De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 10 september pagina 2

10 september 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 846 TOONLLITeaMVZiLK Het Tooneel. »Het Nederlandsch Tooneel" heeft het winter seizoen op niet al te gelukkige wyze ingezet. Van de twee nieuwe stukken, waarmede het zijn repertoire bezwaarde, voldeed alleen het laatste, Militair kven, een blijspelletje van Von Moser en Trotha, prettig, gemoedelijk, echt Duitsch, doch daarom voor een Nederlander niet onge nietbaar. Het werd door allen en in het bijzon der door juffrouw Lorjé(Editha) en den heer Brondgeest (von Donner) met talent en opge wektheid vertolkt. Juffrouw Lorjéscheen den eersten avond een beetje onder den indruk van haar lastige en gevaarlyke partij (zij moet voort durend gebroken Engelsch spreken); zij late zich geheel gaan; haar mooie creatie en het goede geheel zullen er nog door winnen. Was de keus van Militair leven te begrijpen en te billijken, die van In 4e houtetsterswonmg, drama in vier bedrij ven uit het Duitsch van R. Skowronnek, schynt minder verklaarbaar en verdedigbaar. Hoe kwam men er toe dit te vertoonen, dit te vertoonen in de Septembermaand ? Er wordt in geschoten en vrij wat gezoend. Dacht men, dat dit voldoende zou zijn om het publiek in de stemming te brengen en te houden ? De uitkomst heeft dan wel het tegendeel bewezen. Als gewoon stuk is In de houtcestersrconinq van bescheiden beteekenis; als September stuk is het een onding. Wat ik er in zou willen prijzen zal door het Septemberpubliek waarschijn lijk niet als prijzenswaardig worden beschouwd en aanvaard. Het onderwerp is niet kwaad van vinding; de schrijver wist er echter geen weg mee; de karakterteekening laat bovendien alles te wenschen over. Een tooneelman, een slim en handig tooneelgoochelaar, is Skowronnek evenmin. Dat hy dit zoo weinig is of wil zijn is juist het eenige, wat my een pluin.pje waard schijnt. De geschiedenis laat zich met een paar woorden vertellen. Spalding, een houtvester in het OostPruisische, heeft zich aan verduistering ten nadeele van den staat schuldig gemaakt. Hij deed dit ter wille van zijn oudsten zoon Anton, den lieveling der ouders, wiens opleiding veel geld kostte, meer geld dan de ouders bezaten en verdienden. Door een toeval komt Anton achter het geheim. Hij is officier. Het eerste en eenige wat hij weet te doen is, dat hij zijn ontslag vraagt en zijn vader aangeeft. Hij acht dit zijn plicht! Wilhelm, een jongere zoon, tracht den grijsaard nog te redden, door de schuld op zich te nemen. Zijn opoffering mist haar doel; het gerecht laat zich niet misleiden. Men komt Spalding in hechtenis nemen; de oude man grijpt een geweer en schiet zich dood. Een bonte en spektakelachtige ge schiedenis zooals men ziet, een geschiedenis, die mede tengevolge van het onbeholpene een onze kere der karakterteekening, geen oogenblik den in druk maakt, dien de auteur bedoelde, die in den beginne verbaast, ten slotte ergert en ontstemt. Als Anton het geheim heeft ontdekt, begrijpt men, dat er iets moet gebeuren, dat er minstens n, dat er misschien meer dan n persoon te veel is in deze familie. Het is een echt en boeiend con flict. De schrijver wist er echter geen gebruik van te maken. Zijn oplossing is geen oplossing; zy is gezocht en onjuist; wij nemen haar niet aan. Ean «oen zijn vader aanklagen ? Welke zedeleer schrijft dat voor ? Als geheel is In, de houtvester&woning mislukt. Dat het mij en misschien meerderen soms even wist te boeien, kan ik alleen verklaren uit de beminnelijke on beholpenheid en naïeve eerlijkheid, die uit de behandeling spreken. De auteur ging blijkbaar met hart en ziel in zijn onderwerp op. Hij ge looft er aan en vertrouwt er op. Hij wil het niet in bonte trucs en goedkoope tooneeleffecten verdrinken. Hij jaagt niet naar schokkende en spannende scènes. Als de vader zich in het lllllllllllllllMIIMMI llllllllllllllMMMIIIIimillllllllll iiiiiiiiiiiiiiintiiu heeft hem tegen Woensdag 4 uur te dineeren gevraagd. »»Ik ^aag mijn vader: ligt het regiment van dien kolonel te Saint-Germain ? Ja, zijn regiment ligt hier. Is 't het 21ste of 22ste ? Zijn er hier dan twee regi menten ? Ja, papa, het 21ste en 22ste; zij vormen een brigade .. . »»Daar raakt papa nog veel meer van streek dan mama. Maar hoe kom je in vredesnaam aan die dingen ? wie heeft je zoo wijs gemaakt? -- Lieve hemel, Julia maar, zij heeft een neef bij de huzaren ... Ik begrijp er niets van, zegt mijn moe der, Jane spreekt den laatsten tijd over niets anders dan huzaren en jagers. Ei, ei, merkt grootmama op, misschien heeft zij wel den een of anderen knappen officier in den kijker... »»Ik kreeg een kleur als bloed en geef een haastig, bijna boos antwoord. Ik begin nu werkelijk het land te krijgen aan dien heer, dien ik niet ken en ook nooit zal leeren kennen. Ja, ik neem het hem hoogst kwalijk dat hij zoo'n inbreuk op mijn leven gemaakt heeft. Waarom heeft hij mij in den trein zoo aangekeken ? Waarom heeft hij de hoo gere rijschool gereden onder mijn venster ? Waarom bracht hij zijn paard zoo plotseling in den pas, dien dag, dat hij mij zag aan komen ? Nu als ik hem tegen kom, pas op, of ik niet, zoodra ik hem ontmoet, mijn paard in galop, in sterken galop zal brengen. Helaas ! de sterke galop past mijn arme Nelly nu juist volstrekt niet, zij wo.'dt oud. Daarom he*ft papa plan, mij voor mijn verjaring een ander paard te geven ... »»Ik zou wel eens willen weten, of het Kijn kolonel is, die Woensdag i Juni bij ons laatste bedrijf doodschiet, doet hy dit in een hoekje van het tooneel, achter de overige per sonen, zonder er iemands aandacht op te ves tigen, geheel anders dan een echte tooneelheld dit pleegt en dient te doen. Deze kleinigheid teekent voor my het geheel. Of deze vrees voor het banaal-mooie niet tot banaliteit van een andere soort verleidde, of dit streven naar soberheid en natuurlijkheid niet zijn keerzijde had ? Ik zal het niet ontkennen. Zijn goede zijde had het in ieder geval. Het tweede bedryf bevat zelfs een paar heel goede tooneeltjes, zoo mooi sober en gewoon, dat men een oogenblik kon denken, dat het drama het nog zou redden. Dat dit niet het geval was, was allerminst de schuld der vertolkers. Zij ver dienen allen geprezen te worden, mevrouw Pau wels?van Biene (vrouw Spalding) en de heer Bouwmeester (Spalding) om hun mooi zeggen en sober spelen, om de eenvoud en echtheid hunner creaties, voor en boven allen. De Nederlandsche Tooneelvereeniging, directie L. H. Chrispijn, die in het Paleis voor Volksvlijt haar zetel heeft, vertoonde als openingsstuk Mul tatuli's Vorstenschool. Dat de vertooning aan billijke eischen voldeed, pleitte voor het nieuwe gezel schap en voor Multatuli. Vorstenschool wil voor alles met ernst en overtuiging worden vertolkt; de afzonderlijke creaties kunnen middelmatig zijn, als het geheel van goeden wil en eerbied voor het vertolkte getuigt, dan maakt het nog een goed figuur. Het is zoo weinig een drama in den gewonen zin van het woord, dat het nauwelijks gelegenheid geeft over de individueele gaven der spelers en speelsters een oordeel uit te spreken. Het is het meest bijzondere en oor spronkelijke werk van onze geheele dramati sche letterkunde. Het laat zich met geen ander vergelijken ; het staat geheel op zich zelf; het spot met alle regelen en systemen. Sarcey zou zich aan de onbehoorlijkheden, onfatsoenlijkheden en ongepastheden, waarvan het wemelt, een indiges tie kunnen eten. Eerst een bedrijf lyriek en rhetoriek,dan een humoristisch, tragikocnischintermezzo, dan weer een bedrijf lyriek en rhetoriek en dan een bedrijf dat uit de lucht of uit den hemel schijnt te vallen, het bedrijf met het leelijke groote woord en het geweldige slot: Hanna de naaister in eigen boezem ontdekkende wat poëzie is, een episode, die in het treurspel thuis behoort, die aan Corneille en zijn »Polyeucte'1 herinnert, Pauline's »?« voif, je saif, je crois", door een Hollandsch burgerkind met andere, doch niet minder hooge en heerlijke woon en uitgesproken. Het slot sarcasme, ironie en weeke teederheid. Ken mengelmoes van stijlen en genres, een chaos van emoties en impressies; bonte verscheidenheid en toch eenheid. De per sonen, de geschiedenis, de uitspraken en denk beelden, alles en allen zich oplossend in n groot accoord: medelijden met de lijdenden; weemoed, ontzag en huivering voor menschelijk leed en menschelijke ellende. Vorstenschool is een sociaal drama, dat men met Hauptmann's Weber" zou kunnen vergelijken. Het bewijst niets, het belooft niets, het geeft geen enkel geneesmiddel voor de nooden en rampen dezer aarde; het doet deze beseffen on eerbiedigen, medeleven en medelijden. Het groote van Vor stenschool is de innigheid en oprechtheid, die er uit spreken. Het geheel doet de onvolkomen heden en oneffenheden der onderdeelen vergeten. Niet een der minst geniale vindingen van Mul tatuli was het, dat hij door een vrouw, niet door een man zyn lievelingsdenkbeelden laat uitspreken. Alleen een vrouw kan aan deze lange en niet altijd even frissche en verrassende ontboeze mingen de vereischte innigheid en teederheid geven. De rol van de koningin is de zwaarste en tegelijk de dankbaarste van ons bescheiden oorspronkelijke repertoire. Mevrouw Schwab Weiman kweet zich van haar gevaarlijke taak op een wijze, die grooto waardeering verdient. Zij trof door eenvoud en natuurlijkheid in spel en dictie. Vooral van de laatste had zij veel werk gemaakt; misschien te veel; Louise's bespiegelingen en droomerijen mogen niet al te precies en angstMI1IIIIIIIIIIIIIIIII komt eten ?" " Daarmee eindigde het aangeteekende op 27 Mei. Zij keek daarop een tiental pagina's van haar album door en zeide: »Van '28 Mei tot 3 Juni, heb ik niets over jou, totaal niets .. ." »Mijn agenda bewaart over jou ook het stilzwijgen en dat is geen wonder, want wij hebben elkaar toen helaas! in geen acht dagen gezien. Ik was toen niet te SaintGermain . . . Wij waren uitgetrokken, een fcwintig officieren van de beide regimenten met den generaal en den kolonel voor manoeuvres met het kader tu=schen Vernon en Rouaan. Ik had Jupiter meegenomen en mijn korte aanteekeningen van deze week op tocht zijn vervuld van heel aardige din gen betreffende mijn nieuw paard. »Jnpitcr onberispelijk . . . krn(-litiy, vol niur en zeer gewillig .. . Gisteren lierft de kolonel Jiem gereden en voortreffelijk yrnnden, enz. enz. Den 3den Juni 's avonds S uur kwamen wij te Saint Germain terug en den -iden Juni... Ik had je niet vergeten . .. waarachtig niet, kijk maar. Daar... znl ik Staar turnt/zien-, dat blondinetje van I/ft terras." «Ziehier wat ik heb geschreven den 4den Juni: »»Ik weet, zijn naam. Dezen na middag hebben wij den kolonel te dineeren gehad. Hij kwam zeven uur. Ik keek aan stonds naar de kraag van zijn uniform . . . en zag dat daar het cijfer 21 opstond.'t Was dus wel xijn kolonel. Aan tafel, vrij onver schillig gesprek, maar na afloop vroeg papa, terwijl ik voor de koffie zorgde: Kolonel u kunt mij misschien een dienst bewijzen ; ik zou dat kleine persoontje diiiir (op mij wijzende) gaarne een paard willen geven : weet u soms een goed dier voor mij, zeer vallig worden gedetailleerd. Het zijn geen preeken of oraties. De voortreffelijke Hanna van juffrouw van der Lucht, de dito Spiridio van den heer Chrispyn en de misschien te sobere koning van den heer Schwab verdienen nog afzonderlijke ver melding. De overigen kunnen en moeten en bloc geprezen worden. Het beste van de vertooning was juist het ensemble, de flinke regie en het goede samenspel. Deze eerste voorstelling heeft een goeden dunk van het nieuwe gezelschap gegeven. Moge het zoo blijven! Het »Salon" vertocmt ook dit jaar wederom een revue. Men zegt, dat zij niet zoo gelukkig is uitgevallen als vorige jaren en het waarschijnlijk niet lang zal maken. »Men" heeft gewoonlijk gelijk en ik geloof niet, dat zij in dit bijzondere geval ongelijk zal hebben. Dat De ruytbol niet na te vertellen is, dat de intrige gelijk nul is, is bij een revue bijna eer een deugd dan een gebrek. Bedenkelijker schijnt het mij, dat zij geen enkel gedeelte bevat, dat bijzonder geluk kig is uitgevallen en vooral dat de muziek niet n nummer telt, dat kans heeft populair te worden. Het beste van de heele revue scheen mij »IIet lied van den koloniaal", iets in het genre van de galgenhumorpoëzie, in Frankrijk door Aristide Bruant in de mode gebracht. Veel succes hadden ook de zes wurmen van kinderen, d e met een verdieping van moeders pélerine worden omhangen en daarbij met aandoenlijke overtuiging een liedje uitblaren. Foezel is na tuurlijk weder van de partij. Hij is echter de oude niet meer. Hij huppelt niet meer (hij rijdt op een vélocipède) en hij slaat niet meer (hij is getrouwd en slaat waarschijnlijk alleen zijn vrouw). H. J. MEHI.E». Muziek in de hoofdstad. Ilalévy is een componist dien wij allen kennen: wel te weten door zijue Opera La Juice, want vau al zijne andere werken (zelfs de vroeger zoo ge liefde Reine de Chypre en Charles Jrl,) weten onze tijdgenooten wenng meer af. Hoewel de heerschappij van Meyerbeer aan de Groote Opera te Parijs sterk op llalévy's werken gedrukt heeft, is La, Juire nog steeds een zeer ge zocht repertoire stuk, en ook vo jr debuten wordt het met voorliefde gekozen, omdat hierin eeu vijftal partijen voorkomen waarin do aspiranten goed moeten kunuen spelen, doch vooral goed geoefende stemmen moeten bezitten,' om den gewi nschteu indruk te ktmueu maken, terwijl tevens alles zoo voor de stemmen geschreven is, dat bij goede ver tolking liet succes is verzekerd. Fromcutal Ilalévy die zijne carrière als Opera componist is begonnen met de erfenis vau Hérold te aanvaarden en diens onvoltooide opera: Ludocie af te maken, wilde evenmin als (jaëtano Donizetti aan Meyerbeer het monopolie laten de «Academie" van nieuwe opera's te voorzien. Ilalévy was leerling vau Cherubini en werd in 18)9 Pnx de Rome. Voor hij Lu Juice gaf(lS'S5) had hij zich reeds bekend gemaakt door eenige werken die uu geheel zijn vergeten. (J! Arlisun, Clan', Le dilettante d'Aviyxo», Mt/no/t Lewatil, IM longue nitisicale en Ltt Tentutioii [ballet]. Binnen het jaar verschenen daurua La J/iice en L'&laii- (comédie-musicale.) Twee zulke werken in tegenovergesteld karakter iu zoo korten tijd te geven, getuigt wel van buitengewone scheppings kracht, en tevens dat Ilalóvy iemand was, ie met Meyerbeer iu liet strijdperk kon treden. Met deze opera's had Ilalévy echter liet beste gegeven wat hij te geven had. Van zijue latere opera's (ongeveer tien in getal) hebben wel La l'eitie (Je C'hyjire, Clitifles l'L en ///s Mousquctuires i/i: la Reine veel succes gehad; zelfs was bij ous de Marsch uit Cliurles V L lang een geliefd paradestuk (evenals nu het Intermezzo uit Unvullerifl, dat ten onzent bij voorkeur in het meest slaperige tempo wordt uitgevoerd) doch die werken zijn verbleekt, en niet zonder reden. De lyrische tragedie in vijf bedrijven werd voor MHIIIUlllUUIIIIIIIIIIIIIIlllllltllllllllliailllllllUIIIIlllllllllllllllUUIIIIIUIIIlMI mak ?..." »»Als 't u blieft niet al te mak, kolonel, ik ken zeer goed paard rijden (en dit is de waarheid, ik rijd zeer goed)... Ik zal mijn best doen er een voor u te vinden, antwoordt de kolonel en mijn informaties nemen... Kijk, een der officieren van mijn regiment bezit een paard, dat u verwonderlijk zou aanstaan, juffrouw... een dezer dagen heb ik zelf het gereden ... 't Is een volmaakt dier. Als hij 't mij zou willen overdoen mtt een goede winst, zeide papa, O, die officier zal volkomen onverschillig zijn voor die winst; hij is rijk, zeer rijk... Hij is ka pitein en heet De Léonelle. Een kapitein en rijk ? riep George uit, dan is het misschen wol die officier, dien wij laatst in dat Kngelsche karretje met die zwarte pony hebben zien rijden ? Ja, dat is dezelfde. O, wij kennen hem wel, mijn zuster en ik; wij hebben hem meermalen ontmoet.. . « Daar beginnen mij de wangen te gloeien, zij staan werkelijk in vuur en vlam ... De kolonel kijkt mij aan... Ik word purper rood .. . Hij moet het bemerken . . . Hij gaat om tien uur heen en zegt bij bet afscheid tot mij: «morgen den dag zal ik met den heer de Lóonelle spreken, maar ik vrees zeer, dat liet niet zal gaan, want liij aanbidt let terlijk dat paard !" »»'/oo staan de zaken nu! Zal ik hem zijn paard afkoopen ? Papa heeft mij een crediet van :-5()U<l francs ^gegeven." "... »Wij zijn nu tot den ."kien Juni gekomen, den beslissendeu dag... De zitting bij den photograaf op de kermis." :>Kn je eerste bezoek. Begin maar." De afstand tusschen hen beiden was steeds kleiner geworden. Zij was gaan zitten, niet de componisten van die periode een eenigzins beden kelijk legaat uit de 17de eeuw, omdat men die, toch al lange, libretti op de omslachtige muzikale wijze ging bewerken waarmede toen de melodisteu dweepten. Het recitatief en de declamatie stief moederlijk behandelende, gaven zij door de ensembles en aria's met de talrijke herhalingen, aan zulke werken nog grooter uitbreiding. Dat vele hiertegen op den duur niet bestand waren, is dan ook geble ken. De werken die zich ondanks de lengte toch staande hebbeu gehouden, moeten dus wel in veel opzichten meesterwerken zijn, want niets tocli is doodeuder dan : te lang. Doch al verwijt men Ilalévy ook niet ten on rechte, dat hij in zijne belangrijkste werken zich dikwijls te goedkoop van vele muzikale schilde ringen heeft afgemaakt; men verkrijgt toch een totaalindruk die bewondering wekt en getuigenis aflegt van zijne groote begaafdheid voor het dra matische. Welk een rijke galerij van muzikale portretten heeft hij gegeven'. Eléazar en zijn aange nomen kind, Lionel de marine -officier, die door den bliksem met blindheid geslagen, uit een twee tal jonge meisjes, door de liefde geleid, dadelijk zijne bruid met de helderziendheid van de liefde herkent, Géiard de ridderlijke minnaar en Catherina die om haar geliefde te redden van hem afzkt, Guido de beeldhouwer, die ondanks de heerschende pest te Florence blijft vertoeven; verder Charlei VI de arme krankzinnige koning en zijn petekind Oifetle dat hem beschermt en verzorgt, Kapitein Iloland met zijn strijdlustig humeur, de wees R se de mui, Jacques Siacèoe den geitenhoeder, de woeste Alatna Jur/ibo enz, enz. Om zoovele karakters aldus muzikaal te illustreestreeren moet men wel zeer begaafd zijn. Meyer beer en Hérold bezaten meer persoonlijkheid, doch Hafévy heeft misschien weer dit voor, dat hij zelf bewogen werd door hetgeen hij schilderde, terwijl Meyerbeer weinig onder den indruk was van <(e aandoeningen die bij bij anderen wist op te wekket\ Wat betreft liet teweegbrengen van effecten was Meyerbeer een rekenmeester, terwijl Ilalévy een kijkje in zijn hatt gunde; hoewel hij nooit bladzijden heeft kunnen schrijven zooals Meyerbeer ze ons wel gegeven heeft. (Béuédiction des poignards). Toen La Jitiee van Scribe eu Ilalévy voor het eerst werd opgevoerd, den 23en Februari 1S35, stonden als vertolkers op het ailiche: Ad. Nourrit: Eléazar (deze tenorzanger heeft den ttxt vervaar digd van de groote aria van Kléazar aan het einde van de vierde acte. Nourrit werkte meermalen mede wat sommige wijzingen betreft : o. a. is de ontknooping van de vierde acte van L<js Ifiiguenots door Nourrit, gevonden). Levasseur: Cimliital de Brofftii; Lafont : Lcopol/f; de beroemde Coruélie alcon, Rt/cfielen Mme Dorus-Gras De Ned. Opera had dit werk gekozeu voor de opening van het nieuwe speelseisoen cu tevens voor de debuten van twee nieuwe klachten: Mej. Ph. Vermeeren (Rachel) en de Heer Gillis (Eléazar). De lieer Schmier, die thans weer tot de Ned. Opera is teruggekeerd, zong den Kardinaal de Brogni. Zooals ik zeide moeten de debutanten in deze Opera zich aan een sterke proef onderwerpen, want niet alleen het spel, doelt ook de zangkunst treedt hier sterk op den voorgrond. Bezit men die eigenschappen, dan zijn deze rollen echter tevens zeer dankbaar. Het was dus goed gezien van de directie, deze opera te kiezen. Nn is het zeer jammer dat, beide debutanten niet tegen dit, proefstuk opgewassen bleken. De heer Gillis zal, hoor ik, niet geëngageerd worden, dus is het overbodig over hem uitteweideu. Mej. Vermcereuis iu de plaats van Mevr. Dicrckxvau de Weghe getreden, die vooral in den laatsten tijd zich zeer heeft ontwikkeld. liet viel daarom te meer op dat deze jonge dame, (die naar ik vernam voor het eerst het too neel betreedt) ten opzichte van voordracht en zangkunst geheel te kort schoot. Zij weet hare stem niet te gebruiken, bovendien moet deze wijze van zingen haar orgaan (waarvan wellicht veel te maken is) spoedig sloopcn. Het sterke vibrato, de WltlllllllHllltllllllHIMtlinillllllllllllllMIIIUIIIIIIIllllllllllMllllllllllllllllllMI op zijn knie, maar op een kleinen pouf aan zijn voeten, en terwijl hij las, vleide zij haar kopje ondeugend op zijn knieën, zoodat de kapitein, profiteerende vau de voordeelen van het terrein hij was meester van de situatie ? Jane hartelijk begon te kussen. Zij onttrok zich daar aan ... maar niet da delijk ... »Sehei daar toch mee uit,1' zeide zij, schei er mee uit en begin"... Hij begon: nDondcrdaij ?'> -Juni. Dezen morgen keer den wij in stap langs de avenue des Loyes van de manoeuvres terug, toen de adjudant van den kolonel mij kwam roepen. Ik ga naar hem toe, hij reed aan het hoofd van den troep. «Kapitein," vraagt hij mij, »hebt u soms ook lust uw pas gekocht paard te verkoopen?" «Hoegenaamd niet, kolonel... «Zelfs niet met een aardige winst:1" »Zelfs daarmede niet." «'t Was anders voor een zeer lief persoontje, dat u schijnt te kennen." «Dat mij kent, kolo nel:'" »Ja, zij heeft u meermalen ont moet, zij heeft u op het terras gezien.. . Kortom zij schijnt u te kennen... en ik meen zelfs te hebben opgemerkt, dat zij, toen ik uw naam noemde, gisteren, bloosde en wel zeer sterk ook." »En wie is dat dan, kolonel?" Zij is de dochter van eeu ingenieur, een mijnheer Lubliuièri." -~ »Is zij blond, kolonel?" »Ja, 't h een blondine." «Woont zij in een der huizon bij liet terras:'" »Juist, ziet u wel, dat u haar kent!" «Alleen van aanzien, kolonel." »Xu goed, denk er eens over na, of u je paard aan die lieve blondine zoudt willen afstaan .. . Tot ziens, kapitein" .. . (Wordt terv<jl<jd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl