Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER,
NEDERLAND.
No. 845
lang zjjnog niet gek geworden waren, aan de hun
nen dachten, die in den vreemde zwierven of op
d« galeien van den koning roeiden. In lompen
gehuld, van hitte vergaand of van koude bevend,
altijd aan gebrek en ongemak prijsgegeven, voer
den zy' het ellendigste leven, in vuilnis, by' water en
brood. Het brood dat hun uitgereikt werd, ander
half pond daags, moesten zft, gelijk uit de gevon
den bakkersrekeningen blijkt, uit de opbrengst der
verbeurde bezittingen en goederen zelf betalen. In
Holland en Zwitserland werden gaven voor de
arme lieden gezameld, die daarvan niets te zien
kregen; het hielp ook niets, dat Frederik de
Groote in het jaar 1741 voorspraak was voorzyne
verdrukte geloofsgenooten de Constance toren
behield z\jn bewoners, tot een nieuwe gouverneur
van Languedoc, de prins de Beauvau, het op
zich nam, ze te bevrjjden. Hem vergezelde zijn
adjudant, de bekende chevalier de Boufflers,
die van het bezoek en de gevolgen ervan aldus
vertelt: «Wij reden Aigues-Mortes binnen en ste
gen aan den voet van den Constance-toren af.
Aan den ingang vonden wij een portier, die ons
langs donkere en kronkelende trappen naar bene
den voerde en met gedruisch een vreeselijke deur
openstiet, waarop men het woord van Dante: »Per
me si va nella citta dolente" meende te lezen. Wy'
hebben niet genoeg kleuren op ons palet om het
schouwspel te schilderen, dat zich voor onze oogen
ontrolde, een afschuwelijk en tegelijk roerend
beeld. Wy zagen een ruime ronde zaal zonder
lucht en zonder licht. Veertien vrouwen smacht
ten daar in ellende, in vuil en in tranen. De
goeverneur vermocht nauwelyka z\jne ontroering
te bemeesteren en de ongelukkigen ontwaarden
zonder twijfel ten eerste male de sporen van
medelijden op een menschelijk gelaat. Nog zie ik,
hoe z\j by' deze onverwachte verschoning allen
tegelijk zich voor zyne voeten wierpen, ze met
tranen besproeiden, naar "woorden zochten, maar
slechts snikkende tonen vonden, en dan door
onze deelneming bemoedigd, alle tezamen hun
gemeenschappelijk leed schilderden. Hun gansche
misdaad bestond daarin, dat zij in de religie van
Hendrik IV opgevoed geworden waren. De jongste
dezer Jyderessen was 45 jaar oud, men had haar
als achtjarig kind gevangen genomen, toen zij
met haar moeder naar de kerk ging, en daarvoor
boette zij nog altijd. »Gij zijt vrij", zeide de
prins met krachtige stem. Maar, daar de meesten
geen middel van bestaan, geen onderkomen, geen
familie meer bezaten en door het onverwachte
geschenk verblind waren, of ook voor nieuwe
ontberingen vreesden, liet hun redder tegelijk
voor hunne behoeften zorgen. Zal ik alles zeg
gen ? De prins de Beauvau had voor zijne afreis
uit Versailles verlof weten te krijgen, drie of
vier der gevangenen de vrijheid te mogen schen
ken. Hij bevrijdde er nu veertien, dat is alles.
Aan den minister, die hem daarover rekenschap
liet geven, alsof hij een groote misdaad begaan
had, zette hij uiteen, dat de gerechtigheid en
menschely'kheid voor al die ongelukkigen even
luid spraken. Hij had onmogelijk kunnen kiezen,
zeide hij e*h voegde er bij, dat hij den toren
had" laten sluiten in de hoop, dat die om zulk
een oorzaak niet meer geopend zou worden.
De minister, de la Vallière, noemde deze handelwijs
een misbruik van vertrouwen en beval den prins
zyn onhandigheid weder goed te maken, wanneer
hu niet van zijn ambt ontzet wilde worden. Het
antwoord van den bevelhebber luidde, dat de
koning hem het verleende commando weder kon ont
nemen, maar hem niet kon verhinderen de
plichten van zijn ambt naar zijn geweten en zijn
hart te vervullen, en daarbij liet men het bleven.."
.Nog achttien jaar later, 1786, betaalde een der
bevrijden 40 livres 's jaars, om haar eigen huis
te Nïmes te mogen bewonen; zij heette Elisabeth
Michel en was van hare vier kleine kinderen
weggesleept naar den Constance-toren, waar zij
twaalf jaren doorbracht. Aan haar nakomelingen
is het boek La tour de Constance opgedragen,
waarvan de vervaardiger, de heer Sagnier, in
de voorrede vertelt, hoe hij er toe kwam,
het op te stellen. Eenigen tijd geleden
namelyk werden er twee schietgaten van den
toren, die van de ronde zaal naar de slotgracht
uitzicht geven, van vuil en puin gereinigd en bij
deze gelegenheid vond men tusschen de ijzeren
staven de voering van een stroozak vastzitten,
waarin eenige verbleekte brieven. De commandant
liet den historicus Sagnier roepen en overhan
digde hem de papieren, die den grondslag vormden
voor het werk. Verschillende van de brieven
waren aan Elisabeth Michel geadresseerd.
Naar uit Parys gemeld werd, zou Francisque
Sarcey, de bekende tooneelchroniqueur van den
Temp», naar den zetel van Taine in de Académie
solliciteeren. Een paar jaar geleden, toen de fau
teuil van Emile Augier vacant kwam, schreef
Sarcey een brief, waarin hij zijne redenen uiteen
zette om zich niet candidaat te stellen ; die brief
werd toen zeer flink en logisch gevonden, en men
verwonderde zich reeds dat Sarcey nu van zijn
verstandig besluit was teruggekomen. In een
brief aan den Temps spreekt hij dan ook het
gerucht tegen. Hij zou vreezen zijn
onafhankely'kheid als criticus in gevaar te brengen wanneer
hy' zich candidaat stelde en benoemd werd.
In den boekhandel van B. H. Smit,
Utrechtschestraat 95, is weder eene buitengewone uit
verkoop-aanbieding vanjongens- en meisjesboeken,
prentenboeken, enz., allen in prachtbanden,
byzonder geschikt voor school- en kinderbibliothe
ken, geschenken, uitdeelingen enz., enz. De
boeken worden in verschillende «stellen", telkens
tegen een zeer verminderden gezamenlijken prijs
geleverd. Er zijn boeken onder van Alphonse
Daudet, Hendrik van Balen, Sally, Ant. L.
de Rop, Antie. Reule Nz., Jonas Lie, Engelbert
de Chateleux, Louise Stratenus enz. Onder de
verzameling prentenboeken, allen in fraaien
gelithographeerden omslag, met keurige platen,
vindt men er van Anton L. de Rop, Mevr. I. van
Rees, M. van Walcheren, E. Gerdes enz.
Wie zich nu voorziet, is tegen St. Nicolaas klaar.
De firma Schuldberg, een Joodsche
uitgeversfirma te Warschau, zal, naar de Jewish Chronicle
meldt, in wekely'ksche afleveringen tegen lagen
prys, een Hebreeuwsche vertaling uitgeven van
George Eliot's uitgebreiden roman DanielDeronda.
De vertaler, David Frischmann, verklaart te mee
! nen, dat George Eliot onder hoogere inspiratie
? werkte. «Wie leerde deze niet-Joodsche vrouw",
vraagt hij «het Joodsche leven in al zyn
byzonderheden kennen ? Wie plaatste in haar hart de
j wet der waarheid en den geest der profetie ? Wie
j wekte haar op, om ons de toekomst te voorspellen
en ons de bly'de boodschap van den terugkeer
naar Sion aan te kondigen? Het was," vervolgt
hy, »een openbaring, de eigen ingeving van God!"
Door de firma Heyenbrock, Haselager & Co,
zal, by voldoende deelneming, met l October
een cursus worden geopend in Stenografie (sy
steem Pitman) en Type Writing. Conditiën en
verdere inlichtingen hieromtrent zullen gratis te
bekomen zijn ten kantore der firma, gebouw
Kosmos, Koningsplein 1.
Eigen Haard voor Augustus bevatte: Jeannf,
Jeannette en Jeanneton, door Fiore della Neve;
Van de wereldkennis door Batavus; Over reizen
en reisgidsen; By den Hooiopper, door E. Rica;
Een sehetfje uit ond New- York, (met illustmtiën);
Bet remon'e-depöt te Müligen, door N. J. Erzey,
(met illustratiën van kapt. Wm. Staring); De
Gerurd Adriaan ran Swtetenscholen door J. Pol,
(met illustratiën) enz.
Als platen bovendien: Amsterdamsch stads
gezicht, naar J. H. Wijsmulier; Haringvisschera,
naar H. W. Mesdag; Zalig de bezitterf, naar
H. Rettig; Aoi weer, naar Liebermann; enz.
IHIIIIIIIIIItllimil
IIIIIIUIIIIIMIIIimitHIII
ETtNSCHAP
Jean Martin Charcot.
1825-1893.
Met J. M. Charcot is opnieuw een groot man,
een goed man, een »representative man'' op het
gebied der geneeskundige wetenschap uit de tweede
helft der 19e eeuw van ons weggegaan. Noemt
Emerson in zijn »Representative men" Goethe: den
schrijver, Shakespeare: den dichter, Swedenborg:
den mysticus, Charcot zou men: den dokter kun
nen noemen. De verschijnselen van het zieke
leven in alle bijzonderheden te ontleden, den zie
ken mensch zoo te bestudeeren, dat elke afwij
king der normale levensverrichtingen wordt op
gemerkt, bepaald, gerangschikt en in hare betee
kenis voor het geheele ziektebeeld in het licht
wordt gesteld, den sluier weg te rukken, waaronder
de moeilijkste gedeelten der ziektekunde verbor
gen zijn, de voorhandene kennis te ordenen en te
schiften, alles met het doel om te helpen on te
genezen ziedaar de heerlijke taak. waaraan
het leven van den diep betreurden Kranschen
hoogleeraar gewijd was.
Hij was
eenhervormer,eenherschepperophetgebied van de leer der zenuwziekten. Hij bracht het
onder de asch en het stof van onvolledige waarne
mingen en traditioneele kennis bijna bedolven ge
bouw der ziekelijke afwijkingen van het centrale
zenuwstelsel aan het volle daglicht; wanthij bezat de
geniale gave, om de in en met elkander
dooreengewevene ziekteverschijnselen te ontwarren, en uit t) en
chaos van afwijkingen de voornaamste, de belangrijk
ste, de voor een bepaalden ziektetoestand kenschet
sende terstond te voorschijn te halen en hen als
zoovele pijlers aan te wijzen, waarop het gebouw
der erkenning van de ziekte van het zenuwstelsel
.kon worden opgetrokken. Hij was boven alles
een meester in de kunst van het erkennen, een
diagnosticus." En toen hij in 1805 aan het hoofd
der Salpëtrière te Parijs geplaatst werd, van dat
emporium, van dat karavansérail van
menschelijke ellenden, waar honderden krankzinnige,
zenuwzwakke en oude vrouwen verpleegd wor
den, toen was het voor wie Charcot's verleden kende
niet moeilijk om te voorspellen, dat hij zijne
belofte, om die kolossale inrichting vruchten voor
de wetenschap en de menschheid te doen afwer
pen, gestand zou doen; ja, dat hij de verwach
tingen, die men van hem koesterde, verre zou
overtreffen. Charcot's verleden ! Mij ontbreekt
op dit oogenblik de gelegenheid, de bijzonder
heden van Charcot's studiegang na te gaan. Waar
hij studeerde, wie zijn leermeesters waren, wan
neer hij promoveerde, welke »thèse" hij bij zijne
bevordering tot doctor verdedigde, ik weet het
niet. Maar wat ik wel weet en wat voor het
verstaan van Charcot's macht en kracht, voor het
begrijpen van zijn voortreffelijke eigenschappen als
onderzoeker en leeraar op het gebied der
zenuwziekten alles afdoet, is het feit, dat hij «Médecin
de la Salpétrière" werd, nadat hij Hoogleeraar
in de ziektekundige ontleedkunde geweest was,
of liever, terwijl hij dag aan dag, uur aan
uur de zitplaats van het gedurende het leven
waargenomen ly'den met de grootste nauwkeu
righeid by' de lijkopening trachtte op te sporen.
Gewapend met het ontleedmes en het vergrootglas
was hij gewoon tot in alle schuilhoeken van het
gestorven lichaam door te dringen ; de bouw van
het normale lichaam was hem zoo goed bekend,
dat geen materieele verandering in het lijk, die
als de oorzaak der gedurende het leven waar
genomen ziekte kor. worden aangemerkt, hem
kon ontsnappen ; de ziektekundige ontleedkunde
was zijn leidsvrouw. Hij was de geliefde voor
ganger in de «Anatomische les", en dit verleden
maakte hem tot den beroemden, den
onvergelijkelijken voorganger, waar het gold aan het ziekbed
(in de kliniek) de ziekten van het zenuwstelsel
te erkennen en te behandelen.
Als in een reusachtig orkest werken alle deelen
van ons zenuwstelsel in ons denken, in ons doen,
in ons willen, in ons weten, in onze gewaarwor
dingen en in onze uitingen samen. Heil den
gelukkige, bij wien alle instrumenten voortref
felijk gestemd, alle executanten onberispelijk in de
maat blijven! Maar indien de uitvoering niet gelukt,
indien de harmonie gestoord is, dan dragen daarvan
in ons zich zelf dirigeerend zenuwstelsel of de in
strumenten, of de executanten de schuld. Falen de
executanten, dan heet dit in de taal der
ziektekundigen een voorbijgaande, eene functioneele
stoornis; deugen de instrumenten niet, dan heeft
men met een blyvende, eene organische afwij
king te doen. Hij die voor een niet harmonisch
samenwerkend, telkens buiten de maat gaand,
ontstemd zenuwstelsel gebracht wordt en geroe
pen wordt om de harmonie te herstellen, moet
in de allereerste plaats den schuldige of de schul
digen weten uittevinden, wier tekortkomingen de
harmonie van het geheel deden teloorgaan. Of de
schuld aan het instrument dan wel aan den
executant ligt, is van later zorg; want in ons
lichaam zijn executant en instrument zoo innig
met elkaar verbonden, dat zij ne ondeelbare
eenheid vormen. Welnu, in het aanwijzen van de
schuldigen, in het aangeven en opsporen van de
plaatsen in de hersenen, in het ruggemerg, in
de zenuweinddraden zelve, waar de zetel der
ziekelijke afwijking gezocht moet worden, heeft
Charcot zich onverwelkbare lauweren verworven.
Nieuwe wegen heeft hij hier geopend, die tot
geheel nieuwe gezichtspunten leidden, en waarop
zijne leerlingen en opvolgers nog telkens nieuwe
vruchten plukken. Hij heeft de localisatie der
ziekteprocessen in de hersenen en in het rugge
merg tot in zulke fijne bijzonderheden vervolgd,
als men vóór hem nauwelijks mogelijk achtte.
Onder zijne bezielende leiding is de geheele
platte grond ontworpen van dat reusachtig
orkest, waarin elk executant en elk instrument
zijn onveranderlijke plaats inneemt; en met de
kennis gewapend, heeft hij voor de erken
ning, de leniging en genezing der zenuwkwalen
onzer zenuwzwakke eeuw gedaan, wat zijn hand
te doen vond. Zijn in de Salpétrière gehouden
»Tjec.ons sur les maladies du système nerveux"
zijn een wetenschappelijke glorie voor Frankrijk
en vo->r de tweede helft onzer eeuw; in talrijke
Europeesche talen, ook in het Hollandsen (althans
ten deele) vertaald, blijken zij ware schatkamers
van grondig weten en diep inzicht, en hijzelf
was gedurende de laatste 20 jaren helper, heul en
troost, voor wie uit alle deelen van Europa in zijne
woning op den boulevard St. Germain zijn hulp
kwamen inroepen, of zich de weelde konden
veroorloven hem aan zijn ziekbed te doen ko
men. Naast Pasteur was hij de grootste medische
glorie van Parijs, en de vreemde geneesheer, die
de door Henner's penseel vereeuwigde Le^ons
in de Salpétrière hij zijn bezoek te Parijs ver
zuimde, geleek in het oog zijner
landgenootencollegaas iemand, die Rome bezocht, en den Paus
niet gezien had.
In alle zijne opvattingen, in zijn theoretische
uiteenzettingen, in zijn aspiratiën, in zijn onderwijs
is Charcot steeds de strenge klinicus, de dokter
gebleven. AVaarneming aan het ziekbed, waar
neming aan het lijk, tusschen die polen bewoog
hij zich hij voorkeur. De natuurkunde van den
gezonden mensch en de proefondervindelijke
ziektekunde waardeerde hij als bruikbare hulp
wetenschappen, als vriendelijke bondgenooten;
maar hij beschouwde ze niet als gelijke, allerminst
als de eerste onder de veibonden mogendheden,
die de geneeskunst de zege op de menschelijke
ellenden moeten helpen bevechten.
Hot ware geheel misplaatst, in dit weekblad
een schets van Charcot's veelzijdige werkzaamheid
te geven. Toch mag ik niet met stilzwijgen
voorbijgaan, hoe hij met kracht en klem steeds
zijne localisatie-theorieën verdedigde tegen over
hen, die in het groote orkest van ons zenuwleven
de partijen niet zoo scherp en nauwkeurig ver
deeld achten, en meenen, dat waar een der execu
tanten faalt, de harmonie van het geheel nog
niet behoeft te lijden, en hoe zijne opvattingen
juist in lateren tijd meer en meer aan kracht
wonnen. En dan moet ik vorder nog stilstaan
bij die eigenaardige ziekte-verschijnselen van het
psychisch leven, die men met den naam van
hypnotisme bestempelt, en de eigenaardige psychische
behandelingswijze, die men sedert Braid suggestie
noemt. Schoon deze Engelsche arts de
»hypnotic thcrapeutics", de wijze, om door suggestie
en hypnose, door het inprenten van bepaalde
denkbeelden en het in. slaap brengen van de
zieken genezing aan te brengen, reeds in 1844
op uitnemende wijze beschreven had, schoon
Liébault reeds in 18(5(> zijn merkwaardig boek over
slaap en aanverwante toestanden had uitgegeven,
bleef het toch voor Charcot weggelegd, den aan
stoot tot eene diepere, meer nauwkeurige, meer
uitgebreide studie dezer verschijnselen te geven.
Onder de talrijke slachtoffers der hysterie dat
zoo vaak in zijn naam en zijn wezen misver
staan ziekteproces, dat noch een eigenschap,
noch een schande alleen van het vrouwelijk ge
slacht mag heeten , die in de Salpétrière aan
zijne hoede waren toevertrouwd, ontmoette hij
meer dan ne lijderes, die de verschijnselen der
kunstmatige katalepsie en van het somnambulisme
vertoonde. Door bepaalde manipulatiën konden
zij in een toestand gebracht worden, waarin zy
de haar gegeven houding, al ging die byna met
verwringing der ledematen gepaard, onwrikbaar,
als waren zij onder Medusa's.blik versteend, behiel
den ; door andere konden zy in den toestand van
volledig slaapwandelen overgaan. In 1878 publi
ceerde hy' de daarop betrekking hebbende waar
nemingen, en van dat oogenblik af volgde studie
pp studie uit de Salpétrière, en deed hij weldra
in de «Iconographie de la Salpétrière" uitnemend
gelukte artistieke teekeningen en nauwkeurige
photogrammen van de lijderessen aan de «grande
hysterie" in verschillende kataleptische en
somnambulistische toestanden het licht zien. Ook
op dit punt bleef hij onwrikbaar in zijn over
tuiging en zijn eens verkondigde opvatting. Wat
ook Liébault,wat ook Bernheim,wiens boek eerst in
1886 verscheen, tegen zijne opvattingen inbrachten,
het liet hem koud. Hij bleef steeds de dokter, de
ziektekundige, die naar kenteekenen van ziekte,
naar pilaren voor het gebouw der diagnostiek
zocht, en voorloopig het verband der genoemde
verschijnselen met normale toestanden van lichaam
en geest zooal niet ontkende, dan toch in twijfel
trok. Niet dat hij den invloed der suggestie in
het algemeen betwijfelde'. Een zijner laatste kleine
»essays", in de Revue de l'hypnotisme, Maart
1893 opgenomen, draagt tot titel: »La guérison
par la foi." »La guérison instantanée par la foi",
zegt hij daar, «connue sous Ie nom de miracle
»est simplement, comme Ie prouve l'immense
«majoritédes cas, un phénomène naturel,
com»mun a toutes les poques, aux procédés les plus
«différents de la civilisation et dans les religions
les plus variées." Alty'd is het de macht van den
geest over het lichaam die de genezing brengt,
maar bovenal zoo besluit hij zijn het de
uitingen der hysterie, die door het geloof gene
zen worden. Nog eens is weder de patholoog aan
het woord, de dokter, die twijfelt, of py'nen,
krampen, verlammingen by niet nerveuse indivi
duen door organische kwalen veroorzaakt, voor
verbetering door suggestie vatbaar zijn.
Onze Opzoomer heeft het verschil tusschen den
natuuronderzoeker en denkunstenaar eens ongeveer
aldus omschreven: Met den kunstenaar en zijn wer
ken moet ge zelf kennis maken, wilt ge hem leeren
waardeeren; den natuuronderzoeker kent men,
zoodra men de hoofduitkomsten van zijn onderzoek
kent. Huygens, Newton, Galvani behoeft gij niet
te lezen. Hun geniale ontdekkingen, die zich in
korte wetten laten uitdrukken, kunt gij in u
opnemen, zonder ooit een oog in hun werk te
hebben geslagen. Maar welk kort resumévan
Shakespeare's Hamlet is in staat u een klaar
denkbeeld van Shakespeare's dichterlijk genie te
geven, welke beschrijving in staat u een voorstel
ling van de wondere lichteffecten van Rembrandt's
Simeon in den tempel te verschaffen ? Geene ter
wereld. Wie den kunstenaar wil kennen, moet
zijn werken kennen. Mijns inziens is de klove
tusschen het werk van den natuuronderzoeker en
den kunstenaar niet diep, zeker niet zoo diep,
als Opzoomer meende. Elk groot genie, ieder
»representative man" op het gebied der wetenschap is
tevens een kunstenaar. Immers bij hem speelt de
verbeelding geen mindere rol, dan bij den dichter
en schilder. Om Charcot te kennen en te waar
deeren, hebt ge dan ook niet genoeg aan een
kort resumézijner ontdekkingen. Ge moet zijn
werken lezen, ge moet kennis maken met dien
eenvoudigen, pittigen, ernstigen, kernachtigen
stijl, waarin de wetenschappelijke feiten en rede
neeringen voor u ontrold worden, als het
cyclorama van een onbekend zonnig landschap, dat tot
rustig neerzitten en kalme natuurbeschouwing
uitnoodigt.
Maar er is nog meer. Om Charcot's beteekenis
voor zijn tijdgenooten, als hoogleeraar, als voor
ganger, als geneesheer te begrijpen, moet men
hem van aangezicht tot aangezicht gezien hebben.
Men moet onder den indruk zijn geweest van
die kleine gestalte en dien prachtigen Caesarskop.
Dat fijnbesneden klass-ieke, geheel baardelooze ge
laat, die arendsblik, die fijne neus, die lange,
tot in den nek achter het oor weggestreken haren,
zij brachten vooral in profiel telkens den kop
van Napoleon I in herinnering. En toen op het
Internationaal Medisch Congres te Londen bij het
groote vuurwerk in Sydenham's Palace Charcot's
profiel in vurige vlammen opdook, riepen de dui
zenden toeschouwers op het terras als uit n
mond : Charcot Napoleon. Men zag het hem dade
lijk aan, dat hij een heerscher was op het gebied
van den geest. Ambtgenooten, leerlingen, patiënten
boeide hij aan zijn zegekar. Waar hij kwam, zag
en overwon hij.
En welk een artistieken aanleg, welk een
grooten kur.stzin, vooral op het gebied der beel
dende kunst, bezat die groote geest! Vurig be
wonderaar van Ilembrandt, degelijk kenner van
onze Hollandsche schilderschool, maakte hij zijn
prachtig ingerichte wonii g tot een kunsttempel,
waarin onze oude schilders, oud-llindelopensche
antiquiteiten, en talrijke overblijfselen van oud
Hollands roem op verschillend kunstgebied niet
als curiositeiten, maar aïs echte kunstschatten
werden bewaard ! En hoe moet hij de kunst der
middeleeuwen met hare bezetenen, en hare
toovenaressen, de fresco's van Giotto, de schilderijen
van onze Breughels hebben liefgehad, om zoo
tot in hunnen geest en in hunne beteekenis te
hebben kunnen doordringen, als hij het gedaan
heeft!
Maar als alle persoonlijke herinneringen aan
hem zullen verdwenen zijn, als niemand meer
van zijn keizerlijk profiel, zijn kunstzin zal ge
wagen, als zijne theorieën zullen verdrongen zijn,
dan nog zal men van hem getuigen, dat hij de
ouden van dagen, de zwakken, de verlamden, de
naar geest en l'chaam gepijnigden heeft lief gehad,
en dat hij uit een oord, welks drempel men niet
betreedt, zonder aan het »Lasciate ogni speranza"
te denken, werken het licht heeft doen zien, die
de hoop op herstel en genezing bij de lijdende
menschheid verlevendigen, der wetenschap tot
eer en der menschheid tot zegen strekken.
P. J. S.