De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 17 september pagina 3

17 september 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 847 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. prijzen dan om zyn drama. Blykbaar gingen de kunst en de waarheid hem boven persoonlijke ydellieid. Over de vertolking behoef ik niet uit te weiden. In het vertoonen van roman tische drama's en melodrama's is het gezel schap van Lier een specialiteit en autoriteit' Afzonderlijke vermelding verdient alleen de heer Veltman (Triboulet) en wel vooral om het voortreffelijk gespeelde dronkemanstooneeltje in het vierde bedryf. Naar Chicago, het Septetnberstuk van het ge zelschap-Chrispijn, is mij niet meegevallen. Het is een tooverklucht, die niet kluchtig en niet tooverachtig genoeg is. Een troepje toeristen is op reis naar Chicago, lijdt schipbreuk en komt deels in het rijk van een onderzeesche fee nkoningin, deels in de toekomststad van koning Zemganno, deels in de maag van een walvisch terecht. Na eenige minder aangename avonturen worden zij door de hulp van Amor, die in de wel wat zonderlinge gedaante van een corpulente matrone optreedt, uit hun respectieve ballingschappen verlost en aan moeder de aarde teruggegeven. Bij een féerie is de tekst bijzaak, het decoratieve en choregraphische gedeelte hoofdzaak. Het Paleis voorVolksvlijt heeft op het gebied van féerie en bal let steeds zooveel fraais te zien gegeven, dat velen in dit opzicht zeker meer verwacht hadden, dan Naar Chicago geeft. De danskunst is een edele, doch, het bl\jkt telkens, een moeilijke kunst. Een ballet is alleen mooi, wanneer het heel mooi is en wanneer het niet mooi is, is het heel leelijk. Neemt men aan, dat dansen is spre ken met de voeten, dan gebiedt de rechtvaardig heid te getuigen, dat de dansers en danseressen van het Paleis voor Volksvlijt het nog niet verder dan tot stamelen hebben gebracht en stamelen maakt steeds een onpleizierigen indruk. Aan de deco ratieven kan bescheiden lof niet worden ont houden. Dat in het vijfde tafereel, de toekomst stad van koning Zemganno, scheen mij meer vreemd dan geestig. Ik geloof, dat ik in de fliegende ldtter wel eens beter geslaagde per siflages van bouwsüjl-buitensporigheden heb ge zien. Had men het ons niet gezegd, dan had zeker niemand begrepen, wat het groote beeld in het midden moest voorstellen. Dit geheele tafereel lydt aan duisterheid.De tekst is even vaag-parodis tisch als het decoratief. Een mooie féerie is JVaor Chicago niet. Trouwens een mooi féerie kan men bij ons verlangen noch verwachten. Daarvoor kost het genre te veel geld en is het te veel uit de mode. De periode, waarin de Amsterdamsche balletten en de Amsterdamsche dansers beroemd waren, ligt reeds eenige jaren achter ons. Toch is men juist dezer dagen in de gelegenheid in onze hoofdstad een goede féerie, zij het dan ook een miniatuur-féerie, te bewonderen. In het Odeon hebben Holden's marionetten hun intrek genomen en vertoonen onder meer de geschiedenis van Asschepoes tot een Engelsche tooverklucht ver werkt. De marionetten zijn de beste féerie-ver tolkers, die men zich kan denken; in vlugheid en stiptheid overtreffen zij al hun collega's; in onbewust en ongezocht komische kracht kunnen zij door geen acteur van vleesch en bloed worden overtroffen. Het kluchtig onbeholpene van hun gebaren en bewegingen is een bekoorlijkheid te meer. Van de marionetten geldt hetzelfde als van de pantomime: het is een versnapering voor naïeven en geraffineerden. H. J. MEHLEB. itmiiiiimiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiHimMii iiiiiiiiiiiimimiiiiiiiii Muziek in de hoofdstad. Over conventie en traditie is reeds' zooveel ge schreven en gezegd, dat het eene wanhopige zaak wordt er nogmaals op terug te komen on toch kan ik de lust daartoe niet weerstaan, omdat een muziekverslaggever in de opera nog dagelijks veel voor oogen ziet, dat of ergernis geeft of hartelijk doet lachen. Waarlijk men ziet op liet tooneel rare dingen. Men biedt Eitdoxit een' bouquet aan wanneer zij in rouwkleederen de gevangeue Rachel bezoekt om haar te smeeken Lsnpolirs leven te sparen. Met een minzaam en dankbaar lachje neemt zij de diepbedroefde dit huldeblijk aan; men geeft de Brogni een krans, wanneer het volk hem vol eerbied begroet bij zijn opkomen aau het hoofd van zijne kardinalen. Op de meest ongeschikte oogenblikken worden de zangeressen en zangers bij open doek teruggeroepen. Van Lennep noemde dit terugroepen zelfs aan het eiudc van de voorstelling eene belachelijke ceremonie; hoe zou hij dan wel die ontijdige terugroepingen genoemd hebben die de handeling afbreken, de illusie verstoren en de zangeressen en zangers leeren meer aan eigen succes te denken dan aan een zich ondergeschikt maken aau het geheel eu aaa het werk dat zij vertolken. Dit zijn oudbakken waarheden! zal de lezer zeggen. Volkomen juist. Doch ik heb gedurende een paar voorstellingen weer zooveel van die couventioneele dwaasheden gezien, dat het waarlijk niet overtollig is er nog eens op te wijzen. In Duitschland heb ik het meermalen bijge woond dat alleen aan het slot van eene opera de artisten mochten worden voor het voetlicht ge roepen. Sommige directeuren namen zelf dien maat regel. Enkelen gedoogden alleen dat na het slot tableau het scherm nog eens werd opgehaald; doch van dat hand in hand optreden van vertol kers die elkander een oogcublik te voren den meest doodelijken haat zwoeren, geen spoor. Toch weet ik niet of ik er op zou zijn terug gekomen, wanneer ik in de laatste opcravoorstelling die ik bijwoonde niet iets gezien had wat ik: »le comble" zou kunnen noemen, en waarop ik de aandacht van den nieuwen, hoogst bekwamen regisseur, den heer Saalborn, met nadruk vestig. Het gebeurde iu de vierde acte, Leonore had juist gezongen : Hoe droevig die ko-ho-ren die 7 doudslivd doen ho-hn-ren, V is alles verlo-ho-ren in so-hom-bre smart, waarna Manrico zijn aandoenlijk lied met diepbewogen stem uitsr.ikt: Ik kan in vrede steher-ven, Leonore o vaarwel enz., toen een donderend applaus weerklonk. Nu dat zijn wij zoo gewend. e heer van der Linden weet dit reeds, en laat het orkest een oogenblik wachten, Manrico moet dan ook altijd even uit zijn gevangenis ontsnap pen, om te buigen. Vroeger zag ik echter altijd dat Manrico even tersluiks voor den dag kwam en geheel op den achtergrond biet f. Wat gebeurt er nu echter ? De gevangenisdeuren worden wijd opengegooid, de gevangene Manrico stapt op het tooneel, en gaat Baar Leonore, die, als vernietigd tegen de muur is neergezonken. Beiden, een oogenblik te voren der wanhoop nabij, raken nu in de genoeglijkste stemming en buigen, vriendelijk kcheud. Manrico gaat weer in zijn kerkerhol en doet zelf de deur op slot, terwijl Leonore die weer wanhopend is geworden, haar hand aan Graaf van Luna belooft om Manrico te redden, doch zich tevens voorneemt het gif in hare aderen te laten woelen. Kunt gij het veroordeelcn, waarde lezer ! dat ik moeite had een lachbui te bedwingen ? Doch ge moet niet vergeten dat De Troubadour eene oudere Italiaanschc Opera is, en dat het bij de meeste opcrazangeis een soort religie is ge worden de gebreken welke die school aankleven met diepen eerbied te koesteren en te kweekeu. Wij zullen dus wel moeten blijven applaurlissecrcn op de meest ongeschikte oogenblikken eu het heel natuurlijk vinden dat de held zijn mooie hoed en mantel zoo maar op straat neergooit wanneer hij de geliefde ontmoet of wanneer hij gaat duelleeren; en wat dien meer zij. Deze inleiding over traditie en conventie mag mij echter niet doen vergeten dat ik verslag heb te geven van de opvoering van de Troiibu/lour in de Ned. Opnra, waarin Mej. vaa Gelder als Azucena eu Mej. Vermeeren als Leonore (2e debuut) zou optreden. Voor de orkest-inleiding begon, ging het scherm re ds omhoog eu maakte do «regisseur parlant au public" na de drie voorgeschreven buigingen be kend dat Mij. Vermeeren ongesteld was, en dat Mej. A. Klimmerboom de rol van Leoiiore zou vervuiler. Deze jonge dame trad op, doch het bleek al dadelijk, dat ook hare stem niet al te best iu orde was, zoodat ik met groote zorg vervuld was voor het welslagen van de volgende bedrijven, waarin Leonore moest optreden. Vóór het tweede gedeelte van de tweede acte ging het scherm alweer omhoog en trad de l Leer de Groot op, die mededeelde, dat Mej. Klimmerboom door ongesteldheid niet bij machte was hare partij ten einde te zingen, zoodat de voorstelling onmo gelijk scheen voortgezet te kuuueu worden. //Doch", zeidc de Heer de Groot ongeveer, //gelukkig zit de Ned. Opera zoo ruim iu haar personeel, dat zij nooit verlegen behoeft te zijn." Hij deelde verder mede, dat Mevr. Van Ophcmeit-Schweucke bereid was, de partij van Ijunore te vervolgen. Terecht bracht het publiek door applaus hulde aan de snelheid, waarmede al deze bezwaren door den Heer do Groot werden overwonnen. Do voor stelling eindigde toch op het gewone uur, daar het zoekeu naar deze Loonore, die zich bovendien nog moest verkleedeii, geen merkbare vertraging ten gevolge had. Natuurlijk is het niet billijk, Mevr. Van Opliemirt-Schweuckc's zang onder deze omstandigheden aan gedetailleerde kritiek to onderwerpen. Ik volsta met de verklaring, dat deze dame zich door hare rol, die zij blijkbaar in zeer lang niet gezongen had, heensloeg met eeue tegenwoordigheid van geest en een aplomb, dat getuigde hoe muzikaal zij is en hoezeer zij op het tooneel tehuis is. liet publiek kreeg dan ook geen oogeiiblik den indruk van weifeling eu onzekerheid. Tevens bleek het weer, dat, al heeft de stem de eerste frischheid verloren, daartegen weer eigen schappen staan, die dit iu sommige opzichten ver goeden. Ik voor mij geef althans de voorkeur aan zulk eene vertolking, dan aan eene door jonge, doch onbedreven krachten. Van Mej. van Gelder's zang was mijn indruk gemengd. Hare stemmidJelen leenen zich zeer goed voor dramatische partijen ; zij was hare partij machtig eu gevoelde zich zeker op het tooneel, doch de wijze waarop zij hare stem gebruikt moet ik afkeuren. Het voortdurend vibrato is ook bij haar oorzaak van onzuivcren zang. Ik kan mij niet begrijper, waarom m t n dat vibreorcn toch zoo mooi vindt. De oude Italiaansche zaugnieesters; de voorstanders van het bel canto" hebben het vibreeren waarlijk niet aanbevolen. Deze wooker of laat ik liever zeggen : schimmclplant beeft vooral op Eranscheii en Belgischen bodem zich ontwikkeld. Wanneer Mej. van Gelder dat gebrek kan over winnen geloof ik dat zij iu staat kan zijn do eerste altpartijen behoorlijk te vervullen. De vertolkingen van de Hoeren l'auwels (Man rico) en Orelio (Graaf van L una) gaven aan do voorstelling den meesten glans, ik verheug mij dan ook zeer dat deze beide zangers, (reeds lang te recht de boste krachten van do Ned. Opera genoemd) weer voor dit jaar zijn verbonden. Zij zijn en blijven: the great attract.ion. De Heer Schmior wist aau de kleinere partij van ernaud relief te geven. Hot verhaal in do eerste acte' verlangt van oen zanger dat hij de kunst verstaat goed te zeggen en goed voor te dragen. Deze beide eigenschappen nu, bezit do Hoor Schmier. Ten slotte kan ik er nog bijvoegen dat het mannenkoor over het geheel beschaafder zong dan in de Jodin, 011 dat hot koor in do vierde aoto .!//seffi-e" miserabel klonk. Hot orkest was bevredigend. l3. S. Gisteravond word het nieuwe seizoen in het Concert-gebouw geopend mot de uitvoering van Beethovcn's Derde (Eroieaj. Hot blook aan den tooi ;op van l.et publiek en aan de luide toejuichingen ua ailoop van do Symphonie, dat men weer verlangde naar do wiuterconcerten. Met groote aandacht werd Beethovcn's heerlijk werk gevolgd. De heer Kes had hot seizoen nkt waardiger kuuncii openen; de indruk van do ver tolking was op mij dikwijls zeer groot. Misschien komt het omdat men ua eenigcn tijd zomerrust dubbel geniet, doch afgescheiden hiervan blijf ik deze vertolking bijzonder hoog stellen ; want be halve zeer correcte eu zeer verzorgde uitvoering was er gloed en warmte iu de voordracht. Men werd medegesleept. De expositie van dit werk was bovendien voor treffelijk. Bij Beethoven's werken komt hot zoo licht voor dat melodische trekjes in de blaasinstru menten verloren gaan in den stroom van massalen klank. De (nieuwere) talrijke bezetting van het strijkkwintet draagt daar in hoofdzaak schuld aan. Het trof mij daarom dat alles zoo goed op tijd op den voorgrond trad; er ging voor mij thans niets verloren. Wat gloed en voordracht betreft, spande m. i. de Finale de kroon. Bij dit gedeelte vooral, be wonderde en genoot ik. Na de pauze hoorde ik de variatiën van Brahms op een thema van H.aydu (vroeger reeds besproken) en de eerste uitvoering van de Nachtmusik uit Tristan mii holde. Ook deze werken werden schoon voorgedragen. Het laatste nummer is bovendien een heerlijke aanwinst voor de programma's van het Concertgebouw. Op zulke avonden (zonder solisten) kan min het orkest iu zijn volle kracht waardceren. v. M. Heden (15 Sept.) zal in de groote opera te Parijs de première plaats hebben van: Dédamie, text van L. Noël, muziek van Henri Maréchal, de componist van de te Parijs bekende op ra'scomiques Les Amoureux de CatJterine en La Taverne des Trabana. Maréchal is niet de eerste componist die geïnspireerd wordt door de fabel van Achilles minnarijen met de dochter van den koning van Scyros. In KJ41 werd van den componist Fr. Cavalli te Venetiëeene opera Déidumia opgevoerd, die buitengewoon succes had. Er waren in dien tijd te Venetiëniet minder dan vijf opera-gezelschap pen, waarvoor Cavalli in een jaar tijd twee, drie tot vijf opera's schreef. Hij was dus buitengewoon productief. Te Parijs werd in 17.'!5 Achille et Déidamie, muziek van Campra, text van Danchet gegeven. Ook Handel componeerde een Dcïdama op woor den van Paolo Rolli, welke opera den l Oen Januari 17SH voor bet eerst in Lincoln's InnFields Theatre te Londen werd opgevoerd. Dit was Iliindel's voorlaatste opera. Ook is Dfidamie de heldin van een gedicht AcJiille in Sciro dat op muziek werd gezet door Legrenzi, Caldera, Leo, Arena, Jomelli, Hasse en Pasiello. Eindelijk componeerde Cherubini oen ballet, Achille d Seyro*, dat in ISO l in de Groote Opera te Parijs werd opgevoerd, doch weinig succes bad. Er kwam een zeer schoon bacchanaal in voor, en vele gedeelten die door delicate muzikale ex pressie uitmuntten; doch de linkschheden van Achilles als vrouw verkleed deden te veel afbreuk aan de heldenfiguur van den zoon van Thetis, zooals die uit de geschiedenis bekend is. Over de eerste voorstelling van doze nieuwe opera van Maréchal zullen wij in een volgend nummer een en ander medodeelen. Bij de opening van de tentoonstelling te Batavia op 12 Augustus is ton gehoore gebracht het kinderkoor uit do cantate waarmede in bet vorige jaar Ons Huis te Amsterdam werd geopend, woorden van den heer J. A. Tours, muziek van S. van Milligen. Een te Batavia verschijnend blad zegt ervan: »Zij zingen een vroolijk opwekkend lied. Het is niet als Sinterklaas-koek, voor de gelegenheid gebakken; maar als eene uiting van krachtig, vroolijk en opgewekt leven, aansporend tot vroolijkheid en levensgenot, klinkt het friscb en ver kwikkend onder het dichte loofclak." De zesde Aflevering van het Maandblad voor Muziek is thans verschenen en bevat den volgenden inhoud: Lully. Rameau. Monfigny. Grétry en de Franfche Opïra-comiifue, door S. van Milligen (vervolg en slot). Hit recitatief in het moderne Toondrama, door II. Viotta. Losse gedachten over de Opera. Uit den goeden ouden tijd. Berichten. milllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIinilltlllllllllllHIIIIII L'Evangile tle 1'Enfance. Het nummer van 15 Augustus der veciticndaags-che Revue illuslfïe, vervolgt het door ('arloz Schwabe uitgedoselite Htnii/jila <!<? C A'///r////v, waar van het nu het achtste halve vel biedt : acht ge kleurde pagina- samenstellingen, ouder welke n heel tableau, dat juist oen van do beste prenten is die Schwabe nog gaf. Het zijn vier ligurcn om een waterput staande, en die, er iu ziende, het won der aanschouwen van oen kindje dat ongedeerd op hot water gezeten is. Iu de half van achter geziene vrouw die de handen inccnslaat, en vooral in de bloeker figuren van de twee metselaar.11, die hot kindje zoo hebben gevonden, is veel moois van expressie, en er is ook zeer hot bekoorlijke in van die zachte kleuring waardoor dit hcclc werk be hagen geeft. Ik zan' (iu de Amsterdamschc kunstportefeuille) dezer dagen de halve vollen dor vorige afleveringen van de Pi-cue illax/f<<'. waarin het Ei:<i,i,jüi' de rKnJ'/iiici' geleidelijk uitkwam, al saamgevat tot een bo'kileel, zoouls hot huis Baschct dat zeker later ook afzonderlijk iu hot licht zal geven, on klaarder kwamen mij zóó do bizoudere cigcuscliappen uit van dit werk, waarin Schwabe's talent beter ligt uitgesproken, dan in zijn illustra tie van li: Jti'ci-, die voor don druk zoo slecht was uitgevoerd, eu waarin hij ook is blijven stoken, uit onmacht of verveling. Maar er zijn iu l'Ecnngile de l'Kafuiin. dit springt dadelijk in het oog, twee soorten van composities, de pagina-vullende tableaux met figuren, en de versierde omlijstingen; en deze twee schijnen in waarde mij zeer te verschillen. De groote tableaux vallen iu het kader van do nieuwe religieuze kunst, en als zoodanig beschouwd zullen zij, niettegenstaande ecu zekere vroomheid van details eu een zekere teederheid van algemeen sentiment, kwalijk kunnen bevredigen. En toch, hoe ook genomen, er blijft te veel opzet bij voelbaar. De figuren zijn arm van houdingen en de expressie wordt moestal alleen in de geforceerde handgebaren gezocht, de koppen, vooral van de vrouwen, zijn bot, eu hot quasi-minutieuze teekeuen der kleederen is hakerig en mauiërist. terwijl de vinding der samen stellingen alles uit een vaatje van niet grooten omvang komt, hetzelfde dat bij Ie Rèce dienst deed. Deze laatste opmerkingen zuilen wat hard klin ken, maar het is lastig het werk van Schwabe bil lijk te beoordeelen. Ziet men het in een. illustratie tusscheu al de mechanische knoeiwaar, waaraan men gewoon is, dan steekt het als inderdaad hoogst voortreffelijk daarbij af. Maar er ligt iu dit werk juist ecu willen naar zuiverheid, dat onze gedach ten b.engt op het zuiverste, eu eenmaal daarnaar ons richtend, hollen wij er toe over ziju religieuze kunst voor boudoir-p;eu/:igheid te houden, en haar dan te verwerpen als wel zeer profaan. Het is niet waar wat de dwarsche Huysmaus eens heeft be weerd van den grootsteu mouumentalen schilder van dezen tijd, dat zijn religieuze kunst als xingerie i/e la J'oi moet worden gekenmerkt. Maar indien meu vau den vltkkeloozeii l'uvis de Chavannes dit zeker niet mag getuigen, bij Carlos Schwabe zou men mot recht vau zulke sinrjerie kunnen gewageü. Schwabe voelde zich oen artiest van geestelijken aard, en, begeerig zich stellig als zoodanig te doen kennen, heeft hij sujetten gezocht die vanzelf hem verre voerden van de fotografische weergave van hot weikelijke leven. Maar daarmede hoeft hij dwaselijk gemeend dat wat de middeneeuwers als goddelijke genade in zich omdroegen, iu het bereik kon vallcu van ambitieuze vlijt. Zijn minder pretentieuze bladomlijstingeii vallen veel moor in do macht vau zijn talent en zijn daardoor van een veel boter kaliber. Wel niet zoo kloek als die van Grassct of zoo voornaam als die van Craue veelal zijn, munten zij toch uit door kwaliteiten die deze beide weder missen. Bizoudor mooi is het blad waarop deze tekst uit hot apocriefe Evangelie is geparafrazoerd: Et dinix Ie /;//?',10 i:,o?iciil, puf lux J'or/'/x de In terre et l/'x ii/n/i/x di'.yi'ftx, t'ilis lat Jif'dtx <;ix,.t//i.ïxtli, x-p!ume te tnceiit tl cfito/ii'r t/a^s l'uet/f ei.eore uitiict. In do tookeniug daarvan is hoog in de boomen vol nestjes een vreugdevol takkongowriemel, waar men een fijue muziek door heen hoort ruischeii, zeldzaam van uitdrukking. En vooral ook in die andcie, waar iets verder deze tekst: // vit les i/i///ff<'s Ji.ces iltiiix fair el /ex i,iseaux xa//x iiiuiiceaii'iil iJni.a te ricl; et Ie rent x? luixtiit, wordt verbeeld, mot uit oen boomtop de blanke vogels gerezen, on deze als een glorie uitgespreid staande togen witgekrulde wolkjes vau een roos kleurige lucht, vooral ook in die tcekening is ecu schoon van ucliteiul-ongereptheid en van maag delijke staatsio gelegd, waaruit Sehwabc's tccderc en zeer eigen noot te kennen en to waardeereu valt. In de hooge opgaaf, ecu gewijd verhaal waardig in beeld Ie brengen, is Schwabe, niettegenstaande uit nemende details en hot tooncu van ongomocue kwaliteiten, fataal to kort geschoten. Doch in de bescheidener taak om eeu rijke reeks vau dolieato bladomlijstingeu te ontwerpen, is door hem iets ten zeerste opmerkelijk bereikt. Zoo vaak ziju zinrijke sierraudeu zich verheffen boven dat ietwat dun-gave, waarbij men aan oen smaakvol behaugselpatroou blijft denkeu, ve. mag hij het tot een niet slappe, niet weeke, niet julferige en toch zeer tcedere ornamontatic te brengen, die delicious als bloesemlij n, spitsvingerig geweven kantwerk is. J. V. De collectie paletten van Beugniet. Een verzamelaar en kunstkooper te Parijs, Beugniet, heeft aan den staat een eigenaardige col lectie gelegateerd, de paletten van tle beroemdste schilders, door hem in meer dan veertig jaren bijeengcgaard. Onder de honderd zestien paletten dezer eenige collectie, die eene geheele zaal van bet Louvre zal vullen, bevinden zich die van bijna alle beroemde Eransche schilders dezer eeuw, onder anderen van Ingres, Delacroix, Troyon, Corot, Isabey, Bounaf, It.osa Bonheur, Detaille, Gustave Doré, Duez, Jules Dupré, Diaz, Ilobert Fleury, Fromentin, Geröme, Gervex, Ilarpignies, J. P. Laurens, Jules Lefebvre, de Neuville, Munkacszy, l'uvis de Chavannes, Worms, '/.iem, Bonvin, Madeleine Lemaire, enz. Merkwaardig is het, zooals de kleuren op menig palet de wijze van schilderen van den meester karakterisecren. Het palet van Corot is licht, een beetje in het grijs overgaand, en biedt een harmonische zamenstelling van tinten; dat van Théodore Kousseau draagt alle kleuren in dikke laag; eveneens ligt op het palet van Jules Dupréoen zware berg van kleuren, daur twintig jaren opeengeboopt. Sterk steekt daarvan het palet van llicard af, dat nauwelijks even bedekt is. Isabey beeft alle nuances bont door elkaar been, de blauwe en roode domineeren daarin; het palet van Ingres draagt de kleuren, methodisch geordend, in kleine vlekjes; bijna ook zoo, alleen iets minder in de puntjes, is ook dat van de Neuville belegd. Brutaal, krachtig van streek, is dat van Harpignies; in zeldzame verwarring dat van Alfred Stevens. Dat van Jacquet is keurig, in tegen stelling met bet als met klodden deeg besmeerde van Diaz. Bij het gezicht van het palet van Honnat raadt men de vele proeven en pogingen, die deze meester met de kleuren waagt; frisch blinkend ziju de paletten van Duez en Louis Leloir; mat die van Jongkind!; bleek die van Géröme. Ook in den vorm is grooto verscheidenheid; sommige zijn vierkant en reusachtig, andere, als dat van Chaplin, net, klein en ovaal. Bij de tirma E. J. van Wisselingh it Co., Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van Muhrman «Maneschijn" en een waterverfteekening van Dijsselbof »Zeeanemonen''. iiiniiiimmiiiiiiiiiii Mijne Congresindrukkeii. indrukken van het Arnhemsche Taal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl