Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 847
en Letterkundig Congres, althans van de zittingen,
die ik geheel of gedeeltelgk heb kunnen bijwo
nen (den derden, laatsten dag was ik door on
gesteldheid verhinderd tegenwoordig te z\jn), zijn
in het kort deze: dat men beter doet voortaan.
de congressen geheel en al op te heffen, of dat
zq geheel anders moeten worden ingericht.
Belangrijke en wetenschappelijke besprekingen
over de taal en over taalkundige kwestiën
zjjn natuurlijk altijd meer geschikt voor eene
schriftelijke uiteenzetting. Hierover kan dus
gevoegelyk gezwegen worden. Alleen stip ik aan dat
de meesten onzer groote taaikenners, mannen als
Kern en Uhlenbeck, Moltzer en Verdam en an
deren, ontbraken. Ook iemand als G. Kalff werd
gemist.
Blijft het letterkundig gedeelte.
Waar de meeste toongevende onder de jongeren,
Pol de Mont uitgezonderd, niet tegenwoordig
waren, daar ontbrak reeds terstond eene groote
aantrekkelijkheid. Van de Zuid-Nederlanders,
yooral de jongeren, had ik ditmaal veel verwacht,
maar mij dunkt dat n de opkomst, en de be
toonde belangstelling niet aan de verwachtingen
heeft beantwoord.
Het bespreken, ja zelft het noemen van onze
twee pas gestorven groote auteurs Multatuli en
Huet bleef zoo goed als achterwege. Alleen heeft
de hoogleeraar Spruyt in zijne voordracht van
?beiden op afkeurende wijze gesproken. Later
heeft slechts den heer Julius Pee, student te
Gent, een hulde aan Multatuli gebracht, in de
laatste algemeene bijeenkomst, die ik tot mijn
s'pjjt niet kon bijwonen maar uit niets is mij
gebleken, dat de verzamelden met geestdrift eene
hulde aanhoorden aan dien baanbrekenden artist
en genialen Nederlandschen schrijver, Douwes
Dekker, wiens geschriften) evenals die van Huet,
langer zullen leven dan de meeste voordrachten
op letterkundige congressen.
De regeling der spreekbeurten op de algemeene
vergaderingen was willekeurig. Zoo werd aan de
heeren Laurillard voor zijn vers en Den Hertog
voor zijne voordracht over poëtiek (ik vrees dat
zeer vele toehoorders daarbij aan politiek hebben
gedacht) het woord verleend, vóórdat de spreker
of sprekers, die vóór hen waren ingeschreven,
hunne taak volbracht hadden. De heer
Schaepman, die in een debat met den laatstgenoemden
spreker op zeer luidsprekende wijze zijne mee
ning verkondigde, werd door de groote meerder
heid met applaus begroet, ofschoon onmiddellijk
daarna bleek, dat hij niet eens de strekking der
voordracht van den heer den Hertog ten volle
had begrepen. En zoo verder (1).
Van het tooneelstuk Lucie is het wellicht beter
geheel te zwijgen. Maar waarom geen goed vertaald
stuk opgevoerd? Of een Nederlandsch stuk uit
vroeger tijd, b.v. Vorstenschool, of een drama
van Schimmel, of (last not least) een vertaling
van Burgersdijk? Het komt mij voor dat er nog
wel meer keus was.
Een der belangrijkste voorstellen wijders, dat
nl. tot het oprichten van een schrijversbond,
uitgaande van de heeren Zuidema c.s., door mij
in een schriftelijk advies aan den voorzitter der
betrokken afdeeling warm ondersteund, werd op
voorstel van mr. Lev'y ook al naar de bestendige
commissie verzonden, (2) dus in elk geval op de
lange baan geschoven. Waarom dat? Moeten wij
weer een jaar, of jaren, wachten totdat ten onzent
eene vereeniging bestaat, zooals in Frankrijk, En
geland, Duitschland, enz. reeds lang voorhanden
is ? Het is mij onbegrijpelijk dat deze poging, om
door samenwerking de stoffelijke belangen der
schrijvers te verbeteren, alweer dreigt te mis
lukken.
En nu ten slotte vergeve de lezer mij, dat
ik b\j het verzamelen mijner congresindrukken
geëindigd ben met het herlezen van een der
laatste hoofdstukken uit den oen Bundel der
Ideën van Multatuli (3).
H. C. MULLEB.
(1) Over de voordracht van den heer Den
Hertog kan ik geen oordeel vellen, daar het ge
schuifel der vergadering voor mij een deel daarvan
onhoorbaar heeft gemaakt. Op de lijst der sprekers
stond ik (met een voordracht over Multatuli)
vermeld vóór den heer Den Hertog. Toch werd
aan den laatstgenoemde het eerst het woord ver
leend, zonder eenige voorafgaande kennisgeving
aan mij, omdat naar den heer Den Hertog mij
zelf mededeelde de voorzitter gaarne zijn rede
zou aanhooren, en daarna vertrekken moest! Wat,
geloof ik, niet eens gebeurd is. «*,<«?.
(2) Evenals het voorstel-Pée, betreffende eene
uitgave der werken van Multatuli.
(3) Zie Multatuli, Ideeën, 6e Bundel (uitgave
van 1878), blz. 322 en vlg.
??tnilllllllllllHHIIIIIIMIIIIIIIIUIHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIItlllllllllllllllllMMI
Romans a clef.
Omtrent het Boulangisme is er weer een nieuw
boek uitgekomen, ditmaal een »roman h clef."
De titel is George et Marguérite; de schrijver is
een vriend geweest van den generaal, die zooals
men weet George heette, ofschoon de menigte
hem »Ernest" gedoopt had. Van deze »romans a
clef', historie en verdichting, maar meestal het
laatste, zijn er heel wat. Men weet welk een
boekhandelsucces bij ons de ^KoninklijkeMtëd >ad"
en haar vervolgen gehad hebben; maar er zijn er
geweest, minder grof en van personen die beter
achter de schermen hebben kunnen kijken. Zoo
verschijnen er sedert eenige jaren romans van een
zekere Ary Ecilaw, die blijkbaar uitstekend inge
licht is en op de hoogte van allerlei hofgeheimen.
Heel boosaardige personaliteiten komen er voor in
haar Mariage (Tune Altesse en Roland. De schrijf
ster (blijkbaar een dame ; naar men beweert, een
Hessische prinses of eene Kussin) heeft ook een
stuk geschreven, Lofficer bhv, dat was aange
nomen om in het (iymnase gospeeld te worden,
toen de censuur de opvc ering verboden heeft,
omdat de toespelingen al te doorzichtig waren.
Maar vaak ook zijn de romans a clef door
den schrijver geheel gewoon als openlijk werk
geleverd en alleen een indiscretie, die niet kwa
lijk genomen wordt. In Daudets Rois en Exil
en Numa Roumestan kon men allerlei personen
van den dag nasporen; in het begin van de eeuw
was de Musset's Confession d'un enfant du s.ècle
zeer zeker een roman a clef, waarvan hij zelf
de held was. Ook is hij de held, met George
Sand, van den roman van deze laatste, Elle et
Lui, waarop Paul de Musset, na Alfred's dood
antwoordde met een Lui et Ede; hetzelfde on
derwerp werd nog behandeld door een vierde
auteur, Louise Colet, die er eigenlijk niets mee
te maken had.
Nog vrceger was er al een roman a clef ge
weest van Benjamin Constant, Adolfihe, waarvan
de heldin eene mooie en geestige bourgeoise uit
de Chaussée 'Antin wa?.
Onder het tweede Keizerrijk maakten twee
romans a clef veel sensatie. De eerste was Tolla
van About; hij bestond voor een groot gedeelte
uit brieven, tijdens het verblijf te Rome en de
reis naar Athene door den schrijver en een dame
geschreven, en schilderde een aantal bekende
personen uit de eeuwige stad. Opmerkelijk is
het, dat de mooiste en aantrekkelijkste brieven
niet door den later zoo bekenden schrijver opge
steld waren, maar door de dame, van wie men
later nooit meer iets gehoord heeft. About heeft
trouwens nooit zooveel innig waar gevoel getoond
als in dezen roman.
Een tweede, om dien zelfden tijd, was Les jevdis
de Madame Charbomieau, van Armand de
Pontmartin; het maakte nog veel meer schandaal,
omdat de origineelen van de personen niet te
Rome, maar te Parijs woonden. De schrijver was
heel boosaardig geweest, en vele zijner slachtoffers
trokken zich de portretten heel erg aan; zij
maakten het zoo erg bij Napoleon III, dat het
boek verboden werd. Er mankeerde alleen aan, dat
men het door beulshanden had laten verbranden.
Ook Disraeli's Lothair was een roman a clef.
Wat Daudet betreft, ieder wist dat Numa
Roumestan Gambetta was, de hertog de Mora de
Morny, de held van den JVa&aft niemand anders
dan Bravery, de gewezen favori van den Khedive.
In Les Rois en exil, kende ieder de anecdote
van de mooie mevrouw S. en een buitenlandschen
prins, die zijn jeugd te Parijs doorbracht en er
ook gestorven is. Ook de typen van l'Evangéliste
zijn uit de groote protestantsche wereld te Parijs
genomen. Ook in Zola vindt men portretten. Son
Excellence Euyène Rouyon is de minister
Kouher; de schilder in L'oeuvre is Manet; de hel
din van Nana is op de planken van de Folies
Dramatiques verschenen.
In de werken van De Maupassant, Loti, Paul
Bourget zal men geen roman a clef vinden, (of
schoon in Crutlle nigme de stukken van het
proces Peltzer gebruikt zijn), en zij hebben er
wel aan gedaan; het kunstwerk moet geen ele
ment van succes vinden in eene ongezonde
nieuwsgierigheid. Te grooter triomf als het type
zoo zuiver en algemeen genomen is, dat men in
allerlei kringen er het origineel van meent te
herkennen.
De grootste steden der aarde. Naar
de uitkomsten der laatste volkstellingen, en de
nieuwste bekend gewordene berichten en schat
tingen zijn er tegenwoordig op de aarde 35 ste
den van een half millioen bewoners of meer.
Twaalf dezer plaatsen zijn millioensteden; 4 daar
van liggen in Europa (Londen, Parijs,
BerlijnCharlottenburg en Weenen), 5 in Azië(Kanton,
de vereenigde steden
Hankou-Hanyang-Woetschang, Tokio, Siangtan en Singan) en 3 in
Amerika (New-York-Brooklyn, Philadelphia en
Chicago). Van de drie en twintig steden met
boven een half tot een millioen inwoners bevinden
zich 8 in Europa (Petersburg, Konstantinopel,
Moskou, Glasgow, Hamburg-Altona, Manchester
Salford, Liverpool en Birmingham), 12 in Azi
(Tientsin, Bombay, Calcutta,
Hangtschou,Tschingtoe, Foetschaoe, Peking, Soetschou,
Tschangtschou, Schashing, Lautschou en Tatschan), 3 in
Amerika (Rio-de-Janeiro, Boston en
BuenosAyres). In Australiëen Afrika bezit geen stad
een half millioen inwoners; de volkrijkste steden
dezer twee werelddeelen zijn Melbourne (385,795
inwoners) en Kaïro (374,838 inwoners), welke in
bevolking nog onder 7 Europeesche, G Azia
tische en 2 Amerikaansche steden van boven de
400,000 tot een half millioen bewoners staan.
Nummert men de steden met ruim 500,000 in
woners naar de grootte harer bevolking, dan
verkrijgt men de volgende reeks:
Londen 4.415.958; Parijs 2.712.598;
New-YorkBrooklyn 2.352.150; Berlijn-Charlottenburg
1.055.653; Kanton 1.600.000 ; Weenen 1.3(14.548;
Hankou-Hanyang-Woetschang 1.200.000; Tokio
1.155.290; Philadelphia 1.105.277; Chicago
1.099.850; Siangtan en Singan met ongeveer
1.000.000 inwoners ieder.
Verder Petersburg 954.400; Tientsin 950000;
Konstantinopel 873.565; Bombay 821.704; Cal
cutta 810.080; Hangtschou, Tschingtoe en
Riode-Janeiro ieder met 800.000; Moskou 798.742;
Glasgow 772.040; Hamburg-Altona 734.025 ;
Manchester-Salford 703.479; Liverpool 097.901;
Foetschou 030.000; Boston 598.000; Birmingham
570.401; Buenos-Ayres 554.713; Peking,
Soutschou, Tschangtschoe, Schashing, Lautschou en
Tatschan met iec er ongeveer 500.000 ir.woners.
Het derde eeuwfeest van de universi
teit van Upsala. Uit Stockholm bericht men
van 8 September: De stad Upsala vierde dezer
dagen met een lange reeks van feestelijkheden
het 300 jarig bestaan harer universiteit. In het
jaar 1593 werd te Upsala eene groote vergade
ring gehouden, waarop de AugsUirgsche Confes
sie als staatsgodsdienst aangenomen en gelijk
tijdig tot het oprichten eenor universiteit beslo
ten werd. Het vieren van die gebeurtenis werd
ook daartoe gebruikt, om de oude beroemde
kathedraal te Upsala, welke voor kort gerestau
reerd is, opnieuw in te wijden. De Deensche
kroonprins, prins Frederik Leopold van Pruisen
en verscheidene Duitsche vorsten waren voor
het feest naar Upsala gekomen. Koning Oskar
ontving een grooten optocht van 3000 studenten
en hield eene rede, waarin hij de historische en
religieuse beteekenis van het feest schilderde.
Fen lid der deputatie hield toen een rede in het
Duitsch tot de Duitsche gasten.
De Dittfche warande, onder redactie van prof.
dr. Paul Alberdingk Thijm, te Leuven, bevat
in zijn No. 5 van dezen jaargang o.a. Theofiel
Lybaert (een Gentsch schilder) door Leonce du
Catillon, met portret; De beide Harrewijns
door Karel Piot; Een drietal kunstenaars, (van
Musscher, Wellink, en de Let) door J. H. Hofman ;
Eene «ort/Mtnewrs-jufïer, door O. T.; De Koning
v.-n BabyJonien door P. B. Hagebaert;
DeRyndwergen, ballade door Pol de Mont; Keizer Nero
en de Sage, door P. N. Brouns, enz.
De maatschappij Zeeland heeft doen samenstel
len en te Londen uitgegeven een aardig boekje,
About Holland, een gids voor Engelsche reizigers,
voor een shilling verkrijgbaar. Het is vol plaat
jes en vol practische duidelijke inlichtingen.
Kaartjes van provinciën en steden, heel beknopt,
costumes, gebouwen, en vooral een werkelijk
practische eenvoudige toon van inlichting geven,
maken het boekje heel aantrekkelijk. Ten ge
rieve der sport-zieke Engelschen is er ook een
uitgebreid aanhangsel bij over zeilen, roeien,
cycling en schaalsenrijden, waarvoor de heer
Dudok de Wit de gegevens heeft geleverd.
HIIIIIIIIIIIIIHIIIHHIIIllllllttllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
VQ
Herfstmode. Bafques en rokken.
Voiles. Kellfierint.en. Rectptew.
In de drukkend warme dagen der laatste week
schijnt het bijna ongepast van warme herfststoffen
te spreken, en toch: October en November staan
voor de deur, en de fabrieken hebben op deze
twee, met hun vocht en nevel en kilheid, spe
ciaal gerekend. De herfststoffen zijn zoo, dat men
er de Noordpool mede zal kunnen trotseeren.
Zuivere wol wordt in allerlei dikke (en daarom
dure) stoffen als modeartikel gereed gehouden;
men heeft er Schotsche tweeds van in alle gemengde
kleuren, grijs, beige, gestreept, geruit, gevlekt, dia
gonaal, maar meest zoo getint, dat ze voor
changeant kunnen doorgaan. Hierbij komt
hetdrapchungeant, de Meltons, Cheviots, Harris tweeds, alles
in onzekere rlauwblauwe, mat grijze, vreemd
groene, valschroode, gemengdbruine tinten. Ook
zal men ruwe tweeds dragen met nog ruwer
strepen er in, groen-rood, bruin-blauw,
rosebruin, hetgeen ook changeant lijkt; of ook wel
met een gelen draad er tusschen, die een goud
glans heefc en met rossige of bruine galons heel
herfstachtig zal lijken. Voor de zijden stoffen
voorspelt men iets dergelijks, dik en zwaar, met
onregelmatige fluweelen of satijnen strepen er
in; verder zal galon, zwaar guipure-passement
en astrakan als versiering dienen ; voor de kleu
ren voorspelt men saphirblauw, amaranthe,
marineblauw, tabac en mauve in alle nuances.
Als avondmantel wordt voor den winter de
pelisse voorspeld, in den trant van 1830. Zij heeft
dit tegen dat zij om het middel tamelijk sluitend
moet zijn, en toch altoos het figuur dik maakt.
Een paar modellen zijn: pjisse in prune laken,
met effen, maar zeer wijde panden, aansluitend
om de heupen en zeer ruim wordend naar den
onderrand van de japon; corsage aansluitend
met corselet van cru guipure over changeant
blauw-groene zijde; met dezelfde zijde worden
de ruime schouderkappen gevoerd, die ook weer
versierd worden met guipure met zijde eronder
evenals de kraag. Een ander: licht bruin laken,
ook weer zoo ruim, corsage precies passend,
ceintuur van bruin leer met staalborduursel,
voor mouwen twee schouderkappen in punten
uitloopend.
Maar veel bont, ook als geheele mantels of
manteltjes, zal gedragen worden; ook in dezen
voim, dat men kraag en mouwkappen van bont
heeft en de mantel daaruit schijnt te bestaan,
maar in werkelijkheid ondermouwen en vest,
aansluitend en warm, van dikke wollen stof zijn.
*?
* *
In het modelijdschrift Voor onze D'imes, onder
redactie van Jo van Sloten, uitgevers Van
Holkema & Warendorf, zal eene zeer geschikte ver
andering gebracht worden. De gekleurde mode
platen dienden tevens als omslag, en werden
daardoor wel eens als van minder waarde beschouwd,
dan sommige om de artistieke uitvoering ver
dienden ; voortaan zullen ze in de aflevering
gelegd worden. Tevens maakt de redactie er
haar lezeressen opmerkzaam op, dat nog te weinig
gebruik gemaakt wordt van de gelegenheid om
van alle in het tijdschrift beschreven costumes
tegen vergoeding van 25 cents port volledige
knippatronen te krijgen. Ook op den verlaagden
prijs wordt gewezen, die in 't vervolg, in plaats
van / 1.90 per kwartaal, /'L.'iO zal zijn.
Het nummer van 15 September bevat een
aantal sierlijke toiletten, wat handwerken, en de
modellen voor eenige herfsthoeden. Er zijn vijf
hoeden, geheel van veeren en veertjes, bij, die
er heel elegant uitzien en wel lust tot navolging
zullen wekken. Arme vogels! ...
Uit Dieppe en Deauville en ook uit de Engelscho
badplaatsen wordt een nieuw toevoegsel der
mode aangekondigd, de basques. Niet aan n
stuk, maar weer at'gedecld, zooals ze voor heel
wat jaren gedragen werden, zullen ze terugkeeren.
Dit voor japonnen : voor mantels wordt iets ergers
voorspeld. Men zal daar de basques drie hoog
boven elkaar nemen, zooals men bij de kragen
gedaan heeft, elk drie centimeter korter dan de
lagere. Alle drie worden samen aan een ceintuur
gezet; met een aansluitend bovenstuk met breecle
revers en mouwen van een nieuwen vorm, zullen
zij den fashionablen wintermantel vormen.
Voor de rokken zal de klokvorm wel blijven,
zonder sleep; er worden ook een aantal nieuwe
winterstoffen gemaakt met evenwijdige
dwarsstrcpen, zoodat de vrouw uit kleine schijfjes op
gebouwd zal schijnen. Het zal heel ongunstig
zijn voor kleine gezette dames.
Voor de mouwen zal, hetgeen reeds dit voor
jaar op de modellen voorkwam, maar weinig
nagevolgd is, de dof geheel zinken. Men denkt
zelfs den geheelen schouder en bovenarm aan
sluitend, als gemouleerd, te nemen, en de ruimte
eerst daaronder, dus tegen den elleboog te laten;
de revers, die een kraag vormen, zullen dan ook
lager komen, zoo ongeveer waar onze grootmoe
ders een berthe droegen. Voor balcostumen
wordt ditzelfde voorspeld, dus dan met een veel
sterker décolletédan in de laatste jaren gedragen
is; voor balcostumen zal men ook basques nemen,
zeer licht gefronceerd aan een ceintuur gezet.
Hier en daar wordt, als de stof er zich toe
leent, een bescheiden opneemsel in den vorm van
een panier gewaagd, om de eentonigheid van den
rok te breken, maar meest in alles nog de een
voudige jupc-cloche.
Als iets zeer modieus worden tegen den winter
zwartzijden japonnen, genre Directoire, aange
kondigd, met heel groote rose, witte, groene of
lichtgele revers en basques in dezelfde kleur.
Onder de stoffen zijn over 't geheel weer zware
zijden weefsels in de maak; ook vooral damassés,
broches, fa<;onnés, zoowel in kleuren als in het
zwart.
* *
*
Als een nouveautévoor de winterhoeden worden
wit gazen voiles, heel lang en fladderend aange
kondigd, evenals de dames in 1830 ze in 't wit
of in 't groen droegen. Er worden er reeds
gezien, maar voorloopig bevallen ze nog niet;
het wit glinstert akelig in de oogen, en zoolang
de gezichten nog door de zon gebruind zijn,
flatteert het wit heel slecht; het bruinrood, zoowel
als het geel, schijnt er groezelig doorheen. Men
rekent er op, dat over een paar maanden, als
het bruin van zeestrand en bergtocht er wat
afgesleten is, en vooral met het steeds toenemend
rouge en wit, dat aangewend wordt, ze beter
flatteeren zullen.
* *
Onder het vele wat den bezoekers te Chicago
tegenviel, behoorde niet de vrouwen-afdeeling;
verschillende autoriteiten, onder anderen prof.
Hipper, directeur der technische school te
Sheffleld, getuigt, dat de werkzaamheid in alle
afdeelingen van zijne vakken door vrouwen betoond,
hem buitengewoon verbaasde. Nog merkt hij iets
op. Talrijke jonge dames, die aan universiteiten
studeeren, deden te Chicago als kellnerinnendienst
en verschaften daardoor zich de middelen om
verder te studeeren. Het aantal dames die aan
universiteiten studeeren, is in Amerika zeer groot;
dit maakt het ook minder bevreemdend, dat zoo
vele hooge ambten in onderwijs, armenzorg enz
in hare handen zijn.
* *
*
Om van rijst een eenvoudig maar sierlijk scho
teltje te maken, kookt men ze stijf, met melk en
suiker naar den smaak. Als ze koud geworden is,
snijdt men ze in nette blokjes, van een centimeter
of vier in 't vierkant, en plaatst op ieder een
halve ingemaakte abrikoos en een paar ingemaakte
kersen. Oc-k gedroogde abrikozen of gedroogde
kersen kan men er voor gebruiken, of figuurtjes
van koud geworden, dikke bessenvlu. Op een
glazen schotel op tafel gebracht, geeft dit een
sierlijk »zoetje."
*
* *
liet volgend Fngelsch recept om van koud
vleesch een schoteltje te maken, zal welkom zijn.
Kies vier tomaten, niet al te rijp, van gemid
delde grootte; en snijd ze in dunne schijfjes.
Snijd ook het koud vleesch aan vlakjes. Neem
een timbale-schoteltje, plaats in het midden een
klein jampotje, en stapel daarom heen rijen vlakjes
vleesch en schijfjes tomaten om den anderen,
zoodat ge een breeden cirkel krijgt. Neem het
jampotje er uit, vul de ruimte met een heu
veltje broodkruim en kruid alles met peper, zout
en een geraspte citroenschil. Strooi hierover een
laagje fijn gesneden ham of spek, en beleg alles
met wat gehakte peterselie.
Men zet het schoteltje in een goed warmen
oven en als het half gaar is, voegt men er kleine
stukjes boter hier en daar bij. Om den schotel
fijner te maken, kan men een rij champignons
om den bovenrand ervan heen leggen, goed met
peper bestrooid. Als de schotel gereed is, knijpt
men er een citroen boven uit en brengt hem
terstond binnen; het moet warm gegeten worden
E?e.
lltllllHHlIllllllllllllllllllllHIIIII
LLERLEI
Aan een Duitsch tijdschrift
*, werd deze week het volgend
gedicht gezonden, een uitmun
tende schildering van >Die Clavierliyilnë':
Den Schumann, den Schubert, den Chopin, den
Kücken
Zerfleischt sie, zerfetzt sie, zerreisstsie in Stücken ;
Voll Wuthgier und Blutgier verschlingt sie und
frisst
Den Mendelssohn, Ofl'enbacb, Handel und Liszt;
Mit fletschenden Zalmen mordgrimmig erschnappt
Sie den Verdi, Clementi, Scharwenka, Franz Abt,
Und stürzt sich blindwüthig, verlechzt und
verhungert.
Auf Dvorak, Moszkowski, Bach, Berlioz. Bungert;
Mit furchtbaren Tatzen in grausamem Spiel
Verstiimmelt sie Haydn, Raff, Lortzing und Kiel.
Kein Ruhen, kein llasten, kein Mitleid noch (inade,
Sie wurgt Cherubini, Gluck, Jensen und Gade;
Allegro, vivace, con fuoco, con moto
Zerhiimmert, zerpaukt sie, zerhackt sie den Flotow,
Den Strausz, Donizetti, Bellini, Spontini,
Den Brahms, Kalliwoda, Scarlatti, Koi-sini.
Sie orgelt, sie dudelt, sie klimpert und klappert
Den Beethoven, Meyerbeer, Taubert und Tappert.
Wie kocht mir die (ialle, wie schwillt mir die Leber.
Sie schout nicht den Mozart, sie schout nicht den
Weber,
Und Siegfried und Tristan o hüllische Qual!
Fast niemals im T acte und immer l'edal!
Auszüg ich möblirter, verzweifelter Ilerr,
Wohnt ich nicht drei Treppen hoch, sondern
Parterre.
Het Konde-volk aan het Nyassameer.
In de laatste zitting, van de Berlijner
Anthropologische Gesellschaft gaf dr. Merensky een rapport