Historisch Archief 1877-1940
No. 847
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een succes.
Een oproer dat beduidenden omvang dreigde
? aan te nemen en de ondergang had kunnen
worden van een achtenswaardigen stand van
Amsterdamsche burgers, is deze week op ver
meldenswaardige wijze bezworen.
De gapers, dienstdoende als uithangborden
voor de ouderwetsche drogisterijen, waren
sedert lang ontevreden. Het veldwinnend
scepticisme eenerzijds, dat zelfs de menschen
aan de geneeskracht van Haarlemmerolie en
onvervalschte laurierdrop doet twijfelen, en de
groote toevloed van apothekers ter anderer
zijde zijn oorzaak, dat het vak van drogist ach
teruit gaat. Ze worden verdrongen, de
volks? dokters, die voor vier duiten consult en
ge?neesmiddel tegelijk geven, en slechts in de
achterbuurten treft men er nog van 't oude
gilde aan.
De gapers zagen met schrik hoe hun
vakgenooten, de een na den ander werden afge
dankt; het stond te vreezen dat er een
algemeene malaise zou intreden, vooral sedert de
gaper van Groote uit de Kalverstraat ver
dwenen was van zijn ijzeren arm-ornamenten
werkeloos rondliep. Gelukkig, dacht de be
roemde gaper, er is uitkomst. Een
centraalapotheek zou worden opgericht en onze gaper,
die wist waar de reclame geliefd was, bood
zijn diensten aan. Maar teleurgesteld moest
hij huiswaarts keeren. Gapers waren als re
clame te ouderwetsch; een pennestrijd
tusschen de naijverige apothekers onderling in
«en veelgelezen dagblad, dat was tegenwoor
dig je ware manier van aanbeveling en be
kendmaking.
De gaper van Groote ging haar dien van
Cléban op den Heiligenweg, het laatste aris
tocratische lid der familie, en nu kwamen
beiden overeen om alle Amsterdamsche gapers
tot een openbare vergadering uit te noodigen
ten einde middelen te beramen die een eind
zouden maken aan de werkeloosheid.
Men kwam bijeen in de groote opslag onder
de Agnietenschool. Tot voorzitter werd de
gaper van Cléban gekozen, die den grootsten
bek had, wat ook op gapers-vergaderingen
veel voordeel geeft.
De gaper hield voor zijn talrijk publiek een
prachtige redevoering. Hij wees er op, dat
Nederland zijn naam op handelsgebicd in
't buitenland alleen aan de gapers te danken
had, daar de wakkere lui zich er in de laatste
jaren niet hadden laten hooren; hoe de gapers
langen tijd tot allerlei eereambteii waren be
noemd en zelfs velen van hen in de
Amsterdamschen gemeenteraad zitting hadden ge
had, doch te kwader ure daaruit door eenige
onnoozele pruilmonden waren verdreven.
De rede werd onderbroken door een reus
achtige kikker, die met zijn dik lijf binnen
kwam waggelen; er ontstond een kleine pa
niek. Wat doet deze wolf onder de schapen?
vroeg de secretaris aan den voorzitter. Doch
deze maande de vergadering aan kalm te
zijn. »Wel is waar, mijne geachte mede-gapers",
zeide hij, »is de binnentredende noch van ons
ras noch van onze familie, doet hij meer denken
aan een wezen, dat veel aan 't geluk heeft
te danken, weggeloopen als hij schijnt te zijn
van een jeu de lonncau, maar toch heeft hij een
trek met ons allen gemeen. Zijn mond, mijne
vrienden, is groot en ook de woorden die
dezen ontrollen zijn groot, ja grooter dan ooit
op n politieke vergadering gehoord waren."
De dikke kikker had het spreekgestoelte
hijgend bereikt en begon een speech.
Broeders", zeide hij, men houdt mij voor
een wolf, maar indien gij wist welke princi
pes mij bezielen, gij zoudt erkennen dat er
weinigen zijn zoo meegaand en vredelievend
als ik. Er zij tusschen u geen haat en nijd.
De krularm, dat zij u aller fondament en
daarop behoort gij allen weder gesteld te
worden, opdat uw sociale toestand verbeterd
worde Het is voor mij een onvergetelijk mo
ment in deze vergadering tegenwoordig te
zijn en indien mij een bede vergund is, o,
mijn broeders naar den mond, dan is het deze:
o. Aesculapius geef mij krachten, om aan den
Bond van Amsterdamsche gapers van dienst
te kunnen zijn."
De kikker werd zeer toegejuicht en de
gapers erkenden nooit zulke woorden te heb
ben gehoord. Men vroeg nu zijn oordeel naar
een middel tot verbetering van den toestand
en hij wist niet beter dan een algemeene
werkstaking der gapers aan te raden.
De drogisten waren den volgenden dag
radeloos ; aan hunne huizen was het afschrift
bezorgd van een motie, luidende als volgt:
De openbare vergadering van Amsterdam
sche gapers, gehouden in den nacht van den
2den September, in de Hel" aan de O. Z.
Voorburgwal; gelet op de toenemende werke
loosheid in ''t gapersvak;
Overwegende, dat slechts eensgezind optre
den den geheelen ondergang der gapers kan
bezweren, besluit tot een algemeene werk
staking en deelen den patroons mede, geen
bek meer te zullen open doen, alvorens vol
komen eerherstel zal worden gegeven.
De drogisten wezen hun gapers op de slechte
tijden ; hoe zij zelf gedwongen werden de
zaken te verminderen en als kleine patroons
den ondergang te gemoet gingen.
Te vergeefs! De gapers hielden den mond
stijf gesloten en er was geen verwikken
aan.
Op hunne beurt vergaderden nu de patroons.
Van der Toorn, drogist in ruste, bekend uit
»Het fort van Sjakoo" was tot voorzitter be
noemd en hem werden verschillende plannen
medegedeeld. De een wilde de strikende ga
pers de kieswetdebatten in de 2e Kamer voor
doen lezen, en zeide overtuigd te zijn, dat het
werkstakers onmogelijk zou zijn, dan niet te
gapen. Maar terecht opperde een ander de
vrees, dat ze niet alleen zouden gaan gapen,
maar zelfs gaan slapen en een slapende
gaper is niets waard.
»De brieven van Van Houten voorlezen!"
riep een der patroons.
»Dan worden ze niet slaperig, maar
misseselijk!" antwoordde een stem.
Keeds wilde men, zonder tot een bepaald
resultaat gekomen te zijn, uiteengaan, toen
opeens een stem uitriep .... Une idee!
«Spreek", zei de voorzitter nieuwsgierig.
»Wei", sprak de man van »une idee", van
avond is 't de tiende voorstelling van »de
Kagebol" in de Salon des Varn'tós. Laten we
ze daarheen brengen,
En zoo werden de gapers in optocht naar den l te daar wel eeniire opschudding, maar men
kleinen schouwburg in de Amstelstraat, gebracht, al zooveel moppen op de helmen uchoord,
De bronskleurige helmen van enkele gapers maak- l niemand lust gevoelde tot opmerkingen.
had
dat
Het scherm ging; de stakende ga
pers zaten naast elkaar, de dikke
groote lippen vast opeen geklemd.
Maar dadelijk werden de strikers
onrustig ; de moppen op de nieuwere
richting in de schilderkunst begon
nen onze reclame-makers voor de
verfverkoopers zeer te vervelen.
Een voor een openden ze de mon
den en reeds voor 't einde van 't eer
ste bedrijf had ook de meest koppige
werkstakcr zich gedwongen gezien
zijn mond wagewijd te openen. Sla
pen gingen ze echter niet, want
daarvoor waren de teekeningen der
dames-costumes en vooral enkele der
persoontjes, die in de costuuros zaten,
te aardig. n innig verheugd namen
de drogisten hun gapende gapers
weer mede, die thans, werkzamer dau
ooit, prijken voor de ouderwetsche
drogisterijen; niet alleen als uitne
mende reclames voor wonderolie en
laurierdrop, maar tevens als schit
terende bewijzen voor het succes
deivijfde revue!
JBAC.