Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 845
T ,
heer met n zeer ruim muzikaal geweten en een
zeer liberaal gehoor op eene zeer ontstemde
piano! wordt voorgedragen, of hoort gjj een
velkslied of ander lied zingen: dikwijls lang
niet fan smetten vry. Breng uwe vacantie door
aan de meest rustige badplaats waar men alleen
komt om de schoone omgeving, of om een kuur
te doen; zoodra g\j des morgens te zeven uur
ontwaakt, klinken u de tonen van een
melancoliek koraal in de ooren, waarby de musicus
alle gelegenheid heeft zich te verbazen over de
meest curieuse harmonisatie en over de samen
stelling van het badorkestje bestaande uit
strijkkwintet, een fluit, een clarinet, een trompet, een
bazuin en een trommel.
Ge ontwijkt die noodkreten door vroeger op
te staan en in de bosschen te gaan wandelen,
doch de honger drijft u eindelijk naar uw hotel,
waar ge gaat ontbijten en waar ge tevens van de
nmeiek moet genieten.
- Doch tnn aHes komt een eind. Ge kunt daarna
een paar uur wandelen zonder muziek, wanneer
ge ten minste geen restaurant, herberg of
waldBchlösschen op uw weg tegenkomt, en kunt aldus
opgefrisoht aan het diner gaan. Ge grijpt aan
tifel gezeten, een voor u liggend papier, meenende
dat het een menu is, helaas ! het is een programma
van de nummers die gedurende het diner worden
uitgevoerd.
Na het diner vraagt de badkapel nog een paar
twr uwe aandacht, doch dan kunt ge verder onge
stoord soupeeren en heeft het'müziekmaken opge
houden, tenzij gij er den voorkeur aangeeft daarna
in ?de conversatiezaal te vertoeven waar de avond
al BHreiceerende wordt besloten.
Doch men zou ten onrechte denken dat ik ver
toornd was op de »Sommerfrische" die ik weer geno
ten heb, en ondankbaar jegens de schoone
nataar die ik zag. Buiten toch wordt weer de lust,
kracht en moed voor de levenstaak versterkt;
buiten "beweegt men zich vrij en ongedwongen
en geniet men dubbel van het gezelschap van pret
tige, vriendelijke menschen, doch dat men met
een weinig minder muziek (van dat gehalte) meer
zou genieten, durf ik wel te beweren.
In ieder geval moet de musicus die op reis
gaat, zich niet voorstellen natuur zonder muziek
te genieten. Voor slechte muziek is geen muur te
dik, geen slot te sterk, geen plaats te afgelegen,
geen berg te hoog. Muziek schuilt overal.
Dezer dagen bevond ik mij aak te Scheve
ningen. Daar heerscht de muziek m de zaal en op
hetterras van het Kurhaus, en aan 't strand kan men
luisteren naar het eeuwige groote lied van .kracht
en oneindigheid dat de zee ons toezingt, zonder
te worden (wanneer men ten minste
urt van het Kurhaus blijft) en wil men
iren, welnu dan kan men genieten van
een hoog standpunt staat. jU
_^^ en werd mij gevraagd: WflWC*
óïkest v'fiïdt ge beter, dat van Mannstedt of dat
van Kes?
Lastige vraag!
Ik bespeur.de al spoedig, dat men vele Hage
naars een groot genoegen doet, met te verklaren :
Ik vind het Philharmonische orkest veel mooier,
terwjjl aanwezige Amsterdammers met kracht
voor Kes in de bres sprongen.
Wie heeft nu gelijk?
Dit is m. i. moeielijker uit te maken dan velen
denken. Zoolang twee orkesten niet beurt om
beurt zich in dezelfde zaai en in dezelfde num
mers doen hooren, is het, wanneer het gehalte
en de getalsterkte niet opvallend afwijkt, vooral wat
klankgehalte en klankverhouding betreft, bijna
onmogelijk eene juiste vergelijking te maken.
Weinigen denken er over na hoe geheel anders
een orkest in verschillende zalen klinkt en hoe
men door dikwijls in hetzelfde lokaal te spelen,
vertrouwd wordt met de eigenaardigheden van de
aeoustiek van die zaal en daardoor aan de ge
breken Weet te gemoet te komen. Na lang zoeken
eft beproeven, leert men eerst de beste plaatsing
van het orkest vinden in verband met den klank,
vandaar flat een vreemd orkest altijd onder veel
ongunstiger omstandigheden optreedt.
Wat opvatting en voordracht betreft, is de
ver
llllliliMlllHllilllliliiiiiiilillijlllHliiiliiiiiiiiimilllimiliiiiiimimmHllMliii
jongen zei I'1 "
»Ik had het gehoord, dat herinner ik mij
duidelijk."
«Komaan, lees, nu is het weder jou beurt..."
»» Woensdag 25 Mei. Mijn onbekende
wedergezien: zij woont in een der huizen bij het terras.
Ik reed in mijn Engelsch karretje voorbij ; zij
stond aan het venster; zij heeft mij opgemerkt
en het scheen mij toe, dat zij, omdat zij mij
zag, het venster plotseling, heel plotseling
verliet... Lieve hemel! wat is zij, mooi!"
»Zeg eens, dat klinkt heel wat minder dor
en drcog dan daareven. Je gaat vooruit...
je wordt woordenrijk... je begint te schrij
ven !"
»Dat komt waarschijnlijk doordat ik ver
liefd begon te worden ... Nu jij weer . .."
»»2!> Mei. Ik stond aan het venster; ik
zie een heel aardig Engelsch karretje aan
komen, dat glansde in het zonlicht en ge
trokken werd door een dot van een pony ;
in dat karretje een kleine groom onberispe
lijk van houding ... En naast den kleinen
groom, hij, de kapitein! Eigenlijk had ik
rustig en kalm aan het venster moeten blij
ven staan. Het was mij onmogelijk. Ik dacht
bij mij zelve: ik zal naar hem kijken en
hij zal merken dat ik dat doe... en de
schrik sloeg mij om het hart en ik vloog
naar het midden der kamer. Grootmama
vroeg mij : wat heb je toch Jane ? Niets
grootmama.
»»George, die bij mij aan het venster stond,
schreeuwde: zeg Jane, je weet wel, die ka
pitein, die daareven voorbijging in dat aar
dige karretje, ik geloof zeker, dat het de
zelfde is als die hansworst van gisteren
morgen." "
»De hansworst, dat was ik!"
»Niemand anders ... Den 2Gste Mei heb
geljjking natuurlijk gemakkelijker, doch hierbij
geldt het dikwijls eene persoonlijke meening,
terwjjl het publiek zich het best thuis voelt in eene
opvatting zooals het die van den bekenden dirigent
gewoon is. Wijkt de opvatting van een vreemden
dirigent sterk van de bekende af,dan wordt die door
de massa dikwijls maar al te spoedig veroordeeld.
De lezer zal uit het bovenstaande bespeuren
dat ik my niet aan de vergelijking van een orkest
dat ik slechts een of twee maal in het jaar, met
een ander orkest dat ik zeer dikwijls hoor, wil
wagen.
Waar zou het ook toe dienen ? Genieten van
ganscher harte van het schoone, waar men het
ook vindt, is dat niet de beste opvatting? en is
het noodig dat iemand zijn genot afmeet naar de
kwestie of het wat hooger of lager staat dan iets
anders dat hij vroeger wel eens gehoord heeft?
Er was ook te Scheveningen een wonderkind te
hooren. De jeugdige Hueberman (oud acht jaar)
droeg viool-concerten van Mendelsohn en
Vieuxtemps voor, benevens verschillende stukken die
men gewoon is van virtuosen te hooren. Gewoon
lijk heeft de ernstige kunstminnaar niet veel
vertrouwen in zulke aankondigingen; en vaak
zeer terecht. Naar ik echter vernam (ik was
verhinderd hem te hooren) heeft men -hier met
een buitengewoon geval te doen. Deze knaap
(leerling van Joachim) wordt gelukkig niet als
wonderkind geëxploiteerd, doch is gedurende de
zes weken die hij te Scheveningen doorbrengt,
slechts tweemaal opgetreden.
Van bevoegde zijde werd mij medegedeeld dat
déjonge Hueberman zeldzaam begaafd is, en dat
hij. hoewel er aan zijne techniek nog wel een
en ander mankeert, reeds veel karakter in voor
dracht en opvatting toont.
Het plan bestaat niet, hem in verschillende
steden te latea optreden, hetgeen zeer gelukkig
te achten is, want dan zou hij de kracht door
de zeelucht opgedaan weer spoedig verliezen.
Het is toch niet te verantwoorden een jongkind
op uren dat het behoorde in zijn bed te liggen,
avond aan avond te laten spelen; zoo iets zou
zijn leermeester, geloof ik, ook nooit toestaan.
Ik zal dus maar niet den wensch uitspreken,
dat wij hem ook ten onzent mogen hooren, want
voor den jongen artist zelf, is het ongetwijfeld beter
dat men uitsluitend aan zijne ontwikkeling arbeide
en zoowel zijne gezondheid als zijne gaven in
het rechte spoor houde. Mocht hij echter hier
optreden, dan hoop ik dat het op een middagconcert
zal zijn.
VAN Mn.LiGKN.
P.S. Van verschillende zijden wordt mij ge
vraagd of het gerucht waarheid bevat dat de
heer Richard Hol niet meer de klassieke con
certen in het Paleis voor Volksvlijt zal dirigeeren.
If'Jlj^k hoopt dat dit gerucht zal blijken onjuist
te zijn. Voor de muzikale leden van het Paleis
voor Volksvlijt waren deze concerten een groot
genot.
iMiiiitimutmiiiimtmfiiniiiiMiiiiimii!iMiiiiMiftHimiHi:miroiir
Het musée de l' Opéra te Parijs.
De Fransche Opera bezit een museum, dat,
minder bekend dan dat der Comédie-l'rancaise,
toch even belangrijk is, en allerlei curieuze dingen
bevat. De bladen hebben er nooit veel over ge
sproken; het wordt weinig bezocht en ligt iu een
afgezonderden hoek van den schouwburg; de bibli
othecaris intusschen is een zaakkundig en ijverig
man, de heer Charles Nuitter, en de collectie
bevat tal van teekeningen, schilderwerken en
autographen, die van belang zijn voor de geschie
denis- der instelling.
De documenten en archieven, die den rijkdom
der bibliothèque de l'Opéra vormen, (waarvan het
museum een deel uitmaakte), berustten tot 1860 op
een zolder van de Salie Lepelletier, (liet oude
operagebouw) boven den foyer du public, en het
is wonder dat er bij al de operabranden niet meer
van vernietigd is. Gelukkig heeft men er iu 1861.
aan gedacht die tcekeningen, boeken en platen wat
RriMilHIIIIIIIIIIIHIIIIfHIIIIIIllllMlllllflIlllllMllllltllMIHillllllllllttflIliniMB
ik niets, absoluut niets. O, je kunt het lezen.
Er is geen sprake van jou. »»Mijn rose japon
aangepast. Zij zat mij wel goed, maar ik
vond er naar mijn. smaak te weinig strook
jes aan. Dat laten veranderen, enz. enz.. ." "
Ik dacht slechts aan mijn rose japon. Je
ziet zelf, dat ik nog niet zoo geheel en al
van je vervuld was ..."
» Welnu! de 26ste Mei was daarentegen
voor mij een belangrijke dag, de dag van
Picot. Ik heb op dien datum slechts twee
regels, maar die zijn welsprekend. »Aan
Picot twintig francs gegeven. Dat is een
diplomaat door en door." '
»Nu of nooit is er hier gelegenheid voor
een nieuwen commentaar ?"
Met alle genoegen ... 's Morgens onder
het ontbijt in de restauratie had ik aan
Dubrisay, die niets doet dan te paard door
het bosch zwerven, gezegd: ken je niet soms
een jong meisje, dat met een kwajongen van
een jaar of twaalf en een oude knecht paard
rijdt?"?»Wacht eens, rijdt dat jonge meisje
een zwarte merrie? En de oude knecht een
grooten schimmel ?" vroeg een der andere
heeren. »En die jongen een grijze ponnie?"
voegde een derde er bij. Toen volgde een
druk gesprek over de verdienste dier paar
den. Die ponny scheen voortreffelijk te zijn
en de zwarte merrie een beetje vermoeid."
»Dat was de waarheid . . . gelukkig!'1
»0f het gelukkig was... Ik antwoordde:
»»ik heb met dat zwarte paard of den schim
mel niets te maken, ik vraag u naar dat
jonge meisje . . ." En, verbeeld je, alle drie
verklaarden mij. dat zij nooit ergens anders
naar keken dan naar paarden. Ik was dus
niet veel wijzer geworelen en keerde naar
huis terug. Tegen drie uur zie ik Picot,
mijji oppasser, op de binnenplaats der
kain orde te brengen, en de titels en papieren be
trekkelijk de administratie te catalogiseeren, want
op dit oogenblik zijn die uitgebreide correspon
dentie en die diverse documenten van het hoogste
belang. Alle ministers sedert de Maurepas en
d'Argenson zijn er in vertegenwoordigd door tal
rijke autographen. De besluiten van het Comit
du Salut Public volgen er op de dépêches .van de
ministers van het huis des konings. Van het an
XI tot 1807 zijn de geringste autorisaties tot kosten
maken door den eersten consul eigenhandig
onderteekend (daarna door den Keizer.) Eindelijk be
vatten die archieven, op eenige leemten in het
begin na, de geheele reeks van de registers en
handelingen, sedert de opening der comédie
italienne in het hotel de Bourgogne in J 716, tot het
jaar 1832.
Dit is de bibliotheek; zij bevat 25000 deelen
en nmziekbanden, de historische en anecdotisctie
catalogus is door Ch. de Laparte opgemaakt. Cu
rieuzer is intusschen het museum; het is geves
tigd in de eerste verdieping van het westelijk pa
viljoen der Opera, en bestaat uit een lange galerij,
goed verlicht. Tegenover de ramen staan groote
vitrines, waarin teekeningen van decors, eeuwen
oude affiches, kleine beeldjes. In rij staan de bustes
van de voornaamste beroemde zangers en zanger
essen, en van eenige componisten die nog leven
maar reeds bsroemd zijn. Apropos hiervan een
anecdote, die karakteristiek is voor_de ijdelheid
der zangers. Er was besloten, in de conloirs der
opera enkel bustes van overledenen te plaatsen.
Maar de tenor Duprez sloop 's nachts met
twee werklieden het paleis van Garnier binnen, liet
zijn buste uit het museum schaken en haar kort
en goed in de couloirs van de opera, tussehen de
beroemde dooden plaatsen. Men heeft ze er maar
laten staan; en de zanger die Rossini's GviUaume
Teil hielp creëereu heeft zijn zin gekregen.
Overigens zijn er massa's bustes: Obin,
Barroilhet, Hoger, Dabadie, P. Gailhard (nu directeur),
de dames Miolan-Carvalho, Pauline Viardot, Krauss,
Caron, en componisten als Gounod, Thomas,
Massenet; zij wachten rustig in dit kleine Luxembourg
den tijd af, dat men hen in het Louvre ernaast
zet. Een monument, oud genoeg om niet meer te
wachten, wordt er toch nog bewaard; het behoorde
toch eigenlijk ook al in de Opera zelf thuis. Het
is een sarcophaag met polychrome versiering, be
stemd om de herinnering te bewaren aan de edele
dame Ar-Bast-Uza-Nizou, de dochter van Ka-Kai-Ti,
zangeres van een der Pharao's.
Eene reeks teekeningen in waterverf vertoonen
de voorgevels van de verschillende gebouwen,
waarin de opera sedert 1873 achtereenvolgens ge
huisvest is geweest. Van het theater door Lulli
achter den tuin van het Luxembourg gevestigd, en
dat in de rue Mazarine, is geen plan of teekeuing
meer over. M; ar wel vindt men er de beide zalen
van het Palais Royal, waar eerst tot 1733, later
tot 1781 opera gegeven werd; toen het
voorloopige gebouw in de porte Saint-Martin (1781?17'J'l',
en dat van de Place Louvois (1794?1820); dan
?de salie l'avart, betrokken in 1821; eindelijk het
gebouw in de rue Lepelletier.
1 De geheele schitterende geschiedenis der
Eransche opera is daar in beeld verzameld. Oude geel
achtige affiches, die de premières aankondigen van
de J/iiee, de JTtu/iteiiots, Guillaiime Teil, Jiohert Ie
Dialilc, doen deuken aan de onvergetelijke avonden^
toen voor het Europeesch publiek van Parijs de
zangers en zangeressen als JVourrit, Levasseur,
Dabadie, Mad. Ealcon, Dorus-Gras en zooveel an
deren optraden.
Zeer interessant is ook de menigte herinneringen
en kunstvoorwerpen van anderen aard, de teeke
ningen b.v. voor de decors van Fernand t'orle:,
door de Gotti ontworpen, naieve platen van de
Italiaansehe comédie in het oude Hotel de Bour
gogne, de piano van Spontini, het beste portret
van Gluck, en vooral de menigte autografen. Van
Lulli, Rameau, Gossec, Méhul, Ilaydn, Gluck, zijn
er heele paginas, (Gluck dik zwaar schrift);
eveuzoo van Rossiui, Grétry (heel lijn en klein) van
Sacchiiii. Een tweede reeks is aan de moderne
musici gewijd, Ad. Adam, Verdi, llalévy, David,
Meyerbeer, Berlioz, Hérold, Massé, Thomas,
Gou
AntniniHiiiiiiiiiiiiiiimMiiiiiiiiiiiiimiiiiitHuHMiuiiniHimiimmiimiliui
zerne ronddwalen en roep hem uit het raam
toe bij mij te komen. Die Picot is een
Parijzenaar en goed uitgeslapen ... »Picot," zeg
ik, »je moet eens met je gewone behendig
heid zoeken te weten te komen, wie er wo
nen in dat en dat huis aan het terras .. .
De ingang van dat huis is in de rue des
Arcades.." »Jawel, kapitein." »Maar
het slim overleggen, hoor je." »Jawel,
kapitein." »Alsje iets ontdekt, dan brengt
je mij daarvan rapport morgen vroeg in de
kazerne." "
»Ik vind, dat je erg geduldig waart; je
hadt hem wel kunnen zeggen terstond terug
te komen."
»I)at heeft hij werkelijk ook gedaan. Geen
uur daarna was hij reeds terug en had ge
vonden wat hij zocht, of liever wat ik zocht...
En toen heeft Picot een zoo buitengewone
rede afgestoken, dat ik er pleizier in had, ze
zoo nauwkeurig mogelijk op te teekenen in
mijn agenda."
»Daar hadt je pleizier in ? ... O, wat een
lafi'e uitvlucht! Zeg toch de waarheid...
Beken maar, dat je het eigenlijk wel inte
ressant vondt dingen op te schrijven, die op
mij betrekking hadden, en als je dat doet,
dan zal ik misschien nog bekennen, dat ik
het heel aardig vond allerlei dingen op te
teekenen, waarin sprake was van..."
»Nu goed! dat beken ik."
»Ik ook .. . Lees nu."
»Ik lees: »Picot komt binnen en zegt: «Ka
pitein, ik weet alles. Alleen moet ik u ver
zoeken om mij, als ik mijn verhaal eenmaal
begonnen ben, niet met vragen in de rede
te vallen, want ziet u, dan raak ik de kluts
kwijt... Ik heb mijn lesje den geheelen weg
langs herhaald en herkauwd om niets te
vergeten. Het huis is zoowat drie weken
genod, waaronder Wagners' karakteristieke hand,
grof en krachtig, uitblinkt.
Het meeste belangstelling bij toevallige bezoekers
vinden de maquettes der decors van de opera; soms
geven deze landschappen in miniatuur, uitmuntend
en artistiek uitgevoerd, nog meer de illusie van
perspectief en open lucht, dan de groote decors
die er naar gemaakt zijn. Het is zeer de moeite
waard, de maquettes te zien van de J uwe, Tribnt
i/e Xamora, Salammbn; kunstwerken in het klein,
die den indruk van iets grootseh geven.
Philipje.
(Michel Soher f 28 Auy. '93.)
(Ingezonden}.
Het tooneelspel, wanneer het niet als hulpkunst
dienst doet van de litteraire kuns^t, maar een zoo
veel mogelijk persoonlijke haudelingskuust der
spclcnden bedoelt, moet dan geacht worden waar
achtig kunst te zijn, wanneer het niet nabootsing
der werkelijkheid is maar beeld der werkelijkheid,
in dien zin namelijk dat ieder beeld zijn ideëel
bestaan heeft gehad van den beginne, zoodat de
zakelijke werkelijkheid niet anders dan de afschadu
wing daarvan is.
Wie in de wereld komt als incarnatie van zulk
een eeuwig beeld van het doen der menschen op
welk gebied dan ook is leefkunttenaar, dat wil
zeggen kunstenaar in den boven-artistieken zin van
het woord.
Zoo met Solser.
Men pleegt veelal te zeggen dat alle menschen
in eenig opzicht op Solser gelijken, iets van hem
hebben, en in banale opmerking wordt dit daaruit
verklaard dat het tegenwoordig algemeen gebruik
is hem te imiteeren.
Doch reeds vóórdat er van imitatie sprake kon
zijn, was Solser het beeid van aller menschen doen
in dwaasheid. Want in hem is geopenbaard gewor
den de dwaasheid van alle geslachten.
In zijn optreden is het heele menschdom einde
loos geridiculiseerd.
Immers daarbij is aan het licht gekomen de
belachelijkheid va,n onze meest gewone faits et
gestes.
In tegenstelling met de comiciteit die men anders
op het toonccl pleegt na te jagen door het
vertooneu van karakters en het releveeren van persoon
lijke eigeudommelijkheden, gaf hij juist datgene
wat alle' meuschen gemeen hebben, en het is duide
lijk geworden dat daarin juist de groot&te comische
kracht gelogen is.
Wie heeft nog den moed al zijn zakken" door te
zoeken naar een portemonnaie of iets dergelijks,
een spoorwegkaartje om een ding te noemen, dat
als het er op aan komt gewoonlijk niet te vinden
is; is er n menseh die zich niet liever laat be
boeten en niet in ieder geval begint met af te
wachten of hij het ook bij toeval terug mag vin
den, liever dan zich in de oogen zijner medereizi
gers, of al was het maar in zijn eigen oogeu, be
lacliclijk te maken, wetende dat zijn bewegingen
onder die omstandigheden tegen wil en dank zul
len en moeten leveren, de copie der beroemde
episode wanneer Philipje den satyrhoofdigen kellner
uit de Vic een kleine douceur had willen geven,
doch zijn portemonnaie in al zijn zakken maar niet
vinden kan, ofschoon hij toch zeker is dat die niet
in zijn koffertje zit.
Z'io hebben allerlei zegswijzen van Solser naar
mijne meening juist daarom zoo allerwege ingang
gevonden, niet omdat ze zoo bijster grappig zijn,
maar omdat de manier van ze te zesrgen corres
pondeert met zekere algemeen menschelijke heb
belijkheden, die men niet altijd weet thuis te
brengen, maar waartoe toch z ker ieder een
onbewust.en hang gevoelt.
En juist, daaruit alleen is het mogelijk zrn ver
wonderlijk groot en snel succes te verklaren,
alsook dat men hem in het oneindige dezelfde rol
kon zien vervullen zonder daar ooit genoeg van
te krijgen. Wij durven den gemiddelden
Solservereerder wel op ongeveer honderd Revues te
schatten, om van de andere stukjes niet te spreken.
De Revue, dat is het stuk hetwelk met olsers
leden gehuurd door lui uit Parijs. Mijnheer
is een ingenieur, een industrieel... hij maakt
stoommachines, telegrafen enz. Hij woont
met zijn schoonmoeder, zijn vrouw en twee
kinderen: een jong meisje (19 jaar oud) en
een jongen (12 jaar oud)... Wacht, ik weet
de namen der kinderen ook... Jane en
George. .. Ze zijn rijk, heel rijk... Vijf
paarden op stal, drie rijtuigen in het koets
huis, vier knechts, een keukenmeid en elrie
kameniers : Julia, Adelaï... Maar de namen
van die kameniers kunnen u niet schelen,
kapitein .... Hun adres te Parijs is boule
vard Haussmann 28. En waar heb ik
nu al die wijsheid vandaan gehaald, denkt
u?" »Van den conciërge, met wien ik
een praatje gehouden heb..." Neen,
neen, kapitein, laat mij doorpraten ... maak
mij niet in de war, ik weet wat u zeggen
wilt en zie wat u ongerust maakt. U meent,
dat ik een domheid heb begaan niet te zeg
gen, dat ik door u wyas gezonden om die
informaties te nemen ? Niets van dat. Gij
vraagt u zelven af, hoe die domme Picot
het heeft aangelegd om dien congierge aan
het praten te krijgen ? .. Och, dat is niet
erg moeilijk geweest, kapitein. Waarachtig,
daar was niet veel verdienste in! ... De
conciërge stond voor de deur. lïeel kalm
liep ik naar hem toe, net als een soldaat, die
zonder tloel rondslentert en toen ik vlak bij
hem was, mocht ik zoo zeggen: «wel drom
mels, wat is 't warm !" . .. waarop hij ant
woordde: »ja wel is het warm!"... waarop
ik vervolgde: »ja, maar toch niet zoo heet
als gisteren"... en hij weer antwoordde;
»neen, omdat er nog een zuchtje is''.. .
(Wordt vervolgd).