De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 3 september pagina 2

3 september 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 845 T , heer met n zeer ruim muzikaal geweten en een zeer liberaal gehoor op eene zeer ontstemde piano! wordt voorgedragen, of hoort gjj een velkslied of ander lied zingen: dikwijls lang niet fan smetten vry. Breng uwe vacantie door aan de meest rustige badplaats waar men alleen komt om de schoone omgeving, of om een kuur te doen; zoodra g\j des morgens te zeven uur ontwaakt, klinken u de tonen van een melancoliek koraal in de ooren, waarby de musicus alle gelegenheid heeft zich te verbazen over de meest curieuse harmonisatie en over de samen stelling van het badorkestje bestaande uit strijkkwintet, een fluit, een clarinet, een trompet, een bazuin en een trommel. Ge ontwijkt die noodkreten door vroeger op te staan en in de bosschen te gaan wandelen, doch de honger drijft u eindelijk naar uw hotel, waar ge gaat ontbijten en waar ge tevens van de nmeiek moet genieten. - Doch tnn aHes komt een eind. Ge kunt daarna een paar uur wandelen zonder muziek, wanneer ge ten minste geen restaurant, herberg of waldBchlösschen op uw weg tegenkomt, en kunt aldus opgefrisoht aan het diner gaan. Ge grijpt aan tifel gezeten, een voor u liggend papier, meenende dat het een menu is, helaas ! het is een programma van de nummers die gedurende het diner worden uitgevoerd. Na het diner vraagt de badkapel nog een paar twr uwe aandacht, doch dan kunt ge verder onge stoord soupeeren en heeft het'müziekmaken opge houden, tenzij gij er den voorkeur aangeeft daarna in ?de conversatiezaal te vertoeven waar de avond al BHreiceerende wordt besloten. Doch men zou ten onrechte denken dat ik ver toornd was op de »Sommerfrische" die ik weer geno ten heb, en ondankbaar jegens de schoone nataar die ik zag. Buiten toch wordt weer de lust, kracht en moed voor de levenstaak versterkt; buiten "beweegt men zich vrij en ongedwongen en geniet men dubbel van het gezelschap van pret tige, vriendelijke menschen, doch dat men met een weinig minder muziek (van dat gehalte) meer zou genieten, durf ik wel te beweren. In ieder geval moet de musicus die op reis gaat, zich niet voorstellen natuur zonder muziek te genieten. Voor slechte muziek is geen muur te dik, geen slot te sterk, geen plaats te afgelegen, geen berg te hoog. Muziek schuilt overal. Dezer dagen bevond ik mij aak te Scheve ningen. Daar heerscht de muziek m de zaal en op hetterras van het Kurhaus, en aan 't strand kan men luisteren naar het eeuwige groote lied van .kracht en oneindigheid dat de zee ons toezingt, zonder te worden (wanneer men ten minste urt van het Kurhaus blijft) en wil men iren, welnu dan kan men genieten van een hoog standpunt staat. jU _^^ en werd mij gevraagd: WflWC* óïkest v'fiïdt ge beter, dat van Mannstedt of dat van Kes? Lastige vraag! Ik bespeur.de al spoedig, dat men vele Hage naars een groot genoegen doet, met te verklaren : Ik vind het Philharmonische orkest veel mooier, terwjjl aanwezige Amsterdammers met kracht voor Kes in de bres sprongen. Wie heeft nu gelijk? Dit is m. i. moeielijker uit te maken dan velen denken. Zoolang twee orkesten niet beurt om beurt zich in dezelfde zaai en in dezelfde num mers doen hooren, is het, wanneer het gehalte en de getalsterkte niet opvallend afwijkt, vooral wat klankgehalte en klankverhouding betreft, bijna onmogelijk eene juiste vergelijking te maken. Weinigen denken er over na hoe geheel anders een orkest in verschillende zalen klinkt en hoe men door dikwijls in hetzelfde lokaal te spelen, vertrouwd wordt met de eigenaardigheden van de aeoustiek van die zaal en daardoor aan de ge breken Weet te gemoet te komen. Na lang zoeken eft beproeven, leert men eerst de beste plaatsing van het orkest vinden in verband met den klank, vandaar flat een vreemd orkest altijd onder veel ongunstiger omstandigheden optreedt. Wat opvatting en voordracht betreft, is de ver llllliliMlllHllilllliliiiiiiilillijlllHliiiliiiiiiiiimilllimiliiiiiimimmHllMliii jongen zei I'1 " »Ik had het gehoord, dat herinner ik mij duidelijk." «Komaan, lees, nu is het weder jou beurt..." »» Woensdag 25 Mei. Mijn onbekende wedergezien: zij woont in een der huizen bij het terras. Ik reed in mijn Engelsch karretje voorbij ; zij stond aan het venster; zij heeft mij opgemerkt en het scheen mij toe, dat zij, omdat zij mij zag, het venster plotseling, heel plotseling verliet... Lieve hemel! wat is zij, mooi!" »Zeg eens, dat klinkt heel wat minder dor en drcog dan daareven. Je gaat vooruit... je wordt woordenrijk... je begint te schrij ven !" »Dat komt waarschijnlijk doordat ik ver liefd begon te worden ... Nu jij weer . .." »»2!> Mei. Ik stond aan het venster; ik zie een heel aardig Engelsch karretje aan komen, dat glansde in het zonlicht en ge trokken werd door een dot van een pony ; in dat karretje een kleine groom onberispe lijk van houding ... En naast den kleinen groom, hij, de kapitein! Eigenlijk had ik rustig en kalm aan het venster moeten blij ven staan. Het was mij onmogelijk. Ik dacht bij mij zelve: ik zal naar hem kijken en hij zal merken dat ik dat doe... en de schrik sloeg mij om het hart en ik vloog naar het midden der kamer. Grootmama vroeg mij : wat heb je toch Jane ? Niets grootmama. »»George, die bij mij aan het venster stond, schreeuwde: zeg Jane, je weet wel, die ka pitein, die daareven voorbijging in dat aar dige karretje, ik geloof zeker, dat het de zelfde is als die hansworst van gisteren morgen." " »De hansworst, dat was ik!" »Niemand anders ... Den 2Gste Mei heb geljjking natuurlijk gemakkelijker, doch hierbij geldt het dikwijls eene persoonlijke meening, terwjjl het publiek zich het best thuis voelt in eene opvatting zooals het die van den bekenden dirigent gewoon is. Wijkt de opvatting van een vreemden dirigent sterk van de bekende af,dan wordt die door de massa dikwijls maar al te spoedig veroordeeld. De lezer zal uit het bovenstaande bespeuren dat ik my niet aan de vergelijking van een orkest dat ik slechts een of twee maal in het jaar, met een ander orkest dat ik zeer dikwijls hoor, wil wagen. Waar zou het ook toe dienen ? Genieten van ganscher harte van het schoone, waar men het ook vindt, is dat niet de beste opvatting? en is het noodig dat iemand zijn genot afmeet naar de kwestie of het wat hooger of lager staat dan iets anders dat hij vroeger wel eens gehoord heeft? Er was ook te Scheveningen een wonderkind te hooren. De jeugdige Hueberman (oud acht jaar) droeg viool-concerten van Mendelsohn en Vieuxtemps voor, benevens verschillende stukken die men gewoon is van virtuosen te hooren. Gewoon lijk heeft de ernstige kunstminnaar niet veel vertrouwen in zulke aankondigingen; en vaak zeer terecht. Naar ik echter vernam (ik was verhinderd hem te hooren) heeft men -hier met een buitengewoon geval te doen. Deze knaap (leerling van Joachim) wordt gelukkig niet als wonderkind geëxploiteerd, doch is gedurende de zes weken die hij te Scheveningen doorbrengt, slechts tweemaal opgetreden. Van bevoegde zijde werd mij medegedeeld dat déjonge Hueberman zeldzaam begaafd is, en dat hij. hoewel er aan zijne techniek nog wel een en ander mankeert, reeds veel karakter in voor dracht en opvatting toont. Het plan bestaat niet, hem in verschillende steden te latea optreden, hetgeen zeer gelukkig te achten is, want dan zou hij de kracht door de zeelucht opgedaan weer spoedig verliezen. Het is toch niet te verantwoorden een jongkind op uren dat het behoorde in zijn bed te liggen, avond aan avond te laten spelen; zoo iets zou zijn leermeester, geloof ik, ook nooit toestaan. Ik zal dus maar niet den wensch uitspreken, dat wij hem ook ten onzent mogen hooren, want voor den jongen artist zelf, is het ongetwijfeld beter dat men uitsluitend aan zijne ontwikkeling arbeide en zoowel zijne gezondheid als zijne gaven in het rechte spoor houde. Mocht hij echter hier optreden, dan hoop ik dat het op een middagconcert zal zijn. VAN Mn.LiGKN. P.S. Van verschillende zijden wordt mij ge vraagd of het gerucht waarheid bevat dat de heer Richard Hol niet meer de klassieke con certen in het Paleis voor Volksvlijt zal dirigeeren. If'Jlj^k hoopt dat dit gerucht zal blijken onjuist te zijn. Voor de muzikale leden van het Paleis voor Volksvlijt waren deze concerten een groot genot. iMiiiitimutmiiiimtmfiiniiiiMiiiiimii!iMiiiiMiftHimiHi:miroiir Het musée de l' Opéra te Parijs. De Fransche Opera bezit een museum, dat, minder bekend dan dat der Comédie-l'rancaise, toch even belangrijk is, en allerlei curieuze dingen bevat. De bladen hebben er nooit veel over ge sproken; het wordt weinig bezocht en ligt iu een afgezonderden hoek van den schouwburg; de bibli othecaris intusschen is een zaakkundig en ijverig man, de heer Charles Nuitter, en de collectie bevat tal van teekeningen, schilderwerken en autographen, die van belang zijn voor de geschie denis- der instelling. De documenten en archieven, die den rijkdom der bibliothèque de l'Opéra vormen, (waarvan het museum een deel uitmaakte), berustten tot 1860 op een zolder van de Salie Lepelletier, (liet oude operagebouw) boven den foyer du public, en het is wonder dat er bij al de operabranden niet meer van vernietigd is. Gelukkig heeft men er iu 1861. aan gedacht die tcekeningen, boeken en platen wat RriMilHIIIIIIIIIIIHIIIIfHIIIIIIllllMlllllflIlllllMllllltllMIHillllllllllttflIliniMB ik niets, absoluut niets. O, je kunt het lezen. Er is geen sprake van jou. »»Mijn rose japon aangepast. Zij zat mij wel goed, maar ik vond er naar mijn. smaak te weinig strook jes aan. Dat laten veranderen, enz. enz.. ." " Ik dacht slechts aan mijn rose japon. Je ziet zelf, dat ik nog niet zoo geheel en al van je vervuld was ..." » Welnu! de 26ste Mei was daarentegen voor mij een belangrijke dag, de dag van Picot. Ik heb op dien datum slechts twee regels, maar die zijn welsprekend. »Aan Picot twintig francs gegeven. Dat is een diplomaat door en door." ' »Nu of nooit is er hier gelegenheid voor een nieuwen commentaar ?" Met alle genoegen ... 's Morgens onder het ontbijt in de restauratie had ik aan Dubrisay, die niets doet dan te paard door het bosch zwerven, gezegd: ken je niet soms een jong meisje, dat met een kwajongen van een jaar of twaalf en een oude knecht paard rijdt?"?»Wacht eens, rijdt dat jonge meisje een zwarte merrie? En de oude knecht een grooten schimmel ?" vroeg een der andere heeren. »En die jongen een grijze ponnie?" voegde een derde er bij. Toen volgde een druk gesprek over de verdienste dier paar den. Die ponny scheen voortreffelijk te zijn en de zwarte merrie een beetje vermoeid." »Dat was de waarheid . . . gelukkig!'1 »0f het gelukkig was... Ik antwoordde: »»ik heb met dat zwarte paard of den schim mel niets te maken, ik vraag u naar dat jonge meisje . . ." En, verbeeld je, alle drie verklaarden mij. dat zij nooit ergens anders naar keken dan naar paarden. Ik was dus niet veel wijzer geworelen en keerde naar huis terug. Tegen drie uur zie ik Picot, mijji oppasser, op de binnenplaats der kain orde te brengen, en de titels en papieren be trekkelijk de administratie te catalogiseeren, want op dit oogenblik zijn die uitgebreide correspon dentie en die diverse documenten van het hoogste belang. Alle ministers sedert de Maurepas en d'Argenson zijn er in vertegenwoordigd door tal rijke autographen. De besluiten van het Comit du Salut Public volgen er op de dépêches .van de ministers van het huis des konings. Van het an XI tot 1807 zijn de geringste autorisaties tot kosten maken door den eersten consul eigenhandig onderteekend (daarna door den Keizer.) Eindelijk be vatten die archieven, op eenige leemten in het begin na, de geheele reeks van de registers en handelingen, sedert de opening der comédie italienne in het hotel de Bourgogne in J 716, tot het jaar 1832. Dit is de bibliotheek; zij bevat 25000 deelen en nmziekbanden, de historische en anecdotisctie catalogus is door Ch. de Laparte opgemaakt. Cu rieuzer is intusschen het museum; het is geves tigd in de eerste verdieping van het westelijk pa viljoen der Opera, en bestaat uit een lange galerij, goed verlicht. Tegenover de ramen staan groote vitrines, waarin teekeningen van decors, eeuwen oude affiches, kleine beeldjes. In rij staan de bustes van de voornaamste beroemde zangers en zanger essen, en van eenige componisten die nog leven maar reeds bsroemd zijn. Apropos hiervan een anecdote, die karakteristiek is voor_de ijdelheid der zangers. Er was besloten, in de conloirs der opera enkel bustes van overledenen te plaatsen. Maar de tenor Duprez sloop 's nachts met twee werklieden het paleis van Garnier binnen, liet zijn buste uit het museum schaken en haar kort en goed in de couloirs van de opera, tussehen de beroemde dooden plaatsen. Men heeft ze er maar laten staan; en de zanger die Rossini's GviUaume Teil hielp creëereu heeft zijn zin gekregen. Overigens zijn er massa's bustes: Obin, Barroilhet, Hoger, Dabadie, P. Gailhard (nu directeur), de dames Miolan-Carvalho, Pauline Viardot, Krauss, Caron, en componisten als Gounod, Thomas, Massenet; zij wachten rustig in dit kleine Luxembourg den tijd af, dat men hen in het Louvre ernaast zet. Een monument, oud genoeg om niet meer te wachten, wordt er toch nog bewaard; het behoorde toch eigenlijk ook al in de Opera zelf thuis. Het is een sarcophaag met polychrome versiering, be stemd om de herinnering te bewaren aan de edele dame Ar-Bast-Uza-Nizou, de dochter van Ka-Kai-Ti, zangeres van een der Pharao's. Eene reeks teekeningen in waterverf vertoonen de voorgevels van de verschillende gebouwen, waarin de opera sedert 1873 achtereenvolgens ge huisvest is geweest. Van het theater door Lulli achter den tuin van het Luxembourg gevestigd, en dat in de rue Mazarine, is geen plan of teekeuing meer over. M; ar wel vindt men er de beide zalen van het Palais Royal, waar eerst tot 1733, later tot 1781 opera gegeven werd; toen het voorloopige gebouw in de porte Saint-Martin (1781?17'J'l', en dat van de Place Louvois (1794?1820); dan ?de salie l'avart, betrokken in 1821; eindelijk het gebouw in de rue Lepelletier. 1 De geheele schitterende geschiedenis der Eransche opera is daar in beeld verzameld. Oude geel achtige affiches, die de premières aankondigen van de J/iiee, de JTtu/iteiiots, Guillaiime Teil, Jiohert Ie Dialilc, doen deuken aan de onvergetelijke avonden^ toen voor het Europeesch publiek van Parijs de zangers en zangeressen als JVourrit, Levasseur, Dabadie, Mad. Ealcon, Dorus-Gras en zooveel an deren optraden. Zeer interessant is ook de menigte herinneringen en kunstvoorwerpen van anderen aard, de teeke ningen b.v. voor de decors van Fernand t'orle:, door de Gotti ontworpen, naieve platen van de Italiaansehe comédie in het oude Hotel de Bour gogne, de piano van Spontini, het beste portret van Gluck, en vooral de menigte autografen. Van Lulli, Rameau, Gossec, Méhul, Ilaydn, Gluck, zijn er heele paginas, (Gluck dik zwaar schrift); eveuzoo van Rossiui, Grétry (heel lijn en klein) van Sacchiiii. Een tweede reeks is aan de moderne musici gewijd, Ad. Adam, Verdi, llalévy, David, Meyerbeer, Berlioz, Hérold, Massé, Thomas, Gou AntniniHiiiiiiiiiiiiiiimMiiiiiiiiiiiiimiiiiitHuHMiuiiniHimiimmiimiliui zerne ronddwalen en roep hem uit het raam toe bij mij te komen. Die Picot is een Parijzenaar en goed uitgeslapen ... »Picot," zeg ik, »je moet eens met je gewone behendig heid zoeken te weten te komen, wie er wo nen in dat en dat huis aan het terras .. . De ingang van dat huis is in de rue des Arcades.." »Jawel, kapitein." »Maar het slim overleggen, hoor je." »Jawel, kapitein." »Alsje iets ontdekt, dan brengt je mij daarvan rapport morgen vroeg in de kazerne." " »Ik vind, dat je erg geduldig waart; je hadt hem wel kunnen zeggen terstond terug te komen." »I)at heeft hij werkelijk ook gedaan. Geen uur daarna was hij reeds terug en had ge vonden wat hij zocht, of liever wat ik zocht... En toen heeft Picot een zoo buitengewone rede afgestoken, dat ik er pleizier in had, ze zoo nauwkeurig mogelijk op te teekenen in mijn agenda." »Daar hadt je pleizier in ? ... O, wat een lafi'e uitvlucht! Zeg toch de waarheid... Beken maar, dat je het eigenlijk wel inte ressant vondt dingen op te schrijven, die op mij betrekking hadden, en als je dat doet, dan zal ik misschien nog bekennen, dat ik het heel aardig vond allerlei dingen op te teekenen, waarin sprake was van..." »Nu goed! dat beken ik." »Ik ook .. . Lees nu." »Ik lees: »Picot komt binnen en zegt: «Ka pitein, ik weet alles. Alleen moet ik u ver zoeken om mij, als ik mijn verhaal eenmaal begonnen ben, niet met vragen in de rede te vallen, want ziet u, dan raak ik de kluts kwijt... Ik heb mijn lesje den geheelen weg langs herhaald en herkauwd om niets te vergeten. Het huis is zoowat drie weken genod, waaronder Wagners' karakteristieke hand, grof en krachtig, uitblinkt. Het meeste belangstelling bij toevallige bezoekers vinden de maquettes der decors van de opera; soms geven deze landschappen in miniatuur, uitmuntend en artistiek uitgevoerd, nog meer de illusie van perspectief en open lucht, dan de groote decors die er naar gemaakt zijn. Het is zeer de moeite waard, de maquettes te zien van de J uwe, Tribnt i/e Xamora, Salammbn; kunstwerken in het klein, die den indruk van iets grootseh geven. Philipje. (Michel Soher f 28 Auy. '93.) (Ingezonden}. Het tooneelspel, wanneer het niet als hulpkunst dienst doet van de litteraire kuns^t, maar een zoo veel mogelijk persoonlijke haudelingskuust der spclcnden bedoelt, moet dan geacht worden waar achtig kunst te zijn, wanneer het niet nabootsing der werkelijkheid is maar beeld der werkelijkheid, in dien zin namelijk dat ieder beeld zijn ideëel bestaan heeft gehad van den beginne, zoodat de zakelijke werkelijkheid niet anders dan de afschadu wing daarvan is. Wie in de wereld komt als incarnatie van zulk een eeuwig beeld van het doen der menschen op welk gebied dan ook is leefkunttenaar, dat wil zeggen kunstenaar in den boven-artistieken zin van het woord. Zoo met Solser. Men pleegt veelal te zeggen dat alle menschen in eenig opzicht op Solser gelijken, iets van hem hebben, en in banale opmerking wordt dit daaruit verklaard dat het tegenwoordig algemeen gebruik is hem te imiteeren. Doch reeds vóórdat er van imitatie sprake kon zijn, was Solser het beeid van aller menschen doen in dwaasheid. Want in hem is geopenbaard gewor den de dwaasheid van alle geslachten. In zijn optreden is het heele menschdom einde loos geridiculiseerd. Immers daarbij is aan het licht gekomen de belachelijkheid va,n onze meest gewone faits et gestes. In tegenstelling met de comiciteit die men anders op het toonccl pleegt na te jagen door het vertooneu van karakters en het releveeren van persoon lijke eigeudommelijkheden, gaf hij juist datgene wat alle' meuschen gemeen hebben, en het is duide lijk geworden dat daarin juist de groot&te comische kracht gelogen is. Wie heeft nog den moed al zijn zakken" door te zoeken naar een portemonnaie of iets dergelijks, een spoorwegkaartje om een ding te noemen, dat als het er op aan komt gewoonlijk niet te vinden is; is er n menseh die zich niet liever laat be boeten en niet in ieder geval begint met af te wachten of hij het ook bij toeval terug mag vin den, liever dan zich in de oogen zijner medereizi gers, of al was het maar in zijn eigen oogeu, be lacliclijk te maken, wetende dat zijn bewegingen onder die omstandigheden tegen wil en dank zul len en moeten leveren, de copie der beroemde episode wanneer Philipje den satyrhoofdigen kellner uit de Vic een kleine douceur had willen geven, doch zijn portemonnaie in al zijn zakken maar niet vinden kan, ofschoon hij toch zeker is dat die niet in zijn koffertje zit. Z'io hebben allerlei zegswijzen van Solser naar mijne meening juist daarom zoo allerwege ingang gevonden, niet omdat ze zoo bijster grappig zijn, maar omdat de manier van ze te zesrgen corres pondeert met zekere algemeen menschelijke heb belijkheden, die men niet altijd weet thuis te brengen, maar waartoe toch z ker ieder een onbewust.en hang gevoelt. En juist, daaruit alleen is het mogelijk zrn ver wonderlijk groot en snel succes te verklaren, alsook dat men hem in het oneindige dezelfde rol kon zien vervullen zonder daar ooit genoeg van te krijgen. Wij durven den gemiddelden Solservereerder wel op ongeveer honderd Revues te schatten, om van de andere stukjes niet te spreken. De Revue, dat is het stuk hetwelk met olsers leden gehuurd door lui uit Parijs. Mijnheer is een ingenieur, een industrieel... hij maakt stoommachines, telegrafen enz. Hij woont met zijn schoonmoeder, zijn vrouw en twee kinderen: een jong meisje (19 jaar oud) en een jongen (12 jaar oud)... Wacht, ik weet de namen der kinderen ook... Jane en George. .. Ze zijn rijk, heel rijk... Vijf paarden op stal, drie rijtuigen in het koets huis, vier knechts, een keukenmeid en elrie kameniers : Julia, Adelaï... Maar de namen van die kameniers kunnen u niet schelen, kapitein .... Hun adres te Parijs is boule vard Haussmann 28. En waar heb ik nu al die wijsheid vandaan gehaald, denkt u?" »Van den conciërge, met wien ik een praatje gehouden heb..." Neen, neen, kapitein, laat mij doorpraten ... maak mij niet in de war, ik weet wat u zeggen wilt en zie wat u ongerust maakt. U meent, dat ik een domheid heb begaan niet te zeg gen, dat ik door u wyas gezonden om die informaties te nemen ? Niets van dat. Gij vraagt u zelven af, hoe die domme Picot het heeft aangelegd om dien congierge aan het praten te krijgen ? .. Och, dat is niet erg moeilijk geweest, kapitein. Waarachtig, daar was niet veel verdienste in! ... De conciërge stond voor de deur. lïeel kalm liep ik naar hem toe, net als een soldaat, die zonder tloel rondslentert en toen ik vlak bij hem was, mocht ik zoo zeggen: «wel drom mels, wat is 't warm !" . .. waarop hij ant woordde: »ja wel is het warm!"... waarop ik vervolgde: »ja, maar toch niet zoo heet als gisteren"... en hij weer antwoordde; »neen, omdat er nog een zuchtje is''.. . (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl