alle buitenlanders, vooral
Duitschers en Engelschen, niet alleen, om
dat die beter leven dan de gelijkgestelde Itali
anen, maar ook, omdat zij hunne dienstboden
fatsoenlijker behandelen. Eene donna in de ge
middelde, zelfs de aanzienlijke echt-Romeinsche
burgerfamiliën, heeft 't namelijk op verre na niet
zoo goed als haar Duitsche of andere
beroepsgenooten aan gene zijde der Alpen. Zij ontvangt
weinig loon, niet al te veel te eten, wordt niets
minder dan zorgvol behandeld, heeft weinig vrij
heid en menigmaal niet eens een bed of eigen
kamer. Het is volstrekt niets ongewoon», dat de
donna in de Romeinsche huizen iederen avond
in de keuken of het voorhuis een nachtleger
moet gereed maken. Een dienst bij buitenlanders
biedt haar derhalve al dadelijk het vooruitzicht
aan op een behagelijk leven. Dat Romeinsche
donna's in den regel niet aanmatigend zijn, be
hoeft hierna nauwelijks nog uitdrukkelijk gezegd
te worden. Zij hebben meestal een bocca per tutto,
een mond voor alles, d.i. zij eten wat hen voorgezet
wordt,ook wanneer zij het koken zelf goed verstaan.
Zeer bescheiden zijn zij in het uiterlijk optreden;
een groote garderobe brengen zij zelden mede.
Menigeen aanvaardt den nieuwen dienst en heeft
niets anders dan wat zij aan het lichaam en in
de hand kan dragen. Maar wanneer zij ook slechts
n enkel hemd en slechts n paar kousen
bezit, ontbreken haar zelden de gouden sieraden
en het horlofe. Het is geen zeldzaamheid, dat
een dienstmeisje sieraden ter waarde van vele
honderden lire haar eigendom noemt of ten
minste in de bank van leening heeft liggen.
In zulke ongunstige omstandigheden van de laatste
soort weet een bij de hand dienstmeisje zich
echter ook wel te helpen. Mijn Teresa, No. 2 in
de rij, behoorde tot de slimmen. Zij wilde op
een vrijen namiddag fraai opgeschikt uitgaan en
»vond" tot dit doel reeds eenige dagen van te
voren mijn dasspeld. Ik vermiste haar en hield
haar voor verloren, toen de lieve Teresa mij Zon
dags aan de huisdeur tegenkwam, haar halsdoek
met mijn speld versierd. Ik zeide geen woord, mijn
vrouw evenmin ; maar den volgenden dag haalde
mijn vrouw het speldje uit de kamer der donna, ik
stak het op mijn das, en de verplaatste staat van
eigendom was stilzwijgend weder hersteld. In
Duitschland zou men Teresa als dievegge weg
gejaagd hebben; hier is men toegevender, want
omtrent de eerlijkheid heerschen hier andere
denkbeelden. Gevonden voorwerpen behouden
beteekent bij de donna geen oneerlijkheid; de
wind slingert van het platte dak van het nabu
rig huis een geborduurden zakdoek naar de over
zijde, waar juist de droge wasch hangt, en de
donna pakt hem als goeden buit binnen, hoewel
het naamcijfer de eigenares duidelijk genoeg
aanduidt. Een andere windvlaag slingert wellicht
eens Teresa's halsdoek naar de overzijde, en
buurmans donna geeft hem dan ook niet weder
terug. Zoo maakt het noodlot van zelf alles
gelijk. Ernstiger is reeds de vraag van de
eerlijkheid bij de inkoopen, die de donna voor
de familie doet. Het is een vast gebruik, dat
het dienstmeisje zich hierbij een vaste som
extra toeëigent, en deze zonderlinge omstandig
heid wordt hierdoor begunstigd, dat de Romein
sche huisvrouw zich over 't algemeen volstrekt
niet om de keuken bekommert, maar de donna
vrij handelen en heerschen laat, wanneer de
padrona, de meesteres, maar niet met
huishoudely'ke beslommeringen lastig gevallen wordt. In
dit opzicht is de Romeinsche donna feitelijk
meesteres in de keuken. Dagelijks doet zij
's morgens de tpesa, inkoopen, want groote voor
raden worden er bijna nergens gehouden. In
een bonten doek?een mand te dragen heet on
fatsoenlijk haalt zij de dagelijksche behoeften
in huis. Is zij lomp, dan legt zij de eieren en
tomaten onderin, vleesch en blikken bussen bo
venop, en de zachtere bestanddeelen van den
inkoop komen duchtig door elkander geklutst
thuis aan.
Maar zoo lomp is geen donna, dat zy niet by
iederen inkoop haar kwart of halven Ure ver
dient. Dit kent zij zich als haar recht toe, want
zij beschouwt zich slechts als eene
tusschenhandelaarster, zy koopt voor zichzelf in en verkoopt
weder tot een hoogeren prijs aan de familie;
een oneerlijkheid ziet zij er volgens haar op
vatting niet in. Het volk is daar heel anders
opgevoed, en de dienende klassen zijn 't wer
kelijk niet alleen, die er een ruim geweten op
na houden.
*
* *
Onbeschaafd zijn de donna's voor het
grootste gedeelte; lezen en schryven kunnen
slechts zeer weinigen, maar uit het hoofd
rekenen verstaan zij meesterlijk, wanneer het om
hun voordeel te doen is. En om aan het beeld
harer verstandelijke en zedelijke eigenschappen
nog eenige onmisbare trekken toe te voegen,
moet ook haar verhouding tot de reilgie in her
innering gebracht worden. Zij lachen om den
priester, spotten met den paus en vervloeken den
hemel en zijn heiligen, maar tevens bezitten zij
een bijgeloovige vroomheid en meer dan eenmaal
heeft mijn Annunziata (No. 3) een gelofte aan
de madonna gedaan, opdat een vrome of onvrome
wensch van haar vervuld zou worden. Bleef de
vervulling ondanks vasten en bidden achterwege,
dan viel de madonna voor eenigen tijd in onge
nade en werd met zeer minachtende bijnamen
bedacht. Bij dit alles zijn de meisjes goedaardig,
gewillig en aanhankelijk tegenover mijnheer en
mevrouw, zacht jegens de kinderen, en onder
werpen zich zonder morren aan ieder bevel, hoewel
zij bij het werk niet zoo degelijk en volhardend
zijn als de Duitsche meisjes. Ook jagen ze niet
naar vermaken, verlangen zelden een uitgaansdag,
en hebben ook bijna nooit een «militair" aan de
hand, afschoon bijna al de militaire wapens te
Rome vertegenwoordigd zijn. Heeft er een een
minnaar, zooals bijvoorbeeld Teresa, die uit
liefde tot hem mijn speldje op haar das stak,
dan is het een handwerksman, die haar ook
trouwt, wanneer zij elkander trouw blijven. Maar
ook na het huwelijk doet de donna slechts on
gaarne van den dienst bij een gezin afstand. Mijn
Teresa was zoo voorzichtig, toen zij met haar
Carlo, een knappen steenhouwer, vrijde, naar
een dienst als min rond te zien, voordat zij aan
de bruiloft dacht. De min, balia, is het ideaal
der betrekkingen; want zij wordt in het Romein
sche huis gekoesterd en verpleegd als een prin
ses, draagt een uiterst bont costuum dat heel
goed staat, en gaat met het kind en de moe
der op het Corso uit rijden. Ongetrouwde
minnen, en dit verdient bepaald vermeld te wor
den, komen over 't algemeen niet voor. Dus mijn
Teresa wenschte een betrekking als min te heb
ben, voordat zij aan Carlo haar hand reikte ; zij
ging recht op haar doel los, door aan mijn
vrouw te vragen, of zij haar niet later als bulia
wilde aannemen. Door het antwoord, dat hier
toe volstrekt geen aanleiding voorhanden was,
liet Teresa zich niet uit het veld slaan. «Juist
daarom vraag ik 't immers vooruit, want wat
niet is, kan worden; zegt u 't me maar bijtijds,
dan zal ik wel voor het overige zorgen;" dit was
haar onbevangen antwoord, dat mijn vrouw uiterst
vroolijk maakte. Intusschen heeft Teresa mijn
huis verlaten, zonder van een dienst als balia zeker
te zijn. Zij nam zeer ongaarne afscheid en probeerde
alles om het in dienst treden van een opvolgster
te verijdelen. Daar kwam b.v. een landgenoote
van haar, en bood zich bij mijn vrouw aan.
Terwijl beiden in de kamer in onderhandeling
waren, smeedde Teresa in de keuken een
zamenzwering met mijn kinderen; plotseling stormden
de beide kleine schelmen naar binnen en ver
klaarden in het bijzijn van de nieuwe donr,a,
dat deze hun te leelijk was, zij wilden liever
Teresa houden. De samenzwering mislukte echter
en de leelijke Annunziata werd gehuurd. Maar
zij heeft de kinderen voor hun oorspronkelijken
afkeer niet laten boeten; onvriendelijk jegens de
kleinen, de creature te zijn, dit kan over 't
algemeen geen Romeinsche donna over het hart
krijgen. Zeer smartelijk was het echter voor ge
noemde Annunziata, dat zij nog vóór Kerstmis
voor een Angelina (Xo. 4) plaats moest maken,
want behalve polenta en spaghetti wist zij niets
te koken.
Juist vóór Kerstmis, dat was hard, want het
Christusfeest en Nieuwjaar zijn de grootste
oogstdagen voor de donna. Dan gaat zij bij al de
leveranciers van het gezin rond en heft haar
schatting. De slager, de bakker, de pizziearolo
en tutti quanti koopen dan hun klandizie voor
het nieuwe jaar met een rijke fooi. Valt die
volgens haar meening te gering uit, dan dreigt
zij met onthouding der klandizie en zelden
zonder succes. Tegenwoordig maakt mijn Ange
lina deze gezegende ronde en ik wensch haar
daarbij een best succes toe. Want wanneer zij
hierbij goede zaken maakt, gevoelt zij in den
eersten tijd minder aanleiding, ons bij de spesa,
de dagelijksche inkoop, te veel schade aan te
doen; zij beschouwt ons dan ook des te meer
als een familie per bene, en houdt het ook in
het nieuwe jaar bij ons uit. Ik wensch niets
liever dan dat, want hoe interessant het ook
mag zijn, ook No. 5 te leeren kennen, ik heb er
toch voorloopig genoeg van, en de geduldige
lezeres zal dit ook wel hebben.