Historisch Archief 1877-1940
Nft 844
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Hertog Ernst van Coburg-Gotha als
tQOHeftteptler. Het Berliner Tageblatt herin
nert er aan, dat hertog Ernst voor een publiek
T»fl genoodigden herhaaldelijk als tooneelapeler
«ptrad. Dit waa in 1860 en volgende jaren.
Men «peelde in den kleinen schouwburg in den
westelijken toren van den Friedenstein te Gotha,
?88n door de herinneringen aan Goethe en
Kónra* Eckhof, die hier den Odoardo in Lessing's
»Emilia Galotti" speelde, gewijde plaats. Van
d« tooneelspelers van beroep genoot de
Dresde»*r Hoftoeneehpeler Emil Devrient de eer als
regisseur z^jn hulp te verleenen; de spelers be
stonden uitsluitend uit hooggeplaatste dilettanten.
Met den hertog traden op Miss Maxen, de
vrouw van den overleden Engelschen gouverneur
vaa Helgoland, de hofmaarschalk von Wangen
heim, eenige officieren van het 95ste regiment,
de Weener vioolvirtuose Weil, die later met baron
von Ruttenstein in het huwelijk trad, en nog vele
anderen. De hertog speelde o.a. majoor Tellheim
in Lessing's »Minna von Barnhelm" en Bolingbroke
in Scribe's »Glas water". Klappen mocht het pu
bliek niet, zeer tegen den zin der dames vooral.
De voorstellingen liepen van een leien dakje;
een maand lang had men dagelijks gerepeteerd.
De souffleur kreeg een ridderorde. De hertog had
voor de voorstelling zyn rol vrij goed in zijn hoofd ;
riteen kostten hem Devrient's aanwijzingen betref
fende het loopen en zich verplaatsen op het tooneel
veel hoofdbrekens. De bijna wanhopig wordende
Emil kwam eindelijk op den volgenden inval: De
souffleur moest een lang potlood in de hand nemen
en daarmede den hertog de richting, die hij had
te nemen aanwijzen. Dank zij dezen inval ging
het ten slotte naar wensch. Toch moet het voor
gekomen zijn, dat de hertog als Tellheim op het
oogenblik, waarop hij zich voor altijd van Minna
heeft losgerukt, in plaats van door het midden
af te gaan, regelrecht Minna's slaapkamer bin
nenstapte, een vergissing, die aan de schoone
dames in het balcon een veelbeteekenend lachje
ontlokte.
Te Luik zal voor Vieuxtemps, den beroemden
vioolspeler, die te Verviers werd geboren, een
gedenkteeken worden opgericht. Om de noodige
gelden bijeen te kragen, zullen er op verschil
lende plaatsen in Belgiëmuziekfeesten worden
georganiseerd.
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der
Nieuwe Koninklijke Harmonie te Tilburg heeft
Zaterdag, Zondag en Maandag, 2, 3 en 4 Sep
tember aldaar een groot concours voor harmonie
en fanfare-korpsen plaats, voorafgegaan en afge
wisseld door tal van feestelijkheden als een
fakkeloptocht, concerten, bals, een groote histo
rische allegorische optocht, een feestbanket,
enz. enz.
Een Fransch verluchter.
Wij leven, het werd hier reeds zoo vaak
betuigd, maar per slot is er ook niemand, die
het niet toegeeft, ook wat de harmonische
verzorging van het prentenboek betreft, in
een tijd van haastige stijllooze produktie. Het
was natuurlijk anders in de tijden van vóór
de drukpers, toen de hoog-kunstvaardige kloos
terlingen met vrome wijsheid, ongestoord,
jaaren-dag dikwijls, besteedden aan de monumen
tale handschriften der schitterende getijboeken,
maar het was ook anders in de dagen van de jeugd
der drukkunst, toen b.v. een als de stoere Burgmair
zrjn zonderling praalvolle, van opgestopte kracht
schier barstende, stampvol pompeuze zegetochten
van Maximiliaan zoo glorievol in prentenserieën
boekte, met een vruchtbaar compositie-vermogen
van bijna bovenmenschelijken lust. Het was anders
in die dagen van het blijde ontbotten der prent- en
boekkunstin West-Europa, en het was later ook
anders bij die onvermoeide werklieden van
kreukeloozen smaak, die met zoo eenvoudige middelen
de blokken voor de Japansche albums sneden, met
een liefde, een zorg, een vervuld-zijn van hun
taak, die de bron zijn van het bewonderend beha
gen dat wij vinden blijven in hunne blanke kunst.
De tijden zijn voorbij van zulk werk, en toch
men weet het, is door de Engelschen in de
laatste twintig jaar in het kader van het pren
tenboek velerlei voortgebracht van verblijdende
voortreffelijkheid. Leerend vooral van de lessen
der zestiende-eeuwers en der Japanners, hebben
Engelsche kunstenaars een rijkdom reeds van
waardige prentenboeken de wereld ingezonden,
die ver boven de hedendaagsche marktwaar uit
munten door eenheid en waardigheid van stijl.
Ieder erkent tegenwoordig de superioriteit der
Engelschen in deze dingen, en de namen van hen
die deze goede kunst hebben geïnaugureerd, de
namen van Greenaway, Caldecott, Crane en van
b«n printer Evans, worden thans zelfs door de
filistijnen, de mallooten en meer bepaald de
halve-garen der kunstkritiek gevierd met lusten.
Maar terwijl in Engeland heel een algemeene
mouvement het zuiver willen van zulke artiesten
dragen mocht, heeft vrijwel op zichzelf, en ook
zonder dat hij voor zijn zeldzaam willen en
kunnen gereedelijk de erkenning vond die hem
toekomt, een Fransch teekenaar, een enkel massief
verluchterswerk afgeleverd, dat naast de bekoor
lijker boekjes der boste Engelschen met eere
dient genoemd te worden. Nu ook in ons land
in den laatsten tijd de smakelijke Fransche
affiches met graagte worden verzameld, is
de naam van Eugène Grasset hier geen vreemde
meer, maar het kloek en deftig boek: de
Histoire des quatre fils Aymon, dat reeds tien
jaar geleden door hem ontworpen, door
Ch. Gillot gedrukt, en door Launette te Parijs
uitgegeven werd, vindt men misschien in geen
half dozijn exemplaren, in bezit van
Hollandsche kunstkeurigen, en toch doet in dit boek
van twee honderd veertig gevarieerd omlijste en
met figuren en tafereelen versierde pagina's, zich
een verluchter kennen van ernst, kennis en smaak,
die er in doorgaand deugdelijk werk zich som
tijds tot een groot artiest verheft.
Het is niet zoo treffend in de menigte kleinere
wel zeer vaardige episode composities, het is
meer in zyn veelzeggende tafereelen van verge
zichten over landschappen met velden en stroo
men, zijn vestingwerken met katapulten en zijn
oorlogschepen, en in die stout geteekende ren
nende ruiterfiguren, rijk n toch geserreerd van
karakter, dat Grasset den krijgshaften
fantastischen aard van het middeleeuwsch verhaal uit
nemend tot zijn recht doet komen.Prachtig toch ook
zyn op pag. 60 de in het bosch verwilderde ridder
Regnault, met het zwarte ros aan de hand uit het
gebladerte naar voren tredend, het nachtelijk
gevecht op pagina 25, waarin het schoone sobere
kleurenschema dat het heele boek door van een
zeer eigenaardige werking is, tot iets zeer
krachtigs is benut, de zuster van koning Yon in
Merovingische dracht en de wilde beesten-fries
onderaan dezelfde pagina 71, de stroom waar
de ruiters doorheen trekken op pag. 85, de
prent op pag 174 waar een naakte grijsaard aan
Regnault den weg wijst om te ontkomen, ? die
van Maugis met de zeven roovers in het bosch
op pag. 181, het ros Bayard zinkend in de
Maas, op pag. 194, de verrader Ganelon op
pag. 30, en meer, veel meer.
En dan, die fraaie detail-vondsten, zooals een
Gorgonenkop op pag. 160, om den hoek vaneen
bladzij-kader ziend, of die angstige hongerfiguren
om pag. 167 heen, en die in wolkenkrullen
halfverhulde griffioen uit een droom op pag. 29, en
die kostelijke omlijsting van het gebed van Richard
op pag. 133, dat een der zuiverste dingen is uit
het boek.
Maar het wezenlijke is toch eigenlijk de heele
geest van de boek-decoratie, die het meest
grootsch ligt uitgesproken in enkele trotsche
arabesken-ornamenten van zeer persoonlijke be
werking van een stout Romaansch
vormenkarakter, dat beurtelings een Skandinavischen,
een Egyptischen of een Oosterschen bijgeur krijgt
(pag. 125), het wezenlijke van dit werk ligt
in dien nobelen, zeer eigendommelijken stijl
van _ decoreeren, waarvan dan pag. 9, het
frontispies van het eerste hoofdstuk misschien
het kompleetste specimen is. Ik ken van de
Engelschen niets waarbij dit zou verHauwen, en
met heel dit boek blijft Grasset onder hen die
in dezen tijd hebben gearbeid aan nobeler boek
kunst, zekerlijk een zeer voorname aparte figuur
te achten.
J. V.
Op de tentoonstelling van beeldende kunsten
te Chicago kreeg Duitschland 81 prijzen en wel
70 in de afdeeling schilderkunst, acht voor
aquarellen en drie voor krijtteekeningen,
Engeland 104, Noord-Amerika 95, Oostenrijk 26,
Italië18. Spanje 29, Zweden en Noorwegen 16,
Denemarken 12, Holland 27. Japan 38. Zwitser
land 2 en de Poolsche schilders 18.
Bij de heeren Preijer & Co., locaal ->Pictura", is
geëxposeerd een schilderij van T. P. ter Meulen,
«Grazende schapen".
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co. is
geëxposeerd een schilderij van Couture »De
Koorzanger".
llllllllHlIIIIIIIIIHIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIlmlMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIla»
De mémoires Tan mevrouw Heiberg.
In Denemarken vormen de tooneelspelers niet,
gelijk overal elders, een geheel op zich zelf staandcn'
stand. Indien zij fatsoenlijk leven, behooren zij tot
de wereld" en worden zij overal ontvangen, niet,
als artisten, die voor een cadeautje komen zingen
of verzen en monologen voordragen, maar als wel
kome en geziene gasten. Iii Denemarken kiezen
jonge meisjes uit de beste standen de
tooneelloopbaan of trouwen met tooneelspelers en worden
daarom niet minder goede echtgenooteu en voor
treffelijke huismoeders, even respectabel en gerespec
teerd als de meest preutsclie burgerdames. Vele
van onze eerste tooueelspeelsters zijn zelfs eetrouwd
met officieren in actieven dienst. Natuurlijk hebben
de tooneelspelers zich deze positie sleclits langzamer
hand kunnen veroveren; in de vorige eeuw werden zij
nog als het schuim der maatschappij beschouwd,
maar de dichters, die de tooneelspelers als hun
medewerkers behandelden, hebben hun de hand
gereikt en het oude oude vooroordeel is verdwenen.
Tot de meest beroemde eii geëerde Deensche too
ueelspeelsters behoorde mevrouw Jolianua Louise
Heiberg, in het jaar 1890 overleden. Zij liet
belangwekkende mémoires na, die onlangs zijn uit
gegeven. Mevrouw lleiberg begon ze, toen zij nog
een jonge vrouw was en bijna iederen avond speelde
en voltooide ze op hoogen ouderdom, eenige jaren
voor haar dood. Zij vertegenwoordigen de geschie
denis van de dramatische kunst in Denemarken
van 1820 tot 1SS2; \vij zijn getuige van de ro
mantische beweging en kunnen de verschillende
evoluties van het drama tot de eerste stukken van
Henrik Ibsüii, waaraan zij op het Deeusch tooneel
burgerrecht schonk, nadat zij zelf niet, meer speelde,
doch als onderwijzeres aan den koninklijken schouw
burg was verbonden, op den voet volgen.
Het leven van mevrouw Heibenr is verrassend als
een sprookje. Zij werd in het jaar 1812 geboren en was
de dochter van een koiliehuishouder.die zelf zijn beste
klant was en dan ook spoedig fal'iet ging. De
familie verviel tot de grootste ellende.' De op
voeding der kindereu werd tengevolge van een en
ander natuurlijk verwaarloosd en het eeuige wat
de kleine Joliauua kende, toen zij zeven jaar oud was.
was de eierdaus, de dans, dien men Mignoii had ge
leerd. En toch zou deze dans haar fortuin ma
ken. Schoon aan den koninklijken schouwburg
verbonden waar zij in balletten medewerkte
en om haar gelapte kleerljes door haar vriendin
netjes __werd bespot _ liet haar vader haar ook
van tijd tot tijd in zijn kroeg optreden en op
het billard haar kunsten vertooucu. Het kind ge
hoorzaamde met tegenzin en op een avond, dat zij on
der het dansen harder had gehuild dan gewoonlijk,
nam een oude heer haar in zijn armen, tilde haar
van het geïmproviseerde tooneel en, terwijl Lij de
ouders een standje maakte, dat zij een kind, dat zulk
een mooi figuur en zooveel aangeboren distinctie bezat,
zulke leelijke kunsten lieten verkoopen, bood hij
aan voor haar carrière zorg te dragen en haar
lessen te laten geven. Na eenige maanden had het
kind het zoo ver gebracht, dat zij in den konink
lijken schouwburg op nieuw kon optreden, nu
echter niet meer in balletten. Natuurlijk kreeg
zij nog geen groote rollen; zij was nauwelijks elf
jaar oud. Zij debuteerde in een kinderrolletje in
//Correggio," een treurspel van Oehlenschlager.
Op dertienjarigen leeftijd sp?clde zij de rol van
een //enfant terrible" met zooveel geest en dar
telheid, dat het geheele publiek opgetogen was.
Onder de toeschouwers bevond zich de dichter
Johan Ludwig Heiberg, professor in de aesthetica
en te gelijk een beroemd en talentvol auteur. Hij
liet het jonge meisje aan. zich voorstellen; korten
tijd daarna schreef hij een vaudeville voor haar, die
zich tot heden op het repertoire van den konink
lijken schouwburg heeft staande gehouden; op
veertienjarigen leeftijd werd de kleine Johanna
als een ster beschouwd en gehuldigd. De moeder
van Heiberg, baronnes Gyllemburg, die tot de
eerste kringen behoorde, nam Johanna onder haar
bescherming en eenige jaren later werd zij de vrouw
van den dichter. Gedurende twintig jaar was zij
de meest gevierde vrouw van Denemarken. In
haar salon, ontving zij ieder, die om zijn talent,
zijn. geest of geboorte te Kopenhagen meetelde.
Haar talent scheen universeel; nu ingénue dan
grande coquette, nu jeune amoureuse in het
romautische drama dan eerste rol in het treurspel:
in alle genres trad zij op en behaalde zij groot
succes. Alleen in bet treurspel werd haar ta
lent betwist, misschien te onrechte: zij be
hoorde tot de oude school en wilde van het
realisme op de planken niet weten. Zij schreef
een paar vaudevilles, die wel spoedig vergeten
zullen worden. Door haar mémoires daarentegen
zal haar naam nog lang ia eere en herinnering
blijven. Vermelding verdient nog, dat zij op aan
dringen van een beroemd protestantsch theoloog,
den aartsbisschop Martensen, wiens geschriften nog
steeds groot gezag hebbe,n, tot het samenstellen
VRU haar mémoires overging. Martensen was een
van haar beste vrienden; gedurende vele jarou
onderhield zij met hem een hoogst belangwekkende
briefwisseling, waarin de meest ingewikkelde
kwestii-s werden behandeld.
Als een staaltje van den stijl van mevrouw
Heiberg volgt hier een passage, waarin zij de dra
matische kunst tegen de beschuldigingen, door de
kerk tegen haar aangevoerd, verdedigt:
i/Onder de denkers, die de dramatische kunst
veroordeeld hebben, bevindt Pascal zich in de eer
ste gelederen; toch kan ik, hoewel ik mij groote
moeite heb gegeven mij op zijn standpunt te
plaatsen, zijn mcening niet deelen, wanneer hij
over de immoraliteit, over het gevaar voor den
toeschouwer spreekt. Indien de jonge man of de
jonge vrouw hun eerste liefdesdroom in den schouw
burg opdoen, welk kwaad steekt daarin? Deze droom
i.iOct nu eenmaal gedroomd worden. De maan glij
dende over het meer of spelende op de bladeren
Jt.n den populier, waarin de nachtegaal zijn serenade
kweelt; een schooue zangsondergang, de
pui-pcrkleurige wolken, de golven in gulden schuim tegen
het strand spattend ; alles doet ons van eeu on
eindig, een bovenaardsch geluk droomen; alles
zoowel in de natuur als in de kunst kan de in
ieder sluimerende liefde wakker roepen. De geheele
natuur bemint; laat de mcnsch ook beminnen. De
zedelijkheid bestaat hierin, dat men zich zelf
belieerscht en deze macht tot zelf beheersehing moet
op de een of andere wijze op de proef worden gesteld.
De oude kerkvaders en vele wijsgeereu hebben
eenstemmig IK t beroep van den tooneelspeler, als
onzedelijk voor hem zelven. gebrandmerkt en dit
oordeel heeft mij vaak met schrik vervuld. Dit
was dan het geval, wanneer het publiek mij toe
juichte in een banale rol, waarin ik voor mij
niet ii hooge of edele gedachte vond. Dan kwam
ik in verzoeking al het klatergoud den rug
toe te keeren en nooit weer een voet op de plan
ken te zetten. Maar wanneer ik mij dan de schoone
gedachten der groote dichters herinnerde, de ge
dachten, die door het, tooneel meer kracht kregen,
meer kracht om het volk te bekoren en te be
schaven, dan begreep ik de roeping van den
tooneelspeler ; zijn taak is liet de schoone woorden
der groote dichters bij de menigte ingang te doen
vinden. De dichter heeft den tooneelspfiler noodig,
zooals het volk den dichter noodig heeft."
lllllltlllllllllllllllllllllllÉIIIMIIIIIIIHIIMMIIIt
Goethe's familie in eeu nieuw licht.
Goethe's moeder is voor de Duitsche kritiek
te allen tijde een voorwerp van bewondering
eu waardecriug geweest. Men werd en wordt niet
moede, haar groote gaven van geest en gemoed, van
hoofd en hart in het helderste daglicht te stellen.
Een der beste en vertrouwbaarste studiën, aan
Frau A ja gewijd, is de biographie van Kar]
Ileiiiemaim //Goethe's Matter", waarvan in ISO.'i, in
ecu jaar tijds, de vierde druk verscheen. Toch
heeft deze onbeperkte en ongeveinsde verecring
voor Goethe's moeder ook haar keerzijde gehad.
Door al het licht op de moeder te doen vallen
werd de vader steeds meer in de schaduw gesteld
Meu begon de moeder ten koste van den vader te
prijzen eu te bewonderen. Men ging er gaandeweg
en als vanzelf toe over in Johami Gaspar Goethe
een sukkel eu een zonderling te zien, die tot de
ontwikkeling en schoone harmonie van
YVolfgaug's genie wcmiïof niets heeft bijgedragen.
Het gevolg was, dat men in het buitenland het
voorbeeld van Duitschland ging volgen en liet recht
meende te hebben zich over Goethe's vader vroolijk te
maken. De Jtertie i/cs i/eu.c niundni, van ] S92 bevatte
eeu essay van Arvï'dc Barine ..Les bourgeois
d'autrefois. La familie Goethe", die het in dit
opzicht al bijzonder bont maakt en in eeu
deilaatste nummers der Kobiisclie Zcitunr/ aan een
strenge kritiek wordt onderworpen. Blijkbaar wist
de ongenoemde beoordeelaar niet, dat Arvède Bariue
niet tot het mannelijk maar tot het vrouwelijk
geslacht behoort. Had hij dit geweten, hij zou haar
zwak voor de moeder en haar gestrengheid tegen
over den vader misschien een beetje eerder hebben
vergeven.
Het uiterlijk van Goethe's Vader wordt door
Barine aldus beschreven: Uavaituncerveaitétroit,
rempli d'idées bizarres et dèsagréables.... itne iwc/ie
serrée de paysan avare. Hij zou zich het gelukkigst
gevoeld hebben op het land, handenarbeid ver
richtende, worstelende tegen vorst en hagel. Hij was
en bleef een boer, die door de eerzucht der zijnen er
toe veroordeeld werd een stadsheer te zijn en die
zich te vergeefs afsloofde kundigheden te verwerven
die voor hem nu eenmaal niet waren weggelegd."
De waarheid is, dat Goethe's vader er met alle
kracht naar streefde hooger op te komen, dat stipte
gehoorzaamheid en getrouwe plichtsvervulling voor
hem nommer een waren en hij van overdaad en ver
kwisting afkeerig was. Tot parodieeering leent
zijn figuur zich eigenlijk allerminst. Men kan het
slechts als een gelukkige beschikking van het
noodlot beschouwen, dat Wolfgang naast een moe
der als Aja een vader als Johann Gaspar bezat.
Het was een zegen voor den jongen dichter
dat hij met de fantasie en levendigheid der
moeder, de ernst eu zelf beheersehing van den
va_der had geërfd. Aan deze omstandigheid dankte
hij het, dat hij reeds als knaap vele zijner
makkers in vastheid en mannelijkheid van karakter
overtrof.
Doch de onbegrensde bewondering voor Goethe's
moeder zou nog tot andere buitensporigheden
leiden en ook aan deze maakt Arvède Barine zich
schuldig. De moeder wordt niet alleen ten koste
van den vader maar ook ten koste van. den zoon ver
heerlijkt. Zoo schrijft Barine : //De beminuelijkheid
der moeder verbond de wonden door het, egoïsme
vau den zoon geslagen" en verder //ÏYau Aja bezat
schatten van teederheid voor die onschuldige slacht
offers eener poëtische fantasie (dit doelt op Goethe's
liefdesbetrekkingen) en zoo gebeurde het, dat zij
de adoptief-giootmoeder werd van vele families,
welke die van haar zoon hadden kunnen zijn."
Ook hier is weder een kern van waarheid tot
onwaarheid verdraaid en verwrongen. Barine dacht
waarschijulfik in de eerste plaats aan Lotte Buff.
De waarheid iu dezen is, dat de moeder geen pijn
lijke herinneringen, door den zoon achtergelaten,
behoefde uit te wisschen, doch dat een straal der
vereering, die men. voor den zoou koesterde, op de
moeder terugviel.
Op schandelijke wijze zijn verder de latere be
trekkingen tusschen moeder en zoon verdraaid. Van
Goethe's bezoeken aan zijn moeder in de jareu 1792,
1793 en 1797 durft Bariue beweren, dat liet voor
Goethe's waardigheid beter ware geweest, indien hij
ook deze bezoeken, evenals alle andere, had verme
den. Hij kwam louter eu alleen bij zijn moeder, om
dat hij haar Christiaue wilde opdringen. Hij wist,
dat Erau Aja niet in staat was, hem iets te wei
geren en maakte hiervan schandelijk misbruik.
Dat Goethe zijn moeder te zijuent noodigde, Ba
riue vermeldt dit met de leeiijke bijvoeging, dat
zij het genoegen zou hebben gehad, met dn moeder
eu zuster van Christianc kennis te maken eu deze
zelf aangeschoten te zien. Bariue's eindoordeel luidt
ongeveer aldus: //Wij zijn hem allen dankbaar, dat
hij ons meesterwerken heeft, geschonken en zijn
genie niet heeft misbruikt om kwaad te stichten.
Men moet echter niet te veel van ons verlangen
en ons niet met Goethe's fijngevoeligheid aan boord
komen." In het bijzonder maakt zij hem er verder
een verwijt van, dat hij zich iu den adelstand liet
verheffen. Zij doet het voorkomen, alsof Goethe dit
vurig begeerd had en op hoogen prijs stelde.
Dat dit niet zoo was, blijkt uit zijn bij deze
gelegenheid uitgesproken verklaring, dat hij zich
als zoon uit een Yraukforter patricii-rsgesladit ook
zonder adellijken titel te allen tijde, tot den adel
had gerekend.
Dat het beeld van Christiane, zooals Barine
dit geeft, misvormd en verwrongen is, blijkt uit
de brieven vau Gotthe's moeder. Zij schijnt een
frisch, geestig, opgewekt vrouwtje te zijn geweest
alb Frau Aja zelf. In ieder geval verstond zij de
kunst, den dichter een aangenaam en gezellig thuis
te verschaffen, zonder zelf ooit iets te verlangen.
Had het haar aan gevoel eu. gemoed ontbroken, hij
zoa haar niet zoo vele jaren aan zijne zijde heb
beu geduld. Dat zij het slachtoffer van laster
en kwaadsprekerij werd, spreekt van zelf. Toch mag
het betwijfeld worden, of Goethe zich volkomen
rekenschap had gegeven van de gevolgen, die de
vereeniging van een in geestelijk opzicht zoozeer
verschillend paar voor de nakomelingen kon
medebrengen. Van veel belang iu dezen is een
geschrift in 1S92 te Bruiiswijk verschenen,
Aus Goethe's reuudeskrcise, Erinnerungen der
Karonin Jenny von Gustedt", vele en vertrouw
bare bijzonderheden aangaande Goethe's omgeving
aangaande August von Goethe en zijne zonen eu
Ottilie von Goethe. Het oudste uitgezonderd
stierven alle kinderen, uit Goethe's vereeniging
met Christiane geboren, op jeugdigen leeftijd,
Alleen August bleef in leven. Over zijn
opvoedingwaren de ouders het nooit eens. De moeder ver
wende hem, stopte hem vol met zoetighedeu en
was te allen tijde zijn voorspraak. Goethe
begrecp, dat tucht en strengheid vereischtc waren;
liij sloeg zijn handelingen en karakterontwikkeling
met nauwkeurigheid gade ; hij berispte en bestrafte
het kind. Het gevolg was, dat August zijn vader
meed en bij zijn moeder steuu eu troost zocht.
Door Goethe's vrienden en bewonderaars werd het
kind bedorven en vertroeteld. Langzamerhand be
merkte August echter, dat al deze eerbewijzen
niet hem ma:ir den zoon zijus vaders golden.
De eeiien overlaadden hem niet vleierijen; de
anderen waren teleurgesteld, wanneer hij niet
zoo dikwijls hij den mond opende een geestigheid
zeidc. liet leven begon hem steeds waardcloozer
uu ondraaglijker te worden. Het was een mislukt
bestaan. Hij stierf nog twee jaar voor zijn vader in
Italië, waarheen hij uit het hem benauwende en
verstikkende Wcimar was gevlucht. Ook in zijn
huwelijk gevoelde hij zich niet gelukkig. Ottillic
von Pogwitsch beminde in hem ook weer den zoon
zijns vaders. August voelde zich door Ottilie's
geest geboeid; daar Ottilie echter geen stand
vastigheid kende en weinig diep gevoel bezat,
vervloog ook deze droom zeer spoedig. Goethe
zelf schijnt zich tot de poëtische Ottilie iu het
bijzonder aangetrokken gevoeld te hebben. Ik
heb te allen tijde een afkeer van heldinnen ge
had, ik heb mij in de tragedie tegen haar
ver