Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 84?
Uit Dr. GANNEF's Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Kant en klaar (?)
(Punch.)
^j -t_f^j , '
Johnny Buil, tot zijn Fransche en Russische vriendjes: »Zeg, wacht jelui een paar jaar, tot ik
gemaakt heb dat ze niet meer zinken.... en dan zul-je eens zien!"
Reisopmerkingen.
Naar JERÖME K. JERÖJIE.
Zoo dikwijls een Duitsch spoorwegconducteur
zich eenzaam voelt en niet weet, wat hij zal
uitvoeren, wandelt bij den trein eens rond en
laat zich door de passagiers hun kaartjes toonen;
dan keert hij opgevroolijkt en veririscht naar
zjjn plaats terug!
Vele menschen zijn verzot op zonsopgangen,
bergen of oude schilderijen, maar den Duitschen
spoorwegconducteur kan de wereld niets bevre
digendere, niets opmonterenders aanbieden dan den
aanblik van een spoorwegkaartje. Bijna alle
Duitsche spoorwegbeambten hebben dit onstui
mige verlangen naar kaartjes. Als zij iemand er
toe kunnen krijgen, hun een spoorkaartje te la
ten zien, zijn zij gelukkig. Het schijnt bij hen
een onschadelijke zwakheid te zijn, en mijn reis
makker Bill en ik wij maakten een rondreis
door Duitschland kwamen tot de conclusie
dat het op onze reis een goed werk was, hen op
te vroolyken.
Daarom gingen wij, zoo dikwijls als wij een
Duitsch spoorwegbeambte zagen, die een bedroefd
gezicht zette, naar hem toe en lieten hem onze
kaartjes zien. Het gezicht ervan was voor hem
De Italiaansche Kroonprins bij de
Duitsche manoeuvres.
(Triboulet.)
De Kroonprins. Papa heeft mij gezonden om
uwe orders te vragen.
Keizer Wilhelm. Ga naar Urville, vriendje, en
haal twee potjes bier voor ons.
een zonnestraal; dadelijk had hij al zijn verdriet
vergeten. Als wij geen kaartje bij ons hadden,
kochten wij er een. Een eenvoudig kaartje derde
klasse was in vele gevallen al voldoende; als
echter de bedoelde conducteur er zeer ongelukkig
uitzag en meer opvroolijking noodig had, lieten
wij hem een retourkaartje tweede klasse zien.
Voor het doel van onze reis droeg ieder van
ons een rondreisboekje bij zich, dat tien of twaalf
biljetten eerste klasse bevatte. Op een namiddag
zagen wij in München een beambte, een pakjes
drager, die, zoo als men ons zei, onlangs eene
tante verloren had en geheel en al terneergeslagen
was. Ik stelde Bill voor, den man in een stil
hoekje te nemen en hem al onze kaarten in
eens alle twintig of vierentwintig te toonen;
hij mocht ze dan in zijn hand nemen en zoo lang
bekijken als hij wou. Ik wilde hem nu eens een
genoegen doen.
Bill was tegen mijn voorstel. Hij dacht, wan
neer het ons ook al gelukte den man weer in
orde te brengen (en het was meer dan onwaar
schijnlijk, dat wij dat zouden kunnen) dan zou
het toch in ieder geval het bij alle spoorweg
beambten in geheel Duitschland tegen den onge
lukkige den bittersten nijd verwekken, zoodat
hem het leven tot last moest worden.
Wij kochten toen voor hem een retourkaartje
eerste klasse naar het volgende station en lieten
het hem kijken, en liet was roerend te zien, hoe
zijn gezicht opklaarde en een zwak glimlachje
om zijn lippen speelde.
* *
*
Maar soms kan men tocli niet den wensch onder
drukken, dat de Duitsche spoorwegconducteurs
aan hun hartstocht voor kaartjes eenigszins paal
en perk stelden.
Zelfs de goodhartigste menschen verveelt het,
dag en nacht hun kaartjes te moeten laten zien,
en het midden van oen lustige reis is niet de
goede tijd voor een man om naar ecu coupéniampj
te komen en kaartjes te bekijken.
(jij zijt moe en slaperig, (üj weet niet waar
gij uw kaartje hebt. (üj zijt er zelfs niet geheel
zeker van, dat gij er een bezit, of toen gij het
gekocht hebt, hectt iemand het weggenomen. Gij
hebt liet zorgvnl'dig bewaard in de meening, dat
gij het uren lang niet zou noodig hebben en nu
hebt gij vergeten, waar het is.
In de jas, die gij aan hebt, zijn elf zakken
en nog vijf in de overjas, die in het net ligt.
Misschien zit het in een van al die zakken. Als
het daar niet is, dan is het misschien in een
van de valiesjes, of in uw liaedeker, (als gij
weet, waar gij dien gestopt hebt), of in uw
portemonnaie.
Gij begint te zoeken ; gij staat op en schudt u.
Gij bevoelt u van boven tot onder, gij kijkt ge
durende dit alles in de rondte en de aanblik
van de nieuwsgierige gezichten, die u gadeslaan
en van den man in uniform met de streng op u
gerichte oogen, brengt u in uw toestand van
verwarring plotseling op het ideo, dat het hier
een gerechtszaal is en dat gij, zoo het kaartje
bij u gevonden wordt, zeker minstens vijf
jaar zult krijgen.
Daarom betuigt gij met groote kracht uw on
schuld:
»Ik zeg u, dat ik het niet genomen heb!"
roept gij. »Ik heb het kaartje van dien heer
nooit gezien! Laat mij met rust!.... ik..."
Hit r brengt de verbazing van uw medereizigers
u tot uzelven en gij gaat voort met zoeken. Gij
neemt uw bagage uit het net, breidt alles wat
er in uw valies zit, op de bank uit en mompelt
er tusschen door vreeselijke vloeken over het
reissysteem in Duitschland. Dan onderzoekt gij
uw laarzen en hierop laat gij iedereen in den
coupéopstaan om te zien of er ook iemand op
uw kaartje zit en gij knielt en zoekt er naar
onder de banken.
.illebt gij het misschien met uw broodje met
ham uit het raampje gegooid'?" vraagt u uw vriend.
»Xeen ! denk je dat ik gek ben ?" antwoordt
gij verontwaardigd. »Waarom zou ik dat hebben
gedaan?" *}"t'i t?* ->,;'--.'*&
Terwijl gij u systematisch voor de twintigste
maal onderzoekt, ontdekt gij het eindelijk in uw
vestzakje en het volgend half uur zit gij neer en
verwondert u er over, dat gij het die vooraf
gaande negentien keeren niet vinden kondt.
* *
*
Al den tijd gedurende deze verschrikkelijke
scène heeft de conducteur niet opgehouden buiten
op de loopplank van den wagon heen en weer
te wandelen. De trein vliegt met een snelheid van
70 KM. in het uur voort, en een brug komt in
het gezicht. Als de conducteur de bru? ziet,
leunt bij met zijn lichaam, zich met zijn handen
aan het raampje vasthoudend, zoo ver terug als
maar mogelijk is. Gij kijkt naar hem en dan naar
de snel naderende brug on berekent dat de perste
ijzeren boog juist zijn hoofd zal wegnemen, zon
der een ander deel van zijn lichaam in 't geringste
te beschadigen, en gij denkt er over na of het
hoofd in den wagon of er buiten zal vallen.
En als de conducteur drie duim van de brug
af is, richt liij zich in eens kaarsrecht op en in
het volgende oogenblik rijdt de trein als de
bliksem over de brug en het ijzerwerk doodt
eene vlieg dio op de buitenkant van zijn rechter
oor zat. Dan, als de brug gepasseerd is en de
trein aan den rand van pen afgrond rijdt, zoodat
een steen, uit het raampje gegooid, driehonderd
voet diep zou vallen, laat de conducteur plotse
ling het raampje los en terwijl hij, zonder zich
ergens aan vast te houden, op de punten van zijn
voeten balanceert, begint hij een soort van
Teutonischon krijgsdans en warmt daarbij zijn lichaam,
terwijl hij met zijn armen in de lucht slaat als
een droschkenkoetsier op een kouden dag. . . .
liet eerste wat noodig is voor prettig reizen
in Duitschland, is dat het iemand geen duit kan
schelen of er zoo onder de reis een conducteur
gedood wordt of niet.
* *
*
/eer aardig en praktisch zijn de
waschkamertjes op de treinen van de Duitsche spoorweg
maatschappijen. Het is moeilijk zich in de kleine
cellen te wasschen, omdat de trein zoo schudt.
En wanneer gij uw handen en uw halve hoofd
in de waschkom hebt gekregen en nu buiten staat
zijt u te verdedigen, dan maken de zijmuurtjes
van het kamertje, de waterkan, het zeepbakje en
andere miserabele dingen van uwe hulpeloosheid
De Krachtproef.
(Punch).
Madame \.\
vast!''
* Aha eindelijk op
gebruik om u te stoeten en te stompen, zoo goed
ais zij het kunnen, en als gij voor de zijmuurtjes,
de waterkan, het zeepbakje en andere miserabele
dingen uitwijkt, vliegt de deur open en krijgt
gij van achteren een klap.
Kindelijk bracht ik het toch echter zoover m ij
geheel en al nat te maken en toen had ik een
handdoek noodig. Maar een handdoek was er
niet. Dat is de ui. De groote idee der Duitsche
spoorweg-autoriteiten is: de ongelukkige passa
giers voor den gek te houden, door hen van zeep
en water en kom te voorzien en als zij zich be
hoorlijk hebben natgemaakt, hen te laten merken
dat er geen handdoek is. Dat houden de Duitsche
spoorwegautoriteiten voor een grap.
Ik dacht aan de zakdoeken in mijn valies.
maar ik zou, om ze te balen, coupes hebben moe
ten passeeron, waarin zich dames bevonden en
ik was nog in vroeg morgentoilet. Zoo was ik
dan gedwongen mij met een krant af te drogen
die-ik in mijn zak vond, en ik moet zeggen dat
er geen onbevredigender ding bestaat om zich
af te drogen dan een oude krant.
Toen ik in mijn wagon terugkwam, wekte ik
Bill en overreedde hem zich te wasschen. En
toen ik in de verte naar de woorden luisterde,
die hij uitbulderde bij de ontdekking dat er geen
handdoek was, vlood zachtjes mijn eigen onge
mak uit mijn geheugen.
Als wij aan de zorgen van anderen denken.
leeren wij onze eigene vergeten.
De antisemieten onder elkaar.
(Lustige Blatter).
> r
»
vK
?;/V%
^l
-^'' j-r\
Door de woeste aanvallen der spektakel-antisemieten wordt zelfs Stöcker tot een Jood gemaakt.