Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 850
een letter beteekenden, niet ongelijk aan het ge
luid van den telegraaf. Een der aanwezigen had
dan snel de aldus opgegeven letters neer te schrij
ven, die later in woorden werden ingedeeld. De
geest welke zich in Thijms tegenwoordigheid
in den psychograaf had gemanifesteerd, was die
van een Duitschen schilder uit de zestiende eeuw
geweest, die zijn naam opgaf en berichtte dat
het op de plaats, waar h\j zich sedert zijn dood
bevond, donker en kil was. Het merkwaardigst
gelukte de kontröle, die men op de logika van
den geest of van den psychograaf wilde toepas
sen. Men vroeg hem: »\Vanneer zijt gij geboren?"
Het antwoord luidde: »in 1521." Wanneer zijt
gij overleden." Antwoord in 1571." Hierna vroeg
men: »hoe oud zijt gij geworden?" waarop de
geest antwoordde: »Du Narr !'' De opgeschreven
antwoorden van den psychograaf heeft Thijm
altijd verborgen bewaard. Bij zijn overlijden eerst
werden zij teruggevonden. Na deze en dergelijke
experimenten, wilde Thjjm nooit meer aan
spiritistische proeven deelnemen noch die in zijn
huis dulden. Op verlangen der geestelijkheid,
had zjjn broeder Paul zich van den psychograaf
moeten ontdoen.
Tot eene der vele schoone karaktertrekken be
hoort Tbym's eerbiedige vereering der vrouw.
Zjj stemde wonderwel overeen en kwam voort uit
het geloof, dat hy voor het eenig ware hield. Hij
was een der vurige Maria-vereerders en tevens
de hoffelijkste ridder, deugden door hem betracht,
alsof hij een zoon der Middeleeuwen ware. Al het
aantrekkelijke, al het bekoorlijke dat de lezing der
Middeleeuwsche Maria-verhalen en Ridderromans
geeft, zag men in Thijm belichaamd. Thijm leefde in
die eeuwen zóó met hart en ziel, dat men bij
het lezen zijner Karolingsche verhalen datzelfde
Middeleeuwsch naïve of krachtige, dat frissche
oorspronkelijke geniet, alsof men de romans in
de tale der eeuw, in het Middelnederlandsch voor
zyn genoegen bestudeert. Daar Thijm een karak
ter was, droeg ook alles wat hij deed of schreef
karakter, tot de katholieke almanak toe. Het
meest zeker wel De Dietsche Warande. Het
uiterlijk alleen, zelfs de kleur, onderscheidde
zich van alle andere tijdschriften. Het had tegen
over deze, allen plomp, smakeloos en burgerlijk,
iets voornaams en aristokratisch. Ook de inhoud
verschilde aanmerkelijk. Er werd kunst en we
tenschap in behandeld die voor velen een ge
sloten boek waren en bleven, op eene wijze dio
de voornaamheid van den hoofdopsteller eer aan
deed.
Dat zeer bizondere, dat voorname, dat artistieke,
dat aristocratische, dat heldere en tijne, waar
door al wat hij schreef, zich naar vorm en inhoud
kenmerkte, zullen de lezers van het Weekblad
thans, nu hij niet meer is, eerst naar waarde
kunnen waardeeren. Zelfs het nietigste en geringste
wat hij behandelde, werd door zijne aanraking tot
iets bizonders. Met zijn verscheiden ontviel het
Weekblad een aristocratische auteur, een zeldzaam
literair kunstenaar.
De dood van Thijm heeft te Amsterdam en el
ders een groote leemte nagelaten. Hij was de band
die allen verbond, het middelpunt waarvan veel
goeds en groots uitstraalde. Sterk in zijn betrek
kelijk alleen-staan, blies hij de geesten aan en
doofde bij niemand het vuur uit. Hij was de man,
voor wien al wat aan kunst deed, eerbied had.
Zulk een tretfelijk mensen en kunstenaar is met
hem ten grave gedaald ; niemand heeft hem ver
vangen.
Bij het bespreken der literaire waarde van
Thijm, heeft A. J. een verzuim begaan. Al zou
Thijm nooit iets op papier hebben gesteld, zou
hij toch een even eerlijke plaats in de
Nederlandsche letteren bekleeden, als Roemer Visscher,
Spieghel en Tesselschade, wiens roem het was,
zooals het de zijne is, de geesten te ontvonken.
De jongere leden van de Vondelavondjes heeft
hij om zich gegaard, omdat hij in hen den lust
waardeerde tot archief- en littera're studiën, om
dat zij de zeventiende eeuw bestudeerden als
model, bron en herleving van nieuwe dagen.
Hij wees hun op het belangrijke van data in
de litteraire geschiedenis, »ces agrafes d'or" en
spoorde hen tot nieuw onderzoek. Door die studie
is uit Thijm's huis een nieuw licht uitgegaan over
de Nederlandsche letteren en kunstgeschiedenis,
die een geheel aanzien hebben gekregen. Re
sultaten van onderzoek door beide jongeren, ze
ker het meest door mr. A. de Vries, werden met
geestdrift Thijm gebracht en aan vele geleerden
toevertrouwd. Aan zelf-exploitatie werd door hen
weinig gedacht. De resultaten waren van dien aard,
dat de hoogleeraren Jonckbloedt en Van Vloten
er gaarne kennis van namen, dat professor Moltzer
te Groningen er het aanzijn door gaf aan oen
historisch-litteraire school, die reeds lang op be
kwame geleerden, leerlingen van Moltzer, mag
bogen. De oorsprong van dit nieuwe leven heeft
men Thijm te danken, en ik, die met wijlen
mijn goeden vriend mr. A. de Vries te nabij
aan dien oorsprong heb gestaan, samen te veel
naar Thijm's, Jonckbloedt's en Van Vloten's geest
hebben gewerkt, al zijn de meeste resultaten on
bekend, zou dit opstel niet mogen eindigen zonder
gewezen te hebben, hoe op het voorgaan van
Thijm, thans, na zijn dood, nog in zijn geest wordt
gearbeid, een verdienste op zich zelf groot ge
noeg om hun een blijvende plaats in de
Xederlandsche letteren te verzekeren.
Bij de bespreking van het werk over
Alberdingk Thijm] door zijnen zoon Karel (A. J.) is
eenig verschil van meening vrijelijk gouit, over
hem zelf (A. J.) een enkel woord even vrij ge
zegd, omdat bewierooking niet past bij een de
gelijk en belangrijk werk als dit, waarvan de
meeste bladzijden geschreven zijn door een kun
stenaar. Iemand als Schaepman, als Hofdijk
geestig te teekenen; een gastmaal bij de 80-jarige
mevrouw Royer, een avond in de ouderlijke wo
ning, als alles schrijft, het verscheiden van den
dichter te beschrijven, als hij heeft gedaan, is
slechts weinigen en dan nog uitverkorenen ge
geven. Het werk is niet alleen een bron voor
de litteraire, maar ook voor de beschavingsge
schiedenis der negentiende eeuw een niet ge
noeg te waardeeren schat.
Mijn eenige wensch is geweest dat uit dit boek
meer rechtstreeks het kinderhart, rechtstreeks
het sentiment hadden gesproken. Het blijkt echter
de bedoeling geweest te zijn, dat zooveel mogelijk
te onderdrukken en meer op te treden als scherp
en verstandelijk waarnemer. Maar bij dat koele,
bij dat scherpe waarnemen, bij dat vaak
onnoodige, aan het onkiesche grenzende vergelijken,
bij dat laten poseeren van zijnen vader voor hem,
is het kinderlijk gevoel vaak te luide ontwaakt
en de herinnering hem te sterk geworden. Dan
zag hij zijnen vader weer rustig gezeten, den
disch presideeren, dan deed hem den blik uit
zijne blauwe oogen goed, soms plotseling zacht
verlicht, als hij het hoofd in den lampenschijn
boog, dan deed zijn goedige en fijne glim
lach aangenaam aan. Een andermaal staart hij
weer, werkeloos, op het groote blonde
geleerdenhoofd met het langlokkige kapsel in het felle
lamplicht; hij hoort het gestadig krabbelen van
de pen op het papier in de doodstille kamer, en
het is hem ais een zacht muzikaal geluid, als
een begin van neuriën.
De zoon aldus staande voor het beeld van zijnen
vader, in gemeenschap van geest met hem levende,
wordt ons dan ook als auteur sympathiek en wij
zeggen hem oprecht dank, dat hij met de uitgave
van zulk een voornaam en artistiek uitgevoerd
boek, een monument gesticht heeft voor zijnen
vader. 'J. II. RÖSSING.
Yrijlaud.
Een boek voor hoofd en hart. (1)
(Ingezonden).
Onder bovenstaanden titel is onlangs een boek
verschenen, voor hoofd en hart bestemd, dat
zoowel om den inhoud als om den stijl eene
aanbeveling aan het groote publiek ten volle
waardig is.
Sedert de dagen van Plato's idealen «Staat"
heeft het nooit ontbroken aan pogingen van edele
mannen en helderziende schrijvers tot het be
schrijven of stichten van gemeenten en maat
schappijen, in lijnrechten strijd met, of althans
belangrijk afwijkende van de beginselen en de
grondslagen der allengs zich wijzigende samen
leving.
Morus' Utopia is algemeen bekend. De vele
communistische maatschappijen in Amerika heb
ben hare beschrijvers, ook hare verdedigers en
hare bestrijders, gevonden. De Franscbe socialisten
en utopisten, vooral in het midden dezer eeuw,
en hunne tot nu toe mislukte pogingen (althans
voor zooverre mijne kennis strekt) om op vreed
zame wijze nieuwe vormen van samenleving te
stichten zijn ook ten onzent, o. a. door Quack,
in omvangrijke werken bestudeerd en beschreven.
Een nieuwe beweging, thans vooral van het
anders zoo achterlijke Oostenrijk uitgaande,
schildert ons de brochure Vrijland. Het denkbeeld
van Vrijland gaat uit van den te Weenen
woonachtigen dr. Theodor Ilerzka, die eerst een
uitvoerig en vrij kostbaar werk bij Diincker en
Humblot te Leipzig, en daarna een meer beknopte
uitgave bij Pierson te Dresden deed verschijnen.
Het Nederlandsche werk is er een kort overzicht
van, en ik moet er bijvoegen, behoudens enkele
uitzonderingen en stuitende Germanismen, ge
schreven in een stijl, die kort en kernachtig, en
hier en daar (vooral ook in de aanteekeningen)
zeer boeiend moet worden genoemd.
Het doel is, in het kort gezegd, dat een aantal
mannen uit alle deelen der beschaafde wereld
zich zullen vereenigen tot een proef, ton einde
de sociale kwestie op vreedzame wijze op te
lossen ik zou liever zeggen: een stap verder
te brengen. Zij willen vestigen eene gemeenschap
op den grondslag van volkomen persoonlijke
vrijheid, waarin aan elk de volle opbrengst van
zijn arbeid zal worden gewaarborgd, bij onver
minderd recht op het gebruik daarvan. Hiertoe
willen zij zich in het bezit trachten te stellen
van de eene of andere landstreek, nog onbeheerd,
vruchtbaar en zoo geschikt mogelijk voor kolo
nisatie. In dien staat zal geen bijzonder eigen
dom op den grond erkend worden. Een staat
dus waar het eigenbelang vrij kan werken, waar
in waarheid een vrije concurrentie zal kunnen
heerschen; en dus in dit opzicht sterk afwijkende
van vele toekomstbeelden van staatssocialisme;
en waar het kapitaal, d. w. z. alles wat buiten
den grond voor de productie noodig is, door de
gemeenschap voor ieder renteloos ter beschikking
zal worden gesteld, onder verplichting echter van
afbetaling in termijnen. Deze zijn zoo gesteld
(of: zullen zoo gesteld worden) dat de delging
kan geschieden uit de opbrengst.
Geniaal denkbeeld, het brein van een Plato en
een Morus, van een Campanella en een Saint
Simon waardig!
De ruimte ontbreekt ons om hier ter plaatse
in bijzonderheden te treden, wij moeten dus met
eene korte aankondiging volstaan. De verschillende
hoofdstukken omvatten naar volgorde I Do vesti
ging van Vrijland, II Hot Vrijlandschc arbeids
recht, III De Vrijlandsche associaties, IV Open
baarheid der bedrijven in Vrijland, V Belastingen
en openbare uitgaven. Inkomsten en uitgaven.
Verzorgingswezen. Justitie, Vf Vrijlands rijkdom,
VII liet geluk in Vrijland, VIII De moraal in
Vrijland, IX Vrijlands zegepraal, X Vrijland on
het Christendom (een hoofdstuk, waarin zeer
scherpzinnig en duidelijk betoogd wordt dat het
eerste Christendom geenegodsdienstige hervorming,
maar een maatschappelijke beoogde), terwijl ten
slotte de vertaler, in Schildwolde woonachtig,
een lijst geeft van personen, tot wie men zich
om inlichtingen kan wenden. Deze lijst bevat
een vrij groot aantal namen, waaronder zelfs
mannen met adellijke titels, en tevens blijkt uit
deze mededeelingen dat er tegenwoordig ruim
SO vereenigingen bestaan, met vele duizenden
voorstanders, die hetzelfde doel beoogen. De
beweging schijnt in Engeland sterk te winnen.
Verder bestaan er vereenigingen in Oostenrijk
(vooral to Weenen, met 8H5 leden), in Hongarije,
in Duitschland, in Zwitserland, en zelfs (naar
bet schijnt) reeds in Amerika. De laatste blad
zijde der brochure, de poging vermeldende die
gedaan is om in Afrika eene expeditie te begin
nen, is hoogst merkwaardig.
(1) Vrijland en de Vrijlamlbeweging. Vrij be
werkt uit het Duitscb door 11. (iitnr-riiA. Voor
rekening van den schrijver. Amsterdam, S. L.
van Looy, ls<i:j. 8 . 100 blz.
En nu ten slotte: men leze dit boek en late
zich vooral niet door vreemde uitdrukkingen,
door enkele verkeerde citaten (blz. 71 is het
Latijnsche spreekwoord verba valent mu leelijk
verminkt, bij voorbeeld) afschrikken. De utopie
van heden kan de werkelijkheid worden van
morgen. De schoonste droom is de droom van
hen, die het welzijn van allen beoogen, en hoevele
droomers van vroeger tijd worden niet reeds
tegenwoordig als zieners, als profeten, als wel
doeners van het menschdom erkend en verheer
lijkt ! Men denke aan Oiordano Bruno en zoovele
anderen.
Dit boek, in frisschen vorm gegoten en ver
rassend van inhoud, vinde duizenden lezers, het
is opwekkend en verkwikkend, het handelt over
de hoogste belangen der menschheid.
A. M.
liet Engelsche tijdschrift Tmth heeft in zijne
nummers van deze week aan liet streven van dr.
Theodor Hertzka een gedicht gewijd, dat wij in
vertaling geven. De kolonie Vrijland zal liggen
aan de Tana, een rivier in Oost-Afrika, die bij
Lamoe in zee loopt.
Doctor Ilertzka, geluk met uw heerlijke vinding!
Die verhuizing, voorwaar, is een prachtig idee!
't Is alleen kwade trouw of moedwiü'ge verblinding,
Die niet dweept met een Vrijland aan Afrika's zee !
Het klimaat moog misschien niet aan ieder behagen,
En voor menig genot heeft men daar een gemis;
Maar wat doet dat er toe, wie zal daarover klagen,
Als uw Vrijland het land van de vrijen maar is!
Stel u voor,wat dat zegt: geen kleingeest'ge conventie,
Die der Vrijlandersziel meer in duisternis hult;
Voor geen onzin, hoe grof ook, is daar penitentie,
Gecu geloof zoo on voegzaam, of 't wordt daar geduld.
Aan den oever der Tana geen wet of regeeriiig,
Gecu zeden", geen smaak", geen fatsoen" op
die kust,
Maar kurige gekken in iedre sorteering,
Die mogen er dart'leu precies naar 't hun lust.
Komt allen die, beu" van aloude beginsels,
Genoeg hebt van 't loopen iu 't zelfde gareel,
Komt allen, die, vol van krankzimi'ge verzinsels,
Hier walgt van 't banaal-allcdaagsche gekweel.
Gij smalers op al wat wij achten ofeeren,
Artist, philosoof, kritikaster en bard,
Wij kunnen u werklijk met liefde ont'ieren !
NaarVrijland maar, jongens! liet wacht u met smart.
Gaat, halfwijzc knapen, die «wars van tradities",
U houdt of ge gaarne weer oermpusclieu waart;
Gij derde-rangs dichters, wier bluil' rige edities,
Een derde-raugs criticus hoogmooi" verklaart.
Wij hebben genoeg van u\v grove afl'cctatie;
L'w zwetsende liefde en uw breedsprakig Xiets,
Een echo, eeu akelig soort combinatie,
Van Svvinbunie, O. Wilde, Scliopenliauer en Kcats.
Daar ginds m oogt ge kladden, aan Afrika's stroomen,
Het prul dat ge voor //klare visie" verslijt,
Van spoken'' eu vrouwen der zee' moogt g' er
droomen,
En ki.ieleu voor Tolstoï's toekomende tijd".
Daarmoogt gij ousinaakiijke quaesties doorgronden
En alles beweren, hoe laf, hoe onwijs,
En om u weerklinkt het gekakel in 't ronde
Der scliaamtlooze schreeuwers, een waar paradijs!
In Vrijland, natuurlijk, heet //eigendom" diefstal,
En //hmv'lijk mislukt" is 't geloof van den dag,
In Vrijland daar zwaait, och, ook hier doet ze't
liefst al,
Uvr wilde reclame haar fladderende vlag.
Daar is geen kritiek die u perken kan stellen,
Geen wet, die u binden kan, wat men ook doe,
Dus komt, wilt den roekloozon docter vertellen,
Scheept ijlings u in naar de haven Lamoe !
iHiHiiHiiitiiiiiimiiiiiiititiiiiiiiiituiiiitmiiiiiiiiiiiiiitiiiiimliHiiitiiiiiiii
Zola en de Engelsche pers.
De Jti'foitne bad dezer dagen, toen Zola te
Londen ontvangen zou worden, een artikel over
La piouaeur anglaise, waarin o. a. bet volgende
beweerd werd:
>Er is, in de i rie koninkrijken, geen man die
officieel dieper veracht wordt, dan do schrijver
van de ougon-Macquart-serie. Zijn boeken
venten is er een misdaad tegen bet gemeen recht; ?
zijn naam uitspreken is er onfatsoenlijk. Toen in
l SS") oen Londensch letterkundige de taak on
dernam, hem te gaan vertalen, kwam de justitie
daarbij to pas. De vertaler werd in hechtenis ge
nomen, en veroordeeld tot twee jaar gevangenis
straf, waarvan drie maanden hard labour. Dat
wil zeggen : wegens bet vertalen van L'asfoinmoir,
Le faute de Vuliljf Mouret en Nana, werd een
letterkundige in de gevangenis gestopt met boeven
en schurken, twaalf weken lang getuchtigd, en
onteerd door een vonnis, dat hem schuldig ver
klaart aan misdrijf tegen de zeden, obscoeniteit
met voorbedachten rade en poging om do taal
van Shakespearn te bezoedelen.
De uitgever werd veroordeeld tot een jaar,
waarvan twee maanden Uaril labour. De uitge
stalde exemplaren werden in beslag genomen;
de boeten bedroegen een :>r>i>00 francs. DG ma
gistraat die in Old Bailey de debatten leidde,
betuigde openlijk zijn spijt, dat bij ook don
voornaamstcn schuldige niet kon kastijden, dien bui
tenlander, die , . . die . . . etc.
De vertaler heeft zijn straf voldaan en is zich
te Parijs ga a n vestigen, waar nu zijn
landgenooten in menigte de Engelsche vertaling van Les
Rotif/on-Macqtiart komen koopen, intusschen
scheldende op de verdorvenheid van zeden van
bot vasteland.
Toen nu Zola naar Londen kwam als gedele
geerde op bet perscongres, kon men vreezen dat
bij er boel slecht ontvangen zou worden. Volstrekt
niof. Een deputatie van Engelscho journalisten
wachtte hem te ('baring-Cross, en do president van
de groep heeft een rede tot hem gehouden. Maar
met echt-Engelsche listigheid en een diepe vernuf
tigheid, die gij met mij zult bewonderen, heeft
hij in 't geheel niet over Zola's boeken gepraat,
en hem alleen gefeliciteerd als tooncelcriticus
van den Voltuire, als schrijver van eenige arti
kelen in den Figaro en ridder van bet Legioen
van Eer.
Voor de Engelschen is zoodoende Zola alleen
een »heer die in de bladen schrift", nu en dan
kunstcriticus, traag chroniqueur, een man van 't vak
zonder beteekenis, die zeker aan een vergissing
zijn postje als president des Sociétés des gens de
lettres te danken heeft. Een aardig staaltje van
huichelarij .'
Het zou natuurlijk voor den Lord-Mayor lastig
geweest zijn, den afschuwelijken pornograaf aan
zijn tafel te ontvangen, dien zijn magistraten tot
hun spijt niet naar het tuchthuis konden zenden;
het gezelschap van een onschadelijk journalist
kan zijne »pioudeur" niet schokken; en gaarne
zal men hem den «liefdebeker" doorgeven, zonder
bang te zijn, dat hij er in spuwen zal. Men zal
zich misschien houden alsof men met een naam
genoot van den verafschuwde te doen heeft. Maar
de positie van den grooten romanier blijft daarom
toch heel lastig. Neemt bij de vernederende po
sitie aan waarin hem de Engelsche »pioudeur"
houdt, dan zal zijn reis naar Londen een reeks
van affronten zijn, en de loving-cup zal een kelk
van bitterheid voor hem worden. Komt hij daar
entegen in opstand, heeft bij het ongeluk te pra
ten over de mooie werken, die hij geschreven
heeft, dan zullen de Engelschen zich verbaasd
aanstellen, roepen: »Wat! Bent u dat!" en hem
door twee constables naar de pier te Folkestone
laten brengen.
En zelf zijn zwijgen zal hem alleen met het
oog op de otticieele feesten redden. In bet Con
gres mag bij zitting nemen, in Mansion House
dineeren, de musea bezoeken, en de theaters
bekijken onder den schijn van een reporter zon
der beteekenis, maar geen gentleman zal naast
hem aan tafel willen zitten, uit vrees zijn repu
tatie te verkiezen. Ze verbeelden zich daar, dat
hij zijn neus snuit met zijn vingers, aan tafel
pijpjes rookt, en zich aan het dessert bezig houdt
met hetgeen de lezers van L<i Terre zullen noe
men »de imitatie van Jezus Christus."
Het is dus heel waarschijnlijk, dat Zola te
Londen niet in »de wereld" ontvangen zal wor
den. En dat is jammer, want, zijn er eenige
onuitstaanbare Engelschen, er zijn ook heel aar
dige Engelsche dames."
Een aardige tegenstelling met deze beschou
wing schenen de verslagen van de feesten, zooals
ze gegeven zijn, te vormen. Op het feest
inGuildhali, opende de Lord-Mayor, in roodo samaar en
met de reusachtige ambtsketen om den bals, den
stoet met Madame Zola aan den arm, en er waren
dames onder liet publiek. In het Crystal Palace
was een diner waar ook de Lord-Mayor en Ladj'
Mayorcss, de Mayor en Mayoress van l'ortsmoutb,
en Sir Charles Kussell aanzaten; in Londen wer
den de buitenlandsehe journalisten, en Zola niet
minder dan de anderen, zeer gevierd.
Toch geeft na de feesten de Débats ook een
dergelijke beschouwing van Augustin Filon, waar
uit blijkt, boe de journalisten, Zola zoowel als
de anderen, tocli werkelijk ongeveer alleen op
die wijze gewaardeerd en ontvangen zijn, als de
Réforme voorspeld had.
De beer Zola is, zooals wij bet noemen, de
>>clou" van bet feest geweest. Men heeft hom ver
toond. En wat hem betreft, bij heeft dames met
zakdoeken zien wuiven, bij beeft naast den
Lord-Mayor gezeten, een persoon uit de legerde,
die tegenwoordig niet veel meer beteekent, maar
waarover de onwetendste Franschman als kind
heeft booren spreken. Hij heeft waarschijnlijk
gemeend, dat de intellectueele elite van het land
hem toejuichte. Toen, bij het banket in bet Crystal
Palace, in plaats van Sir Evelyn Wood en Lord
Charles Beresford, die zich hadden doen ver
ontschuldigen." een zekere kapitein Gratwicke, van
de reserve, het woord heeft opgevat, om den toost
der land- en zeemacht te beantwoorden, heeft de
schrijver van l'Atmommoir bet komische van dat
incident niet gevoeld. Hij heeft ook niet geweten,
dat onder de journalisten, daar aan tafel, er geen
enkele was van de twintig schrijvers die Ie dessus
du panier van de Britsche pers vormen, geen
enkele van de vijftig schrijvers, die in het bezit
zijn van de gunst des volks, en dat hij inder
daad in 't geheel niet door zijne pairs ontvangen
werd. Hij beeft daar niets van geweten, of' als
bij bet al geweten beeft, bij heeft zich mogen
houden alsof hij bet niet wist. liet was hem vol
doende, over het hoofd der Académie, die hem
niet hebben wil, been, uit naam der Franscbe
litteratuur te spreken, en zich candidaat to
stellen voor bet presidentschap der universeele
republiek der letterkundigen. De beer Zola, al
kent bij dan ook slecht de respectieve waarde
in de wereld der Engelsche letteren, weet heel
goed, dat sommige glorié'n er, evenals de Bor
deaux, bij winnen, een reisje te maken, en dat,
door een wonderlijke acoustiek, men te Parijs
dikwijls beter verstaat wat aan de boorden
der Theems wordt gefluisterd, dan wat wordt
uitgebruld aan de oevers der oude Seine. Om
van »talent" een ><genie" te worden, en van groot tot
een »reus" te groeien,heeft Xola met een retourtje
naar Charing Cross kunnen volstaan."
De nieuwe president van bet Engelsche jour
nalisten-instituut, de beer ^Villiams, heeft Zola
een -reus onder de l'ygmeeën" genoemd, aldus
de bcele Fransche pers opofferend voor een com
pliment aan den gast. Filon vindt dat Zola er
wat laat bij is, met bet genieten van zijn glorie. Hij
treedt nu op als Keizer, maar zijn aanstaande
maarschalken, (iuy do Maupassant, Ednard liod,
Ihiijsmnns, hebben hem lang vóór de kroning
de trouw opgezegd. :Ilij beeft alleen nog Paul
Alcxis over, en dat i> niet genoeg ora een dynastie
te vormen."
]'''(fen lliiartl van September bevat o. a.: Op
Sutiti'Kits, door Mina von Waldrichcm; Prof. H. J.
Stokris (met portret), door prof. dr. W. Koster;
liet Aiinttcrdiniifclieuamtjirfkerti-oiirocr, door P. II.
('niamlijk (met illustratiën); Vlieluiift. door l'. S.
Bakols (met illustratiën); Van de Wtrc.ldkermip,
door liatavus; \Verffch(i(iin; Jlir. C. IL A. fan
tier Wijck (mot portret), door l'. JIcyting; De
fabriek camnitisciitifche rerbaiuhto/jeH te
Aiinterdam (met illustratiën); (.edicbten van E. Rica
en J. S.; FiasainF, door Edw. B. Koster; enz. en
als afzonderlijke platen: Wat te doen '?! naar
Krabowsky ; Ken indringer, naar Paris; Huwelijksreis,
naar L. Mnrcbetti.