De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 8 oktober pagina 1

8 oktober 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 850 DE AMSTEKDAMMER A°. 1893 WEEKBLAD YOOB NEDERLAND Bit nommer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever»! VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel büde Vijzelstraat, 542. Zcndag 8 October Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per'regel f l. 50, fr. p. post f 1.65 mail,, 9. . . 0.12» . , 0.20 . 0.40 INHOUDi VAN VERRE EN VAN NABIJ. - SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Ons armwezen, door Socius. FEUILLETON: In het schemeruur, schets door Jo van Sloten. TOONEKL EN MUZIEK: Het tooneel, door H. J. Mehler. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Internationale Foto grafie-tentoonstelling te Utrecht, door Meinard van Os. J. A. Alberdingk Thijm, door A. J., (Slot), beoordeeld door J. H. Rössing. Vrijland, beoordeeld door M. Zola en de Engelsche pers. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. RECLAMES. UIT Dr. GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. imimiimiiiiiiitiiiiiiiiimtiiiiiiittiiittiiimiiiiiniiiiiiiiiiiniiiiimiiiiiii Paul Déroulède, de dichter van de Chants du Soldat, wiens bekeering tot het Boulangisrr.e slechts onverkwikkelijk Kamer-proza heeft opgeleverd, heeft weder den Pegasus bestegen. Als voorzitter van de goed be doelde, maar door haar luidruchtig chauvi nisme even hinderlijk als gevaarlijk gewor den Ligue des Patriotes bracht hij reeds in 1886 een bezoek aan St. Petersburg en Moskou, om daar propaganda te maken voor de Fransen-Russische alliantie. Natuurlijk voelde de mislukte staatsman, in wien de dichter nog is blijven voortleven, zich nu geroepen om het bezoek van het Russisch eskader aan Toulon te bezingen. Jour de joie et d'allégresse ! Te voila donc notre hótesse, Ma grande amie au grand cojur. Ton Père vers nous t'envoie. Jour d'allégresse et de joie ! Ma soeur embrasse ta soour. Mais quelle clameur lointaine'.... iiuuuiiiiinimnmmiitiiHiiHmHiiiHiiiiiii Hiuiuuiiiiniimiiiiiiii 11 uiiiiHiii iiiiimmin J num In het sehemeruur. Schets DOOK JO VAN SLOTEN. De tafel is gedekt; het blauwwit van het antieke damast glanst in het verdwijnende zonlicht, de vorken en lepels werpen reeds een lichte schaduw; de schalen zijn nog ge dekt en geen van de twee oudjes schijnt het rst de deksels op te willen lichten. Over hem zit «7)',met haar vredig, oud gezicht in een plooienkrans van ouderwetsche blonde, met keellinten van een amberkleurige nuance, sinds lang uit de mode. Het puntlijf van zwarte moiréezijde gaat stijl naar beneden, op de borst een paar strakke plooien vormend, waar het lichaam geen welving meer heeft. Op den schoot liggen de handen, mooie, kleine han den, de eenige, die jong zijn gebleven bij het allengs sloopend verval; tusschen de vingers wordt de zakdoek nu en dan zenuwachtig geknepen, terwijl het wipkinnelje bijna den neus raakt, als een traan heldhaftig wordt ingeslikt. Zoo zit ze met haar lief oud hoofd, waarin de verschoten blauwe oogen zoo treurig staan, tegen den hoogen stoelrug, waarvan het greene trijp, door den tijd met een herfsttint overtogen, een harmonischen achtergrond geeft aan haar droef, bleek gelaat. Soms kijkt ze naar hem, haar grijzen tijd genoot, maar met wat meer rood nog op de wangen, wat meer levenszucht in de bruine oogen, die nog schitteren kunnen, maar het nu niet doen. Ook hij kijkt soms naar haar, maar ze doen het niet gelijktijdig, zij schij nen te weten, wanneer het de beurt is van den ander om de oogen als toevallig neer te slaan; ze voelen, dat als hun blikken, voor een oogenblik maar, elkander troffen, ze el kanders smart zouden willen lezen dan zou het gedaan zijn met hun kalmte. Hij is reeds meermalen weggeweest, hun On dirait des cris d'hyène Et d(s hurlements de chien... Laissons-les hurler. ma chère, Puisque nous nous aimons bien, Nitchévo ! c,a n'y fait guère ! Nitchévo ! <;a n'y fait rien. De dichter herinnert zich met leedwezen, dat Frankrijk eens (en zelfs meermalen) tegen Rusland heeft oorlog gevoerd. Maar Laissons Ie passé, ma chère, Puisque nous nous aimons bien, Nitchévo ! <;a n'y fait guère ! Nitchévo ! (,'a n'y fait rien ! Thans zijn de kleuren der Fransche cocarde vereenigd met die der Russische vlag. Rusland's geluk is Frankrijk's vreugde; zoo iemand Rusland bedreigt of Rusland's grond gebied aantast, zal hij... Voor de dichter heeft kunnen zeggen, wat de Franschen dan voor vreeselijks zullen doen, valt de koele Moskoviet weer in: Laissons-Ie rever, ma chère, Tant que nous nous aimons bien, Nitchévo ! <;a n'y fait guère ! Nitchévo ! <;a n'y fait rien ! Het ware te wenschen, dat Déroulède's verzen, in verband met de talrijke en juist niet altijd vriendelijke of zelfs hoffelijke douches, welke de Russische regeering aan hare al te geestdriftige Fransche vrienden heeft toegediend, deze laatsten een weinig kalmer konden stemmen. De Russen hebben zich waarlijk niets te verwijten. Hun grootvorsten zullen, ofschoon zij in Frankrijk zijn, noch de feesten te Toulon, noch die te Parijs bijwonen. De vertegenwoordigers hun ner pers moeten, op hoog bevel, stilletjes tehuis blijven; als er berichten over de ont vangst van het eskader naar Rusland moe ten worden gezonden, zullen de vertegen woordigers van den czar in Frankrijk daar voor zorgen. De plechtigheden bij de ont vangst, de feestelijkheden, de diners, de opera-voorstellingen kortom al wat de gastheeren willen doen om het hun gasten aangenaam te maken, zijn onderworpen aan MmiHuiniiiiimiumiimimmiiummiuiiiiiiiiiiiiniiimnmmiiiiiiiinmiil nige de jongste van zoovelen, die nimmer volwassen zijn geworden maar nooit zoo ver, als hij nu is gegaan: naar Indie, voor drie jaar. In het vreemde land, waar levenswijze, alles anders is,kan zelfs verbeelding hem niet vinden; zelfs haar gedachten kan de oude moeder niet afzenden om den verloren zoon te zoe ken in plaatsen en in toestanden, die ze alleen uit beschrijvingen kent; als ze van hem droomt 's nachts, zal het weifelend en fantastisch zijn. Ze zullen gescheiden zijn voor drie jaar, voor altijd misschien. Toch zou ze hem niet bij zich hebben willen houden. Wel heeft moederlijk egoïsme het haar soms ingegeven, maar haar oordeel wist, dat, als ze den jongen aan land hield door tranen en klachten, een deel van zijn frissche, kloeke jeugd gestorven zou zijn. Zeeofficicr te worden was het ideaal ge weest, van zijn schooljaren af. Het hielp haar niet, dat ze kwaad sprak van de vvreede, die zooveel levens omlaag trekt, altijd was de zee haar een deel der liefde van haar jongen blijven ontstelen; hij had ze in be scherming genomen tegenover al haar be schuldigingen. En nu behoorde hij haar vijandin geheel toe, de oude moeder stond met ledige handen tegenover de eeuwig jonge met haar machtige bekoring. Tot het laatst toe had ze gehoopt dat er iets gebeuren, dat er iets tusschenbeiden zou komen, wat hem beletten moest te gaan; van het vroege, nevelige ochtenduur af, waarin haar trillende vingers banden niet ontwarren en knoopsgaten niet gesloten kon den krijgen. Ze had de troostende woorden van haar man in haar ooren hooren komen, zonder beteekenis: ze wist immers wel, dat de arme stakkert óók niet geloofde wat hij sprak. En later toen ze met hun drieën aan het ontbijt zaten, stevig voorzien door de oude keukenmeid, met het oog op de grootc zeereis, die de jonge heer ging maken poogde elk op zijn manier een vroolijken toon aan te slaan; met de bewustheid der schei ding onafgebroken in den geest, schertsende woorden sprekend, waarmee ze zich zelf door het hart sneden. Het werkelijk moment der scheiding was de preventieve censuur van den Russischen gezant te Parijs. En terwijl de voorbereiding voor die feesten in vollen gang is, ontvangt de czar te Fredensborg het bezoek van den officieelen bestrijder der Fransche republiek, van den pretendent op den Franschen troon, den graaf van Parijs. Wij, die buiten dit alles staan, mogen een zoodanige houding van Rusland voor de Fran schen vernederend achten, de Franschen zelven, die anders gevoelig genoeg zijn, schij nen van dit vernederende niets te merken. Integendeel, zij zijn en blijven trotsch op het bezoek. Tu dis vrai pour qui raisonne. Ne craignons rien ni personne, Mais vois-tu, l'orgueil est fou. Pire que la convoitise, II allume, entlamme, attise Des feux qui dévorent tout. Maar wij zouden den chauvinistischen dichter onrecht aandoen, als wij meenden, dat hij in de laatst aangehaalde regels aan Frankrijk dacht en zijn eigen land waar schuwde voor de gevolgen van een zoo ge. vaarlijken hoogmoed. De krankzinnige trots is die van Duitschland. Immers de manoeu vres, in Elzas-Lotharingen gehouden, in tegenwoordigheid van den Italiaanschen kroonprins, van den kleinzoon van Victor Emanuel, die zich met dankbare fierheid capornl des Zouaves noemde, waren eene rechtstreeksche uitdaging van Frankrijk. En meer nog ??de Pelitc Presse, een blaadje dat, hoe obscuur ook, volkomen ingewijd be weert te zijn in de geheimen der Duitsche diplomatie, heeft op de meest stellige wijze verzekerd, dat eenige honderden Duitsche politie-spionnen, allen uitmuntend Fransch sprekend, tijdens de Russisch-Fransche ver broederingsfeesten te Toulon en te Parijs de rol van wjeids provocateurs zullen spelen. En zelfs de ernstige organen der groote Framche pers maken van de zoogenoemde telegrammen der Peütc Presse melding, ter wijl zij tegelijkertijd tot kalmte vermanen; men kan niet weten, als er eens iets nnuiiiimtiiiuiiiiiniiinimiimiiiiiimiiiiittHiiiiiiiiiniiiiiiiiinii voorbij gegleden in een vaste, wanhopige omhelzing, een ongesproken bede om zóó te blijven, onbewust van tijd ; en toch hadden zonder bevel de armen eensklaps losgelaten, waren ze omlaag gegleden in werktuigelijke, spraaklooze berusting. Nadat hij weg was, met zijn vader naar den trein, had haar wanhoop eensklaps zijn taal teruggevonden, was ze uitgebarsten in afgebroken klachten, die zich aanvulden met tranen. Toen haar man terugkwam, het rood van zijn wangen als weggevaagd, den mond ingevallen door een trek van bedwongen schreien, had ze haar smart overmeesterd. De vader bracht de laatste groeten over en t,erwijl ze luisterde naar haar eigen, zwakke stem, die naar allerlei kleinigheden vroeg, voelde zo het leetl, diep in haar, zacht en pijnlijk schreien, maar over haar lippen komen mocht het niet. Hij ging naar kantoor en ze liet ham gaan, ondanks de vermoeidheid der ontroe ring; 't was beter voor hem, dat hij gén vacantie nam vandaag. Werktuigelijk deed ze huiselijke bezigheden, die ze anders niet deed, overleggend met de meid, wat er den volgenden dag moest gebeuren; een be langstelling vertoonend, die ze niet voelde, waarmee ze toch de wanhopende stem van haar droefheid geen oogenblik tot rust bracht. Hij, op kantoor, zag tusschen cjjfers en woorden, overal de miniatuurgestalte vau zijn jongen; bij het turen langer en breeder wordend, tot hij de kranige figuur was op het perron, die tranen in de stem en in de oogen had, toen. hij zijn ouden vader voor het laatst de hand drukte om zijn roeping te gaan vervullen. Zoo kroop voor hen de dag om, tot ze aan het middagmaal elkaar weer ontmoeten, bei den slechts in n ding lust hebbend: hun leed luid uit te schreien, doch zich bedwin gend voor elka-nder. Hij, als de sterkste, spreekt het eerst van eten, zij noemt zwijgend haar vork op. Hij bedient eerst haar, dan zich zelf' en op de volle borden pikken hun vorken rond met ijverig vertoon en brengen niets aan den mond. mocht gebeuren, zou het zoo kwaad nietzijn een zondenbok bij de hand te hebben. Op deze snoodheden van de Duitschers heeft Dcroulède klaarblijkelijk het oog, als hij zijn gedicht op de volgende wijze besluit: O ma sot'ur, veillons ensemble; Ton c»'ur ni mon ca.'ur ne tremble, Mais un conflit nait d'un mot. Dieu nous en gardo, ma chère, Mais se défendre... il Ie faut! Mal vient ii qui veut mal faire ! Tant pis, tant mieux ! Nitchévo! In een zonderling parket zijn, tengevolge van de heerschende Russomanie, de Fransche socialisten gekomen. Terwijl zij vroeger niets wilden weten van een verbroedering tusschen de republiek en den Russischen autocraat, die hunne vrienden en geestverwanten zoo meedoogenloos wreed behandelt, roept thans een deel van hen al even luide als de bour geois: »Vive la Iiussie!" Zoo heeft de heer Millerand, die in de Kamer als een van de leiders der socialistische fractie wil optreden, in zijne l'etite llépublique Fran^aise aange toond, dat men zijn socialistische beginselen getrouw kan blijven, maar toch in dit bijzon der geval voor Frankrijk eene uitzondering mag maken. »Wij zijn zoo redeneert de heer Millerand voor de verbroedering van alle volkeren, maar daar wij van alle zijden door vijanden omringd zijn, mag Frankrijk niet de eerste schrede tot ontwapening doen en moeten wij de geheele begrooting van oorlog toestaan; wij hebben niets gemeen met het Russische despotisme, maar daar ons de triple alliantie bedreigt, moeten wij aan Rusland de hand reikeu voor een verbond." In den loop der volgende week komt het Russische eskader te Toulon aan, en als de Franschen zich behoorlijk gedragen, mag het zestien dagen blijven. Vooral niet langer, want het Fransche eskader is ook zestien dagen te Kronstadt geweest. Zestien dagen, een korte tijd, als men het programma der feesten naleest. Maar een lange, zeer lange tijd, als men MfaiimiiiinuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHHiiiiiiimiiiiiiiiiiiimniimniitiiitiiimita De man, om tijd te winnen, maakt een praatje met den papegaai, die, dicht bij hem, zijn snavel door de koperen tralies van zijn kooi steekt; hij breekt stukjes aardappel af en voert den vogel, met afgebroken stem, zich voortdurend bezighoudend met het beest. Zij heeft zachtjes haar vol bord teruggeschoven en plukt onder tafel aan haar zakdoek. Pappetje heeft meer trek dan wij, vrouw, zegt hij schertsend met flauwe stem. Ze knikt zwijgend, met een gewilligen glimlach; het valt haar zoo moeielijk te spreken, nu haar smart weer zoo luidruchtig dreigt te worden, niet zwijgen wil bij het zien van die plek op het witte tafellaken, waar gisteren voor een derde gedekt stond. Maar zeis dankbaar dat hij nu en dan spreekt, ze weet hoeveel moed onder die schijnbare lucht hartigheid ligt verborgen. Als de meid komt om af te nemen, heeft alleen de vogel zijn eetlust voldaan ; ze neemt do volle schalen weer mee, maar vaaagt niet, zooals ze anders gedaan zou hebben, of het hun niet heeft gesmaakt. Nu zijn ze weer alleen. Do zon is bijna onder, de tint in het vertrek wordt groezelig, de meubelen onduidelijk van vorm. Zij is opgestaan uit haar groote leunstoel en naar de canapó gegaan, waar ze na den eten haar slaapje doet. Ze blijft zitten in een hoekje, zonder zich uit te strekken en staart in het schemerig duister der kamer, waarin het raam, met het hoog opgetrokken gordijn, een scherp begrensd vierkant snijdt. Herinneringen aan den afwezende komen tot haar, zooals ze den gauschen dag hebben gedaan en brengen tra nen mee, die in de duisternis stil over haar wangen glijden. Kindelijk hoort hij haar zacht snikken; nog even blijft hij weifelen, maar het dalende licht heeft ook ;Jjn geestkracht meegenomen. Hij gaat naast haar zitten en met een beweging uit hun jonkheid, slaat hij leeder den arm om haar schouders, terwijl ze haar oud hoofd tegen zijn borst leunt, door zijn medelijden haar smart dubbel voelend. En in de duisternis schreien ze samen om hun jongen, die zoo ver, vér is weggegaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl