De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 17 september pagina 6

17 september 1893 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 84? Uit Dr. GANNEF's Studeerkamer. (Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Kant en klaar (?) (Punch.) ^j -t_f^j , ' Johnny Buil, tot zijn Fransche en Russische vriendjes: »Zeg, wacht jelui een paar jaar, tot ik gemaakt heb dat ze niet meer zinken.... en dan zul-je eens zien!" Reisopmerkingen. Naar JERÖME K. JERÖJIE. Zoo dikwijls een Duitsch spoorwegconducteur zich eenzaam voelt en niet weet, wat hij zal uitvoeren, wandelt bij den trein eens rond en laat zich door de passagiers hun kaartjes toonen; dan keert hij opgevroolijkt en veririscht naar zjjn plaats terug! Vele menschen zijn verzot op zonsopgangen, bergen of oude schilderijen, maar den Duitschen spoorwegconducteur kan de wereld niets bevre digendere, niets opmonterenders aanbieden dan den aanblik van een spoorwegkaartje. Bijna alle Duitsche spoorwegbeambten hebben dit onstui mige verlangen naar kaartjes. Als zij iemand er toe kunnen krijgen, hun een spoorkaartje te la ten zien, zijn zij gelukkig. Het schijnt bij hen een onschadelijke zwakheid te zijn, en mijn reis makker Bill en ik wij maakten een rondreis door Duitschland kwamen tot de conclusie dat het op onze reis een goed werk was, hen op te vroolyken. Daarom gingen wij, zoo dikwijls als wij een Duitsch spoorwegbeambte zagen, die een bedroefd gezicht zette, naar hem toe en lieten hem onze kaartjes zien. Het gezicht ervan was voor hem De Italiaansche Kroonprins bij de Duitsche manoeuvres. (Triboulet.) De Kroonprins. Papa heeft mij gezonden om uwe orders te vragen. Keizer Wilhelm. Ga naar Urville, vriendje, en haal twee potjes bier voor ons. een zonnestraal; dadelijk had hij al zijn verdriet vergeten. Als wij geen kaartje bij ons hadden, kochten wij er een. Een eenvoudig kaartje derde klasse was in vele gevallen al voldoende; als echter de bedoelde conducteur er zeer ongelukkig uitzag en meer opvroolijking noodig had, lieten wij hem een retourkaartje tweede klasse zien. Voor het doel van onze reis droeg ieder van ons een rondreisboekje bij zich, dat tien of twaalf biljetten eerste klasse bevatte. Op een namiddag zagen wij in München een beambte, een pakjes drager, die, zoo als men ons zei, onlangs eene tante verloren had en geheel en al terneergeslagen was. Ik stelde Bill voor, den man in een stil hoekje te nemen en hem al onze kaarten in eens alle twintig of vierentwintig te toonen; hij mocht ze dan in zijn hand nemen en zoo lang bekijken als hij wou. Ik wilde hem nu eens een genoegen doen. Bill was tegen mijn voorstel. Hij dacht, wan neer het ons ook al gelukte den man weer in orde te brengen (en het was meer dan onwaar schijnlijk, dat wij dat zouden kunnen) dan zou het toch in ieder geval het bij alle spoorweg beambten in geheel Duitschland tegen den onge lukkige den bittersten nijd verwekken, zoodat hem het leven tot last moest worden. Wij kochten toen voor hem een retourkaartje eerste klasse naar het volgende station en lieten het hem kijken, en liet was roerend te zien, hoe zijn gezicht opklaarde en een zwak glimlachje om zijn lippen speelde. * * * Maar soms kan men tocli niet den wensch onder drukken, dat de Duitsche spoorwegconducteurs aan hun hartstocht voor kaartjes eenigszins paal en perk stelden. Zelfs de goodhartigste menschen verveelt het, dag en nacht hun kaartjes te moeten laten zien, en het midden van oen lustige reis is niet de goede tijd voor een man om naar ecu coupéniampj te komen en kaartjes te bekijken. (jij zijt moe en slaperig, (üj weet niet waar gij uw kaartje hebt. (üj zijt er zelfs niet geheel zeker van, dat gij er een bezit, of toen gij het gekocht hebt, hectt iemand het weggenomen. Gij hebt liet zorgvnl'dig bewaard in de meening, dat gij het uren lang niet zou noodig hebben en nu hebt gij vergeten, waar het is. In de jas, die gij aan hebt, zijn elf zakken en nog vijf in de overjas, die in het net ligt. Misschien zit het in een van al die zakken. Als het daar niet is, dan is het misschien in een van de valiesjes, of in uw liaedeker, (als gij weet, waar gij dien gestopt hebt), of in uw portemonnaie. Gij begint te zoeken ; gij staat op en schudt u. Gij bevoelt u van boven tot onder, gij kijkt ge durende dit alles in de rondte en de aanblik van de nieuwsgierige gezichten, die u gadeslaan en van den man in uniform met de streng op u gerichte oogen, brengt u in uw toestand van verwarring plotseling op het ideo, dat het hier een gerechtszaal is en dat gij, zoo het kaartje bij u gevonden wordt, zeker minstens vijf jaar zult krijgen. Daarom betuigt gij met groote kracht uw on schuld: »Ik zeg u, dat ik het niet genomen heb!" roept gij. »Ik heb het kaartje van dien heer nooit gezien! Laat mij met rust!.... ik..." Hit r brengt de verbazing van uw medereizigers u tot uzelven en gij gaat voort met zoeken. Gij neemt uw bagage uit het net, breidt alles wat er in uw valies zit, op de bank uit en mompelt er tusschen door vreeselijke vloeken over het reissysteem in Duitschland. Dan onderzoekt gij uw laarzen en hierop laat gij iedereen in den coupéopstaan om te zien of er ook iemand op uw kaartje zit en gij knielt en zoekt er naar onder de banken. .illebt gij het misschien met uw broodje met ham uit het raampje gegooid'?" vraagt u uw vriend. »Xeen ! denk je dat ik gek ben ?" antwoordt gij verontwaardigd. »Waarom zou ik dat hebben gedaan?" *}"t'i t?* ->,;'--.'*& Terwijl gij u systematisch voor de twintigste maal onderzoekt, ontdekt gij het eindelijk in uw vestzakje en het volgend half uur zit gij neer en verwondert u er over, dat gij het die vooraf gaande negentien keeren niet vinden kondt. * * * Al den tijd gedurende deze verschrikkelijke scène heeft de conducteur niet opgehouden buiten op de loopplank van den wagon heen en weer te wandelen. De trein vliegt met een snelheid van 70 KM. in het uur voort, en een brug komt in het gezicht. Als de conducteur de bru? ziet, leunt bij met zijn lichaam, zich met zijn handen aan het raampje vasthoudend, zoo ver terug als maar mogelijk is. Gij kijkt naar hem en dan naar de snel naderende brug on berekent dat de perste ijzeren boog juist zijn hoofd zal wegnemen, zon der een ander deel van zijn lichaam in 't geringste te beschadigen, en gij denkt er over na of het hoofd in den wagon of er buiten zal vallen. En als de conducteur drie duim van de brug af is, richt liij zich in eens kaarsrecht op en in het volgende oogenblik rijdt de trein als de bliksem over de brug en het ijzerwerk doodt eene vlieg dio op de buitenkant van zijn rechter oor zat. Dan, als de brug gepasseerd is en de trein aan den rand van pen afgrond rijdt, zoodat een steen, uit het raampje gegooid, driehonderd voet diep zou vallen, laat de conducteur plotse ling het raampje los en terwijl hij, zonder zich ergens aan vast te houden, op de punten van zijn voeten balanceert, begint hij een soort van Teutonischon krijgsdans en warmt daarbij zijn lichaam, terwijl hij met zijn armen in de lucht slaat als een droschkenkoetsier op een kouden dag. . . . liet eerste wat noodig is voor prettig reizen in Duitschland, is dat het iemand geen duit kan schelen of er zoo onder de reis een conducteur gedood wordt of niet. * * * /eer aardig en praktisch zijn de waschkamertjes op de treinen van de Duitsche spoorweg maatschappijen. Het is moeilijk zich in de kleine cellen te wasschen, omdat de trein zoo schudt. En wanneer gij uw handen en uw halve hoofd in de waschkom hebt gekregen en nu buiten staat zijt u te verdedigen, dan maken de zijmuurtjes van het kamertje, de waterkan, het zeepbakje en andere miserabele dingen van uwe hulpeloosheid De Krachtproef. (Punch). Madame \.\ vast!'' * Aha eindelijk op gebruik om u te stoeten en te stompen, zoo goed ais zij het kunnen, en als gij voor de zijmuurtjes, de waterkan, het zeepbakje en andere miserabele dingen uitwijkt, vliegt de deur open en krijgt gij van achteren een klap. Kindelijk bracht ik het toch echter zoover m ij geheel en al nat te maken en toen had ik een handdoek noodig. Maar een handdoek was er niet. Dat is de ui. De groote idee der Duitsche spoorweg-autoriteiten is: de ongelukkige passa giers voor den gek te houden, door hen van zeep en water en kom te voorzien en als zij zich be hoorlijk hebben natgemaakt, hen te laten merken dat er geen handdoek is. Dat houden de Duitsche spoorwegautoriteiten voor een grap. Ik dacht aan de zakdoeken in mijn valies. maar ik zou, om ze te balen, coupes hebben moe ten passeeron, waarin zich dames bevonden en ik was nog in vroeg morgentoilet. Zoo was ik dan gedwongen mij met een krant af te drogen die-ik in mijn zak vond, en ik moet zeggen dat er geen onbevredigender ding bestaat om zich af te drogen dan een oude krant. Toen ik in mijn wagon terugkwam, wekte ik Bill en overreedde hem zich te wasschen. En toen ik in de verte naar de woorden luisterde, die hij uitbulderde bij de ontdekking dat er geen handdoek was, vlood zachtjes mijn eigen onge mak uit mijn geheugen. Als wij aan de zorgen van anderen denken. leeren wij onze eigene vergeten. De antisemieten onder elkaar. (Lustige Blatter). > r » vK ?;/V% ^l -^'' j-r\ Door de woeste aanvallen der spektakel-antisemieten wordt zelfs Stöcker tot een Jood gemaakt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl