Historisch Archief 1877-1940
No. 850
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Even als Mascagni is Leoncavallo door Ricordi
buiten Italiëbekend gemaakt. Te Weenen werd
tijdens de Muziek-tentoonstelling diens werk opge
voerd. Berlijn volgde spoedig en thans wordt het
overal gegeven in de groote theaters.
Deze opera heeft twee bedrijven en een proloog.
De handeling (een ware gebeurtenis) heeft plaats
bij Montalti in Calabriëden 15 Augustus (feest
dag) 1865.
Het eerste bedrijf speelt op den weg naar een
dorp en bet tweede bedrijf in de kermistent van
een comediantentroep die arlequinades geeft.
Hst personeel bestaat uit: Cunio (die Paljas
vertoont) zijne vrouw Nedda (Columbine), TOKIO
(Taddeö) en Bepjro (Harlekijn); Silvio, een jonge
boer, is de minnaar van Nedda.
Taddeözegt in een proloog dat het publiek niet
zal worden bezig gehouden met de gemaakte z ach
ten en tranen van het tooneel ,docli door ware
hartstocht en waar zielelijden. Ook de
potsemaker heeft een hart dat lijden kan.
Het eerste bedrijf geeft een woelig tooneeltje
te aanschouwen van de aankomst van den reizenden
troep. Het volk juicht hen toe en neemt Canio
mede naar de herberg, Tonio wil achterblijven,
men spot daarover, doch Canio zegt: lach niet,
want ik aanbid mijne vrouw. Wanneer allen ver
trokken zijn, komt Tonio zijn liefde verklaren aan
Nedda, doch zij lacht hem uit en jaagt hem weg.
Hij zegt zich te zullen wreken. Daarop komt
Silvio zijne geliefde bezoeken. Zij spreken af te
ramen na de voorstelling te vluchten. Dit hoort
echter Canio, die door Tonio is gewaarschuwd,
doch Silvio weet nog juist te vluchten zonder ge
zien te worden. Canio dreigt Nedda en wil den
naam weten van haar minnaar, doch zij weigert.
Hij trekt zijn dolk en snelt op haar af, doch
Beppo houdt hem tegen en zegt: het wordt tijd
voor de voorstelling. Canio blijft alleen en zegt
snikkend: Moet ik nu voor Pa/jas spelen, nu het
hart mij breekt. Doch waarom niet? Het publiek
heeft belaald en wil lachen.
In de tweede acte ziet men de tooneelzaal
(of het dorpsplein), waar op den achtergrond zich
een klein tooneeltje bevindt. Het volk treedt met
veel drukte binnen en de voorstelling begint.
Men ziet thans de geheele geschiedenis van dien
middag als arlequinade vertoonen. Columbine (Nedda)
wordt vervolgd door Taddeo's (Tonio) liefde, die
echter op de vlucht gaat voor Harlekijn die door
het venster klimt. Hij komt met Pal/as (Canio)
terug, waarop Harlekijn uit het venster springt.
Paljiis vraagt haar wie de minnaar is. /ij weigert.
Zijn naam wil ik weten, roept hij uit. De gelijk
heid van toestand en zelfs van de woorden van
het dien middag beluisterde gesprek brengen hem
zóó buiten zichzelf, dat hij zich vergeet. Colum
bine (Nedda) tracht in haar rol te blijven, doch
?wordt angstig en wil van het tooneel vluchten.
Hij achterhaalt haar en doorsteekt haar. Zij roept
in haar angst Silvio te hulp, die toesnelt. Ook hij
wordt sedood. Daarna valt Canio vernietigd op
een stoel neder. Het publiek staart vol ontzet
ting op dit tooneel, terwijl Taddeöongevoelig
den epiloog uitspreekt: Gaal allen naar huis. Hel
stuk is uit.
Deze intrige, waarin het spel ernst wordt, is door
Leoncavallo op meesterlijke en oorspronkelijke wijze
gedicht en gecomponeerd. Zich bij de hartstochtelijke
en dramatische gedeelten in de nieuwere richting
bewegende en muziek gevende die treft door juist
heid en kracht van uitdrukking, en als echt Italiaan
zijne inspiratie den vrijen loop latende daar, waar
de liefde aan het woord is, heeft hij in de Comedia
van Columbine kinderlijk naieve muziek gegeven.
Zelfs wanneer Canio zichzelf vergeet, terwijl hij
moet spelen, blijft die muziek nog doorklinken in
het orkest, doch de uitdrukking van den zang is
er door de tegenstelling niet minder wiuir om.
Goed gespeeld en gezongen, zijn er weinig
tafereelen die op het tooneel zóó zullen aangrijpen als
het slot van deze opera.
De Ned. Opera zal dit werk voor het eerst in
ons land bekend maken. Men mag er iets goeds van
verwachten, omdat voor de hoofdrollen Caniu de
heer Pauwels en Tonio de heer Orelio de aange
wezen personen zijn.
Gelukt het nu de partij van Nedda goed te be
zetten en ook die van Siluio (de minnaar), die een
belangrijk liefdesduet met Nedda, heeft te zingen,
dan zal men een voorstelling te hooren kunnen krij
gen, die de schoonheden van het werk in een gun
stig licht stelt.
Na de voorloopige kennismaking met de muziek
van deze Opera heb ik gemeend reeds nu do aan
dacht op dat werk te moeten vestigen; mij voor
behoudende er later meer in bijzonderheden op te
rug te komen.
Over den jongen Hubermann, die een tweede
cooicert gaf (ditmaal voor een stampvolle zaal), nog
een enkel woord. Hij bracht thans een geheel nieuw
programma ten gehoore; als medewerkers hadden
zich ditmaal de heeren J ui. Röntgeu (piano) en
J. Mossel (violoncel) bereid verklaard.
Het enthousiasme was zeer groot, eu geen won
der! wat ik in mijn vorig verslag opmerkte, bleek
ook thans ieder hoorder te treffen. Voor zulke
gaven, zoo voortreffelijk reeds ontwikkeld, buigt
men zich en zwijgt.
Dat twee kunstenaars, zooals Röntgen en Mossel,
met zooveel liefde en toewijding medewerkten, ge
tuigt nog sterker dan een verslag kan doen, hoe
onze beste kunstenaars over dit kn;iapjc denken.
De heer Röntgen begeleidde ons solistje met de
grootste zorg en zoo schoon, als hij dat kan.
Hij en de heer Mossel voerden de
violoncelsonat'e van Mendelssohn op zeer artistieke wijze
uit. Na de pauze speelde de heer Röntgeu zijne
schoone klavier-stukken: Jul Klupp (Kerstfeest) op
bijzonder schoone wijze, waarna de lieer Mossel
twee transcripties voor violoncel met zeer sclioonen
toon en muzikale voordracht ten gehoore bracht.
Thans zij het sympathieke ventje toegewenscht
dat hij weer rustig studeercu kan eu niet te veel
behoeft op te treden,opdat niets zijue ontwikkeling
in den weg sta.
VAX MILLIGEX.
Te Leipzig is dezer dngen de 70ste verjaardag
van den tooneeldichter Rudolf von Gottschall met
groote feestelijkheden gevierd. In den stadsschouw
burg heeft men zijn Grutenbert/ gegeven. Eene op
voering van zijn Pitt und Fox te Frankfurt kon
alleen door bijzondere omstandigheden niet door
gaan.
Rudolf von Gottschall, in 1823 te Breslau ge
boren, studeerde te Königsberg in de rechten,
en nam aan de liberale beweging onder de studenten
van zijn tijd levendig deel, vooral door twee bundels
gedichten Lieder der Gegmwart en Cemurfl
chtlinge. Van de Universiteit te Königsberg en later
van die van Breslau verbannen, wist hij later toch te
Berlijn af te studeeren en promoveerde nog in
1846 te Königsberg. Hij werd er secretaris van
den stadsschouwburg, en schreef als eerste drama's
Der Blinde von Alcala en Lord Byron. In 1848
verhuisde hij naar Hamburg, en deed er
Hietonymus Snittycr, Ulrich von Hutten en
Maximilian Robespierre opvoeren, het begin eener storm
achtig revolutionnaire, maar ook vruchtbare
lyrische en dramatische periode in zijn leven.
Sedert dien tijd produceerde hij onophoudelijk;
zijne beroemdste drama's zijn Pitt und Fox en
Katharina Howard, beide historische drama's.
Later werd hij geheel regeeringsgezind; na zijn
roman lm Banne des schwarzm Adlers verhief
de keizer hem in den adelstand.
Hans Sommer's n'euwe Opera Saint-Foix zal
voor het eerst te München worden opgevoerd,
doch de directeur Possart kan niet voor 1894
met de opvoering gereed zijn.
Massenet's nieuwe opera Ihaïs is thans gereed
en zal deze winter in de Groote Opera te Parijs
worden opgevoerd.
Een jong componist, Véronge de la Nux, wiens
opera Zaïre voor drie jaar werd opgevoerd,
welk werk toen geen buitengewoon succes had
omdat de conceptie wel veel beloofde, doch de
instrumentatie nog weinig ervaring verried, heeft
thans eene nieuwe opera Les Labdacides, bewerkt
naar Oedipus van Sophocles, gecomponeerd. Het
libretto is geheel in proza geschreven.
Het zeer groote succes van de Wagner- opvoe
ring te München, heeft de directie doen beslui
ten in den volgenden zomer na afloop van de
voorstelling te Bayreuth eene herhaling van de
opvoeringen te geven en wel van 15 Aug. tot
UO Sept.
In Bayreuth worden: Parsifat, Tannhauser en
Lohengrin en te München Rienzi, Fliegender
Hollander, Tristam und looide, Miisterswger
en de geheelen Ring des Nibelwnyen opgevoerd.
Mascagni maakt nog veranderingen in zijne
opera Batchff. Het zal daardoor wel Februari
worden alvorens dit werk te Berlijn wordt uit
gevoerd.
De beroemde Italiaansche zangeres Gemma
Bellincioni en de zanger Roberto Stagno, die in
Duitschland voor het eerst de hoofdrollen in de
opera's van Mascagni, Leoncavallo e. a. hebben
gecreëerd, hebben aan den componist Nicolo Massa
opgedragen eene nieuwe opera te componeeren,
die in bet Pagliacco-theater te Florence zal wor
den opgevoerd.
Volgens een loopend gerucht zouden beide
kunstenaars het voornemen koesteren een vast
Italiaansch operagezelschap te Berlijn te stichten.
imiimiiiiiiiM
Internationale
Fotografie-tentoonstelling te Utrecht.
Niettegenstaande in dcu loop van dit jaar reeds
twee tentoonstellingen vau fotografieën in ons land
zijn gehouden, overtreft de Internationale tentoon
stelling tot bevordering der fotografie, die thans
in de Parkzaal Tivoli te Utrecht is geopend, kwan
titatief hare beide voorgangsters. Of zij dit ook
kwalitatief doet? Van Rotterdam behoef ik niette
spreken, maar van Haarlem dan ? Ik geloof het,
wel en durf zelfs te beweren dat de hoogste
prijswinners van de Haarlemsclie expositie sinds zijn
vooruitgegaan en hier werk laten zien dat hun
vroegere resultaten over 't algemeen overtreft.
Laat ik even zeggen dat ik bij beoordeelingen voor
dit weekblad meer let op artistieke hoedanigheden
daa op technische, deze laatste behooren meer eigen
aardig in een vakblad te huis.
//Fotografie is geen kunst," wordt nog vaak
beweerd, maar zou iemand, het werk van J. J. .\I.
Guy de Coral te Amsterdam ziende, dit nog- kun
nen en durven volhouden en persisteereu bij de
meening dat het werk vau dezen
liefhebbtrfotograaf niet uit kunstprodukten is samengesteld.
Wat is uoodig om een beeld aanspraak te kunnen
doen maken op het epithethon ornans //artistiek?'1
Smaak, tint, stemming, karakter, opvatting,
grocpecriug, motief? Geen dezer kwaliteiten wordt in
Guy de Coral's werk gemist. En dan L. J. Smit,
Kinderdijk, ('h. de Gorter, B. Groote, Jan de Grijs,
Gebr. Willink, allen te Amsterdam, Ign. Bispinck,
Bloemendaal eu zoovele anderen, is hun werk geen
kunstwerk? Belachelijk.
Evengoed als de schilder door middel van zijn
penseel kan tooveren met licht, is de fotograaf
daartoe in staat met behulp zijner camera.
Prachtig, schitterend zijn de beelden van den
fotograaf . Reistig te Breda : groote kopp::n en
landschappen in platinum eu broomzilver eu op
Whatmannpapicr.
Ook \Vcrner & Sou te Dublin verstaan hun vak ;
hunne broomzilververgrootingen, waarbij een van
l X l1/- meter, zijn buitengewoon fraai.
Lietze & Schutnaker, Utrecht zeggen fotogra
fieën in natuurlijke kleuren in te /enden ; van liet
bestaan vau een praktisch bruikbaar procédédaar
voor is mij niets bekend, 't Schijnt een soort
crystoleum te wezen.
De irarinc-views van
\VillamNorriewekkcuterccht algemeene bewondering; de vervaardiger is
meester in de kunst.
J. L. van. der Heijden, Amsterdam, weet, dat
hij een naam heeft, op te houden eu doet dit hier
op uitstekende wijze.
Ralph Herbert Lord te Cambridge zoekt zijn
kracht in het afbeelden van typische levensschets
jes; zijn //How's that?", Good News" en «You
stupid boy" zijn wonderwel geslaagd.
H. C. van Staveren, Gouda legt zich uitsluitend
toe op lantaarnplaten in verschillende grootten
en kleuren en heeft het daarin tot een goede
hoogte gebracht. Als beroepsman is hij in Nederland
hierin eenig.
Dat de fotografie door deze tentoonstellingen
bevorderd wordt, blijkt wel hieruit dat een
zevenentwintigtal amateurs inzenden onder de afdeeling
Jvniofes, de meesten ervan dongen nooit in open
baren wedstrijd mede, zoodat blijkt dat de lust
tot wedijvert n aangroeit eu in rechte evenredig
heid daarmede natuurlijk den wensch goed werk
te leveren. Onder deze joligere» meent Jan de
Grijs te Abcoude een eerste plaats in, zijn In
het Geiu", Voor Anker", zoomede verschillende
gezichten in zijne woonplaats munten uit.
Jacs. Uitdenbogerd Helmond zendt een eigen
aardige lijst met goede beelden.
W. en C. Jenezon, Den Haag, vonden een slui
ting voor momentbeelden uit en exposeeren de
resultaten van daarmede in 1/1000 seconde ver
vaardigde licht-hidrukken, deze 2ijn zeer fraai en
doen mij het verlangen koesteren met hunne uit
vinding kennis te maken.
Wat zou mej. Pijnappel te Middelburg met hare
beelden bedoelen? Het schijnen mislukte afdruk
ken te zijn, maar 'k kan mij vergissen en word
gaarne dienaangaande ingelicht.
Zeer mooi en smaakvol zijn de foto's door M.
G. C. Suyver, Amsterdam geëxposeerd, de door
hem in beeld gebrachte landstreken kunnen tevre
den zijn met de wijze waarop ze ons voorgesteld
worden.
Onmiskenbare blijken van vrouwelijken smaak
en kunde geeft mej. R. D. Brandou te Utrecht,
die blijkbaar haar beste beentje voorgezet heeft.
Een negental Pyroxylinedrukken van Joh.
Huijsser te Amsterdam zijn keurig afgewerkt en geven
blijken van technische vaardigheid en artistieke
ontwikkeling. Zijn lantaamplaatjes bevallen mij
minder goed.
De 13 X 18 eu 10 X 21 planten, landschap
pen en zeilschepen van den ouder Seniores"
mededingenden lieer J. 11. Jurriaanse te Rotterdam
ziju zeer fraai.
Krans Huijsser, Overvcen legt zich tegenwoordig
veel toe op winterlandschappen en werd daarvoor
nog zeer onlangs in Duitschlaud als de beste vau
oen aantal mededingers erkend.
Albert Kapteyn, Londen werkt goed; misschien
zouden echter voor Whatmannpapicr andere beelden
meer geschikt geweest ziju.
Van de beelden vaa Geo. Mason & Co. te
Glasgo\v bevalt mij kleur, noch keuze van onder
werpen.
Prachtige landschappen zijn die van Jules
Taclieny, Laroche, smaakvol geëncadreerd als ze zijn,
komen ziju fraaie beelden uitstekend tot hun recht.
Uitgebreid en veelzijdig is de collectie
haiidcamera-opuemiugen van K. R. van Hollen, Utrecht.
K. Job Jr. Amsterdam'zond een
revolver-stercoskoop met 25 fotografieën, waarbij er zijn die be
wonderenswaardig schoon zijn door de diepte, die
het stereoskoop ze geeft, ; ik noem >Iechts:
voorjaarsmarkt, Artis, Biuneuamstel, Holle weg bij
Wageniugschen berg en j'en passédes meilleurs
misschien.
De verzamelingen beuoodigdheden voor de
fotografie, ingezonden door Loiuan & Go., Hendrik
Groote, B. Groote & ('o en C. A. P. Ivens, zijn
buiteumate belangwekkend; ik hoop er binnenkort
een artikel aan te wijden.
Luat ik nog even als mijn indruk mcdedeelen,
dat uit deze tentoonstelling blijkt dat onze
Nederlandschc amateurs en vakmannen in geen enkel
opzicht voor de buitcnlaudsche behoeven onder
te doen.
Utrecht, I-.'IO '93. MHNAIU) VAX Os.
Het Ontwerp voor een nieuwe Beur?, door den
architect Jan Springer, bij den Gemeenteraad
ingediend door do Verecniging -Het Damrak",
is als brochure met kaart bij de firma Allert de
Lange verschenen. liet behandelt de geschiede
nis der ((uaestie en stolt eene, naar betoogd wordt,
goedkoope oplossing voor, zonder de bezwaarlijke
onteigening, met demping van het amrak als
boulevard, en vergrooting van bet Stationsplein.
Bij do firma E. J. van Wisselingh & Co., is
geëxpozccrd een schilderij van II. W. Mesdag
Zeegezicht" en een aquarel van Willem Muris
»Sloot met eenden".
fiijiiiiiiiMiimtimmiiiunmiiiiiimiiiniiiiiiiiiiiuniiiiMijiifiiiiiiiiiiiimtiiij
J. A. Alberdingk Tliijm
door A. J.
III Slot.
Een eenvoudig man zag Alberdingk Thijm
voorbijgaan. De statige gestalte, het ernstige ge
laat maakten indruk op hem. Ken gevoel van
eerbied kwam over hem on onwillekeurig groette
hij don dichter met het woord: Monseigneur!
Monseir/neitr! Xoo /.oude men met dien man
Thijm ook bobben willen noemen als men op de
Vondelavondjes ten zijnent was. ware het niet,
dat bet ernstige uiterlijk in die stemmige om
geving al spoedig door aangename scherts en ge
zellige kout een meer wereldlijk karakter aan hem
gaven, Xoodra Thijm echter las, dacht men weder
een persoon van hoogere orde voor zich te zien;
er ging dan een wijding van hem uit, van zijn
persoon en van ziju voordracht. Xoo dikwijls men
met Thijm in aanraking kwam, gevoelde men zich
te staan tegenover eon verhevener persoon. Ook
do brieven van Thijm, zelfs het kleinste briefje,
hadden iets zeer bijzonders, iets kenrigs.
Allerj eerst bet traaio, zorgvuldige schrift, geschreven
met een veeren pen, dan de vorm, de stijl. Door
gaans waren /ijn brieven zwierig en dacht men,
dat bij, alvorens eon letter op bet papier te stol
len, den staatsicrok had aangetrokken, den degen
op zijde gestoken en de kanten lubben bekoorlijk
uit de roksmouw doen steken. De duizende brieven
door hem op papier gesteld want wie raadpleegde
hem niet.' zullen allen bet kenmerk van
voorj naamheul bevatten, en geschreven ziju met eene
hoffelijkheid, die het bewaren tot plicht maakte.
Bene bewonderaarster van Thijm, de
tooneelkunstenares mevrouw Coelingh-Vorderman, komt
mij in deze meening versterken en tevens mijne
bewering omtrent Thijm's verhouding tot
tooneelartisten bevestigen, terwijl zij die omtrent haar
zelve juister maakt. »Den naam Thijm lees ik
altijd met grooten eerbied heeft ze de vrien
delijkheid mij te schrijven want dan denk ik
aan mijn goeden ouden professor. Dus aandachtig
las ik uw artikel. Men heeft u echter niet goed
ingelicht, toen men u zei, dat ik den professor
over mijne rollen ging raadplegen. De rol van
Kreüsa in Medea is de eenige geweest, die
mijn goede professor zoo noemde ik hem
altijd mij ingestudeerd heeft, doch ik had het
voorrecht hem dikwijls te mogen bezoeken in
zijn heiligdom, zooals hij de Akademie altijd
noemde, om dan over alle kunst, maar inzonder
heid de tooneelspeelkunst te spreken. Na mjjn
vertrek uit Amsterdam en mijne komst aan het
gezelschap van Le Gras en Haspels hebben wij
over kunst ook briefwisseling gehouden en als
souvenir mocht ik een heel mooi portret van hem
ontvangen met beeldig vers."
Thijm dwong tot eerbied, omdat bij zelf veel
eerbiedigde. Eerbied bad bij voor zijn geloof,
eerbied voor al wat goed en edel is, eerbied voor
zijn land, eerbied voor zijne stad, eerbied voor
kunst en wetenschap, eerbied voor het huisgezin
en het huislijk leven, eerbied bovenal voor zijnen
aardschen god en zijne aardsche godin, voor
Vondel en Tesselscha.
In de laatste jaren van zijn leven trof het een
iegelijk, die hem van nabij kende, dat hij zich
vereenzelvigde met Vondel in de beproevingen des
levens. Na zijn overlijden wees De Lantaarn
daar uitdrukkelijk op. A. J., de zoon, bevestigt
dit in het boek over zijn vader. »In Vondei's
eenvoudige huiselijkheid, in zijn maatschappe
lijk leven, zijn koopmanschap, zijn vaderschap,
zijn liefde voor en zijn lijden door zijne kinde
ren, in dat alles zag Thijm eene hem weldoende
overeenkomst met zijn eigen aard en leven. En
heimelijk vergeleek Thijm Vondei's verhouding
tot Tesselschade met zijne eigene vereering voor
de eene of andere tijdgenoote. Hij rekende er dan
ook zeker op. Vondel en Tesselschade in den
hemel te ontmoeten. Thijm kon over dat
wedervinden van Vondel en Tesselschade met een
glimlach spreken, die geenszins beduidde, dat
bij zulke dingen maar voor de aardigheid zei,
die ook niet daarentegen geheel eon glimlach
van begeestering was, maar die vooreerst zijn
vermoeden uitdrukte, dat zijne hoorders deze
mededeelingen wel niet gebeel ernstig zouden
opnemen, waarom bij hen van harte beklaagde,
en die ten tweede juist den aard van hot ge
noegen eenigermate aangaf, dat hij zich voor
spelde te zullen beleven. Het was niet eene ver
voerde vereering, maar eene vromo vriendschap
en eene uiterst tcedere sympathie, welke bij voor
zijn vriend en vriendin gevoelde. Daarom weende
hij niet extatische tranen, maar glimlachte alleen
met hooge en rustige voldoening, als hij aan die
ontmoeting en aan dat samenleven dacht."
De eerbied van Tliijm voor stad en huisgezin,
zijn dienstbaar maken van kunst aan het leven,
hebben groote dingen tot stand gebracht.
Het huisgezin van Tliijm, met familie-leden
als de beeldhouwer Rover en een bouwkunste
naar als Cuypors, met hem een van ziel en zin,
beeft door den geest en de liefde voor de kunst
die er van uitging, veel goeds en groots in deze
stad het aanzijn geschonken, ja zelfs zullen van
hen, de steenen tot de nakomeling spreken, zoo
lang de Vondelstraat met do drie Vondelhuizen,
de geheele Vondolwijk, hot standbeeld voor Von
del en het Rijksmuseum de oudste der nieuwe
stadswijken eieren.
Thijm zelf heeft in een gedicht het geheim
geopenbaard, dat bet huisgezin hem en zijne ver
wanten, opgaande in dienzelfden eerbied, gedre
ven heeft tot al het schoone, waarop zij mogen
bogen. In dat gedicht, Het ouderlijk Huis, zegt
hij vol trots :
Bij valer en bij mm-der, CM aan ilc vriendenborst.
Daar kwecki-ii wij de liefde voor Vaderland enVoi'ot:
Daal' k\veekeu wij de ti'uu\\e, aau "t oud eer\\aard
geloof;
'Daar zijn wij VODT de leux.e- der \rijlieidszoekers dool'.
J)aar \leehten wij de liederkruns
In Nedcrlan Isehen loon ;
En vreemde dolkeid biedt ei' tlians
Al wal zij wil ten toon!
\\ ij weten van geen wijken ; van ^iddren noi< veel min :
.Maar Hink in d' oogen kijken doen wij den waereldziu.
\Yij zullen, u\et GmU hulpe, viel keel de waereld in
Ons Itarle, wiet ver/aken, noeli on/er harten min!
J)e boem: doe zijn l'akkelglans
Voor volk>vevlieht ing gaan;
^Vij /ulleu hem een >takkelkrans
Op 't lioornig voorhoofd slaan.
Dat huiselijk leven der Alberdingk's beeft A. J.
als echt kunstenaar met groote fijnheid en voor
naamheid geschilderd, dat van Thym's ouders,
van Thijm zelf en van mevrouw de weduwe Royer
te Hilversum. Deze schilderijtjes zijn meester
stukken, en zullen voorzeker weldra in bloemle
zingen ten gebruike bij bet middelbaar onderwijs
worden opgenomen. Xij, die zich vroeg of laat
daartoe geroepen gevoelen, verzuimen niet den
brief van Tbijm aan zijn oudsten zoon mede op
te nemen. Die brief is een voorbeeld van
ernstigen briefstijl, een levende getuigenis van ware
en ernstige vaderlijke liefde, van diep inxicbt in
het wereklscb belang. Wereldsche belangen waren
voor Thijm zelf anders in gsenen deele hoofd
zaak. Meermalen heeft hij verklaard alles te kun
nen missen en er niet tegen op to zien armoede
| te lijden. Xij n geest zette hem over de misère
: van het tijdelijke heen. Voor bom begon bet ware,
het eindelooze leven als het tijdelijke endt. liet
geestelijke bleef voor hem bet eenige, dat waarde
had. Xonder bijgeloovig to zijn, geloofde hij in liet
j onzienlijke; hij wist, dat er meer dingen tusschen
] hemel on aarde zijn dan waarvan ons verstand
1 droomt. Thijm geloofde o.a. aan hot spiritisme. Ook
van do psychogniiie had hij resultaten gezien, /ijn
j broi'-r Paul had een werkje, dat psychograaf werd
geheetcn. Men deed er vragen aan, en, onder
! de drukking der vingers, beantwoordde het die
i door een zeker aantal tikjes te doen hooren, die
i