De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 27 augustus pagina 4

27 augustus 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 844 klaard; ik heb de Thekla's en Johanna's aan een scherpe kritiek onderworpen en nu speelt het noodlot mij een poets en stuurt er mij een in mijn huis." Het was Goethe geweest, die terstond ua den dood van Christiane het huwelijk had doorgezet om wttr een huisinoedertje in huis te hebben; het jonge paar kwam bij den dichter inwonen. De jonge schoondochter bezat vele eigenschappen, ?waardoor zij Goethe's genegenheid won. Niet alleen, dat zij zijn //Tasso" in het Engelsen vertaalde; niet alleen, dat hij met haar gaarne zijne en anderer verken las; voor alles was zij hem dierbaar om haar natuurlijkheid, oprechtheid en oorspronkelijk heid. .Beminnelijk en voorkomend, vau al het ge wone en nuchtere afkeerig, maar ook geen maat kennend, van geen boei of band willende weten, scheen zij voor een andere planeet geschapen, waar men grooter denkt en heftiger voelt dan op de onze. Het is misschien geen toeval dat de bekoorlijke Alma, de dochter van dit hartstochtelijke Coontje op zestienjarigen leeftijd tengevolge van ge zenuwkoortsen overleed. Niet gelukkiger was het lot harer broeders. Het erfdeel der groote voorouders werd ook den kinderen in liet tweede geslacht ten vloek. W<;1 bleven zij lanj ia leven Wolf von Goethe stierf in 1883, zijn oudere broe der Walther volgde hem twee jaar later doch wij weten het sedert lang, dat de wereld hun 'vreemd en het leven hun een last was. Wolf schreef op negentieujarigen leeftijd behalve eenige andere gedichten een drama Erlinde"; dat het geen bijval vond, griefde en verbitterde hem. Ook schijnt de opvoeding zijner moeder hem veel kwaad gedaan te hebben. Tot Jenny von Gustedt zeide hij: »Gij weet, hoe onze moeders onze jeugdige gemoederen voor het edele en groote trachten te winnen, soms door liefde en, als het niet anders kan, met zweep en sporen." Kvenzoo, doch met meer gelatenheid, leed Walther er zijn geheele leven onder, dat zijn composities niet werden op gemerkt. De ruwe buitenwereld kwetste en wondde hen; zij trokken zich hoe langer hoe meer in zich zelf terug. Het geslacht van den grooten dichter der levensvreugde en levenslust verkwijnde in wrok en haat tegen de wereld en het bestaan. Het drama, dat Goethe's familiegeschiedenis in tragische kracht overtreft, moet nog gesehreven worden. ««IHIIIIIUHI u ninniiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUlltlllllllIlIlllllllllM Josef Lauff. Des heeren Josef Lauff reputatie als schrijver is in Duitschland op dit oogenblik nagenoeg ge vestigd. In Nederland is bij zoo goed als onbe kend. Zijne gedichten, die ieder een boekdeel be slaan, zijn: Jan van Calker, der Helfensteiuer en «Die Overstolzin". Met »Die Hexe" is hij begonnen in proza te schrijven. Deze geschiedenis uit de zestiende eeuw, toen het verbranden van heksen nog in vollen gang was, is geschreven in rhytmisch proza, in een proza waar de rhytmus vrij sterk is doorgevoerd en dat zich daarom met een zeker genoegen laat lezen. H>H is overbekend dat er in den laatsten tijd zoo goed als geen leesbaar boek in het uitsch is verschenen. Men mag daarom blij wezen in die taal eene aangename distractie te kunnen hebben. Alfradis, de eenige dochter" van een overleden patriciër, (de moeder is ook dood), wordt verliefd op een koorddanser, Sebaldus geheeten. Deze maakt deel uit van een troep zwervende acrobaten, goo gelaars, zangers, waarzegsters etc., maar hij was van goede afkomst. Zijn vader, een hoofdofficier, was gevallen in eene beroemde cavalleriecharge in den slag van Pavia tegen Frans I, koning van Frankrijk. Ook wordt Sebaldus bemind door een meisje uit den acrobatentroep, Sigorue, die met hem sinds zijn kindsche jaren is opgegroeid onder den blooten hemel, in hun zwerftochten door ZuidDuitschland. Hij wendt zijn hart tot Alfradis en laat zich opnemen in een klooster, waar hij, zonder plan te hebben om monnik te worden, de wijsbe geerte en andere wetenschappen studeert. Hij wordt zeer knap en verdedigt zegevierend op het laatste examen zijne stellingen. Zijn kwade geest is broeder Ramuldus, die, na zelf in de liefde vroeger teleur gesteld te zijn geweest, de liefde van Sebaldus wil vernietigen en hem wil zien opgenomen in het klooster als monnik, die de drie geloften heeft af gelegd. Ramuldus weet te bewerken dat Alfradis van tooverij wordt aangeklaagd en ten slotte wordt veroordeeld om als heks verbrand te worden. Maar Sebaldus rent naar den keizer, legt hem hem het geval bloot en verkrijgt gratie voor Alfradis. Reeds luidt het klokje voor de brandstapel, toen de diena ren des keizers kwamen aandraven en den voort gang van de verschrikkelijke plechtigheid stuitten. De schrijver is een Duitsch artillerie officier, die wel onder zijne collegas een uitzondering mag heeten. Want vooral in Duitschland vindt men onder de mannen van de uniform slechts zeer zel den esn schrijver. Milita;ren hebben uitstekende memoires te boek gesteld. Te beginnen met Cesar wiens Latijnsch proza onovertroffen is. Fantasie werken hebben soldaten zelden geschreven : de daad werkt doodend op de fantasie. De heer Lauff is reeds //hauptmann" en heeft het op zijn leeftijd, die nog niet ver is gevorderd, evenver gebracht als zijne collegas die niet schrijvers zijn. Zijne verhalen zijn misschien te theatraal (hij is zeker veel in den schouwburg geweest), zijn taal is dik wijls gesaccadeerd naar de manier van de meeste Duitsche officieren, n qualiteit heeft hij, zijn diep gevoel voor de natuur. Hij mag somtijds dit gevoel onbeholpen uitdrukken, dat gevoel is van hem en geheel oorspronkelijk. Waar uit het Duitsch in den laatsten tijd zoo vele onbeduidende en vervelende boeken worden vertaald iii het Nederlandse!), mag men wel, dunkt me, een minder onbeduidend en een minder ver velend releveeren. Er is hier niets langdradigs, de beschrijvingen zijn kort, de dialoog is schaarsch. In groote trekken staat het naakt verhaal voor de oogen van den lezer. Kloosterscenes, teekeningen van het leven der patriciërs in de stad Regensburg, schilderingen van heide en bosschen, donkere ker ken, heksenprocessen! Dat alles discht ons de schrijver in dit boek op. Er over heen ligt een waas van oudheid en mysticisme, dat in den laat sten tijd voor velen een eigenaardige bekoorlijk heid bezit. Het boek eindigt met een lied aan den nacht, waarvan de aanhef aldus luidt: Jetzt blitzt es auf an allen Enden, Die lieben Sterne sind entfacht; Den düstern Schleier hoch in Handen, Steigt zaubergleicli herauf die Nacht. Wie feierlich nun allerorten Der Traum auf weichen Sohlen geht; Es summt in klaren Silberworten Der ferne Rhein sein Nachtgebet. Die Nachtigall sie that es schmettern Vom Kirschenbliitenglast umflockt, Was dort in rieseuhaften Lettern Am blauen Firmament frohlockt. Es ist das junge Lied der Liebe, Was dort am Himmel leuchtend steht. Was aus dem dunklen Blattgetriebe Der laue West herübjrweht. F. E. Het oudste boek van de wereld zal wel de Prisse-papyrus, n der schatten van de»Bibliothèque nationale" te Parijs, zijn. Deze papyrus werd door Frisse gevonden in een Thebaansch graf, dat behalve dit geschrift nog de mummie van een lid der eerste Thebaansche dynastie bevatte. Hieruit volgt, dat het boek minstens uit de 25ste eeuw voor Christus dagteekent; doch uit het boek zelf blykt, dat het nog van veel ouder dagteekening is en tot de regeering van koning Assa opklimt. De titel luidt: »Voorschrif ten van den prefect Ptah-Hotep, die onder Assa, koning van het Noorden en Zuiden, leefde." Deze Assa regeerde 3350 jaar voor Christus. De prefect in het oude Egypte was de vertegenwoordiger van de hoogste macht des konings, de tweede man in het rijk. Het boek van den prefect Ptah-Hotep is in 44 hoofdstukken verdeeld en in de rhytmische priestertaai geschreven. Het richt zich tot de hoogere klassen en bevat een menigte wenken en voorschriften, die de hedendaagsche moralisten gaarne zouden onderschrij f en. Naar zijn meening moet een hooggeplaatst ambtenaar de wetenschap en wijsheid in eere houden en naar haar raad luisteren; hij moet in alles ge matigd zijn, zijn macht niet misbruiken en er naar streven, eerder liefde dan haat op te wekken, want alleen op zulke wijze kan men een goeden naam bij het nageslacht verwerven. Uit zijne opmerkingen betreffende God blijkt, dat het monotheïsme met de godsdienstige voorstellingen van het oude Egypte uitstekend overeenstemde. In zijn boek vertelt de prefect dat hij 110 jaar oud werd en alle gunsten en waardigheden ver wierf, waarover de Egyptische koningen te be schikken hebben. De Stanford- Universiteit in Californië, door den overleden senator Leiand Stanford gesticht, zal weldra de rijkste universiteit der wereld zijn. De Vereenigde Staten hebben overigens geen gebrek aan schatrijke Universiteiten. Zoo bezit b. v. de Columbia-Universiteit een kapitaal van 2000000 pond sterling, Harward en Yale even zoo veel, de California 1400000 pond sterling en de John Hopkins (JOOOOOO pond sterling. De Stanford-Universiteit echter zal binnen korten tijd een kapitaal van 40000000 pond sterling be zitten, welke som een jaarlijksch inkomen va<; 2200000 pond sterling zal afwerpen. De uitstekendste mannen in de Vereenigde Staten houden zich bezig met de vraag, op welke wijze men van deze kolossale middelen het beste gebruik zal maken. Zooals men weet, zal er in Wales een Univer siteit worden opgericht. In de statuten, die dezer dagen aan het parlement ter beoordeeling zijn gezonden, vindt men deze twee bepalingen: Vrouwen zullen zoo goed als mannen alle aca demische graden kunnen behalen en voor iedere betrekking, waarvoor een academische graad vereischte is, verkiesbaar zijn. Van Amstels Middenstand, weekblad gewijd aan plaatselijke belangen, officieel orgaan van de Vereeniging »Arnstels Middenstand" verscheen 19 Augustus het Ie nummer. ?uiuiiiiiiiiiiutiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiitimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiminiiiHimiiiuit tTENSCHAP Helen Keiler. Helen Keiler, het oudste dochtertje van majoor Arthur Keiler uit den staat Alabama in de Ver eenigde Staten, werd in het jaar 1881, toen zij 18 maanden oud was, ten gevolge van een hevige ziekte blind en doofstom. In 1887 werd zij aan de goede zorgen van miss Sullivan, een jonge onderwijzeres in het blindeninstituut Perkins te Boston, toevertrouwd. Dank zij veel geduld, veel vindingrijkheid en veel toewijding slaagde deza er in de sterkte, die men voor onneembaar zou kunnen houden, binnen te dringen en daar het licht der rede, der verbeeldingskracht en der wetenschap te ontsteken. «Terstond nadat zij mij was toevertrouwd," zegt zij, »begon ik haar het hand-alphabet te leeren, mij, om mij begrijpelijk te maken, bedienende van alle voorwerpen, die mij omringden. Met de meest zorgvuldige nauwkeurigheid bootste zij al mijn bewegingen na en scheen zeer goed te begrijpen dat ik haar den naam der voorwerpen, die wij aanraakten, leerde. Binnen weinige dagen kon zij haar naam spellen en weldra ook de woorden, die een voorwerp of handeling aanduidden: »Helen is in de kamer; de doos staat op de tafel." Maar ik bemerkte spoedig dat deze me thode voor de behoeften van mijn leerlingen niet toereikend was; ik bepaalde mij niet meer tot die uitdrukkingen, waarvan zij den waren zin begreep, maar begon mij ook van woorden te bedienen, die haar door het verband alleen dui delijk moesten worden. Ik bemerkte dat zij liet gebruik er van vaak zonder iets te vragen be greep. Ik ging soms tot vrij lange zinnen over, mij meer dan eens van een woord bedienend, waarvan zij den waren zin niet begreep, dien zij dan echter door de samenhang en opeenvol ging der ideeën langzamerhand raadde. Na weinige maanden leerde ik haar het alphabet en relief, dat bjj de blinden ia gebruik is en in Juli kon zij reeds een brief, leesbaar en zonder fouten, aan een harer nichtjes schrijven. Ze leest veel boeken, vooral sprookje, geschiedenis en poëzie, onthoudt voortreffelijk en geeft het gelezene met veel juistheid weer. Dit alles was reeds verrassend en verwonderlijk. Natuurlyk mag niet vergeten worden dat men, met een bijzonder scherpzinnig kind te doen heeft. Zij zou het echter nog verder brengen. In 18SIO be greep zij, dat de middelen om zich uit te drukken, waarvan zij zich bediende, verschilden van die, welke haar vriendinnetjes in het blindeninstituut gebruikten. »Hoe komt het toch, vroeg zij op zekeren dag, dat de blinde meisjes met hun mond kunnen spreken? Waarom leert men mij dat ook niet?" Men antwoordde haar, dat er werkelijk scholen zijn, waar men de stommen leert spreken, doch dat dezen den mond van hun meesters kunnen zien en dat dit een vereischte is. Eenigen tijd na dit gesprek vertelde een dame haar de geschiedenis van een Noorsch meisje, dat blind en doofstom was, en dat had leeren spreken en begrijpen, wat haar meesters zeiden, door hun lippen te betasten. Helen's vreugde was grenzenloos; zij had geen rust voor men haar beloofd had met haar het zelfde te beproeven. Men bracht haar bij miss Fuller, directrice eener school voor doofstomme meisje te Boston. Z\j was toen drie jaar onder leiding van miss Sullivan geweest. Dit was een nieuw tijdperk van vooruitgang. »Ik begon, aldus schryft miss Fuller, met haar omtrent de ligging en het onderling verband der verschillende deelen van den mond en de luchtpijp bekend te maken. Ik liet haar hand het ondergedeelte van mijn gezicht betasten en stak haar vingers in mijn mond. Ik maakte mij gereed den klank i uit te spreken en vestigde haar aandacht op de ligging der tong en den afstand van de tanden; tegelyk bracht ik haar vingers aan het onderste gedeelte van mijn keel en sprak den klank herhaalde malen achter elkander uit. Vol aan dacht scheen zij naar mij te luisteren. Nadat ik opge houden had, bracht zij de vingers aan haar eigen mond en hals en nadat zij de tong op den juisten afstand der tanden had gebracht, gelukte het haar den klank i duidelijk uit te spreken. Wij deden hetzelfde voor de a eüde o en weldra was zij bij machte het woord arm zeer zuiver uit te spreken en was niet weinig verheugd, toen zij vernam, dat zij een woord had uitgesproken. Sedert behoort Helen weder tot de wereld der levenden; niet alleen kan zij zich door lezing de schatten der moderne beschaving eigen maken, maar bovendien is zij in staat haar gedachten en indrukken aan haar omgeving door het woord, aan afwezigen door de pen mede te deelen. lltllfltllllltllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHtllllllllHIlllllllllllllllllllltttlllllllU Linnen en zijde. Ttsselschade. Geleerde dansen. Een menu. Van de Engelsche badplaatsen, waar veel aan roeisport, aan boot- of jachttochtjes, aan visschen on rijden gedaan wordt, komen als modedracht meest combinaties van stoffen die gewasschen en die niet gewasschen kunnen worden, zooals opgeregen revers op linnen of piquécostumes, wit katoenen crêpons met los ingezette zijden vesten, geborduurde linnen costumes met zijden jaquettes of zijden dofmouwen, enz. Ook maakt men costumes van eenige soorten wit linnen, met grootere of kleinere damastpatronen; en vooral ook van de zijdesoorten die gewasschen kunnen worden. Deze zijde blijft in de natuurlijke kleur; zij gaat door onder de namen Tussore, Munga en Ena. De Tussore (»tusser" of »tassar") komt uit Engelsch-Indië; de prijzen zijn heel ver schillend, omdat men de productie niet naar het verbruik kan regelen. Zij is namelijk afkomstig van eene wilde zijderups, wier vlinder een zwerver is, en niet binnenshuis kan gekweekt worden. Zij is dus soms vrij schaarsch, maar meestal heel overvloedig. Anders is het mot de munga (een mooie havanabruine soort) en de eria, die beiden uit Assam komen. Ze worden maar in kleine hoeveelheden gewonnen; een inlandsche vrouw haspelt en spint slechts zooveel als zij voor haar eigen gebruik noodig heeft, maar deze zijden gewaden zijn zoo sterk, dat ze meer dan een menschenleven duren, en vaak van moeder op dochter en kleindochter overgaan. Misschien echter hebben ze in Assam niet zooveel van het wasschen te lijden, als wanneer een Europeesche ze jaar in jaar uit wilde dragen. * De »Algemeene Nederlandsche vrouwenvereeniging Tesselschade" vermeldt als groote financiocle gebeurtenis in haar verslag over 18!)2 18:)3, een legaat doorMej. P. S. Zeegers Veeckens in 1888 te Wiesbaden overleden, ten bedrage van 200.000 gulden. Ofschoon dit met dankbaar heid bericht wordt, merkt het bestuur terecht op, dat met geld alleen de vereeniging, opgericht met bet doel «beschaafde onvermogende vrouwen in hare eigene pogingen om in haar onderhoud te voorzien, te steunen" eigenlijk niet geholpen is. Het geld intusschen kan dienen om de gele genheden tot verkoop uit te breiden, de algeineene kosten te bestrijden, de voorschotten te vermeer deren ; het behoeft ook geen afbreuk te doen aan het met liefde ijveren voor de zaak, het steunen van vrouwen door vrouwen, zooals dat sinds jaren geschiedt. Nieuwe loopbanen of betrekkingen werden dit jaar niet door Tesselschade geopend; een ver waarloosd vak werd weer opgenomen en aan een protégée geld verstrekt om het bloemenmaken te leeren. Voorts werd 17,500 uitbetaald aan 45(j werksters. Dit laatste cijfer is 4 lager dan het vorige jaar, waarschijnlijk daaraan toe te schrijven dat er meer en meer neiging ontstaat onder de vrouwen om zich zelfstandig te maken, terwyl ook langzamerhand de meening verdwijnt, dat werken voor eigen onderhoud vernederend zou zjjn en men dus openlijk voor zjjn werk uitkomt zonder den dekmantel der anonymiteit van »Tesselschade" te hulp te roepen een verblijdend verschijnsel dus. De verslagen van de afdeelingen geven eenige details. Den Haag had een voordeeligen bazaar in October, ontving veel bestellingen van H. M. de Koningin-Regentes, en verkocht veel geconser veerde vruchten. Amsterdam behaalde met eene collectie poppen in nationale costumes op de Tentoonstelling te Brussel eene medaille Ie prys; eene belangstellende jonge dame verkocht vele dezer poppen en eenig houtsnijwerk in OudHollandschen stijl aan de badgasten te Domburg. Het verkocht ook veel met St. Nicolaas aan H. M., veel op de bazaars in de verschillende afdeelin gen ; het bemiddelingsbureau hielp 50 dames aan betrekkingen. Vlissingen hield een bazaar in het badhuis, Maastricht een te Valkenburg. Haarlem bezorgde aan 42 dames betrekkingen; de overige afdeelingen hielpen hare werksters aan naaiborduur- en breiwerk, vertaalwerk en allerlei andere bezigheden. Op de algemeene vergadering werd o. a. een punt behandeld, dat wel overweging verdient. De vereeniging geeft namelijk een orgaan uit, en neemt daarin advertenties op. Het was nu de vraag of het bestuur zich ook verantwoor delijk stelde voor de soliditeit der advertenties, en dus alleen die opnam waarvoor het kon in staan. Besloten werd, alleen voor de genum merde advertenties, door de directrices der af deelingen ingezonden, verantwoordelijk te zijn, maar ook alle andere te blyven opnemen. Voor de volgende algemeene vergadering werd eene uitnoodiging van de barones van Nagell van Ampsen, op den huize Ampsen bij Lochem, aangenomen. * * * In bijna geen ander land ziet men, zooals in Engeland, door de dames op feesten diamanten tiara's of diademen dragen. In Frankrijk, in Oos tenrijk, waar ook genoeg oude diamanten zyn, worden ze naar den smaak van het oogenblik ver zet of gearrangeerd; wie in Engeland een diamanten tiara in de familie heeft, draagt haar onveranderd bij alle groote gelegenheden. Wonderlijk is het dat men ze daardoor niet gracieuzer gaat dragen ; men merkt telkens op, dat ze de eene topzwaar naar den neus zakken, de ander te hoog op de kruin zitten ; de prinses van Wales is een van de weinigen, die men er op alle portretten in de perfectie mee getooid ziet; toch denkt men allicht aan prinsessen uit een wassenbeeldenspel. * * * Dezen winter zijn ook te Parys, evenals in Enge land en aan het Berlijnsche hof, de »geleerde dan sen" voor een groot deel in de plaats gekomen, van het algemeen gespring. Eenige paren stu deerden een memiet de la cour en later kwam er een menuct fin, de siècle; ook pavanes, courantes, yigue?, alle een beetje gemoderniseerd, kwam op het programma voor. Voorts was er een pas de guatre, een mengsel van wals en polonaise, die veel succes had. De geleerde dansen hebben dat voor, dat zij ook de niet dansenden amuseeren, dat zij repetities vorderen en zoo van oen bal er vier of zes maken, en dat zij onder de jongelui een zekere intimiteit en gezelligheid bevorderen, die sommige moeders niet ongaarne zien. Overigens zijn al de dansen, behalve de wals, in verval. * * * Een menu voor een tijn diner ,1 deux, niet te kostbaar en niet te moeielijk klaar te maken: sole i\ la Turque; cötelettes d'agneau paneés; pigeon il la Marquise; salade depetits pois;pouding h la crème; Mayonnaise. Sole a la Tu,rqne. Snijd een tong midden langs de graat open en licht de filets aan beide kanten met de punt van een mes op. Wrijf dan eenige garnalen met wat bo*er, wat velouté-saus, zout en goed peper. Zeef dit en leg het onder de opge lichte filets, zoo dik mogelijk; plaats dan de tong in de pan met een wijnglas sherry, wat blanke saus en kruiderijen, strooi er wat beschuit over en bak het in een matigen oven. Ct'itelettes d'agneau panées. Kruid de cóteletten met zout en peper; wentel ze in broodkruimels, dan in goede olie en rooster ze zorgvuldig. Dien ze op met een macédoine van verschillende groenten. Pigeons a la marquise. Onder de borst van de opgemaakte duiven wordt een sneedje spek ge bonden en de vogel daarmede twintig minuten gebakken of geroosterd, dan het spek weggeno men en de vogel op gebakken croütons opgedischt, met een puree van champignons en ge bakken aardappelen. Salade de petits poif. Men kookt wat jonge doperwten en voegt er versche boter en kruize munt bij, maakt een sausje van hard gekookte eieren, mosterd, peper, zout, olijfolie en dragonazijn; hakt wat kruizemunt en dragon en voegt het koud bij elkaar. Pouding d la crème. Men belegt een vorm van binnen met een figuur van geconfijte kersen en geschilde amandelen in vlakjes gesneden, giet er een weinig gelei van kalspooten (gekleurd en geparfumeerd naar den smaak) op, zet op dat laagje een tweeden \o.~m en giet daaromheen gelei tot boven aan. Als dit gestold is, neemt men er den binncnsten vorm uit, klopt drie eierdooiers, roert daar een pint melk door, naar don smaak gezoet en met vanille geparfumeerd, voegt er een klein half ons gelatine bij en roert deze crème tot ze stijf wordt zonder te koken. Als het ge heel koud is, roert men er nog wat room dooi en .yiet het midden in den vorm, om te stollen. Mayonnaise. Koud kalfsvleesch, wild, kippen, kreeft en visch, alles aan dobbeltjes gesneden, wordt bedekt met schijfjes geroosterd bruin brood. dan met dikke mayonnaise bedekt en gegarneerd met gehakte peterselie en het vleesch uit do kreeftenscharen. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl