De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 8 oktober pagina 4

8 oktober 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 850 een letter beteekenden, niet ongelijk aan het ge luid van den telegraaf. Een der aanwezigen had dan snel de aldus opgegeven letters neer te schrij ven, die later in woorden werden ingedeeld. De geest welke zich in Thijms tegenwoordigheid in den psychograaf had gemanifesteerd, was die van een Duitschen schilder uit de zestiende eeuw geweest, die zijn naam opgaf en berichtte dat het op de plaats, waar h\j zich sedert zijn dood bevond, donker en kil was. Het merkwaardigst gelukte de kontröle, die men op de logika van den geest of van den psychograaf wilde toepas sen. Men vroeg hem: »\Vanneer zijt gij geboren?" Het antwoord luidde: »in 1521." Wanneer zijt gij overleden." Antwoord in 1571." Hierna vroeg men: »hoe oud zijt gij geworden?" waarop de geest antwoordde: »Du Narr !'' De opgeschreven antwoorden van den psychograaf heeft Thijm altijd verborgen bewaard. Bij zijn overlijden eerst werden zij teruggevonden. Na deze en dergelijke experimenten, wilde Thjjm nooit meer aan spiritistische proeven deelnemen noch die in zijn huis dulden. Op verlangen der geestelijkheid, had zjjn broeder Paul zich van den psychograaf moeten ontdoen. Tot eene der vele schoone karaktertrekken be hoort Tbym's eerbiedige vereering der vrouw. Zjj stemde wonderwel overeen en kwam voort uit het geloof, dat hy voor het eenig ware hield. Hij was een der vurige Maria-vereerders en tevens de hoffelijkste ridder, deugden door hem betracht, alsof hij een zoon der Middeleeuwen ware. Al het aantrekkelijke, al het bekoorlijke dat de lezing der Middeleeuwsche Maria-verhalen en Ridderromans geeft, zag men in Thijm belichaamd. Thijm leefde in die eeuwen zóó met hart en ziel, dat men bij het lezen zijner Karolingsche verhalen datzelfde Middeleeuwsch naïve of krachtige, dat frissche oorspronkelijke geniet, alsof men de romans in de tale der eeuw, in het Middelnederlandsch voor zyn genoegen bestudeert. Daar Thijm een karak ter was, droeg ook alles wat hij deed of schreef karakter, tot de katholieke almanak toe. Het meest zeker wel De Dietsche Warande. Het uiterlijk alleen, zelfs de kleur, onderscheidde zich van alle andere tijdschriften. Het had tegen over deze, allen plomp, smakeloos en burgerlijk, iets voornaams en aristokratisch. Ook de inhoud verschilde aanmerkelijk. Er werd kunst en we tenschap in behandeld die voor velen een ge sloten boek waren en bleven, op eene wijze dio de voornaamheid van den hoofdopsteller eer aan deed. Dat zeer bizondere, dat voorname, dat artistieke, dat aristocratische, dat heldere en tijne, waar door al wat hij schreef, zich naar vorm en inhoud kenmerkte, zullen de lezers van het Weekblad thans, nu hij niet meer is, eerst naar waarde kunnen waardeeren. Zelfs het nietigste en geringste wat hij behandelde, werd door zijne aanraking tot iets bizonders. Met zijn verscheiden ontviel het Weekblad een aristocratische auteur, een zeldzaam literair kunstenaar. De dood van Thijm heeft te Amsterdam en el ders een groote leemte nagelaten. Hij was de band die allen verbond, het middelpunt waarvan veel goeds en groots uitstraalde. Sterk in zijn betrek kelijk alleen-staan, blies hij de geesten aan en doofde bij niemand het vuur uit. Hij was de man, voor wien al wat aan kunst deed, eerbied had. Zulk een tretfelijk mensen en kunstenaar is met hem ten grave gedaald ; niemand heeft hem ver vangen. Bij het bespreken der literaire waarde van Thijm, heeft A. J. een verzuim begaan. Al zou Thijm nooit iets op papier hebben gesteld, zou hij toch een even eerlijke plaats in de Nederlandsche letteren bekleeden, als Roemer Visscher, Spieghel en Tesselschade, wiens roem het was, zooals het de zijne is, de geesten te ontvonken. De jongere leden van de Vondelavondjes heeft hij om zich gegaard, omdat hij in hen den lust waardeerde tot archief- en littera're studiën, om dat zij de zeventiende eeuw bestudeerden als model, bron en herleving van nieuwe dagen. Hij wees hun op het belangrijke van data in de litteraire geschiedenis, »ces agrafes d'or" en spoorde hen tot nieuw onderzoek. Door die studie is uit Thijm's huis een nieuw licht uitgegaan over de Nederlandsche letteren en kunstgeschiedenis, die een geheel aanzien hebben gekregen. Re sultaten van onderzoek door beide jongeren, ze ker het meest door mr. A. de Vries, werden met geestdrift Thijm gebracht en aan vele geleerden toevertrouwd. Aan zelf-exploitatie werd door hen weinig gedacht. De resultaten waren van dien aard, dat de hoogleeraren Jonckbloedt en Van Vloten er gaarne kennis van namen, dat professor Moltzer te Groningen er het aanzijn door gaf aan oen historisch-litteraire school, die reeds lang op be kwame geleerden, leerlingen van Moltzer, mag bogen. De oorsprong van dit nieuwe leven heeft men Thijm te danken, en ik, die met wijlen mijn goeden vriend mr. A. de Vries te nabij aan dien oorsprong heb gestaan, samen te veel naar Thijm's, Jonckbloedt's en Van Vloten's geest hebben gewerkt, al zijn de meeste resultaten on bekend, zou dit opstel niet mogen eindigen zonder gewezen te hebben, hoe op het voorgaan van Thijm, thans, na zijn dood, nog in zijn geest wordt gearbeid, een verdienste op zich zelf groot ge noeg om hun een blijvende plaats in de Xederlandsche letteren te verzekeren. Bij de bespreking van het werk over Alberdingk Thijm] door zijnen zoon Karel (A. J.) is eenig verschil van meening vrijelijk gouit, over hem zelf (A. J.) een enkel woord even vrij ge zegd, omdat bewierooking niet past bij een de gelijk en belangrijk werk als dit, waarvan de meeste bladzijden geschreven zijn door een kun stenaar. Iemand als Schaepman, als Hofdijk geestig te teekenen; een gastmaal bij de 80-jarige mevrouw Royer, een avond in de ouderlijke wo ning, als alles schrijft, het verscheiden van den dichter te beschrijven, als hij heeft gedaan, is slechts weinigen en dan nog uitverkorenen ge geven. Het werk is niet alleen een bron voor de litteraire, maar ook voor de beschavingsge schiedenis der negentiende eeuw een niet ge noeg te waardeeren schat. Mijn eenige wensch is geweest dat uit dit boek meer rechtstreeks het kinderhart, rechtstreeks het sentiment hadden gesproken. Het blijkt echter de bedoeling geweest te zijn, dat zooveel mogelijk te onderdrukken en meer op te treden als scherp en verstandelijk waarnemer. Maar bij dat koele, bij dat scherpe waarnemen, bij dat vaak onnoodige, aan het onkiesche grenzende vergelijken, bij dat laten poseeren van zijnen vader voor hem, is het kinderlijk gevoel vaak te luide ontwaakt en de herinnering hem te sterk geworden. Dan zag hij zijnen vader weer rustig gezeten, den disch presideeren, dan deed hem den blik uit zijne blauwe oogen goed, soms plotseling zacht verlicht, als hij het hoofd in den lampenschijn boog, dan deed zijn goedige en fijne glim lach aangenaam aan. Een andermaal staart hij weer, werkeloos, op het groote blonde geleerdenhoofd met het langlokkige kapsel in het felle lamplicht; hij hoort het gestadig krabbelen van de pen op het papier in de doodstille kamer, en het is hem ais een zacht muzikaal geluid, als een begin van neuriën. De zoon aldus staande voor het beeld van zijnen vader, in gemeenschap van geest met hem levende, wordt ons dan ook als auteur sympathiek en wij zeggen hem oprecht dank, dat hij met de uitgave van zulk een voornaam en artistiek uitgevoerd boek, een monument gesticht heeft voor zijnen vader. 'J. II. RÖSSING. Yrijlaud. Een boek voor hoofd en hart. (1) (Ingezonden). Onder bovenstaanden titel is onlangs een boek verschenen, voor hoofd en hart bestemd, dat zoowel om den inhoud als om den stijl eene aanbeveling aan het groote publiek ten volle waardig is. Sedert de dagen van Plato's idealen «Staat" heeft het nooit ontbroken aan pogingen van edele mannen en helderziende schrijvers tot het be schrijven of stichten van gemeenten en maat schappijen, in lijnrechten strijd met, of althans belangrijk afwijkende van de beginselen en de grondslagen der allengs zich wijzigende samen leving. Morus' Utopia is algemeen bekend. De vele communistische maatschappijen in Amerika heb ben hare beschrijvers, ook hare verdedigers en hare bestrijders, gevonden. De Franscbe socialisten en utopisten, vooral in het midden dezer eeuw, en hunne tot nu toe mislukte pogingen (althans voor zooverre mijne kennis strekt) om op vreed zame wijze nieuwe vormen van samenleving te stichten zijn ook ten onzent, o. a. door Quack, in omvangrijke werken bestudeerd en beschreven. Een nieuwe beweging, thans vooral van het anders zoo achterlijke Oostenrijk uitgaande, schildert ons de brochure Vrijland. Het denkbeeld van Vrijland gaat uit van den te Weenen woonachtigen dr. Theodor Ilerzka, die eerst een uitvoerig en vrij kostbaar werk bij Diincker en Humblot te Leipzig, en daarna een meer beknopte uitgave bij Pierson te Dresden deed verschijnen. Het Nederlandsche werk is er een kort overzicht van, en ik moet er bijvoegen, behoudens enkele uitzonderingen en stuitende Germanismen, ge schreven in een stijl, die kort en kernachtig, en hier en daar (vooral ook in de aanteekeningen) zeer boeiend moet worden genoemd. Het doel is, in het kort gezegd, dat een aantal mannen uit alle deelen der beschaafde wereld zich zullen vereenigen tot een proef, ton einde de sociale kwestie op vreedzame wijze op te lossen ik zou liever zeggen: een stap verder te brengen. Zij willen vestigen eene gemeenschap op den grondslag van volkomen persoonlijke vrijheid, waarin aan elk de volle opbrengst van zijn arbeid zal worden gewaarborgd, bij onver minderd recht op het gebruik daarvan. Hiertoe willen zij zich in het bezit trachten te stellen van de eene of andere landstreek, nog onbeheerd, vruchtbaar en zoo geschikt mogelijk voor kolo nisatie. In dien staat zal geen bijzonder eigen dom op den grond erkend worden. Een staat dus waar het eigenbelang vrij kan werken, waar in waarheid een vrije concurrentie zal kunnen heerschen; en dus in dit opzicht sterk afwijkende van vele toekomstbeelden van staatssocialisme; en waar het kapitaal, d. w. z. alles wat buiten den grond voor de productie noodig is, door de gemeenschap voor ieder renteloos ter beschikking zal worden gesteld, onder verplichting echter van afbetaling in termijnen. Deze zijn zoo gesteld (of: zullen zoo gesteld worden) dat de delging kan geschieden uit de opbrengst. Geniaal denkbeeld, het brein van een Plato en een Morus, van een Campanella en een Saint Simon waardig! De ruimte ontbreekt ons om hier ter plaatse in bijzonderheden te treden, wij moeten dus met eene korte aankondiging volstaan. De verschillende hoofdstukken omvatten naar volgorde I Do vesti ging van Vrijland, II Hot Vrijlandschc arbeids recht, III De Vrijlandsche associaties, IV Open baarheid der bedrijven in Vrijland, V Belastingen en openbare uitgaven. Inkomsten en uitgaven. Verzorgingswezen. Justitie, Vf Vrijlands rijkdom, VII liet geluk in Vrijland, VIII De moraal in Vrijland, IX Vrijlands zegepraal, X Vrijland on het Christendom (een hoofdstuk, waarin zeer scherpzinnig en duidelijk betoogd wordt dat het eerste Christendom geenegodsdienstige hervorming, maar een maatschappelijke beoogde), terwijl ten slotte de vertaler, in Schildwolde woonachtig, een lijst geeft van personen, tot wie men zich om inlichtingen kan wenden. Deze lijst bevat een vrij groot aantal namen, waaronder zelfs mannen met adellijke titels, en tevens blijkt uit deze mededeelingen dat er tegenwoordig ruim SO vereenigingen bestaan, met vele duizenden voorstanders, die hetzelfde doel beoogen. De beweging schijnt in Engeland sterk te winnen. Verder bestaan er vereenigingen in Oostenrijk (vooral to Weenen, met 8H5 leden), in Hongarije, in Duitschland, in Zwitserland, en zelfs (naar bet schijnt) reeds in Amerika. De laatste blad zijde der brochure, de poging vermeldende die gedaan is om in Afrika eene expeditie te begin nen, is hoogst merkwaardig. (1) Vrijland en de Vrijlamlbeweging. Vrij be werkt uit het Duitscb door 11. (iitnr-riiA. Voor rekening van den schrijver. Amsterdam, S. L. van Looy, ls<i:j. 8 . 100 blz. En nu ten slotte: men leze dit boek en late zich vooral niet door vreemde uitdrukkingen, door enkele verkeerde citaten (blz. 71 is het Latijnsche spreekwoord verba valent mu leelijk verminkt, bij voorbeeld) afschrikken. De utopie van heden kan de werkelijkheid worden van morgen. De schoonste droom is de droom van hen, die het welzijn van allen beoogen, en hoevele droomers van vroeger tijd worden niet reeds tegenwoordig als zieners, als profeten, als wel doeners van het menschdom erkend en verheer lijkt ! Men denke aan Oiordano Bruno en zoovele anderen. Dit boek, in frisschen vorm gegoten en ver rassend van inhoud, vinde duizenden lezers, het is opwekkend en verkwikkend, het handelt over de hoogste belangen der menschheid. A. M. liet Engelsche tijdschrift Tmth heeft in zijne nummers van deze week aan liet streven van dr. Theodor Hertzka een gedicht gewijd, dat wij in vertaling geven. De kolonie Vrijland zal liggen aan de Tana, een rivier in Oost-Afrika, die bij Lamoe in zee loopt. Doctor Ilertzka, geluk met uw heerlijke vinding! Die verhuizing, voorwaar, is een prachtig idee! 't Is alleen kwade trouw of moedwiü'ge verblinding, Die niet dweept met een Vrijland aan Afrika's zee ! Het klimaat moog misschien niet aan ieder behagen, En voor menig genot heeft men daar een gemis; Maar wat doet dat er toe, wie zal daarover klagen, Als uw Vrijland het land van de vrijen maar is! Stel u voor,wat dat zegt: geen kleingeest'ge conventie, Die der Vrijlandersziel meer in duisternis hult; Voor geen onzin, hoe grof ook, is daar penitentie, Gecu geloof zoo on voegzaam, of 't wordt daar geduld. Aan den oever der Tana geen wet of regeeriiig, Gecu zeden", geen smaak", geen fatsoen" op die kust, Maar kurige gekken in iedre sorteering, Die mogen er dart'leu precies naar 't hun lust. Komt allen die, beu" van aloude beginsels, Genoeg hebt van 't loopen iu 't zelfde gareel, Komt allen, die, vol van krankzimi'ge verzinsels, Hier walgt van 't banaal-allcdaagsche gekweel. Gij smalers op al wat wij achten ofeeren, Artist, philosoof, kritikaster en bard, Wij kunnen u werklijk met liefde ont'ieren ! NaarVrijland maar, jongens! liet wacht u met smart. Gaat, halfwijzc knapen, die «wars van tradities", U houdt of ge gaarne weer oermpusclieu waart; Gij derde-rangs dichters, wier bluil' rige edities, Een derde-raugs criticus hoogmooi" verklaart. Wij hebben genoeg van u\v grove afl'cctatie; L'w zwetsende liefde en uw breedsprakig Xiets, Een echo, eeu akelig soort combinatie, Van Svvinbunie, O. Wilde, Scliopenliauer en Kcats. Daar ginds m oogt ge kladden, aan Afrika's stroomen, Het prul dat ge voor //klare visie" verslijt, Van spoken'' eu vrouwen der zee' moogt g' er droomen, En ki.ieleu voor Tolstoï's toekomende tijd". Daarmoogt gij ousinaakiijke quaesties doorgronden En alles beweren, hoe laf, hoe onwijs, En om u weerklinkt het gekakel in 't ronde Der scliaamtlooze schreeuwers, een waar paradijs! In Vrijland, natuurlijk, heet //eigendom" diefstal, En //hmv'lijk mislukt" is 't geloof van den dag, In Vrijland daar zwaait, och, ook hier doet ze't liefst al, Uvr wilde reclame haar fladderende vlag. Daar is geen kritiek die u perken kan stellen, Geen wet, die u binden kan, wat men ook doe, Dus komt, wilt den roekloozon docter vertellen, Scheept ijlings u in naar de haven Lamoe ! iHiHiiHiiitiiiiiimiiiiiiititiiiiiiiiituiiiitmiiiiiiiiiiiiiitiiiiimliHiiitiiiiiiii Zola en de Engelsche pers. De Jti'foitne bad dezer dagen, toen Zola te Londen ontvangen zou worden, een artikel over La piouaeur anglaise, waarin o. a. bet volgende beweerd werd: >Er is, in de i rie koninkrijken, geen man die officieel dieper veracht wordt, dan do schrijver van de ougon-Macquart-serie. Zijn boeken venten is er een misdaad tegen bet gemeen recht; ? zijn naam uitspreken is er onfatsoenlijk. Toen in l SS") oen Londensch letterkundige de taak on dernam, hem te gaan vertalen, kwam de justitie daarbij to pas. De vertaler werd in hechtenis ge nomen, en veroordeeld tot twee jaar gevangenis straf, waarvan drie maanden hard labour. Dat wil zeggen : wegens bet vertalen van L'asfoinmoir, Le faute de Vuliljf Mouret en Nana, werd een letterkundige in de gevangenis gestopt met boeven en schurken, twaalf weken lang getuchtigd, en onteerd door een vonnis, dat hem schuldig ver klaart aan misdrijf tegen de zeden, obscoeniteit met voorbedachten rade en poging om do taal van Shakespearn te bezoedelen. De uitgever werd veroordeeld tot een jaar, waarvan twee maanden Uaril labour. De uitge stalde exemplaren werden in beslag genomen; de boeten bedroegen een :>r>i>00 francs. DG ma gistraat die in Old Bailey de debatten leidde, betuigde openlijk zijn spijt, dat bij ook don voornaamstcn schuldige niet kon kastijden, dien bui tenlander, die , . . die . . . etc. De vertaler heeft zijn straf voldaan en is zich te Parijs ga a n vestigen, waar nu zijn landgenooten in menigte de Engelsche vertaling van Les Rotif/on-Macqtiart komen koopen, intusschen scheldende op de verdorvenheid van zeden van bot vasteland. Toen nu Zola naar Londen kwam als gedele geerde op bet perscongres, kon men vreezen dat bij er boel slecht ontvangen zou worden. Volstrekt niof. Een deputatie van Engelscho journalisten wachtte hem te ('baring-Cross, en do president van de groep heeft een rede tot hem gehouden. Maar met echt-Engelsche listigheid en een diepe vernuf tigheid, die gij met mij zult bewonderen, heeft hij in 't geheel niet over Zola's boeken gepraat, en hem alleen gefeliciteerd als tooncelcriticus van den Voltuire, als schrijver van eenige arti kelen in den Figaro en ridder van bet Legioen van Eer. Voor de Engelschen is zoodoende Zola alleen een »heer die in de bladen schrift", nu en dan kunstcriticus, traag chroniqueur, een man van 't vak zonder beteekenis, die zeker aan een vergissing zijn postje als president des Sociétés des gens de lettres te danken heeft. Een aardig staaltje van huichelarij .' Het zou natuurlijk voor den Lord-Mayor lastig geweest zijn, den afschuwelijken pornograaf aan zijn tafel te ontvangen, dien zijn magistraten tot hun spijt niet naar het tuchthuis konden zenden; het gezelschap van een onschadelijk journalist kan zijne »pioudeur" niet schokken; en gaarne zal men hem den «liefdebeker" doorgeven, zonder bang te zijn, dat hij er in spuwen zal. Men zal zich misschien houden alsof men met een naam genoot van den verafschuwde te doen heeft. Maar de positie van den grooten romanier blijft daarom toch heel lastig. Neemt bij de vernederende po sitie aan waarin hem de Engelsche »pioudeur" houdt, dan zal zijn reis naar Londen een reeks van affronten zijn, en de loving-cup zal een kelk van bitterheid voor hem worden. Komt hij daar entegen in opstand, heeft bij het ongeluk te pra ten over de mooie werken, die hij geschreven heeft, dan zullen de Engelschen zich verbaasd aanstellen, roepen: »Wat! Bent u dat!" en hem door twee constables naar de pier te Folkestone laten brengen. En zelf zijn zwijgen zal hem alleen met het oog op de otticieele feesten redden. In bet Con gres mag bij zitting nemen, in Mansion House dineeren, de musea bezoeken, en de theaters bekijken onder den schijn van een reporter zon der beteekenis, maar geen gentleman zal naast hem aan tafel willen zitten, uit vrees zijn repu tatie te verkiezen. Ze verbeelden zich daar, dat hij zijn neus snuit met zijn vingers, aan tafel pijpjes rookt, en zich aan het dessert bezig houdt met hetgeen de lezers van L<i Terre zullen noe men »de imitatie van Jezus Christus." Het is dus heel waarschijnlijk, dat Zola te Londen niet in »de wereld" ontvangen zal wor den. En dat is jammer, want, zijn er eenige onuitstaanbare Engelschen, er zijn ook heel aar dige Engelsche dames." Een aardige tegenstelling met deze beschou wing schenen de verslagen van de feesten, zooals ze gegeven zijn, te vormen. Op het feest inGuildhali, opende de Lord-Mayor, in roodo samaar en met de reusachtige ambtsketen om den bals, den stoet met Madame Zola aan den arm, en er waren dames onder liet publiek. In het Crystal Palace was een diner waar ook de Lord-Mayor en Ladj' Mayorcss, de Mayor en Mayoress van l'ortsmoutb, en Sir Charles Kussell aanzaten; in Londen wer den de buitenlandsehe journalisten, en Zola niet minder dan de anderen, zeer gevierd. Toch geeft na de feesten de Débats ook een dergelijke beschouwing van Augustin Filon, waar uit blijkt, boe de journalisten, Zola zoowel als de anderen, tocli werkelijk ongeveer alleen op die wijze gewaardeerd en ontvangen zijn, als de Réforme voorspeld had. De beer Zola is, zooals wij bet noemen, de >>clou" van bet feest geweest. Men heeft hom ver toond. En wat hem betreft, bij heeft dames met zakdoeken zien wuiven, bij beeft naast den Lord-Mayor gezeten, een persoon uit de legerde, die tegenwoordig niet veel meer beteekent, maar waarover de onwetendste Franschman als kind heeft booren spreken. Hij heeft waarschijnlijk gemeend, dat de intellectueele elite van het land hem toejuichte. Toen, bij het banket in bet Crystal Palace, in plaats van Sir Evelyn Wood en Lord Charles Beresford, die zich hadden doen ver ontschuldigen." een zekere kapitein Gratwicke, van de reserve, het woord heeft opgevat, om den toost der land- en zeemacht te beantwoorden, heeft de schrijver van l'Atmommoir bet komische van dat incident niet gevoeld. Hij heeft ook niet geweten, dat onder de journalisten, daar aan tafel, er geen enkele was van de twintig schrijvers die Ie dessus du panier van de Britsche pers vormen, geen enkele van de vijftig schrijvers, die in het bezit zijn van de gunst des volks, en dat hij inder daad in 't geheel niet door zijne pairs ontvangen werd. Hij beeft daar niets van geweten, of' als bij bet al geweten beeft, bij heeft zich mogen houden alsof hij bet niet wist. liet was hem vol doende, over het hoofd der Académie, die hem niet hebben wil, been, uit naam der Franscbe litteratuur te spreken, en zich candidaat to stellen voor bet presidentschap der universeele republiek der letterkundigen. De beer Zola, al kent bij dan ook slecht de respectieve waarde in de wereld der Engelsche letteren, weet heel goed, dat sommige glorié'n er, evenals de Bor deaux, bij winnen, een reisje te maken, en dat, door een wonderlijke acoustiek, men te Parijs dikwijls beter verstaat wat aan de boorden der Theems wordt gefluisterd, dan wat wordt uitgebruld aan de oevers der oude Seine. Om van »talent" een ><genie" te worden, en van groot tot een »reus" te groeien,heeft Xola met een retourtje naar Charing Cross kunnen volstaan." De nieuwe president van bet Engelsche jour nalisten-instituut, de beer ^Villiams, heeft Zola een -reus onder de l'ygmeeën" genoemd, aldus de bcele Fransche pers opofferend voor een com pliment aan den gast. Filon vindt dat Zola er wat laat bij is, met bet genieten van zijn glorie. Hij treedt nu op als Keizer, maar zijn aanstaande maarschalken, (iuy do Maupassant, Ednard liod, Ihiijsmnns, hebben hem lang vóór de kroning de trouw opgezegd. :Ilij beeft alleen nog Paul Alcxis over, en dat i> niet genoeg ora een dynastie te vormen." ]'''(fen lliiartl van September bevat o. a.: Op Sutiti'Kits, door Mina von Waldrichcm; Prof. H. J. Stokris (met portret), door prof. dr. W. Koster; liet Aiinttcrdiniifclieuamtjirfkerti-oiirocr, door P. II. ('niamlijk (met illustratiën); Vlieluiift. door l'. S. Bakols (met illustratiën); Van de Wtrc.ldkermip, door liatavus; \Verffch(i(iin; Jlir. C. IL A. fan tier Wijck (mot portret), door l'. JIcyting; De fabriek camnitisciitifche rerbaiuhto/jeH te Aiinterdam (met illustratiën); (.edicbten van E. Rica en J. S.; FiasainF, door Edw. B. Koster; enz. en als afzonderlijke platen: Wat te doen '?! naar Krabowsky ; Ken indringer, naar Paris; Huwelijksreis, naar L. Mnrcbetti.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl