De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 17 september pagina 7

17 september 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 847 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een succes. Een oproer dat beduidenden omvang dreigde ? aan te nemen en de ondergang had kunnen worden van een achtenswaardigen stand van Amsterdamsche burgers, is deze week op ver meldenswaardige wijze bezworen. De gapers, dienstdoende als uithangborden voor de ouderwetsche drogisterijen, waren sedert lang ontevreden. Het veldwinnend scepticisme eenerzijds, dat zelfs de menschen aan de geneeskracht van Haarlemmerolie en onvervalschte laurierdrop doet twijfelen, en de groote toevloed van apothekers ter anderer zijde zijn oorzaak, dat het vak van drogist ach teruit gaat. Ze worden verdrongen, de volks? dokters, die voor vier duiten consult en ge?neesmiddel tegelijk geven, en slechts in de achterbuurten treft men er nog van 't oude gilde aan. De gapers zagen met schrik hoe hun vakgenooten, de een na den ander werden afge dankt; het stond te vreezen dat er een algemeene malaise zou intreden, vooral sedert de gaper van Groote uit de Kalverstraat ver dwenen was van zijn ijzeren arm-ornamenten werkeloos rondliep. Gelukkig, dacht de be roemde gaper, er is uitkomst. Een centraalapotheek zou worden opgericht en onze gaper, die wist waar de reclame geliefd was, bood zijn diensten aan. Maar teleurgesteld moest hij huiswaarts keeren. Gapers waren als re clame te ouderwetsch; een pennestrijd tusschen de naijverige apothekers onderling in «en veelgelezen dagblad, dat was tegenwoor dig je ware manier van aanbeveling en be kendmaking. De gaper van Groote ging haar dien van Cléban op den Heiligenweg, het laatste aris tocratische lid der familie, en nu kwamen beiden overeen om alle Amsterdamsche gapers tot een openbare vergadering uit te noodigen ten einde middelen te beramen die een eind zouden maken aan de werkeloosheid. Men kwam bijeen in de groote opslag onder de Agnietenschool. Tot voorzitter werd de gaper van Cléban gekozen, die den grootsten bek had, wat ook op gapers-vergaderingen veel voordeel geeft. De gaper hield voor zijn talrijk publiek een prachtige redevoering. Hij wees er op, dat Nederland zijn naam op handelsgebicd in 't buitenland alleen aan de gapers te danken had, daar de wakkere lui zich er in de laatste jaren niet hadden laten hooren; hoe de gapers langen tijd tot allerlei eereambteii waren be noemd en zelfs velen van hen in de Amsterdamschen gemeenteraad zitting hadden ge had, doch te kwader ure daaruit door eenige onnoozele pruilmonden waren verdreven. De rede werd onderbroken door een reus achtige kikker, die met zijn dik lijf binnen kwam waggelen; er ontstond een kleine pa niek. Wat doet deze wolf onder de schapen? vroeg de secretaris aan den voorzitter. Doch deze maande de vergadering aan kalm te zijn. »Wel is waar, mijne geachte mede-gapers", zeide hij, »is de binnentredende noch van ons ras noch van onze familie, doet hij meer denken aan een wezen, dat veel aan 't geluk heeft te danken, weggeloopen als hij schijnt te zijn van een jeu de lonncau, maar toch heeft hij een trek met ons allen gemeen. Zijn mond, mijne vrienden, is groot en ook de woorden die dezen ontrollen zijn groot, ja grooter dan ooit op n politieke vergadering gehoord waren." De dikke kikker had het spreekgestoelte hijgend bereikt en begon een speech. Broeders", zeide hij, men houdt mij voor een wolf, maar indien gij wist welke princi pes mij bezielen, gij zoudt erkennen dat er weinigen zijn zoo meegaand en vredelievend als ik. Er zij tusschen u geen haat en nijd. De krularm, dat zij u aller fondament en daarop behoort gij allen weder gesteld te worden, opdat uw sociale toestand verbeterd worde Het is voor mij een onvergetelijk mo ment in deze vergadering tegenwoordig te zijn en indien mij een bede vergund is, o, mijn broeders naar den mond, dan is het deze: o. Aesculapius geef mij krachten, om aan den Bond van Amsterdamsche gapers van dienst te kunnen zijn." De kikker werd zeer toegejuicht en de gapers erkenden nooit zulke woorden te heb ben gehoord. Men vroeg nu zijn oordeel naar een middel tot verbetering van den toestand en hij wist niet beter dan een algemeene werkstaking der gapers aan te raden. De drogisten waren den volgenden dag radeloos ; aan hunne huizen was het afschrift bezorgd van een motie, luidende als volgt: De openbare vergadering van Amsterdam sche gapers, gehouden in den nacht van den 2den September, in de Hel" aan de O. Z. Voorburgwal; gelet op de toenemende werke loosheid in ''t gapersvak; Overwegende, dat slechts eensgezind optre den den geheelen ondergang der gapers kan bezweren, besluit tot een algemeene werk staking en deelen den patroons mede, geen bek meer te zullen open doen, alvorens vol komen eerherstel zal worden gegeven. De drogisten wezen hun gapers op de slechte tijden ; hoe zij zelf gedwongen werden de zaken te verminderen en als kleine patroons den ondergang te gemoet gingen. Te vergeefs! De gapers hielden den mond stijf gesloten en er was geen verwikken aan. Op hunne beurt vergaderden nu de patroons. Van der Toorn, drogist in ruste, bekend uit »Het fort van Sjakoo" was tot voorzitter be noemd en hem werden verschillende plannen medegedeeld. De een wilde de strikende ga pers de kieswetdebatten in de 2e Kamer voor doen lezen, en zeide overtuigd te zijn, dat het werkstakers onmogelijk zou zijn, dan niet te gapen. Maar terecht opperde een ander de vrees, dat ze niet alleen zouden gaan gapen, maar zelfs gaan slapen en een slapende gaper is niets waard. »De brieven van Van Houten voorlezen!" riep een der patroons. »Dan worden ze niet slaperig, maar misseselijk!" antwoordde een stem. Keeds wilde men, zonder tot een bepaald resultaat gekomen te zijn, uiteengaan, toen opeens een stem uitriep .... Une idee! «Spreek", zei de voorzitter nieuwsgierig. »Wei", sprak de man van »une idee", van avond is 't de tiende voorstelling van »de Kagebol" in de Salon des Varn'tós. Laten we ze daarheen brengen, En zoo werden de gapers in optocht naar den l te daar wel eeniire opschudding, maar men kleinen schouwburg in de Amstelstraat, gebracht, al zooveel moppen op de helmen uchoord, De bronskleurige helmen van enkele gapers maak- l niemand lust gevoelde tot opmerkingen. had dat Het scherm ging; de stakende ga pers zaten naast elkaar, de dikke groote lippen vast opeen geklemd. Maar dadelijk werden de strikers onrustig ; de moppen op de nieuwere richting in de schilderkunst begon nen onze reclame-makers voor de verfverkoopers zeer te vervelen. Een voor een openden ze de mon den en reeds voor 't einde van 't eer ste bedrijf had ook de meest koppige werkstakcr zich gedwongen gezien zijn mond wagewijd te openen. Sla pen gingen ze echter niet, want daarvoor waren de teekeningen der dames-costumes en vooral enkele der persoontjes, die in de costuuros zaten, te aardig. n innig verheugd namen de drogisten hun gapende gapers weer mede, die thans, werkzamer dau ooit, prijken voor de ouderwetsche drogisterijen; niet alleen als uitne mende reclames voor wonderolie en laurierdrop, maar tevens als schit terende bewijzen voor het succes deivijfde revue! JBAC.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl