Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A'. 1893
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Ditnommer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bjj de Vijzelstraat, 542.
Zondag 24September
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65
Voor Indiëper jaar mail?9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0-12'
Advertentiën van l?5 regels /l.10, elke regel meer
Reclames per regel
0.20
0.40
I N H O 17 Di
VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Twee veelgenoemde per
sonen, door Socius. Brieven uit Utrecht, door
Giese van den Dom. FEUILLETON: Een
huwelijk uit liefde, naar Ludovic Halévy. V.
TOONEEL EN MUZIEK: Het tooneel, door
H. J. Mehler. Muziek in de hoofdstad, door
Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Foto
grafie-Tentoonstelling te Rotterdam, doorMeinard
van Os. J. A. Alberdingk Thijm, door A. J.,
I, beoordeeld door J. H. Rössing. WETEN
SCHAP : Prof. A. D. Loman, door P. H.
Hugenholtz Jr. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES,
door E-e. RECLAMES. UIT Dr.
GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
UHiiMtlliiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiliiitiiiiiiiiiiiiiiitiiimimmiiiiimiHiiiiiiiiiliiiMiM
Keizer Wilhelm heeft uit Guens, waarbij
met den keizer van Oostenrijk, den koning
van Saksen en den hertog van Connaught
de groote manoeuvres van het
Oostenrijksche leger bijwoonde, een telegram gezonden
aan vorst Bismarek. De keizer zeide daarin,
met leedwezen te hebben vernomen, dat de
oud-rijkskanselier ernstig ongesteld was ge
weest, en gaarne een zijner kasteelen te zijner
beschikking te stellen, voor het geval dat
zooals hij onderstelde het klimaat van
Friedrichsruhe of Varzin voor den herstel
lende minder gunstig mocht wezen. Vorst
Bismarek antwoordde, ook in een telegram,
dat hij voor deze welwillendheid van den
keizer hoogst dankbaar was, maar dat zijn
arts, Dr. Schweninger, in zijn terugkeer
naar Friedrichsruhe geen bezwaar zag.
Men heeft in deze wisseling van
beleefdheden de voorboden willen zien van eene
verzoening tusschen den keizer en den
voormaligen rijkskanselier,- en er op gewezen,
dat vorst Bismarek herhaaldelijk heeft ver
klaard : de eerste stap in deze richting moet
door den keizer worden gedaan.
Sedert vorst Bismarek zeer tegen zijn
wensch en waarschijnlijk op eene voor hem
geheel onverwachte wijze zijn ontslag
kreeg, is de verhouding tusschen hem en den
keizer voortdurend meer gespannen gewor
den. De oude staatsman, die zich op grie
vende wijze miskend achtte, heeft zijn teleur
stelling en zijn spijtigheid niet onder stoelen
of banken gestoken. Hij heeft mondeling en
schriftelijk, in talrijke improvisatiën voor
e
IHIIMHUIIIIHIIIIIlllMllllllini
IIIIIIUIIUIIIIltlllllUHHIItlIHIUItlliniHUm
EEN HUWELIJK UIT LIEFDE.
Naar het Fransch van L. Halévy.
5) DOOE
LOCO.
»En wat deed ik ? Om hem te bedanken,
antwoordde ik droog weg: Welnu, mijn
heer, ik neem uw aanbod aan; wanneer kan
ik het paard eens probeeren ? Ik heb het
meegebracht; het is hier, mejuffrouw. Ik zal
het hier laten. U kunt het een week of
veertien dagen op proef houden, zoolang als
u wilt, men kan een paard niet lang ge
noeg beproeven. O, mijnheer, u bent al
te beleefd. Morgen zal ik het rijden ... en
papa zal u dan terstond het antwoord bren
gen. Neen mejuffrouw, laat ik u bidden
het paard minstens twee of drie dagen te
houden, vóór u een besluit neemt. Ik heb
er volstrekt geen behoefte aan. Welnu
dan, mijnheer, ik zal uw raad volgen; ik ben
U intusschen zeer erkentelijk .. .
»»Hij staat op, maakt een buiging en zou
heengaan ... toen mama eensklaps vroeg:
maar Jane, vergeet je niet een zeer be
langrijk punt. .. namelijk den prijs van het
paard ...
»»Nu houd ik dol veel van mama, ik heb
haar zeer, ja van ganscher harte lief; maar
zijne vereerders en in nog veel talrijker
artikelen in de hem ten dienste staande
bladen, eene scherpe, dikwijls venijnige kri
tiek uitgeoefend op den «nieuwen koers".
Hij heeft, om zich over persoonlijke grieven
te wreken, uit de school geklapt op eene
wijze, die ieder ander dan den grondlegger en
bouwmeester der Duitsche eenheid duur te
staan zou zijn gekomen. Hij heeft zijn op
volger door het slijk gehaald, en over diens
hoofd heen zijne pijlen gericht op den keizer
zelven. Hij is op zijne reizen door
Duitschland en bij de ontvangst van
demonstreerende vrienden op zijne landgoederen opge
treden als een politiek agitator van de ge
vaarlijkste soort, juist omdat hij misbruik
maakte van zijn prestige en van het gezag,
dat lange jaren van succes hem hadden
verzekerd. Hij heeft, in een woord, getoond,
dat een groot man in tegenspoed jammerlijk
kleingeestig kan worden.
De keizer heeft dit agressief optreden van
vorst Bismarek wel niet met gelijke munt
betaald (hetgeen trouwens, met het oog op
de ongeëvenaarde populariteit van den
vorigen rijkskanselier, zeer gevaarlijk zou zijn
geweest), maar hij heeft toch duidelijk ge
toond, dat onder de gegeven omstandigheden
van hem geen toenadering was te verwach
ten. Men herinnere zich slechts, als een der
meest sprekende feiten, het uitdrukkelijk
verbod aan den Duitschen gezant te Weenen,
vorst Reusz, om eenige notitie te nemen
van het daar ter stede voltrokken huwelijk
van Bismarck's oudsten zoon; men herin
nere zich, hoe graaf Herbert nog slechts
weinige maanden geleden openlijk optrad
als bestrijder van het legerontwerp, dat den
keizer zoozeer ter harte ging.
Zeker, de keizer heeft niet vergeten, wat
Duitschland en de dynastie der
Hohenzollerns aan Bismarek te danken hebben. En
evenmin kan hij onverschillig zijn gebleven
bij de talrijke en oprechte bewijzen van
sympathie en vereering, die den oud-rijks
kanselier van alle zijden toestroomen, ook
van de zijde van hen, die het betreuren
dat een zoo eminent man den tegenspoed
van zijn ouden dag niet waardiger weet te
dragen. Wilhelm II moge in zijn hart over
tuigd zijn, dat hij zich tegenover den grond
legger van het Duitsche rijk niets te ver
wijten heeft, dat de scheiding noodzakelijk,
onvermijdelijk was, hij moet het toch
betreuren, dat voor velen een »IIie Kuiser,
hie Bismarek /" leuze is geworden.
»Eene volledige oplossing van het conflict
zal wel niet mogelijk zijn," schreef de
Ncue Freie Presse dezer dagen »want de kei
zer kan vorst Bismarek niet meer in zijn ambt
IIIMMIUlllHMMIIIIMIMIIIIIfnillimilllllMIIIIIMIIIHIIMIIIMIIIimmillllJIIIIMIf
op dat moment, waarlijk, toen heb ik
haar, een oogenblik, niet lang, maar toen
heb ik haar verfoeid! En toch had
mama groot gelijk. Misschien was het paard
wel vier of vijf duizend francs waard ... en
dat zou voor mijn budget veel te hoog zijn
geweest.. . Maar om rechtstreeks met hem
die ellendige, ordinaire geldkwestie te be
handelen, dat stuitte mij tegen de borst!
»»Nauwelijks was het dan ook over mijn
lippen : ? dat is waar, mijnheer, dat is zoo.
Wij moeten nog over den prijs spreken ...
of hij komt mij gelukkig to hulp, door te
antwoorden : O, mejuffrouw, het paard is
volstrekt niet hoog in prijs. Ziet u, papa,
heeft mij niet meer dan drie duizend francs
gegeven. Drie duizend francs ! mejuffrouw
dat is het paard niet waard. Ik heb er
slechts negentien honderd francs voor be
taald en wanneer men een paard van de
hand doet, dan weet men altijd van te voren
reeds, dat men zijn geld nooit ten volle
terugkrijgt!...
»»Op dat oogenblik heb ik tot m ij zelve
gezegd : hij bemint mij, hij bemint mij, dat
is zeker ! Dat paard, waar hij zoo veel van
hield, wil hij mij met verlies verkoopen alleen
om het genoegen te hebben het aan mij te
verkoopen...
»»En in mijne verlegenheid antwoordde ik :
O neen, dat gaat niet: u moet er toch
een kleine winst op hebben. Mijn winst
zal zeer groot zijn, mejuffrouw, als ik het
geluk mag hebben u een dienst te bewijzen.
Mocht het paard u bevallen, dan geef ik u
de verzekering, dat mijnheer uw vader en ik
het heel gemakkelijk over den prijs eens
herstellen, en vorst Bismarek zou zelfs in de
hoogste mate van hofgunst en eer geen ver
goeding vinden voor het verlies der werke
lijke macht. Toch deed zich de behoefte ge
voelen, om althans de persoonlijke klove te
doen verdwijnen, die den keizer van den
vorst scheidde. De achting voor de kroon
moest in overeenstemming worden gebracht
met de vereering van vorst Bismarek en met
de overlevering, welke door den levenden
getuige van een grootsch verleden wordt
vertegenwoordigd. De dankbaarheid jegens
vorst Bismarek moet niet den stempel dragen
van een innerlijken afkeer van den keizer; iedere
uitdrukking van sympathie voor den ouden
kanselier moet niet een zedelijk verwijt voor
den keizer worden."
Dit is alles zeer juist en zeer goed gezegd.
Het is echter de vraag, of de Neue Freie
Presse gelijk heeft, wanneer zij zegt: »Dit
schrille contrast is thans door het telegram
van keizer Wilhelm en het antwoord van
vorst Bismarek wel niet weggenomen, maar
toch wezenlijk verzacht." Want indien de
geruchten waarheid behelzen, dan heeft men
hier niet te denken aan eene spontane op
welling van den keizer. Vorst Bismarck's
ziekte was reeds sedert eenige weken alge
meen bekend; in elk blad kon men daar
over het noodige lezen. De vorst leed aan
heupjicht, aan gordelroos; zijn toestand boe
zemde groote bezorgdheid in ; zijn vertrek uit
Kissingen moest voor geruimen tijd worden
uitgesteld. Over al deze zaken zijn tal van
bijzonderheden medegedeeld. Is het nu aan
te nemen, dat keizer Wilhelm van dit alles
niets geweten heeft? Zeker, een paar dagen
'geleden zeide de keizer schertsend, naar aan
leiding van de mededeelingen die hem over
een ongeval op het manoeuvre-terrein werden
gedaan: »Die journalisten weten toch alles
het eerst en het best!'' Maar het is niet aan
te nemen, dat hij omtrent den toestand van
vorst Bismarek weken lang zoo slecht op de
hoogte is geweest, al ware het slechts,
omdat de keizer een ijverig couranten lezer is.
Veel waarschijnlijkheid verkrijgt de gissing,
dat de keizer van Oostenrijk en de koning
van Saksen middellijk of onmiddellijk aan
leiding hebben gegeven tot de afzending van
het veelbesproken telegram. Do beide monar
chen, die geen reden hadden om op vorst
Bismarek verstoord te zijn, hadden reeds
herhaaldelijk te Kissingen berichten omtrent
den toestand van den oud-kanselier doen in
winnen, en keizer Wilhelm zal hebben be
grepen, dat hij onder deze omstandigheden
moeielijk het stilzwijgen kon blijven bewaren.
Dat de als mosterd na de maaltijd ko
mende uitnoodiging van keizer Wilhelm niet
zullen worden ...
»Daarop boog hij in 't rond voor groot
mama, mama, mij, George eu Bob, voor de
geheele wereld. Hij was op 't punt van te
vertrekken en stond reeds in de deur, toen
hij zich omkeerde; het scheiden viel hem
blijkbaar moeilijk.""
»Ja, dat is waar."
»»Hij zeide mij, dat hij gaarne onzen koet
sier nog eenige inlichtingen zou willen geven
betreffende het aandoen van het gebit aan
het paard, over den stang, die het 't best
kon verdragen enz. toen grootmama... o,
zij was voortreffelijk, die grootmama ... waar
lijk zij is niet zooals mama, zij heeft geen
hekel aan al wat militair is ... zeide : laten
AVC met mijnheer naar beneden gaan, Jane,
dan kunnen we het paard eens zien .. .
Lodewijk moet in den stal zijn.
»»Wij gingen naar beneden, grootmama,
George, hij en ik. Daar stond het paard, aan
den teugel gehouden door een jager; en op
zijn rug zag ik een dames/adel. De kapitein
bespeurt mijn verbazing. Ik houd er een
dameszadel op na voor mijn zuster, die nu
en dan te Saint-Germain komt paardrijden,
en daar straks heb ik, omdat ik voor geen
geld ter wereld u aan een ongeluk wilde
blootstellen, het paard naar de manege ge
bracht en het door mijn oppasser als dame
laten berijden.
»Jk neem dien oppasser eens op : het is
de jager van laatst, de jager, die een praatje
hield met den conciërge. Hij herkent mij en
! ik wedcrkeerig hem. Ik krijg ecu kleur als
: scharlaken. Ook de kapitein begint te blozen.
i Ik geloof wel dat hij begreep, dat wij eik
zou worden aangenomen, was te voorzien.
Intusschen is het te waardeeren, dat de mo
narch de eerste is geweest, om de vriend
schapsband toe te steken. Van eene verzoe
ning is zeer zeker voorloopig nog geen sprake.
Daartoe zou noodig zijn, dat vorst Bismarek
zijne oppositie tegen het tegen woord\g régime,
eene oppositie, die een meer persoonlijk dan
zakelijk karakter draagt, zoo al niet geheel
opgaf, dan toch aanmerkelijk verzachtte. En
het komt ons voor, dat de gekrenkte
Achilles, die zich morrend in zijn tent heeft
teruggetrokken, nog weinig roeping gevoelt
am daaruit als bekeerd regeeringsman te
voorschijn te treden.
?tinii'iMiiiiiMMininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiinMimiiiiiiHiHiuiiitiniiiiiiiiMt
Sociale*
Twee veelgenoemde Personen.
Onder de namen die in de laatste dagen veel
zijn genoemd behooren die van de Fransche socialis
ten Guesde en Malon de eerste wegens zijn ver
kiezing tot kamerlid, de ander door zijn overlijden.
Ze zijn dan ook merkwaardig genoeg, zoowel om
hunne personen als om het stuk geschiedenis dat
aan hunne namen onafscheidelijk verbonden is,
want men zou haast, althans van Guesde, kunnen
zeggen dat hij de geschiedenis der
arbeidersbewe-giug in Frankrijk in de laatste 20 jaar heeft
gcmaal't.
Omstreeks het jaar 1S72 kon men zeggen dat
er in Frankrijk geen eigenlijk gezegde arbeiders
beweging meer bestond. l)e commune was in
1871 met geweld van wapenen onderdrukt, de
leiders waren of gedood of verbannen of uitge
weken en de zoo gevreesde Internationale, in 1864
door Marx gesticht, verloor haar invloed zoowel
door <le splitsing op het in Sept. 1S72 te 's
Gravenhage gehouden congres tusscheu de aanhangers
van Marx en van Bakounine, als door de daarop
gevolgde verlegging van den centraler, raad naar
Kew-York.
De arbeiders, thans aan zichzelven overgelaten,
organiseerden zich niet, of toonden voor zoover
zij dit \vM deden, tamelijk conservatieve neigingen
die zeer ver verwijderd waren van den
revolutionuair socialistischen geest, die thans in Franknk
weer zoo machtig is geworden. Hier staan wjj
voor een inderdaad merkwaardig verschijnsel: Het
socialisme, waarvan de aanhangers later zoo gaarne
schelden op de zoogenaamde //bourgeoisie" wordt,
althans naar zijn uiterlijke verschijning geboren en
telkens herboren uit de geestelijk en stoffelijk niet
bemiddelde klasse. De bou geois Marx enLassalle
en de industrieel Engels gaven er in de theorie
een wetenschappelijke!! grondslag, en in de prak
tijk een stoot aan, die over geheel Europa en een
deel der nieuwe wereld werd gevoeld, eu zoo
waren het in Frankrijk, in den tijd waarvan wij
spreken, ook weder enkele bourgeois en studenten
ander herkenden, de soldaat en ik ..."
»»Dat was nog niets. De oppasser neemt
het woord en zegt: »maar de kapitein heeft
ook het paard als dame bereden met een
dek om de beenen bij wijze van amazone
kleed. Hij heeft zich zelf ook willen over
tuigen . . ."
»»Toen is de kapitein zóó rood en ben ik
zóó bleek geworden, dat de oppasser eens
klaps steken bleef, benauwd dat hij iets ver
keerds had gezegd.
>»Tot tranen toe bewogen, stamelde ik:
»O, mijnheer, wat Js u goed, hoe lief
van u? .. ."
»llij van zijn kant herhaalde slechts:
»maar het is heel natuurlijk, mejuffrouw.
heel natuurlijk ..."
»»En grootmama, die uitgeslapen is, keek
ons met haar zachte, maar tegelijk zeer
doordringende oogjes strak aan.
»»Gelukkig kwam Lodewijk juist van pas.
Hij was niet in den stal, maar George was
hem gaan zoeken. Toen hebben wij nog een
onderhoud samen gehad in tegenwoordigheid
van den koetsier.. . maar wat wij toen heb
ben gesproken, weet ik niet precies meer.
Hij heeft ons uitgelegd waarom wij het
paard een zacht gebit moesten aandoen. Ik
viel hem in de rede om te vragen: »Een
pelham ?. .." waarop hij antwoordde: »neen,
geen pelham . . . een zacht gebit..." Of hij
een eenvoudige singel of een met ringen
heeft aangeraden, dat weet ik niet juist
meer. .. Ten slotte heeft hij de goedheid
zóó ver gedreven om over de voedering van
het paard allerlei inlichtingen te geven, zoo
veel haver, zooveel stroo, zooveel hooi.
.