Historisch Archief 1877-1940
No. 847 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
prijzen dan om zyn drama. Blykbaar gingen de
kunst en de waarheid hem boven persoonlijke
ydellieid. Over de vertolking behoef ik niet
uit te weiden. In het vertoonen van roman
tische drama's en melodrama's is het gezel
schap van Lier een specialiteit en autoriteit'
Afzonderlijke vermelding verdient alleen de
heer Veltman (Triboulet) en wel vooral om het
voortreffelijk gespeelde dronkemanstooneeltje in
het vierde bedryf.
Naar Chicago, het Septetnberstuk van het ge
zelschap-Chrispijn, is mij niet meegevallen. Het
is een tooverklucht, die niet kluchtig en niet
tooverachtig genoeg is. Een troepje toeristen is
op reis naar Chicago, lijdt schipbreuk en komt
deels in het rijk van een onderzeesche fee
nkoningin, deels in de toekomststad van koning
Zemganno, deels in de maag van een walvisch
terecht. Na eenige minder aangename avonturen
worden zij door de hulp van Amor, die in de wel wat
zonderlinge gedaante van een corpulente matrone
optreedt, uit hun respectieve ballingschappen
verlost en aan moeder de aarde teruggegeven.
Bij een féerie is de tekst bijzaak, het decoratieve
en choregraphische gedeelte hoofdzaak. Het Paleis
voorVolksvlijt heeft op het gebied van féerie en bal
let steeds zooveel fraais te zien gegeven, dat
velen in dit opzicht zeker meer verwacht hadden,
dan Naar Chicago geeft. De danskunst is een
edele, doch, het bl\jkt telkens, een moeilijke
kunst. Een ballet is alleen mooi, wanneer het
heel mooi is en wanneer het niet mooi is, is
het heel leelijk. Neemt men aan, dat dansen is spre
ken met de voeten, dan gebiedt de rechtvaardig
heid te getuigen, dat de dansers en danseressen van
het Paleis voor Volksvlijt het nog niet verder dan
tot stamelen hebben gebracht en stamelen maakt
steeds een onpleizierigen indruk. Aan de deco
ratieven kan bescheiden lof niet worden ont
houden. Dat in het vijfde tafereel, de toekomst
stad van koning Zemganno, scheen mij meer
vreemd dan geestig. Ik geloof, dat ik in de
fliegende ldtter wel eens beter geslaagde per
siflages van bouwsüjl-buitensporigheden heb ge
zien. Had men het ons niet gezegd, dan had zeker
niemand begrepen, wat het groote beeld in
het midden moest voorstellen. Dit geheele tafereel
lydt aan duisterheid.De tekst is even vaag-parodis
tisch als het decoratief. Een mooie féerie is JVaor
Chicago niet. Trouwens een mooi féerie kan men
bij ons verlangen noch verwachten. Daarvoor kost
het genre te veel geld en is het te veel uit de
mode. De periode, waarin de Amsterdamsche
balletten en de Amsterdamsche dansers beroemd
waren, ligt reeds eenige jaren achter ons. Toch
is men juist dezer dagen in de gelegenheid in
onze hoofdstad een goede féerie, zij het dan ook
een miniatuur-féerie, te bewonderen. In het Odeon
hebben Holden's marionetten hun intrek genomen
en vertoonen onder meer de geschiedenis van
Asschepoes tot een Engelsche tooverklucht ver
werkt. De marionetten zijn de beste féerie-ver
tolkers, die men zich kan denken; in vlugheid
en stiptheid overtreffen zij al hun collega's; in
onbewust en ongezocht komische kracht kunnen
zij door geen acteur van vleesch en bloed worden
overtroffen. Het kluchtig onbeholpene van hun
gebaren en bewegingen is een bekoorlijkheid te
meer. Van de marionetten geldt hetzelfde als van
de pantomime: het is een versnapering voor naïeven
en geraffineerden.
H. J. MEHLEB.
itmiiiiimiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiHimMii
iiiiiiiiiiiimimiiiiiiiii
Muziek in de hoofdstad.
Over conventie en traditie is reeds' zooveel ge
schreven en gezegd, dat het eene wanhopige zaak
wordt er nogmaals op terug te komen on toch
kan ik de lust daartoe niet weerstaan, omdat een
muziekverslaggever in de opera nog dagelijks veel
voor oogen ziet, dat of ergernis geeft of hartelijk
doet lachen. Waarlijk men ziet op liet tooneel
rare dingen. Men biedt Eitdoxit een' bouquet aan
wanneer zij in rouwkleederen de gevangeue Rachel
bezoekt om haar te smeeken Lsnpolirs leven te
sparen. Met een minzaam en dankbaar lachje neemt
zij de diepbedroefde dit huldeblijk aan; men
geeft de Brogni een krans, wanneer het volk hem
vol eerbied begroet bij zijn opkomen aau het hoofd
van zijne kardinalen. Op de meest ongeschikte
oogenblikken worden de zangeressen en zangers
bij open doek teruggeroepen. Van Lennep noemde
dit terugroepen zelfs aan het eiudc van
de voorstelling eene belachelijke ceremonie;
hoe zou hij dan wel die ontijdige terugroepingen
genoemd hebben die de handeling afbreken, de
illusie verstoren en de zangeressen en zangers
leeren meer aan eigen succes te denken dan aan
een zich ondergeschikt maken aau het geheel eu
aaa het werk dat zij vertolken.
Dit zijn oudbakken waarheden! zal de lezer
zeggen. Volkomen juist. Doch ik heb gedurende
een paar voorstellingen weer zooveel van die
couventioneele dwaasheden gezien, dat het waarlijk
niet overtollig is er nog eens op te wijzen.
In Duitschland heb ik het meermalen bijge
woond dat alleen aan het slot van eene opera de
artisten mochten worden voor het voetlicht ge
roepen. Sommige directeuren namen zelf dien maat
regel. Enkelen gedoogden alleen dat na het slot
tableau het scherm nog eens werd opgehaald;
doch van dat hand in hand optreden van vertol
kers die elkander een oogcublik te voren den
meest doodelijken haat zwoeren, geen spoor.
Toch weet ik niet of ik er op zou zijn terug
gekomen, wanneer ik in de laatste
opcravoorstelling die ik bijwoonde niet iets gezien had wat ik:
»le comble" zou kunnen noemen, en waarop ik
de aandacht van den nieuwen, hoogst bekwamen
regisseur, den heer Saalborn, met nadruk vestig.
Het gebeurde iu de vierde acte, Leonore had juist
gezongen : Hoe droevig die ko-ho-ren die 7 doudslivd
doen ho-hn-ren, V is alles verlo-ho-ren in so-hom-bre
smart, waarna Manrico zijn aandoenlijk lied met
diepbewogen stem uitsr.ikt: Ik kan in vrede
steher-ven, Leonore o vaarwel enz., toen een donderend
applaus weerklonk. Nu dat zijn wij zoo gewend.
e heer van der Linden weet dit reeds, en laat
het orkest een oogenblik wachten, Manrico moet
dan ook altijd even uit zijn gevangenis ontsnap
pen, om te buigen. Vroeger zag ik echter altijd
dat Manrico even tersluiks voor den dag kwam
en geheel op den achtergrond biet f.
Wat gebeurt er nu echter ? De gevangenisdeuren
worden wijd opengegooid, de gevangene Manrico
stapt op het tooneel, en gaat Baar Leonore, die,
als vernietigd tegen de muur is neergezonken.
Beiden, een oogenblik te voren der wanhoop nabij,
raken nu in de genoeglijkste stemming en buigen,
vriendelijk kcheud. Manrico gaat weer in zijn
kerkerhol en doet zelf de deur op slot, terwijl
Leonore die weer wanhopend is geworden, haar
hand aan Graaf van Luna belooft om Manrico te
redden, doch zich tevens voorneemt het gif in hare
aderen te laten woelen.
Kunt gij het veroordeelcn, waarde lezer ! dat ik
moeite had een lachbui te bedwingen ?
Doch ge moet niet vergeten dat De Troubadour
eene oudere Italiaanschc Opera is, en dat het bij
de meeste opcrazangeis een soort religie is ge
worden de gebreken welke die school aankleven
met diepen eerbied te koesteren en te kweekeu.
Wij zullen dus wel moeten blijven applaurlissecrcn
op de meest ongeschikte oogenblikken eu het heel
natuurlijk vinden dat de held zijn mooie hoed en
mantel zoo maar op straat neergooit wanneer hij
de geliefde ontmoet of wanneer hij gaat duelleeren;
en wat dien meer zij.
Deze inleiding over traditie en conventie mag
mij echter niet doen vergeten dat ik verslag heb
te geven van de opvoering van de Troiibu/lour in
de Ned. Opnra, waarin Mej. vaa Gelder als
Azucena eu Mej. Vermeeren als Leonore (2e debuut)
zou optreden.
Voor de orkest-inleiding begon, ging het scherm
re ds omhoog eu maakte do «regisseur parlant au
public" na de drie voorgeschreven buigingen be
kend dat Mij. Vermeeren ongesteld was, en dat
Mej. A. Klimmerboom de rol van Leoiiore zou
vervuiler.
Deze jonge dame trad op, doch het bleek al
dadelijk, dat ook hare stem niet al te best iu orde
was, zoodat ik met groote zorg vervuld was voor
het welslagen van de volgende bedrijven, waarin
Leonore moest optreden.
Vóór het tweede gedeelte van de tweede acte
ging het scherm alweer omhoog en trad de l Leer
de Groot op, die mededeelde, dat Mej. Klimmerboom
door ongesteldheid niet bij machte was hare partij
ten einde te zingen, zoodat de voorstelling onmo
gelijk scheen voortgezet te kuuueu worden. //Doch",
zeidc de Heer de Groot ongeveer, //gelukkig zit
de Ned. Opera zoo ruim iu haar personeel, dat zij
nooit verlegen behoeft te zijn." Hij deelde verder
mede, dat Mevr. Van Ophcmeit-Schweucke bereid
was, de partij van Ijunore te vervolgen.
Terecht bracht het publiek door applaus hulde
aan de snelheid, waarmede al deze bezwaren door
den Heer do Groot werden overwonnen. Do voor
stelling eindigde toch op het gewone uur, daar
het zoekeu naar deze Loonore, die zich bovendien
nog moest verkleedeii, geen merkbare vertraging
ten gevolge had.
Natuurlijk is het niet billijk, Mevr. Van
Opliemirt-Schweuckc's zang onder deze omstandigheden
aan gedetailleerde kritiek to onderwerpen. Ik volsta
met de verklaring, dat deze dame zich door hare
rol, die zij blijkbaar in zeer lang niet gezongen
had, heensloeg met eeue tegenwoordigheid van
geest en een aplomb, dat getuigde hoe muzikaal
zij is en hoezeer zij op het tooneel tehuis is. liet
publiek kreeg dan ook geen oogeiiblik den indruk
van weifeling eu onzekerheid.
Tevens bleek het weer, dat, al heeft de stem
de eerste frischheid verloren, daartegen weer eigen
schappen staan, die dit iu sommige opzichten ver
goeden. Ik voor mij geef althans de voorkeur aan
zulk eene vertolking, dan aan eene door jonge,
doch onbedreven krachten.
Van Mej. van Gelder's zang was mijn indruk
gemengd. Hare stemmidJelen leenen zich zeer
goed voor dramatische partijen ; zij was hare partij
machtig eu gevoelde zich zeker op het tooneel,
doch de wijze waarop zij hare stem gebruikt moet
ik afkeuren. Het voortdurend vibrato is ook bij
haar oorzaak van onzuivcren zang. Ik kan mij
niet begrijper, waarom m t n dat vibreorcn toch
zoo mooi vindt. De oude Italiaansche
zaugnieesters; de voorstanders van het bel canto" hebben
het vibreeren waarlijk niet aanbevolen. Deze
wooker of laat ik liever zeggen : schimmclplant
beeft vooral op Eranscheii en Belgischen bodem
zich ontwikkeld.
Wanneer Mej. van Gelder dat gebrek kan over
winnen geloof ik dat zij iu staat kan zijn do eerste
altpartijen behoorlijk te vervullen.
De vertolkingen van de Hoeren l'auwels (Man
rico) en Orelio (Graaf van L una) gaven aan do
voorstelling den meesten glans, ik verheug mij
dan ook zeer dat deze beide zangers, (reeds lang
te recht de boste krachten van do Ned. Opera
genoemd) weer voor dit jaar zijn verbonden. Zij
zijn en blijven: the great attract.ion.
De Heer Schmior wist aau de kleinere partij
van ernaud relief te geven. Hot verhaal in do
eerste acte' verlangt van oen zanger dat hij de
kunst verstaat goed te zeggen en goed voor te
dragen.
Deze beide eigenschappen nu, bezit do Hoor
Schmier.
Ten slotte kan ik er nog bijvoegen dat het
mannenkoor over het geheel beschaafder zong dan in
de Jodin, 011 dat hot koor in do vierde aoto
.!//seffi-e" miserabel klonk.
Hot orkest was bevredigend.
l3. S. Gisteravond word het nieuwe seizoen in
het Concert-gebouw geopend mot de uitvoering van
Beethovcn's Derde (Eroieaj.
Hot blook aan den tooi ;op van l.et publiek en
aan de luide toejuichingen ua ailoop van do
Symphonie, dat men weer verlangde naar do
wiuterconcerten.
Met groote aandacht werd Beethovcn's heerlijk
werk gevolgd. De heer Kes had hot seizoen nkt
waardiger kuuncii openen; de indruk van do ver
tolking was op mij dikwijls zeer groot. Misschien
komt het omdat men ua eenigcn tijd zomerrust
dubbel geniet, doch afgescheiden hiervan blijf ik
deze vertolking bijzonder hoog stellen ; want be
halve zeer correcte eu zeer verzorgde uitvoering
was er gloed en warmte iu de voordracht. Men
werd medegesleept.
De expositie van dit werk was bovendien voor
treffelijk. Bij Beethoven's werken komt hot zoo
licht voor dat melodische trekjes in de blaasinstru
menten verloren gaan in den stroom van massalen
klank. De (nieuwere) talrijke bezetting van het
strijkkwintet draagt daar in hoofdzaak schuld aan.
Het trof mij daarom dat alles zoo goed op tijd
op den voorgrond trad; er ging voor mij thans
niets verloren.
Wat gloed en voordracht betreft, spande m. i.
de Finale de kroon. Bij dit gedeelte vooral, be
wonderde en genoot ik.
Na de pauze hoorde ik de variatiën van Brahms
op een thema van H.aydu (vroeger reeds besproken)
en de eerste uitvoering van de Nachtmusik uit
Tristan mii holde. Ook deze werken werden schoon
voorgedragen. Het laatste nummer is bovendien
een heerlijke aanwinst voor de programma's van
het Concertgebouw.
Op zulke avonden (zonder solisten) kan min
het orkest iu zijn volle kracht waardceren.
v. M.
Heden (15 Sept.) zal in de groote opera te
Parijs de première plaats hebben van: Dédamie,
text van L. Noël, muziek van Henri Maréchal,
de componist van de te Parijs bekende op
ra'scomiques Les Amoureux de CatJterine en La
Taverne des Trabana. Maréchal is niet de eerste
componist die geïnspireerd wordt door de fabel
van Achilles minnarijen met de dochter van den
koning van Scyros.
In KJ41 werd van den componist Fr. Cavalli
te Venetiëeene opera Déidumia opgevoerd, die
buitengewoon succes had. Er waren in dien tijd
te Venetiëniet minder dan vijf opera-gezelschap
pen, waarvoor Cavalli in een jaar tijd twee, drie
tot vijf opera's schreef. Hij was dus buitengewoon
productief.
Te Parijs werd in 17.'!5 Achille et Déidamie,
muziek van Campra, text van Danchet gegeven.
Ook Handel componeerde een Dcïdama op woor
den van Paolo Rolli, welke opera den l Oen
Januari 17SH voor bet eerst in Lincoln's
InnFields Theatre te Londen werd opgevoerd.
Dit was Iliindel's voorlaatste opera. Ook is
Dfidamie de heldin van een gedicht AcJiille in
Sciro dat op muziek werd gezet door Legrenzi,
Caldera, Leo, Arena, Jomelli, Hasse en Pasiello.
Eindelijk componeerde Cherubini oen ballet,
Achille d Seyro*, dat in ISO l in de Groote Opera
te Parijs werd opgevoerd, doch weinig succes bad.
Er kwam een zeer schoon bacchanaal in voor, en
vele gedeelten die door delicate muzikale ex
pressie uitmuntten; doch de linkschheden van
Achilles als vrouw verkleed deden te veel afbreuk
aan de heldenfiguur van den zoon van Thetis,
zooals die uit de geschiedenis bekend is.
Over de eerste voorstelling van doze nieuwe
opera van Maréchal zullen wij in een volgend
nummer een en ander medodeelen.
Bij de opening van de tentoonstelling te
Batavia op 12 Augustus is ton gehoore gebracht het
kinderkoor uit do cantate waarmede in bet vorige
jaar Ons Huis te Amsterdam werd geopend,
woorden van den heer J. A. Tours, muziek van
S. van Milligen.
Een te Batavia verschijnend blad zegt ervan:
»Zij zingen een vroolijk opwekkend lied. Het is
niet als Sinterklaas-koek, voor de gelegenheid
gebakken; maar als eene uiting van krachtig,
vroolijk en opgewekt leven, aansporend tot
vroolijkheid en levensgenot, klinkt het friscb en ver
kwikkend onder het dichte loofclak."
De zesde Aflevering van het Maandblad voor
Muziek is thans verschenen en bevat den volgenden
inhoud: Lully. Rameau. Monfigny.
Grétry en de Franfche Opïra-comiifue, door S.
van Milligen (vervolg en slot). Hit recitatief
in het moderne Toondrama, door II. Viotta.
Losse gedachten over de Opera. Uit den goeden
ouden tijd. Berichten.
milllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIinilltlllllllllllHIIIIII
L'Evangile tle 1'Enfance.
Het nummer van 15 Augustus der
veciticndaags-che Revue illuslfïe, vervolgt het door ('arloz
Schwabe uitgedoselite Htnii/jila <!<? C A'///r////v, waar
van het nu het achtste halve vel biedt : acht ge
kleurde pagina- samenstellingen, ouder welke n heel
tableau, dat juist oen van do beste prenten is die
Schwabe nog gaf. Het zijn vier ligurcn om een
waterput staande, en die, er iu ziende, het won
der aanschouwen van oen kindje dat ongedeerd op
hot water gezeten is. Iu de half van achter geziene
vrouw die de handen inccnslaat, en vooral in de
bloeker figuren van de twee metselaar.11, die hot
kindje zoo hebben gevonden, is veel moois van
expressie, en er is ook zeer hot bekoorlijke in van
die zachte kleuring waardoor dit hcclc werk be
hagen geeft. Ik zan' (iu de Amsterdamschc
kunstportefeuille) dezer dagen de halve vollen dor vorige
afleveringen van de Pi-cue illax/f<<'. waarin het
Ei:<i,i,jüi' de rKnJ'/iiici' geleidelijk uitkwam, al
saamgevat tot een bo'kileel, zoouls hot huis Baschct
dat zeker later ook afzonderlijk iu hot licht zal
geven, on klaarder kwamen mij zóó do bizoudere
cigcuscliappen uit van dit werk, waarin Schwabe's
talent beter ligt uitgesproken, dan in zijn illustra
tie van li: Jti'ci-, die voor don druk zoo slecht was
uitgevoerd, eu waarin hij ook is blijven stoken,
uit onmacht of verveling.
Maar er zijn iu l'Ecnngile de l'Kafuiin. dit
springt dadelijk in het oog, twee soorten van
composities, de pagina-vullende tableaux met
figuren, en de versierde omlijstingen; en deze twee
schijnen in waarde mij zeer te verschillen.
De groote tableaux vallen iu het kader van do
nieuwe religieuze kunst, en als zoodanig beschouwd
zullen zij, niettegenstaande ecu zekere vroomheid
van details eu een zekere teederheid van algemeen
sentiment, kwalijk kunnen bevredigen. En toch, hoe
ook genomen, er blijft te veel opzet bij voelbaar. De
figuren zijn arm van houdingen en de expressie wordt
moestal alleen in de geforceerde handgebaren gezocht,
de koppen, vooral van de vrouwen, zijn bot, eu hot
quasi-minutieuze teekeuen der kleederen is
hakerig en mauiërist. terwijl de vinding der samen
stellingen alles uit een vaatje van niet grooten
omvang komt, hetzelfde dat bij Ie Rèce dienst deed.
Deze laatste opmerkingen zuilen wat hard klin
ken, maar het is lastig het werk van Schwabe bil
lijk te beoordeelen. Ziet men het in een. illustratie
tusscheu al de mechanische knoeiwaar, waaraan
men gewoon is, dan steekt het als inderdaad hoogst
voortreffelijk daarbij af. Maar er ligt iu dit werk
juist ecu willen naar zuiverheid, dat onze gedach
ten b.engt op het zuiverste, eu eenmaal daarnaar
ons richtend, hollen wij er toe over ziju religieuze
kunst voor boudoir-p;eu/:igheid te houden, en haar
dan te verwerpen als wel zeer profaan. Het is niet
waar wat de dwarsche Huysmaus eens heeft be
weerd van den grootsteu mouumentalen schilder
van dezen tijd, dat zijn religieuze kunst als xingerie
i/e la J'oi moet worden gekenmerkt. Maar indien
meu vau den vltkkeloozeii l'uvis de Chavannes dit
zeker niet mag getuigen, bij Carlos Schwabe zou
men mot recht vau zulke sinrjerie kunnen gewageü.
Schwabe voelde zich oen artiest van geestelijken
aard, en, begeerig zich stellig als zoodanig te doen
kennen, heeft hij sujetten gezocht die vanzelf hem
verre voerden van de fotografische weergave van
hot weikelijke leven. Maar daarmede hoeft hij
dwaselijk gemeend dat wat de middeneeuwers als
goddelijke genade in zich omdroegen, iu het bereik
kon vallcu van ambitieuze vlijt.
Zijn minder pretentieuze bladomlijstingeii vallen
veel moor in do macht vau zijn talent en zijn
daardoor van een veel boter kaliber. Wel niet
zoo kloek als die van Grassct of zoo voornaam
als die van Craue veelal zijn, munten zij toch uit
door kwaliteiten die deze beide weder missen.
Bizoudor mooi is het blad waarop deze tekst
uit hot apocriefe Evangelie is geparafrazoerd:
Et dinix Ie /;//?',10 i:,o?iciil, puf lux J'or/'/x de In terre
et l/'x ii/n/i/x di'.yi'ftx, t'ilis lat Jif'dtx <;ix,.t//i.ïxtli, x-p!ume
te tnceiit tl cfito/ii'r t/a^s l'uet/f ei.eore uitiict.
In do tookeniug daarvan is hoog in de boomen
vol nestjes een vreugdevol takkongowriemel, waar
men een fijue muziek door heen hoort ruischeii,
zeldzaam van uitdrukking.
En vooral ook in die andcie, waar iets verder
deze tekst:
// vit les i/i///ff<'s Ji.ces iltiiix fair el /ex i,iseaux
xa//x iiiuiiceaii'iil iJni.a te ricl; et Ie rent x? luixtiit,
wordt verbeeld, mot uit oen boomtop de blanke
vogels gerezen, on deze als een glorie uitgespreid
staande togen witgekrulde wolkjes vau een roos
kleurige lucht, vooral ook in die tcekening is
ecu schoon van ucliteiul-ongereptheid en van maag
delijke staatsio gelegd, waaruit Sehwabc's tccderc
en zeer eigen noot te kennen en to waardeereu
valt.
In de hooge opgaaf, ecu gewijd verhaal waardig
in beeld Ie brengen, is Schwabe, niettegenstaande
uit nemende details en hot tooncu van ongomocue
kwaliteiten, fataal to kort geschoten.
Doch in de bescheidener taak om eeu rijke reeks
vau dolieato bladomlijstingeu te ontwerpen, is door
hem iets ten zeerste opmerkelijk bereikt. Zoo vaak
ziju zinrijke sierraudeu zich verheffen boven dat
ietwat dun-gave, waarbij men aan oen smaakvol
behaugselpatroou blijft denkeu, ve. mag hij het
tot een niet slappe, niet weeke, niet julferige en
toch zeer tcedere ornamontatic te brengen, die
delicious als bloesemlij n, spitsvingerig geweven
kantwerk is. J. V.
De collectie paletten van Beugniet.
Een verzamelaar en kunstkooper te Parijs,
Beugniet, heeft aan den staat een eigenaardige col
lectie gelegateerd, de paletten van tle beroemdste
schilders, door hem in meer dan veertig jaren
bijeengcgaard. Onder de honderd zestien paletten
dezer eenige collectie, die eene geheele zaal van
bet Louvre zal vullen, bevinden zich die van bijna
alle beroemde Eransche schilders dezer eeuw,
onder anderen van Ingres, Delacroix, Troyon,
Corot, Isabey, Bounaf, It.osa Bonheur, Detaille,
Gustave Doré, Duez, Jules Dupré, Diaz, Ilobert
Fleury, Fromentin, Geröme, Gervex, Ilarpignies,
J. P. Laurens, Jules Lefebvre, de Neuville,
Munkacszy, l'uvis de Chavannes, Worms, '/.iem, Bonvin,
Madeleine Lemaire, enz. Merkwaardig is het,
zooals de kleuren op menig palet de wijze van
schilderen van den meester karakterisecren. Het
palet van Corot is licht, een beetje in het grijs
overgaand, en biedt een harmonische
zamenstelling van tinten; dat van Théodore Kousseau
draagt alle kleuren in dikke laag; eveneens ligt
op het palet van Jules Dupréoen zware berg
van kleuren, daur twintig jaren opeengeboopt.
Sterk steekt daarvan het palet van llicard af,
dat nauwelijks even bedekt is. Isabey beeft alle
nuances bont door elkaar been, de blauwe en
roode domineeren daarin; het palet van Ingres
draagt de kleuren, methodisch geordend, in kleine
vlekjes; bijna ook zoo, alleen iets minder in de
puntjes, is ook dat van de Neuville belegd.
Brutaal, krachtig van streek, is dat van
Harpignies; in zeldzame verwarring dat van Alfred
Stevens. Dat van Jacquet is keurig, in tegen
stelling met bet als met klodden deeg besmeerde
van Diaz. Bij het gezicht van het palet van Honnat
raadt men de vele proeven en pogingen, die deze
meester met de kleuren waagt; frisch blinkend
ziju de paletten van Duez en Louis Leloir; mat
die van Jongkind!; bleek die van Géröme. Ook
in den vorm is grooto verscheidenheid; sommige
zijn vierkant en reusachtig, andere, als dat van
Chaplin, net, klein en ovaal.
Bij de tirma E. J. van Wisselingh it Co.,
Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van
Muhrman «Maneschijn" en een waterverfteekening
van Dijsselbof »Zeeanemonen''.
iiiniiiimmiiiiiiiiiii
Mijne
Congresindrukkeii.
indrukken van het Arnhemsche
Taal