Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 848
Uit Dr. GAJSTNEF s Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
junieuwe Duitsche staatssecretaris voor financiën.
(Lustige Blatter.}
Von Maltzdhn Gultz, tot zijn opnolger Von Posadowsky: »A1 zit je nu als de nieuwe koetsier
t>p den bok, je moet toch rijden waarheen de oude Miquel wil."
Het wakker worden van No. 22.
Naar ALPHOXSE ALLAIS.
Maandag moest ik toch lachen. En als ik er
nog aan denk, moet ik weer lachen.
Ik had den heelen Zondag te Versailles door
gebracht, in gezelschap van eenige bevriende
?woestelingen.
De dag was kalm, maar de avond verliep niet
zonder de verachtelijkste braspartijen. Onmatig
heid en onbehoorlijkheid door elkaar.
Het ging zoo toe, dat ik koelbloedig den
laatsten trein naar Parijs verzuimde.
Een groote besluiteloosheid kwam over mij. Zou
ik naar het slechte gezelschap terugkeeren, dat
ik zoo juist verlaten had, of zou ik eenvoudig
burgerlijk naar bed gaan in een goed, klein rustig
hotel?
Mijn beschermengel blies mij op het voorhoofd,
verjoeg de booze ingevingen van den demon, en
een, twee, drie was ik op bet pad der deugd.
De huisknecht vau het hotel, dien ik blijkbaar
nit een gouden droom gewekt had, bereidde mij
?waarin zich geen geestdrift
af
dat hij
mede.
mij
eene ontvangst,
spiegelde.
Hij deelde mij intusschen
nummer 21 zou geven.
Ik heb nog vergeten u te zeggen, dat ik bij
zonder er op gesteld was, den volgenden morgen
heel vroeg te Parijs te zijn. Maar dat vergeten
komt er niet op aan, en het is nog tijds genoeg
om u dit detail te melden.
In het bureau van den portier hing een leitje,
waarop de reizigers het uur opschrijven, waarop
zij wenschen gewekt te worden.
Ik heb altijd een afkeer ervan gehad, zoo plot
seling met een ruk te worden gewekt. Daarom heb
ik ook sinds lang de gewoonte aangenomen, om
nooit het nummer van mijn kamer, maar altoos die
van de twee aangrenzende kamers op de lei te
schrijven.
Bijvoorbeeld: ik logeer op No. 21, dan schrijf
ik, om op dat en dat uur gewekt te worden, de
nummers 20 en 22 op.
Op die manier is het wakker worden minder
plotseling. (Ik kan aan zenuwachtige reizigers spe
ciaal dezen truc aanbevelen).
Ongeduldige helpers.
(Moonshine.)
De, heer Gladstone: »Ivun-je nu niet wachten, tot ik dat
ff/ \
-appeltje heb geplukt?"
De nacht, dien ik in dit logement doorbracht, was
stil en met blauwe droomen bevolkt.
Tegen het aanbreken van den dag werd een
vreeselijk geknor hoorbaar, dat mij den slaap uit
de oogen dreef.
Eene grove stem, waarin iets vau het gebrom
van den beer en tegelijk van het geschreeuw van
den bunsing was, knorde:
Neen, dat is te erg \ Wil je wel naar den duivel
loopen \ Wat gaat het mij voor den dit en dat aan,
dat het half zeven is! Idioot vee!"
Dat was nummer 20; het nam den huisknecht
kwalijk, dat deze het zonder order wekte.
Wat mij betreft, ik lachte zoo, dat ik alle moeite
had, om mijn zijden vast te houden.
Bij nummer 22 was de zaak episeher.
De huisknecht klopt aan de deur: klop klop klop.
,Wat wil je?" vroeg nummer 22. Wie is
daar?"
//Het is half zeven."
Zoo!'
De huisknecht verwijderde zich. Ik hechtte mijn
oor aan den wand, die mij van nummer 22
scheidde; en ik hoorde daarbinnen een doffe stem
mompelen:
«Half zeven! Half zeven! wat heb ik dan
van morgen uit te voeren?"
Daarna stond de ongelukkige op, maakte zijn
toilet, kleedde zich aan en bromde daarbij in voort
durende alleenspraak:
Half zeven! Halfzeven! Que diable! wat
heb ik dan vau morgen te doen?"
Hij verliet het hotel tegelijk met mij.
Het was een man vau goedmoedig uitzicht, maar
op het oogenblik lag over die kalmte een waas
van ergernis.
Ik haastte mij naar het station, niet zonder nu
en dan naar 22 om te kijken.
Thans lixeerde de man het uitspansel met ont
moedigden blik en aan de beweging van zijn lippen
zag ik, dat hij zeide: fcfv--; ';
//Que diable l Wat kan ik dan toch van mor
gen te doen hebben ? Half zeven!"
Arme nummer 22 !
De zilver- en tariefquaestie in de Tereeuigde Staten.
(Judge.)
Yankee, tot president Clcveland:
dit blok moet blijven loopen V"
AVat helpt liet, of ge mij die kleinigheid afneemt, als ik met
iniiiiimiuiiHiiiMiiiiiiiuiiMimniHHiiiiMiiiiMiiiiiiimniiiiMiiifiiiiiiiiiniiii
ntnillllllltltlMIHIIIIIIIIIIMIMMIIMUIIIIHIIIIIlminlIIUIIIUIIIIIIIIIIIllllllllllH
In Iss deux Al?e^trflcs, de geestige opéra-bouffe
van Oiïcnbach, komen maar drie rollen voor, de
j twee blinden en oen voorbijganger. De rol van
j den voorbijganger heeft hare geschiedenis. Eens
kwam een lange kerel, mager, haveloos, aan het
kleine schouwburgje in de Champs-Elysées en
vroeg den directeur Otïenbach te spreken. Men
wees hem af, hij bleef aanhouden en, daar zijn
toon fatsoenlijk was. eindelijk binnen gelaten.
Otïenbach zat aan zijn schrijftafel.
Wat verlangt ge ':"
-Maestro, ik verlang te eten ."'
De componist sprong op, bekeek den indringer
en deze zag er zeker \yel heel ellendig uit, want
Orï'unbaeh vroeg: ~.\Vat kan je doen '.'"
.Verzen maken. Maar daar u die hier
niet gebruikt, zou ik comedie willen spelen.^
Hebt ge talent V"
Dat weet ik niet "
Hebt ge stem 'f"
Gelukkig niet, anders zou ik zeker valsch
zingen."
»!Iee) goed. ik heb iets voor u, ik engageer
u tegen (><) francs per maand ; dat is niet veel,
maar dan hebt ge te eten."
i Dat is een fortuin voor mij .'"
l Gij treedt van avond op; de rol is niet
j moeielijk. liet is dit: Gij gaat een brug over,
j waar een blindeman uit, go werpt hem een
stuiver toe en gaat verder."
Is dat alles ''.''
-Ja, het is heel eenvoudig, maar het moet
goed gebeuren.''
Xa de repetitie zeide de maestro dat het heel
goed geweest was.
^Mijnheer", zeide de jeugdige vagebond,
»u vleit mij, maar u moest uw goedheid de kroon
opzetten."
>>Iloe zoo ?"
Wees zoo goed, mij den stuiver teleenen,
dien ik in den hoed moet gooien."
Offenbach was aangedaan, hij zocht in zijn zak
en vond een stuiver ; hij voegde er een
twintigfrancsstuk bij. De jonge man kleurde, groette en
vertrok. De maestro keek hem na, en riep hem
door het raam toe :
A propos, mijnheer, hoe heet u ?"
Albert Cüatigny."
; Welnu, mijnheer Glatigny, pas op dat ge
niet uw louis d'or in plaats van uw stuiver in
den hoed gooit '.''
Deze Albert Glatigny is dezelfde, wiens keurige
verzen bekend zijn en die zijn geheele leven
geen welvaart gekend heeft. Do Muzen voedden
hem enkel met ambrosia.
De twee militaire katten. Do
kommandant van een treinbataillon" in een van de pro
vinciale hoofdsteden in Pruisen kreeg, naar de
Magtl. Ziituny vertelt, dezer dagen van de
Algemeene Itekenlcamer officieel navraag, waarom
voor de kat van het trein-depót dagelijks voor .")
pt'enningen melk in rekening gebracht werd, ter
wijl voor de kat van het proviand-magazijn met
hetzelfde doel slechts .'! pfenningen daags werd
vereischt ?
Do kommandant gaf officieel de volgende in
lichting: >Do kat van het proviandmagazijn voedt
zich met muizen, die zich met meel en graan
hebben vetgemest; de kat van het treindepót met
muizen die slechts met moeite hun levensonder
houd vinden in den ledervoorraad, enz. aldaar.
Daaruit verklaart zich het dagelijkse]! grooter
inelkverbruik van de laatste." De verklaring moet
voldoende gebleken zijn: want voortaan bleven
de treinkommandant, de depótkat en het rantsoen
melk vrij van aanmerkingen.