Historisch Archief 1877-1940
No, 848
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
lig uitnemendheid en zonder wederga. Het is
een onzinnige Duitsche verwarringsklucht, door
den heer Pegpers met chansonnetten, coupletten
en quodlibets verrekt en dank zy deze verrij
kingen waarschijnlijk nog een beetje onzinniger
en verwarder gemaakt. Bgna ieder heeft wel
eens in den mallemolen gezeten; hetzelfde loome,
vreemde, draaierige gevoel, waarop deze
kermismachine den kermisgast trakteert en dat de een
beter kan verdragen en aangenamer vindt dan
de ander, doch waaraan oud en jong zich vroeg
of laat te buiten gaat, kan men zich door Zeeën
bruiden laten bezorgen. Is er voor een kermis
stuk beter en echter lof denkbaar?
De inhoud in zijn meest soberen en primi
tieven vorm is ongeveer de volgende. Een jong,
vrouwenschuw geleerde wordt door eenige zijner
vrienden geheel onverwachts met een aantal jonge
dames opgescheept. De een brengt hem zijn
vrouw, met wie hij drie maanden geleden buiten
weten van zijn vader in het huwelijk trad ; de
ander, een schilder, zijn liefje en model, een
balletnimf; een derde zijn nichtje, enz. Om
hem des te gemakkelijker te bewegen de
dames in zijn huis op te nemen, geeft
ieder der vrienden hem den raad de respec
tieve jonge dame voor zijn zuster te doen door
gaan. Natuurlijk heeft de arme geleerde ook een
echte zuster en komt deze hem juist op dit
allergeschiktste oogenblik met een bezoek ver
rassen. De poppen zijn aan het dansen en
blaren aan het dansen zoolang dit den auteur
behaagt. Uit de eene verwikkeling volgt de
andere; iedere vergissing is het begin of de
Toorbode van een nieuwe; drie bedrijven lang
zien de personen elkander met aandoenlijke
rerstoktheid aan voor wie en wat zij niet zijn
en gaan zij beurtelings voor dol en krankzinnig
door. De spelers hebben evenveel moeite de
eindelooze quiproquo's uit elkander te houden
als de toeschouwers en zijn soms de kluts kwijt
met een natuurlijkheid en echtheid, die geen
komedie kunnen zijn. De coupletten en zang
allegaartjes dragen tot verhooging der feest
vreugde, liever der feestverwarring, het hunne bij.
De eersten dienen vooral geprezen te worden om
hetgeen er in ontbreekt. De oGalanteries de la
Bible" zijn, o wonder en o zegen, met rust ge
laten; Eva, Abraham, Salomo, enz. zijn niet
van de party. Over de vertooning behoef ik
na den daaraan reeds uitgedeelden lof niet meer
in bijzonderheden te treden. Zoo ik op de re
gie n enkele aanmerking zou mogen maken,
zou het deze zijn, dat het gekleurde licht
in het tweede bedrijf de mooie bruidjes zulke
leelijke lijkkleurtjes geeft. Dit schijnt mij on
dankbaar en ongalant. De heeren Schulze (De
vrouwenhater) en de Boer (De schoolmeester) en
alle overige heeren spelen en zingen met een
lust en toewijding, die niet genoeg geprezen
kunnen worden. In een stuk als Zeven Bruiden
zijn de dames echter hoofdzaak. De directie
van het «Nederlandsen ooneel" begreep dat waar
schijnlijk ook. Zij
brachtalhaarmooieenjongeactricetjes in het vuur; zij liet ze guitige en ondeugende
liedjes zingen; zij stelde ze in de gelegenheid zich in
al haar bekoorlijkheid aan den volke te vertoonen.
Ware het tegenover een ernstige en deftige cor
poratie als »Het Nederlandsen Tooneel" niet een
beetje oneerbiedig, men zou Zeven "bruiden een
pièce a femmes kunnen noemen. Van de heeren
waren er zeker verscheidene, die Ziven bruiden
nog amusanter zouden gevonden hebben, indien
zij in de feestvreugde achter de voetlichten,
waarbij zij nu slechts toekijkers waren, hadden
mogen deelen.
Niet het minste soort Septemberstukken is dat,
waarvan het gezelschap van Lier in den
Franschelaau-Schouwburg een staaltje ten beste geeft,
de zoogenaamde vaderlandslievende stukken.
Vuur en Strijd of Amsterdam in 1G72 is prij
zenswaardig om zijn bescheidenheid en om zijn
gelukkig gekozen titel. Het noemt zich geschied
kundig volksdrama, doch is meer volksdrama
dan geschiedkundig, dat wil zeggen, er treden
eenige historische personen in op, de auteur
was echter kiesch en wijs genoeg deze heel
weinig te laten doen en vooral heel weinig
te laten spreken. Willem de derde
melodramaphrasen te hooren uitgalmen, zou een genot van
hoogst bedenkelijken aard zijn geweest; hem
door het volk te hooren toejuichen en ten strijde
te zien trekken, roept allerlei mooie historische
herinneringen wakker en geeft aan het meer in
tieme familiemelodrama,dat den eigenlijken inhoud
van het tooneelspel uitmaakt, een
belangwekkenden achtergrond. Vuur en strijd heet het drama
en is het: een aaneenschakeling van gevechten
verraderlijke aanvallen, overrompelingen, enz.,
waarbij de Nederlanders natuurlijk steeds strijden
als leeuwen en met de overwinning gaan strijken.
En hoe meer er wordt geschoten en hoe meer
vijanden er vallen, hoe onbedaarlijker de geest
drift wordt. Als aan het slot van het vijfde
tafereel de gelukkige afloop van de hache
lijke worsteling kan worden te gemoet ge
zien, als de dappere Margaretha de lont,
die den kruittoren dreigde in brand te steken,
heeft uitgebluscht en heeft uitgeroepen: »o God,
ik dank u, Amsterdam is gered", denkt men, dat
de geestdrift haar toppunt heeft bereikt; als dan
echter in het volgend tafereel de oranjevlag wordt
ontplooid en bezongen, schijnt aan de toejuichin
gen geen einde te zullen komen en wordt men
voor goed genezen van de meening, dat de Hol
landers lauw en koel zijn. Daar Vuur en Strijd
een min of meer Shakespeariaansch drama met
volkstooneelen, gevechten, enz. is, schijnt het mij
niet meer dan billijk de figuranten, die zich met
bijzondere opgewektheid en veel tact en handig
heid van hun taak kweten, ditmaal eens een bij
zonder pluimpje te geven.
Te Parijs vertoonde de Vaudeville de eerste en
niet al te belangrijke noviteit van het seizoen,
Sas-bleu, een klucht van Albin Valabrègue,
die waarschijnlijk als een bittere satire op de j
blauwkousen was bedoeld, doch in eengemoede- i
lijke bespotting van de schoonmoeders is ontaard.
De eerste twee bedrijven behaalden, niettegen
staande zij voortdurend aan »Les surprises du
divorce" deden denken, vrij wat succes; het
laatste, al te grove of onnoozele hansworsterijen,
voldeed minder. De overige schouwburgen geven,
zooals dit in September steeds de gewoonte is,
reprises van het laatste succes van het vorige
seizoen en studeeren inmiddels de nieuwe stukken
in. Nieuwsgierig is men vooral naar «L'amour
brode", van Fran^ois de Curel, dat door het
»Théatre Francais" zal worden vertoond, en naar
»Mlle Sans-Gêne" van Sardou, waarin Réjane
de hoofdrol zal vervullen. Het Théatre-Cluny
bracht »Boubouroche", waarmede wij onlangs
konden kennis maken, op het repertoire. Bij
het meer gemengde groote publiek vond het
even warm onthaal als bij de geblaseerden van
het »Théatre Libre".
H. J. MEHLEB.
lltlllllllHlllllllltlllllllllllll
Muziek in de hoofdstad.
Berlioz zegt: //Welke macht is liet meest in staat
den menseh naar het rijk van licht en zonneschijn
te voeren, de liefde of de muziek'' Dit is een groot
probleem! Toch geloof ik dat de liefde ons geen
voorstelling vau de muziek kan geven, doch wel
dat de muziek ons de liefde kan doen gevoelen.
Waarom zouden wij ze echter van elkander afschei
den? Zij zijn de beide vleugels van de ziel".
Waarlijk! wanneer Berlioz zegt dat de liefde
ons tot lichtende hoogten voert, heeft hij niet uit
eigen ervaring gesproken, want aan weinig
mensehenkinderen heeft de liefde zooveel leed en smart
veroorzaakt als aan Berlioz.
Hoe weinig zonnig was voor hem zelf de lente
van het leven! De toonseheppingen die in zijn ziel
ontkiemden, zijn nooit onder zonneschijn, doch meest
altijd onder storm en regen gerijpt.
Niet alleen zijne //Mémoires" en de geschiedenis
van zijn leven, doch ook zijne compositiëu getui
gen van zijne bittere levenservaringen.
In het genre door hem gecreëerd: de program
mamuziek, heeft hij zijn hoop, zijne teleurstellin
gen, zijn lijden muzikaal te boek gesteld. Hij liet
den hoorder al zijn smart en strijd medegevoelen.
Hij toont ons, hoe hij met zijn ideaal dweept en
hoe hij het soms in het slijk werpt. Hij houdt de
gevoelens van zijn hart en ziel niet als een heilig
dom achter het slot, doch hij toont ze openlijk.
Hij liet ons zien hoeveel kwellingen en hoe wei
nig vreugde zijne liefde hem gaf; hij liet ons zien
hoe zijn verblijf in het zonnige Italiëhem slechts
des te sterker de wanverhouding liet gevoelen
tusschen de heerlijke natuur en zijne onstemde ziel.
In de Harold-simfonie schilderde hij ons dit
laatste, doeli in de Sijraphunie Fcratustiqite, Eplsoih
de la vie d'itn artiste, liet hij ons medeleven hoe
de hartstocht dien hij gevoelde en de kwellingen
die hij daardoor uitstond, hem diep ongelukkig
maakten.
Men oppert dikwijls do vraag : Zou de compo
nist grooter of minder groot geworden zijn indien
zijn leven en zijne omstandigheden anders geweest
waren ? Dit is niet te beantwoorden, want wie
zou zich b.v. Berlioz kunnen denken als een
//bourgeois satisfait", als een man wicu alles was
medegeloopeu, reusachtige tantièmes van zijne opera's
trekkende.
Er ziju naturen die niet gelukkig kunnen zijn,
omdat zij te ver afstaan van het groote publiek.
Zoo ook Berlioz. En toch, hoc heerlijk vatte hij
zijne kunst. op. Nooit heeft hij getransigeerd met
zijn muzikaal geweten. Als kritikus bleef hij tot
het laatst van zijn leveu, ondanks al de slechte
muziek die hij hooren en beschrijven moest (Nie
tigheden over nietigheden schrijven : zoo drukte
hij zich uit) even warm voor iedere schoone kunst
uiting, even verontwaardigd over iedere misken
ning van de kunst.
Wanneer een kapelmeester zich vergreep aan
de partitie van een onzer meesters, gloeide ziju
gelaat vau toorn, soms stond hij op en protesteerde
luid. Hij zegt in een zijner opstellen, over deu
onaaugenamen indruk, dien slechte muziek op hem maakte
sprekende://Aucune musique n'agit plus fortcment en
ce sens, que celle dont Ie défaut principal me
parait tre la platitude jointe ;\ la fausset
d'expression. Alor» je rougis comme de honte, une
véritable indignation s'empare de moi, 011 pourrait,
a me voir, croire que je vieus de recevoir uu de
ces outrages pour lesquels il n'y a pas de pardon ;
il se fait, pour chasser l'impression recue, uu
souIcvement géaeral, un effort d'excrétioii dans tout
l'orgaukme, analogue aux efforts du vomissement.
C'est Ie dégoiit et la haiue portos a leur terme
extreme ; cette musique m'exaspère, et je la vomis
par tous les pores."
(Faussetéd' expression ! hoe dikwijls wordt daar
tegen nog altijd gezondigd!)
In de Sifmjihonia Faiilax/ijue, een werk uit Berlioz'
jeugd, dat hij in Italiëzijnde nog heeft omge
werkt, krijgt men, zooals ik zeide, eene schilde
ring vau Berlioz' jeugdige liefdesmart. De vijf
deelen geven het meest fantastisch beeld dat men
zich kan voorstellen.
Na eene vroegere uitvoering van dit werk dooi
de Maatschappij Ceeilia hel) ik reeds eene beschrij
ving van den inhoud in dit blad gegeven.
Wat den vorm betreft, hoeft Berlioz, hoewel
zich zoo vrij mogelijk bewegend, dien niet ver
waarloosd (men zie Scliumaun's nauwkeurige ana
lyse vau dit werk iu zijne: Gcsammelte Schrif
ten), want al krijgt men ook soms den indruk dat
de componist in jeugdigen overmoed deu toom
zal verbreken en op hol slaan, overal wordt
men tevens getroffen door de leidende gedachte
die het geheele werk beheerscht en waaruit
de meester spreekt, die wat hij te zeggen heeft
uit in een volkomen en doordachten vorm.
Dat die vorm dikwijls door hem zelf gekozen is
vermindert toch de waarde niet, wanneer die in
staat is alles met nieuw leven te bezielen.
Zulke durvers" worden stoods als revolutio
nairen eu warhoofden uitgckretcn door hunne
tijdgenooten, doch hij die met een onbevooroor
deeld oog, oor, en geest ziet, luistert en waarneemt,
herkent en bewondert het genie, op welke wijze
zich dat dan ook uit.
Uit de Sijiiiji/iOHtK /?\tiilt/.i/ii/i>e met al de sterke
afwisselingen van stemmingen, al de gewaagde tegen
stellingen, den soms elementairen vorm, spreekt
een meesterschap vau behandeling, instrumentatie,
kleur- eu toonscbildering, die de hoogste bewonde
ring moet opwekken. Berlioz' jeugd toch is hier
eene aantrekkelijkheid te meer.
Volgens hem moet de programmamuziek in dien
zin worden opgevat, dat zij eene poëtische idee
als uitgangspunt neemt en die muzikaal zoekt uit
te drukken.
Met te veel afdalen in détails wil hij zich niet
ophouden, en terecht, want dan zou men dadelijk
de grenzen van de toonkunst overschrijden. Wie
feiten muzikaal wil uitdrukken maakt zich belache
lijk, wie stemmingen tracht weer te g, ven maakt
gebruik van een groote macht die onze toonkunst
bezit en die vroeger vaak geheel ongebruikt bleef.
Hedenavond zou in het Concertgebouw deze
simfonie worden uitgevoerd. Ik heb (met vermij
ding van hetgeen ik vroeger reeds over dit werk
schreef) de verzoeking niet kunnen weerstaan mij
weer eens een weinig in Berlioz persoonlijkheid te
verdiepen en eene korte beschouwing aan de be
spreking vau deze uitvoering te laten voorafgaan.
De uitvoering was in veel opzichten een buiten
gewone. Hierbij heb ik het oog op de drie laatste
deelen: Scène aux rhnmps, Harrlie au supplire en
Soiiffe cf'iiue nuit de Sabbat.
(Voor den inhoud van het programma dat Ber
lioz schilderde, verwijs ik naar miju artikel van
30 November 1893.)
In deze drie deelen trof het mij, dat de heer Kes
en ziju orkest den componist op de gelukkigste
wijze volgden in al diens fantastische weudingen.
Wat techniek en kleurschakeering betreft, is men
van dit orkest verrassende eu sehoone uitvoeringen
gewoon, de onderlinge klanksterkte geeft bovendien
altijd zeer juiste verhoudingen. Het zou eentonig zijn
daar iederen keer op terug te komeu. Blijft dus
alleen over de opvatting en de voordracht te spre
ken. Die zijn echter niet als feilen te behandelen.
Men neme dus mijn meening als geheel subjectief
en overwege of men de gronden die ik aanvoer,
kan aanvaarden of niet.
Behave de technische eigenschappen kenmerkte
de uitvoering van de drie bovengenoemde deeleu
zich door grooten fantastischen gloed. Meu oordeele
over het werk hoe men wil, de componist ver
langde het aldus, en dat hetgeen hij wilde indruk
vermag te maken, bewees het meer dan gewoon
warme applaus, waarmede de heer Kes werd terug
geroepen.
De Finale werd o. a. met groote virtuositeit
gespeeld eu was bovendien een waar kunststuk van
voordracht. (Wel was de stemming vau de houten
blaasinstrumenten niet heel gunstig meer, doch
dit zette zelfs in sommige oogenblikkeu uog meer
stemming bij: o. a. waar het leidend motief, dat
door het geheele werk als een draad loopt, plat
eii banaal optreedt in deu hckseusabbat.
Wanneer ik de beide eerste deelen beneden de
volgende stel als uitvoering, doe ik dit om de
volgende redenen:
u het eerste deel: Réveries, Passious, vond ik
wat karakter betreft, niet de stemming van den
held terug, zooals 'ik mij die voorstel. Ik denk
daarbij aan Goethe's Fi-etclcoll und kiiholl. Nu
was er in dat deel m. i. eene te groote reserve
en te wciuig afwisseling van stemming. Alleen
aan liet slot bracht de heer Kes stijging aan.
Het komt mij echter voor, dat iu het motief
VP.I: den held reeds eeue sterke gepassioneerde
stijging is bedoeld, die thans uitbleef, terwijl in
het tweede deel, Lu Bal, bij het dansmotief de
correcte rhythmiek ecu zekere droogheid veroor
zaakte.
Hier had m. i. wat meer rekening moeten ge
houden wordeu met de Erausehc wijze van voor
dragen.
Deze opmerkingen nemen echter niet weg, dat
ik, dank zij vooral de vertolking van de drie
laatste deelen, onder een zeer sterken indruk kwam
en dat ik ook meende te bespeuren, dat leider en
orkest ook toen het sterkst onder den indruk vau
het werk wareu gekomen.
De nummers na de pauze werden op eene, dat
orkest zeer waardige wijze vertolkt, doch het
glaiispuut was toch Berlioz' Symp/nniie Fantuslique.
VAX MlLLlGJiX.
Veertien dagen geleden brachten de Franscbe
bladen als belangrijk tooneelbericbt, dat de jonge
acteur Veyret, 20 jaar oud, pas van het
Conservatoire, die aan de Comédie Franraise was geën
gageerd, daar iets heel oneerbiedigs had gedaan.
Hij bad gezegd, dat bij de rol van Scapin in de
Fourberie» de Senpin niet volgens de traditie
wilde spelon, want dat hij er iets heel anders in
zag. Coquelin Cadet, die ook in het stuk optreedt,
weigerde nu zijn rol te vervullen; er was een
kleine storm, en het al of niet eerbiedwaardige
der traditie werd in de bladen besproken. Toch
schijnt alles geschikt te zijn, althans Veyret is
als Scapin opgetreden en beeft door bijzonderen
humor en veel verve een groot succes behaald.
Déidamie. De eerste opvoering van deze
nieuwe Opera (in ons vorig nummer reeds aan
gekondigd) beeft thans plaats gehad.
De handeling is in het kort als volgt:
Déidamie, reeds gehuwd met Acbilles, deelt hem
de sombere voorgevoelens mede, die de aankomst
van tal van schepen te Scyros bij baar beeft
opgewekt. Doch Achüles stelt baar gerust en
belooft, liaar nooit te zullen verlaten.
Doch met' die schepen is Ulysses aangekomen
die den zoon van Tbétis aan zijn doelloos leven
wil ontrukken. Als koopman verkleed, komt de
koning van Ithaca aan bet paleis van Lycomedes
en brengt als geschenken voor de gasten van den
vorst tal van kostbaarheden mede. Held Achüles
verraadt zicb zelf dadelijk, door uit de geschen
ken een zwaard te kiezen.
Door deze list herkent Ulysses den fieren
krijgsman, bij maakt zich nu ook bekend en
bezweert bem mede te strijden voor de over
winning van de Grieken.
In de tweede acte is Achillc* op het punt zich
te laten overhalen, doch Déidamie smeekt hem
te blijven.
Het geheele verzamelde volk verlangt dat
Acbilles vertrekken zal, ook de koning beveelt
zijne dochter, zicb aan bet besluit van Ulysses
te onderwerpen. Acbilles, getroffen door de beden
van zijne vrouw, wil blijven. Plotseling wordt de
hemel echter donker, er komt zwaar weer opzetten.
De Goden bemoeien zich met de zaak en bevelen
Achüles been te gaan.
Ulysses voert Acbilles nu mede, en nadat bet
weder is opgeklaard, werpen beiden vanaf het
schip een laatst vaarwel aan de jonge vrouw toe,
die door smart overstelpt, nederzinkt.
Zooals het gewoonlijk bij premières te Parjjs
gaat, melden de voorstanders van den componist
of van zijne richting een warm onthaal, en de
tegenstanders eene koele ontvangst.
Ook thans meldt men dat het werk succes
en dat het geen succes heeft gehad.
De verslaggever van het Journal des Débats
vindt slechts een paar nummers mooi, en zegt
dat zelfs het bekoorlijke ballet het stuk niet kon
redden. Anderen, (onder anderen de conservatieve
chroniqueur van Le lemps,) is zeer met het werk
ingenomen en vermeldt een succes.
De rollen waren verdeeld als volgt: Déidamie
(Mlle Chrétien), eene zeer muzikale zangeres,
die vroeger pianiste was, doch op eens hare zeer
schoone stem ontdekte. Zij heeft door stem en
verschijning veel succes, doch het is merkbaar
dat hare stem niet geheel geschoold is. Achüles
(M. Vaguet) een aangename tenor, die echter
het nadeel bad dat hij sprekend op Dupuis van
de Variétés geleek waardoor men onwillekeurig
aan La Belle Helene werd herinnerd. Achüles
is bij de herkenning niet meer in
vrouwenkleeding. De librettist Noël had daar bezwaar tegen,
omdat de opera van Cherubini indertijd geval
len was, daar een Achüles, met vrouwenrokken
aan, het publiek aan bet lachen maakte.
Ook Renaud als Ulysse en Debulle als Ko
ning werden geroemd.
AVat den stijl van de muziek betreft, verklaart
de componist Marécbal zelf, te behooren tot het
centre-gauche of wel tot bet juste milieu.
De muziek zweeft tusschen de traditie van de
opera en het moderne muziekdrama.
De bravour-aria's, koren met coupletten en her
halingen van den tekst zijn vermeden, doch ver
der gaat de componist niet.
Wel geeft hij het orkest soms eene melodie
tegen het recitatief, doch hij laat de melodieën
meestal door de zangstemmen uitvoeren. Die me
lodieën zijn niet altijd belangrijk of oorspronke
lijk (zoo leest men), doch de bewerking van de
orkestpartitie getuigt van veel kennis en talent
voor schilderen.
Een cbroniqueur kan de verzuchting niet
weerhouden:
Qui nous délivrera des Grecs et des Romains ?
In de Groote Opera te Parijs had Dinsdag ru
moer plaats. De nieuwe orkestdirecteur, Paul
Viardot, dirigeerde in La Valkyrie, de opera
van Wagner. Midden in de liefdesscène in de
1ste acte, moest men, tengevolge van eene fout
van den kapelmeester, ophouden. Het publiek be
gon te iluiten en de voorstelling was geheel af
gebroken. Viardot, die eene plotselinge onge
steldheid voorwendde, liet den dirigeerstaf over
aan Mangin, onder wiens beproefde leiding de
opera zonder verdere moeielijkheden ten einde
liep. Paul Viardot zal zijn ontslag nemen.
Te Londen overleed deze week, 48 jaar oud,
Helene Heermann, die vroeger door talrijke
kunstreizen als virtuose op de harp naam gemaakt
heeft. Zij was sinds lang te Londen getrouwd
met een beer Rommel, en baar huis was voor
talrijke kunstenaars, vooral Duitschers, een gast
vrij vereenigingspunt.
iiiiiiiiiiiiiiiLiiiiiiiimiiiiitiiiiniiiHiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiHiiiiiiiimmi
Fotografie-tentoonstelling te Rotterdam.
De thans te Rotterdam in het voormalig Grand
Hotel du Passage geopende fotografie-tentoonstel
ling is nu niet bepaald een succes te noemen.
Op touw gezet door der zake onkuudigen, heeft
grootendeels voorlichting van deskundige zijde
ontbroken, waardoor de tentoonstelling kwantita
tief een vrij pover figuur maakt, liet schijnt dat
sommige tnensclieu, wier ijdelheid had gevorderd
dat zij deel vau de regeliugscommissie haddeu
uitgemaakt, de zaak met goeden uitslag hebben
tegengewerkt. Toch mag den ondernemers uiet de
lof worden onthouden er van gemaakt te hebben
al hetgeen er vau gemaakt kon wordeu, zoodat
de tentoonstelling een iitirdiffen indruk maakt op
heil, die b. v. die te Haarlem iu Mei j 1. bezochten
en een uitiiiutileiulen indruk op dezulken, die
nimmer tevoren een dergelijke tentoonstelling
zagen; eu daar nu veilig kan worden aangenomen,
dat het aantal der laatstgenoemden te Rotterdam
dat der eerstbedoclden belangrijk overtreft., is liet
verklaarbaar dat te Rotterdam van deze tentoon
stelling ecu roep van welgeslaagdheid gaa~.
Er zijn werkelijk eeuige mooie zaken te zien,
zoo de inzending van den vakfotograaf L. van de
Winkel te Rotterdam, die een aantal zeer welge
slaagde groote en kleine portretten bevat, benevens
enkele minder mooie vergrootingcn op
broomzilvergelatinepapier. Het fraaist is wel zijn Moeder
met, haar jongste kind in de armen.''
Hoe de fotograaf Gersteiihauer-Ziinmcrmau te
Rotterdam ertoe gekomen is op een fotografische
expositie oen vijftal lijsten te zenden wier inhoud
even weinig met fotografie heeft uitstaande als een
infanterist met de marine-kazerne, verklaar ik niet
te begrijpen. De schildcrstukjcs op zichzelf zijn
niet kwaad, maar wat doen ze hier?
E. Helder, Middelburg, heeft deu naam een goed
vakman te zijn; of hij hier zijn naam ophoudt? Ik
geloof het niet! Meent hij dat foto's schooner
worden wanneer er ecu paar kwakken groene verf
o]i geworpen worden of moest een te leelijke,
fotokleur bedekt worden? Werkelijk, or een tentoon
stelling van fotografieën komt niets beter tot zijn
recht 'dan een fototintig beeld, dit bedenke men.
Wacht. . . die groote koppen behooren ook erbij,
dat is beter, al is het uiet volmaakt.
liet grootste toestel op dit oogenblik, voor zoover
mij bekend, in Nederland aanwezig, is een 70 X 80 cM.
camera van L. J. Smit te Kinderdijk, ecu amateur