De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 17 september pagina 4

17 september 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 847 en Letterkundig Congres, althans van de zittingen, die ik geheel of gedeeltelgk heb kunnen bijwo nen (den derden, laatsten dag was ik door on gesteldheid verhinderd tegenwoordig te z\jn), zijn in het kort deze: dat men beter doet voortaan. de congressen geheel en al op te heffen, of dat zq geheel anders moeten worden ingericht. Belangrijke en wetenschappelijke besprekingen over de taal en over taalkundige kwestiën zjjn natuurlijk altijd meer geschikt voor eene schriftelijke uiteenzetting. Hierover kan dus gevoegelyk gezwegen worden. Alleen stip ik aan dat de meesten onzer groote taaikenners, mannen als Kern en Uhlenbeck, Moltzer en Verdam en an deren, ontbraken. Ook iemand als G. Kalff werd gemist. Blijft het letterkundig gedeelte. Waar de meeste toongevende onder de jongeren, Pol de Mont uitgezonderd, niet tegenwoordig waren, daar ontbrak reeds terstond eene groote aantrekkelijkheid. Van de Zuid-Nederlanders, yooral de jongeren, had ik ditmaal veel verwacht, maar mij dunkt dat n de opkomst, en de be toonde belangstelling niet aan de verwachtingen heeft beantwoord. Het bespreken, ja zelft het noemen van onze twee pas gestorven groote auteurs Multatuli en Huet bleef zoo goed als achterwege. Alleen heeft de hoogleeraar Spruyt in zijne voordracht van ?beiden op afkeurende wijze gesproken. Later heeft slechts den heer Julius Pee, student te Gent, een hulde aan Multatuli gebracht, in de laatste algemeene bijeenkomst, die ik tot mijn s'pjjt niet kon bijwonen maar uit niets is mij gebleken, dat de verzamelden met geestdrift eene hulde aanhoorden aan dien baanbrekenden artist en genialen Nederlandschen schrijver, Douwes Dekker, wiens geschriften) evenals die van Huet, langer zullen leven dan de meeste voordrachten op letterkundige congressen. De regeling der spreekbeurten op de algemeene vergaderingen was willekeurig. Zoo werd aan de heeren Laurillard voor zijn vers en Den Hertog voor zijne voordracht over poëtiek (ik vrees dat zeer vele toehoorders daarbij aan politiek hebben gedacht) het woord verleend, vóórdat de spreker of sprekers, die vóór hen waren ingeschreven, hunne taak volbracht hadden. De heer Schaepman, die in een debat met den laatstgenoemden spreker op zeer luidsprekende wijze zijne mee ning verkondigde, werd door de groote meerder heid met applaus begroet, ofschoon onmiddellijk daarna bleek, dat hij niet eens de strekking der voordracht van den heer den Hertog ten volle had begrepen. En zoo verder (1). Van het tooneelstuk Lucie is het wellicht beter geheel te zwijgen. Maar waarom geen goed vertaald stuk opgevoerd? Of een Nederlandsch stuk uit vroeger tijd, b.v. Vorstenschool, of een drama van Schimmel, of (last not least) een vertaling van Burgersdijk? Het komt mij voor dat er nog wel meer keus was. Een der belangrijkste voorstellen wijders, dat nl. tot het oprichten van een schrijversbond, uitgaande van de heeren Zuidema c.s., door mij in een schriftelijk advies aan den voorzitter der betrokken afdeeling warm ondersteund, werd op voorstel van mr. Lev'y ook al naar de bestendige commissie verzonden, (2) dus in elk geval op de lange baan geschoven. Waarom dat? Moeten wij weer een jaar, of jaren, wachten totdat ten onzent eene vereeniging bestaat, zooals in Frankrijk, En geland, Duitschland, enz. reeds lang voorhanden is ? Het is mij onbegrijpelijk dat deze poging, om door samenwerking de stoffelijke belangen der schrijvers te verbeteren, alweer dreigt te mis lukken. En nu ten slotte vergeve de lezer mij, dat ik b\j het verzamelen mijner congresindrukken geëindigd ben met het herlezen van een der laatste hoofdstukken uit den oen Bundel der Ideën van Multatuli (3). H. C. MULLEB. (1) Over de voordracht van den heer Den Hertog kan ik geen oordeel vellen, daar het ge schuifel der vergadering voor mij een deel daarvan onhoorbaar heeft gemaakt. Op de lijst der sprekers stond ik (met een voordracht over Multatuli) vermeld vóór den heer Den Hertog. Toch werd aan den laatstgenoemde het eerst het woord ver leend, zonder eenige voorafgaande kennisgeving aan mij, omdat naar den heer Den Hertog mij zelf mededeelde de voorzitter gaarne zijn rede zou aanhooren, en daarna vertrekken moest! Wat, geloof ik, niet eens gebeurd is. «*,<«?. (2) Evenals het voorstel-Pée, betreffende eene uitgave der werken van Multatuli. (3) Zie Multatuli, Ideeën, 6e Bundel (uitgave van 1878), blz. 322 en vlg. ??tnilllllllllllHHIIIIIIMIIIIIIIIUIHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIItlllllllllllllllllMMI Romans a clef. Omtrent het Boulangisme is er weer een nieuw boek uitgekomen, ditmaal een »roman h clef." De titel is George et Marguérite; de schrijver is een vriend geweest van den generaal, die zooals men weet George heette, ofschoon de menigte hem »Ernest" gedoopt had. Van deze »romans a clef', historie en verdichting, maar meestal het laatste, zijn er heel wat. Men weet welk een boekhandelsucces bij ons de ^KoninklijkeMtëd >ad" en haar vervolgen gehad hebben; maar er zijn er geweest, minder grof en van personen die beter achter de schermen hebben kunnen kijken. Zoo verschijnen er sedert eenige jaren romans van een zekere Ary Ecilaw, die blijkbaar uitstekend inge licht is en op de hoogte van allerlei hofgeheimen. Heel boosaardige personaliteiten komen er voor in haar Mariage (Tune Altesse en Roland. De schrijf ster (blijkbaar een dame ; naar men beweert, een Hessische prinses of eene Kussin) heeft ook een stuk geschreven, Lofficer bhv, dat was aange nomen om in het (iymnase gospeeld te worden, toen de censuur de opvc ering verboden heeft, omdat de toespelingen al te doorzichtig waren. Maar vaak ook zijn de romans a clef door den schrijver geheel gewoon als openlijk werk geleverd en alleen een indiscretie, die niet kwa lijk genomen wordt. In Daudets Rois en Exil en Numa Roumestan kon men allerlei personen van den dag nasporen; in het begin van de eeuw was de Musset's Confession d'un enfant du s.ècle zeer zeker een roman a clef, waarvan hij zelf de held was. Ook is hij de held, met George Sand, van den roman van deze laatste, Elle et Lui, waarop Paul de Musset, na Alfred's dood antwoordde met een Lui et Ede; hetzelfde on derwerp werd nog behandeld door een vierde auteur, Louise Colet, die er eigenlijk niets mee te maken had. Nog vrceger was er al een roman a clef ge weest van Benjamin Constant, Adolfihe, waarvan de heldin eene mooie en geestige bourgeoise uit de Chaussée 'Antin wa?. Onder het tweede Keizerrijk maakten twee romans a clef veel sensatie. De eerste was Tolla van About; hij bestond voor een groot gedeelte uit brieven, tijdens het verblijf te Rome en de reis naar Athene door den schrijver en een dame geschreven, en schilderde een aantal bekende personen uit de eeuwige stad. Opmerkelijk is het, dat de mooiste en aantrekkelijkste brieven niet door den later zoo bekenden schrijver opge steld waren, maar door de dame, van wie men later nooit meer iets gehoord heeft. About heeft trouwens nooit zooveel innig waar gevoel getoond als in dezen roman. Een tweede, om dien zelfden tijd, was Les jevdis de Madame Charbomieau, van Armand de Pontmartin; het maakte nog veel meer schandaal, omdat de origineelen van de personen niet te Rome, maar te Parijs woonden. De schrijver was heel boosaardig geweest, en vele zijner slachtoffers trokken zich de portretten heel erg aan; zij maakten het zoo erg bij Napoleon III, dat het boek verboden werd. Er mankeerde alleen aan, dat men het door beulshanden had laten verbranden. Ook Disraeli's Lothair was een roman a clef. Wat Daudet betreft, ieder wist dat Numa Roumestan Gambetta was, de hertog de Mora de Morny, de held van den JVa&aft niemand anders dan Bravery, de gewezen favori van den Khedive. In Les Rois en exil, kende ieder de anecdote van de mooie mevrouw S. en een buitenlandschen prins, die zijn jeugd te Parijs doorbracht en er ook gestorven is. Ook de typen van l'Evangéliste zijn uit de groote protestantsche wereld te Parijs genomen. Ook in Zola vindt men portretten. Son Excellence Euyène Rouyon is de minister Kouher; de schilder in L'oeuvre is Manet; de hel din van Nana is op de planken van de Folies Dramatiques verschenen. In de werken van De Maupassant, Loti, Paul Bourget zal men geen roman a clef vinden, (of schoon in Crutlle nigme de stukken van het proces Peltzer gebruikt zijn), en zij hebben er wel aan gedaan; het kunstwerk moet geen ele ment van succes vinden in eene ongezonde nieuwsgierigheid. Te grooter triomf als het type zoo zuiver en algemeen genomen is, dat men in allerlei kringen er het origineel van meent te herkennen. De grootste steden der aarde. Naar de uitkomsten der laatste volkstellingen, en de nieuwste bekend gewordene berichten en schat tingen zijn er tegenwoordig op de aarde 35 ste den van een half millioen bewoners of meer. Twaalf dezer plaatsen zijn millioensteden; 4 daar van liggen in Europa (Londen, Parijs, BerlijnCharlottenburg en Weenen), 5 in Azië(Kanton, de vereenigde steden Hankou-Hanyang-Woetschang, Tokio, Siangtan en Singan) en 3 in Amerika (New-York-Brooklyn, Philadelphia en Chicago). Van de drie en twintig steden met boven een half tot een millioen inwoners bevinden zich 8 in Europa (Petersburg, Konstantinopel, Moskou, Glasgow, Hamburg-Altona, Manchester Salford, Liverpool en Birmingham), 12 in Azi (Tientsin, Bombay, Calcutta, Hangtschou,Tschingtoe, Foetschaoe, Peking, Soetschou, Tschangtschou, Schashing, Lautschou en Tatschan), 3 in Amerika (Rio-de-Janeiro, Boston en BuenosAyres). In Australiëen Afrika bezit geen stad een half millioen inwoners; de volkrijkste steden dezer twee werelddeelen zijn Melbourne (385,795 inwoners) en Kaïro (374,838 inwoners), welke in bevolking nog onder 7 Europeesche, G Azia tische en 2 Amerikaansche steden van boven de 400,000 tot een half millioen bewoners staan. Nummert men de steden met ruim 500,000 in woners naar de grootte harer bevolking, dan verkrijgt men de volgende reeks: Londen 4.415.958; Parijs 2.712.598; New-YorkBrooklyn 2.352.150; Berlijn-Charlottenburg 1.055.653; Kanton 1.600.000 ; Weenen 1.3(14.548; Hankou-Hanyang-Woetschang 1.200.000; Tokio 1.155.290; Philadelphia 1.105.277; Chicago 1.099.850; Siangtan en Singan met ongeveer 1.000.000 inwoners ieder. Verder Petersburg 954.400; Tientsin 950000; Konstantinopel 873.565; Bombay 821.704; Cal cutta 810.080; Hangtschou, Tschingtoe en Riode-Janeiro ieder met 800.000; Moskou 798.742; Glasgow 772.040; Hamburg-Altona 734.025 ; Manchester-Salford 703.479; Liverpool 097.901; Foetschou 030.000; Boston 598.000; Birmingham 570.401; Buenos-Ayres 554.713; Peking, Soutschou, Tschangtschoe, Schashing, Lautschou en Tatschan met iec er ongeveer 500.000 ir.woners. Het derde eeuwfeest van de universi teit van Upsala. Uit Stockholm bericht men van 8 September: De stad Upsala vierde dezer dagen met een lange reeks van feestelijkheden het 300 jarig bestaan harer universiteit. In het jaar 1593 werd te Upsala eene groote vergade ring gehouden, waarop de AugsUirgsche Confes sie als staatsgodsdienst aangenomen en gelijk tijdig tot het oprichten eenor universiteit beslo ten werd. Het vieren van die gebeurtenis werd ook daartoe gebruikt, om de oude beroemde kathedraal te Upsala, welke voor kort gerestau reerd is, opnieuw in te wijden. De Deensche kroonprins, prins Frederik Leopold van Pruisen en verscheidene Duitsche vorsten waren voor het feest naar Upsala gekomen. Koning Oskar ontving een grooten optocht van 3000 studenten en hield eene rede, waarin hij de historische en religieuse beteekenis van het feest schilderde. Fen lid der deputatie hield toen een rede in het Duitsch tot de Duitsche gasten. De Dittfche warande, onder redactie van prof. dr. Paul Alberdingk Thijm, te Leuven, bevat in zijn No. 5 van dezen jaargang o.a. Theofiel Lybaert (een Gentsch schilder) door Leonce du Catillon, met portret; De beide Harrewijns door Karel Piot; Een drietal kunstenaars, (van Musscher, Wellink, en de Let) door J. H. Hofman ; Eene «ort/Mtnewrs-jufïer, door O. T.; De Koning v.-n BabyJonien door P. B. Hagebaert; DeRyndwergen, ballade door Pol de Mont; Keizer Nero en de Sage, door P. N. Brouns, enz. De maatschappij Zeeland heeft doen samenstel len en te Londen uitgegeven een aardig boekje, About Holland, een gids voor Engelsche reizigers, voor een shilling verkrijgbaar. Het is vol plaat jes en vol practische duidelijke inlichtingen. Kaartjes van provinciën en steden, heel beknopt, costumes, gebouwen, en vooral een werkelijk practische eenvoudige toon van inlichting geven, maken het boekje heel aantrekkelijk. Ten ge rieve der sport-zieke Engelschen is er ook een uitgebreid aanhangsel bij over zeilen, roeien, cycling en schaalsenrijden, waarvoor de heer Dudok de Wit de gegevens heeft geleverd. HIIIIIIIIIIIIIHIIIHHIIIllllllttllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIHII VQ Herfstmode. Bafques en rokken. Voiles. Kellfierint.en. Rectptew. In de drukkend warme dagen der laatste week schijnt het bijna ongepast van warme herfststoffen te spreken, en toch: October en November staan voor de deur, en de fabrieken hebben op deze twee, met hun vocht en nevel en kilheid, spe ciaal gerekend. De herfststoffen zijn zoo, dat men er de Noordpool mede zal kunnen trotseeren. Zuivere wol wordt in allerlei dikke (en daarom dure) stoffen als modeartikel gereed gehouden; men heeft er Schotsche tweeds van in alle gemengde kleuren, grijs, beige, gestreept, geruit, gevlekt, dia gonaal, maar meest zoo getint, dat ze voor changeant kunnen doorgaan. Hierbij komt hetdrapchungeant, de Meltons, Cheviots, Harris tweeds, alles in onzekere rlauwblauwe, mat grijze, vreemd groene, valschroode, gemengdbruine tinten. Ook zal men ruwe tweeds dragen met nog ruwer strepen er in, groen-rood, bruin-blauw, rosebruin, hetgeen ook changeant lijkt; of ook wel met een gelen draad er tusschen, die een goud glans heefc en met rossige of bruine galons heel herfstachtig zal lijken. Voor de zijden stoffen voorspelt men iets dergelijks, dik en zwaar, met onregelmatige fluweelen of satijnen strepen er in; verder zal galon, zwaar guipure-passement en astrakan als versiering dienen ; voor de kleu ren voorspelt men saphirblauw, amaranthe, marineblauw, tabac en mauve in alle nuances. Als avondmantel wordt voor den winter de pelisse voorspeld, in den trant van 1830. Zij heeft dit tegen dat zij om het middel tamelijk sluitend moet zijn, en toch altoos het figuur dik maakt. Een paar modellen zijn: pjisse in prune laken, met effen, maar zeer wijde panden, aansluitend om de heupen en zeer ruim wordend naar den onderrand van de japon; corsage aansluitend met corselet van cru guipure over changeant blauw-groene zijde; met dezelfde zijde worden de ruime schouderkappen gevoerd, die ook weer versierd worden met guipure met zijde eronder evenals de kraag. Een ander: licht bruin laken, ook weer zoo ruim, corsage precies passend, ceintuur van bruin leer met staalborduursel, voor mouwen twee schouderkappen in punten uitloopend. Maar veel bont, ook als geheele mantels of manteltjes, zal gedragen worden; ook in dezen voim, dat men kraag en mouwkappen van bont heeft en de mantel daaruit schijnt te bestaan, maar in werkelijkheid ondermouwen en vest, aansluitend en warm, van dikke wollen stof zijn. *? * * In het modelijdschrift Voor onze D'imes, onder redactie van Jo van Sloten, uitgevers Van Holkema & Warendorf, zal eene zeer geschikte ver andering gebracht worden. De gekleurde mode platen dienden tevens als omslag, en werden daardoor wel eens als van minder waarde beschouwd, dan sommige om de artistieke uitvoering ver dienden ; voortaan zullen ze in de aflevering gelegd worden. Tevens maakt de redactie er haar lezeressen opmerkzaam op, dat nog te weinig gebruik gemaakt wordt van de gelegenheid om van alle in het tijdschrift beschreven costumes tegen vergoeding van 25 cents port volledige knippatronen te krijgen. Ook op den verlaagden prijs wordt gewezen, die in 't vervolg, in plaats van / 1.90 per kwartaal, /'L.'iO zal zijn. Het nummer van 15 September bevat een aantal sierlijke toiletten, wat handwerken, en de modellen voor eenige herfsthoeden. Er zijn vijf hoeden, geheel van veeren en veertjes, bij, die er heel elegant uitzien en wel lust tot navolging zullen wekken. Arme vogels! ... Uit Dieppe en Deauville en ook uit de Engelscho badplaatsen wordt een nieuw toevoegsel der mode aangekondigd, de basques. Niet aan n stuk, maar weer at'gedecld, zooals ze voor heel wat jaren gedragen werden, zullen ze terugkeeren. Dit voor japonnen : voor mantels wordt iets ergers voorspeld. Men zal daar de basques drie hoog boven elkaar nemen, zooals men bij de kragen gedaan heeft, elk drie centimeter korter dan de lagere. Alle drie worden samen aan een ceintuur gezet; met een aansluitend bovenstuk met breecle revers en mouwen van een nieuwen vorm, zullen zij den fashionablen wintermantel vormen. Voor de rokken zal de klokvorm wel blijven, zonder sleep; er worden ook een aantal nieuwe winterstoffen gemaakt met evenwijdige dwarsstrcpen, zoodat de vrouw uit kleine schijfjes op gebouwd zal schijnen. Het zal heel ongunstig zijn voor kleine gezette dames. Voor de mouwen zal, hetgeen reeds dit voor jaar op de modellen voorkwam, maar weinig nagevolgd is, de dof geheel zinken. Men denkt zelfs den geheelen schouder en bovenarm aan sluitend, als gemouleerd, te nemen, en de ruimte eerst daaronder, dus tegen den elleboog te laten; de revers, die een kraag vormen, zullen dan ook lager komen, zoo ongeveer waar onze grootmoe ders een berthe droegen. Voor balcostumen wordt ditzelfde voorspeld, dus dan met een veel sterker décolletédan in de laatste jaren gedragen is; voor balcostumen zal men ook basques nemen, zeer licht gefronceerd aan een ceintuur gezet. Hier en daar wordt, als de stof er zich toe leent, een bescheiden opneemsel in den vorm van een panier gewaagd, om de eentonigheid van den rok te breken, maar meest in alles nog de een voudige jupc-cloche. Als iets zeer modieus worden tegen den winter zwartzijden japonnen, genre Directoire, aange kondigd, met heel groote rose, witte, groene of lichtgele revers en basques in dezelfde kleur. Onder de stoffen zijn over 't geheel weer zware zijden weefsels in de maak; ook vooral damassés, broches, fa<;onnés, zoowel in kleuren als in het zwart. * * * Als een nouveautévoor de winterhoeden worden wit gazen voiles, heel lang en fladderend aange kondigd, evenals de dames in 1830 ze in 't wit of in 't groen droegen. Er worden er reeds gezien, maar voorloopig bevallen ze nog niet; het wit glinstert akelig in de oogen, en zoolang de gezichten nog door de zon gebruind zijn, flatteert het wit heel slecht; het bruinrood, zoowel als het geel, schijnt er groezelig doorheen. Men rekent er op, dat over een paar maanden, als het bruin van zeestrand en bergtocht er wat afgesleten is, en vooral met het steeds toenemend rouge en wit, dat aangewend wordt, ze beter flatteeren zullen. * * Onder het vele wat den bezoekers te Chicago tegenviel, behoorde niet de vrouwen-afdeeling; verschillende autoriteiten, onder anderen prof. Hipper, directeur der technische school te Sheffleld, getuigt, dat de werkzaamheid in alle afdeelingen van zijne vakken door vrouwen betoond, hem buitengewoon verbaasde. Nog merkt hij iets op. Talrijke jonge dames, die aan universiteiten studeeren, deden te Chicago als kellnerinnendienst en verschaften daardoor zich de middelen om verder te studeeren. Het aantal dames die aan universiteiten studeeren, is in Amerika zeer groot; dit maakt het ook minder bevreemdend, dat zoo vele hooge ambten in onderwijs, armenzorg enz in hare handen zijn. * * * Om van rijst een eenvoudig maar sierlijk scho teltje te maken, kookt men ze stijf, met melk en suiker naar den smaak. Als ze koud geworden is, snijdt men ze in nette blokjes, van een centimeter of vier in 't vierkant, en plaatst op ieder een halve ingemaakte abrikoos en een paar ingemaakte kersen. Oc-k gedroogde abrikozen of gedroogde kersen kan men er voor gebruiken, of figuurtjes van koud geworden, dikke bessenvlu. Op een glazen schotel op tafel gebracht, geeft dit een sierlijk »zoetje." * * * liet volgend Fngelsch recept om van koud vleesch een schoteltje te maken, zal welkom zijn. Kies vier tomaten, niet al te rijp, van gemid delde grootte; en snijd ze in dunne schijfjes. Snijd ook het koud vleesch aan vlakjes. Neem een timbale-schoteltje, plaats in het midden een klein jampotje, en stapel daarom heen rijen vlakjes vleesch en schijfjes tomaten om den anderen, zoodat ge een breeden cirkel krijgt. Neem het jampotje er uit, vul de ruimte met een heu veltje broodkruim en kruid alles met peper, zout en een geraspte citroenschil. Strooi hierover een laagje fijn gesneden ham of spek, en beleg alles met wat gehakte peterselie. Men zet het schoteltje in een goed warmen oven en als het half gaar is, voegt men er kleine stukjes boter hier en daar bij. Om den schotel fijner te maken, kan men een rij champignons om den bovenrand ervan heen leggen, goed met peper bestrooid. Als de schotel gereed is, knijpt men er een citroen boven uit en brengt hem terstond binnen; het moet warm gegeten worden E?e. lltllllHHlIllllllllllllllllllllHIIIII LLERLEI Aan een Duitsch tijdschrift *, werd deze week het volgend gedicht gezonden, een uitmun tende schildering van >Die Clavierliyilnë': Den Schumann, den Schubert, den Chopin, den Kücken Zerfleischt sie, zerfetzt sie, zerreisstsie in Stücken ; Voll Wuthgier und Blutgier verschlingt sie und frisst Den Mendelssohn, Ofl'enbacb, Handel und Liszt; Mit fletschenden Zalmen mordgrimmig erschnappt Sie den Verdi, Clementi, Scharwenka, Franz Abt, Und stürzt sich blindwüthig, verlechzt und verhungert. Auf Dvorak, Moszkowski, Bach, Berlioz. Bungert; Mit furchtbaren Tatzen in grausamem Spiel Verstiimmelt sie Haydn, Raff, Lortzing und Kiel. Kein Ruhen, kein llasten, kein Mitleid noch (inade, Sie wurgt Cherubini, Gluck, Jensen und Gade; Allegro, vivace, con fuoco, con moto Zerhiimmert, zerpaukt sie, zerhackt sie den Flotow, Den Strausz, Donizetti, Bellini, Spontini, Den Brahms, Kalliwoda, Scarlatti, Koi-sini. Sie orgelt, sie dudelt, sie klimpert und klappert Den Beethoven, Meyerbeer, Taubert und Tappert. Wie kocht mir die (ialle, wie schwillt mir die Leber. Sie schout nicht den Mozart, sie schout nicht den Weber, Und Siegfried und Tristan o hüllische Qual! Fast niemals im T acte und immer l'edal! Auszüg ich möblirter, verzweifelter Ilerr, Wohnt ich nicht drei Treppen hoch, sondern Parterre. Het Konde-volk aan het Nyassameer. In de laatste zitting, van de Berlijner Anthropologische Gesellschaft gaf dr. Merensky een rapport

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl