Historisch Archief 1877-1940
W 6
F'
i .
V
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Uit Dr. GrANJNTEF's Studeerkamer.
No. 846
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
De duiker.
Zeer vrjj naar S.CJIILLEB.
(Punch).
"Wie is er, jonker of knecht, zoo stout
Te duiken in dezen poel?
Zie dien beker van zuiver Hibernisch goud,
Reeds heeft hem verslonden het golfgewoel!
't Is een kelk, met eeuwigen roem omstraald,
Voor de moedige hand, die omhoog hem haalt!
En allen, de heeren en jonkers mee,
Zjj hooren 't en zwijgen stil. ..
Zij houden niet van die lersche zee,
En geen die den beker veroov'ren wil...
En luid riep de stem ten tweeden male:
«Wil niemand voor Erin dien beker halen ?"
En nog staan allen vol huivering,
Tot een deftig man, grijs en oud,
Een weg zich baant door den siddrenden kring;
O de blikken in 't rond zijn wel strak en koud,
En fluisterend klinkt het: »Wat dolheid, helaas!
Nu, Groote Oude Duiker, wees niet dwaas!"
En zie, als hij staat op des maalstroom» rand,
Dan brullen uit d'afgrond hem tegen
Versperrende monsters met muil en tand,
Uit het diepst van den weelenden chaos gestegen.
En hun stem is gebrul en gehuil en gesis,
In 't schuim van de joelende duisternis.
TOGO. plots, eer zijn makkers, nog half in den dut,
Hecht weten haast wat is geschied,
Schiet d'oude vooruit in den bruisenden put,
En verdwijnt in het dwarrelend watergebied.
En zg riepen: »'tls schand',dat het land dit verdraagt,
Dat de Groote Oude Duiker aan zelfmoord zich
waagt!"
Neer schoot hij, snel als de bliksem snelt,
Toen, recht uit het diepst van den grond,
Hem de maalstroomontmoettemet dond'rend geweld,
Als een draaiende drijftol hem wentlend in'trond,..
Bleek, ademloos; wat toch is menschenkracht
Voor den dubbelen stroom in zijn wilde macht?
Belemmerend duister van diepte en nacht,
Lag rond hem, boven, beneen ....
Puiloogige monsters hielden de wacht,
Stom starend en dreigend om hem heen, ....
In der waat'ren gewentel en wicglend gedraai,
Verdrongen zich kraken en zwaardvisch en haai.
Wild stormden zij aan, de monsters van 't diep
Dicht kronk'lend bewegelijk-bont labyrinth,
De honderdarmige reuzenpolyp,
De zeeslang, die schip en bemanning verslindt;
En de starende hondsvisch met lachenden muil,
't Verdelgend gebroed van den gapenden kuil.
En de Groote Oude Duiker, ter halve gesmoord,
Dacht twijfelend: »Moet ik dan afzien van 't doel?"
Maar om rotsspleet en kloof zocht en speurde hij
voort,
En ginds in het midden van 't bruisend gewoel,
Daar wenkt hem de beker aan spitse koralen,
Zoo diep als geen duiker 't nog waagde te dalen
En zie, wat blinkt, als een zwanepluim klaar,
En straalt uit den weelenden vloed?
't Is een smal, bleek gelaat, en 't is zilvergrijs haar,
En armen, die roeien met jeugdigen moed !
«Hij is 't! En »hoezee!" In de bevende hand
Zwaait h\j juichend den beker, en spoedt zich
naar 't strand.
Hij ademde lang en ademde diep,
En zijn vuist zoekt een rots, eer de kracht
hem ontbreekt ;
»Hij heeft hem, o wonder!" was al wat men riep.
»Hij leeft!" Maar hij wankelt, hij hijgt, hij
verbleekt....
De Groote Oude Duiker, hij redde 't kleinood!
Zal 't, gevuld, hem nog laven vóór 't uur van zijn
dood ? j
irniminiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim '" 111111111111111111111111111111111111 |
Minister Dupuy en de rallié.
(Triboulet).
nlll iimniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii HUI iimuiiimimiiiiimiiiiiiim
In een vat. De bladen van Havre kondigen
een zonderling proces aan, dat de volgende week
zal behandeld worden. Het geldt een geschil
tusschen een particulier en de administratie der
Fransche douanen, en is zeker het eerste van
zijn soort. De feiten zijn de volgende:
De vorige maand gingen op de transatlantische
boot La Champagne twee Franschen scheep, oom
en neef. Zij gingen naar New-York, om vandaar
naar Chicago te reizen. Te Chicago viel het hun
zoo tegen, dat zij al spoedig naar New-York terug
keerden, en veertien dagen later besloten zij weer
naar huis te gaan. De neef was het er volkomen mee
eens, maar zie, den tweeden dag van den over
tocht overleed de oom. De kapitein sprak van
een zee-begrafenis in den gewonen vorm, maar
de neef protesteerde. Hij wilde het lijk van zijn
oom niet over boord laten werpen. Men vond
eene schikking. Er werd besloten, oom 's lijk te
conserveeren in een vat arak. Ongelukkig had
Het Hoogerhuis en de Home Kule Bill.
(Lustige Bliitter).
1. Overreding. 2. Succes. 3. Verslagenheid van den ouden vriend. 4. Het einde van de
historie.
Hoe de pairs Gladstone en zijn dierbaar vrachtje laten vallen.
men geen vat aan boord, dat groot genoeg was,
de scheepstimmerman van de Champagne stelde
toen voor, een stevig vat te maken, van den ver
langden inhoud. Men plaatste er het lijk in, en vulde
het aan met geestrijk vocht. Alles ging goed
tot Ilavre. Toen men daar het lijkvat zou
ontschepen, vroeg de douanier wat dat was.
Dat? mijn oom.
Uw oom ? in een vat ?
De douanier rook eens aan het vat en ver
klaarde toen:
Of het uw oom of tante is, voor het vocht
moet betaald worden.
Goed. Hoeveel ?
Toen kwam er een onderbrigadier bij en begon
de inhoudsmaat van het vat op te nemen.
Dat is zooveel kubieke centimeters; dus
zooveel te betalen.
De neef betaalde, ging toen met zijn vat op
den trein en liet den overledene behoorlijk be
graven.
's Avonds echter, na de begrafenis, kwam er
iemand bij hem en zeide :
Mijnheer, ik ben op de hoogte van de ramp
die u getroffen heeft; ik weet ook, hoe u mijn
heer uw oom hebt thuisgebracht. U hebt aan de
douane te Ilavre zoo en zooveel betaald voor
een vat van dien en dien inhoud, niet waar?
Volkomen juist.
Nu. dan heeft de douane u aardig afgezet.
Zij heeft u voor den heelen inhoud laten betalen,
en ze had er het volume van het lichaam van
mijnheer uw oom van moeten aftrekken.
Och kom !
Zooals ik u zeg. Hoeveel mat uw oom,
kubiek ? J
Ik ben nooit op het idee gekomen hem te
meten.
Wat onvoorzichtig. Hoeveel woog hij ?
Dat weet ik ook niet.
Als men hem in 't water gegooid had, zou
hij dan gedreven hebben?
Zeker wel. *
Nu, dan stellen wij dichtheid 1. Wij hebben
dan een volume van 90 kubieke decimeter, en
de douane te Ilavre moet dat terug betalen.
Wees zoo goed, deze procuratie te teekenen.J
De jonge man deed het; de douane wilde
intusschen geen centime restitueeren, en nu is het
proces aan den gang.
Proeve van een Congres-Woordenboek.
A. ARNHEM, hoofdstad van Gelderland, beroemd door zijn
Arnheinsehe meisjes (gebak) en zijn letterkundig congres van 18!)3.
Met de Arnhemsche tafel en de Arnhemsche bedden
Konden de Congres-leden zich voortreffelijk redden.
Maar waarom als men zóó regaleert
Hun ook niet 'ji Arnhemsch meisje geoffreerd?
B. BOEKHANDELAAR (m) xelfst. nw. mecrv. laren.
In de schaduw van schrijverslauweren zitten de
boek(handelaren
Als nijvere bijen zich dubbeltjes te vergaren.
BEETS Plaatsnaam, ooi: persoonsnaam (,\iculaas) een dichter;
Vertegenwoordigde Neêrlands Rogeering
Zooals die der Belgen V. Droogenbroeck:
Hij sprak soms een woordje tot stichting en leering,
Maai1 Droogenbroeck's tongetje was veelal zoek.
BEER w. en. ^cker rirrrortig n:iid dier: cru uugeliL'te
(ecnlandloopcr) ^'edcrlaitdscli mor .iaecrs. l-'i<ji/nrlij/;: een onbetaalde rckciiuuj.
En dan is er in Nederland nog n beer
Tweevoetig, ongevaarlijk, aangekleed als Heer.
C. CATTIE, ook Knljc (o.j \rl/'«t. n >?-. Mr,,r/ huisdier).
liet katje krapt de krullen van de trap,
Maar Kattie krapt de krullen van de sfiüi'l,
llij zeil: dat ding moet schoon!
CIIARLKS i'.iijcim.'ininn. in i'nL'eli.. 'ait\ondi'riiuj:-n er.) cerldctnwoord:
Kaïdlje.)
Ouder alle ChaiTs is maar n (.'har'1
Wars van gewarrel. gvdwarrel en
gcscliarrelDat is dus de Charles.
D. DANIEL (Miisicm).
De Lange haren, heusch! doen het hem niet _
Hij zingt ook ,.a la brosse" nog een aardig lied.
E. ETEN (onreijclin. bedr. iiwkic.)
"\Vaarscliijnlijk denken velen na 't geleerde congres:
Een diner is toch beter dan een letterkundige les.
F. FREDEK1CQ (Paul), Vlaamnch professor.
Van al de Vlaamsche broeders, niet eere bekend,,
Is Frederieii toch de leukste, de lolligste vent.