De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 15 oktober pagina 2

15 oktober 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 851 maatregel een element van succes kan zijn en dat die maatregel wellicht zal worden aangenomen uit vrees voor eene oplossing, die slechts enkelen zou bevredigen. Het ex periment is zonderling en gewaagd. Indien het echter gelukt, zal men in democratische richting eene zoo groote schrede voorwaarts hebben gedaan, dat aan terugkeeren niet meer te denken valt, en dat het behoud der Curiën met hare geheel verouderde privile giën slechts eene quaestie van tijd kan zijn. iiuiiiMitiiMiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiinimiiiimiliiii Sociale, iiiiiiiiiinmiruiiiiiiiinmiiiniimiiiii Ous Armwezen. (Slot). De Staat heeft de armverzorging te be schouwen in verband met de veiligheid, de orde, de welvaart en de gezondheid van het volk ziedaar de stelling waartoe wij in ons vorig opstel Mr. Smissaert zagen komen. Niet minder dan de stelling zelve heeft de wijze waarop Mr. S. haar ontwikkelt en zou wenschen toe te passen in hooge mate onze sympathie. Hij aanvaardt die stelling toch niet alleen omdat zij eigenlijk in de Grond wet geschreven staat, ook niet slechts omdat armenzorg als politiemaatregel wordt gevor derd, maar hij verdedigt den plicht van den Staat om zich het lot der armen aan te trek ken ook uit hooger beginsel, zich aanslui tende bij mannen als de Bruin Kops, Pierson en Cohn die den Staat hier geroepen achten óók omdat de armoede het eindgevolg is van al wat verkeerd gaat in de geheele samenstelling der maatschappij, ivaarvpor de Staat, die door xijne wetgeving daarop invloed uitoefent, mede verantwoordelijk moet worden geacht. Zoo heeft dan de heer Smissaert het be ginsel der staatstusschen komst in ons oog wel en degelijk gegrond. En hoe staat het nu met de toepassing, die hij aan het denkbeeld wenscht te geven? Het doet ons genoegen uit zijn verder be toog te bespeuren dat hij het recht van staatsbemoeüng, zelfs in onbeperkte mate, erken nende zich toch niet heeft laten verleiden tot het huldigen der ata,a,tsalmacht, een be ginsel dat wij in het belang van den waren vooruitgang zoo ver moi/elijk van ons verwij derd moeten houden. Ziehier hoe de heer fa. zich de taak van den staat voorstelt: armen zorg is staatszorg, maar de staat ontmoet bij de vervulling van zijn plicht anderen die het"elfde doel nastreven, de particulieren en de kerk en die hulp mag de staat niet versma den, integendeel hij moet daarvan zooveel mogelijk profiteeren. Daarbij moet echter steeds in 't oog worden gehouden dat de staat voor de armenzorg in haar geheel ver antwoordelijk blijft en zoo vloeien uit dit een en ander dan voort deze beide gezonde stel lingen: lo. dat de staat aangezien de kerkelijke en particuliere liefdadigheid een deal van xyn taak vervullen het recht heeft tegen over haar regelend en leidend op te treden en te eischen dat deze haar werk doen zóó dat lijn doel verwezenlijkt wordt; en 2o. dat de staat verplicht is om de leemte, die de philantropie laat, inderdaad aan te vullen en dus heeft te zorgen voor het npodige waar dit ontbreekt, zijnde een ma ximum van goede hulp met een minimum aankweeken van pauperisme," zóó veel dat de arme kans hebbe zich uit zij u armoede op te werken tot den stand van vrijen werkman. Dat onze bestaande wetgeving tegenover iiiiHimiimiimuiiiuiiniiiHiiiiimH MÏllllll antwoord en briefporto's kosten ook geld, doch hij zweeg, om zijn vrouw het genoegen niet te vergallen. Van de bespaarde Mark kreeg, ondanks papa's tegenkanting, het ge heele gezin stroohoeden met roode linten. Op den avond vóór het vertrek ontlastte zich aan den echtelijken hemel nog een tamelijk hevig onweder. De beide rondreis koffers, geheel nieuw in de Fransche bazar gekocht voor twee gulden het stuk, waren tot berstens toe volgepropt met kinder- en ander linnengoed en kleederen. Mama had heel verstandig haar eigen benoodigdheden reeds een p»ar dagen te voren als vracht goed afgezonden; dat was de cenige uitgave voor bagage, want de rondreisko/Fers moesten in den waggon worden meegenomen. Voor papa's jachtkostuum papa jaagde behalve de meergemelde Beenden" ook nog ander wild was nergens meer plaats te vinden. Of mama nu ook bad en smeekte : «Mannetje, vergenoeg je nu toch met n pak:' ? papa bleef, met het oog op eventueele regendagen, onverbiddelijk ; tenminste n jachtpantalon moest mee. Onder zuchten werd n van de jurkjes van Sientje juist het jurkje, dat haar zoo beeldig stond, zooals mama verzekerde uitgepakt en in de plaats ervan do pantalon van den »barbaar" verstouwd. Nieuwe geschillen ontstonden over het rondreisbiljet. Papa geloofde zich de weelde van een biljet 2e klasse voor het geheele gezin te kunnen veroorloven ; mama daarentegen, die van alle kanten de gemakkelijke inrichting der derde klasse rijtuigen in Duitschland had hooren roemen, was voor de zuinigheid. Zij zette het door, dat de familie tot Utrecht 2e klasse zou reizen (om eventueel aan het station aanwezige kennissen geestige opmerkingen te zulk eene opvatting der Staatstaak verre tekort schiet, hadden wij reeds vroeger de gelegenheid op te merken: zij heeft een toe stand van anarchie in het leven geroepen waarbij de verschillende philantropische instel lingen werken zonder Benig verband of over leg noch onderling noch met de overheid en waarbij de gemeentelijke armenzorg wordt vrij gelaten om hare zuinigheid te drijven tot een weinig afdoende aalmoes en de deur wordt opengezet voor toestanden als bijv. te Amster dam en te 's Hage waar in 1890 door het Burgerlijk Armbestuur respectievelijk aan 8 en 5 armvoogden de zorg was opgedragen voor 3782 en 1021 gezinnen. Uit de richting waarin zich mr. Smissaert's kritiek op onze armenwet beweegt, blijkt reeds welke houding hij wenscht dat de Staat aanneme tegenover de kerkelijke en particuliere liefdadigheid. Hij verlangt dat de Staat onver stand en versnippering van krachten voorkome en door zijn toezicht concentratie van armen zorg tot stand brenge, samenwerking tusschen alle instellingen die in eene gemeente zich het lot der armen aantrekken. Als een voorbeeld van zoodanige organisatie wijst mr. S. op Dresden, waar in een Centraal Bureau een Centraal Register wordt bijgehouden, waaraan alle instellingen hare bijdragen leveren en alle hare inlichtingen kunnen ontleenen. Hij legt er echter den nadruk op dat de instel lingen vrij blijven van die inlichtingen het gebruik te maken dat zij willen, een verlan gen dat niet geheel schijnt te strooken met zijn stelling dat de particuliere en kerkelijke werkzaamheid het Staatsdeel niet mag tegen werken, maar waarmede men toch vrede kan hebben aangezien in Mr. Smissaert's stelsel ten slotte de Staat toch altijd geroepen blijft om door eigen optreden de fouten te corrigeeren en het ontbrekende aaiitevullen, zoodat in geen geval de arme langer het slacht offer van verzuim of' verkeerd inzicht worden kan. De burgerlijke overheid Staat of ge meente blijft altijd geroepen het ontbre kende aan te vullen tot liet noodige rijst dus nog de vraag: hoe kan de overheid het best haar aandeel in den strijd tegen het pauperisme voeren. Als van zelf' treedt hier het Elberfelder stelsel op den voorgrond. Bij de vraag of en in hoever dit stelsel door ons kan worden overgenomen, rijst mede de kwestie of de Duitsche Rijkswet en het Pruisische Landrecht op dit stuk ten onzent zouden kunnen worden gevolgd. De Duitsche Rijks wet legt het *Armenvcrbatul" don pliclit op onderstand te verleenen en het Pruisische Landrecht zegt dat de Staat heeft te zorgen voor het onderhoud van hen, die daarvoor zelf niet kunnen zorgen noch het van de tot hunne alimentatie verplichte personen kun nen verkrijgen, en voorts dat aan ieder wien het aan middelen en gelegenheid ontbreekt om zijn onderhoud zelf te i'ci'dieitc/i, passende arbeid moet worden aangewezen. Op deze basis zorgt in Eiberfeld het stedelijk armbe stuur voor alle burgers die aldus een icelti'je aanspraak op hulp tegenover de stad hebben. Het wordt daarin bijgestaan door armver zorgers, die elk in den regel niet meer dan vier gezinnen voor hunne rekening hebben, minstens elke 14 daag hunne gezinnen moeten bezoeken eu dus volkomen op de hoogte kunnen zijn om advies uit te brengen aan de Dezirks-vergaderimj^ die over de aan vragen en voorstellen heeft te beslissen met een bepaald tarief van bedeeling tot leiddraad. Het ambt van armverzorger is onbezoldigd en elk stemgerechtigd burger is verplicht zich de verkiezing daartoe te laten welgevallen. In deze laatste verplichting ziet de heer Smisssaert een soort van persoonlijken dienst plicht en dat de Staat zoo zware diensten vordert zonder belooning is het gewichtigste bezwaar dat bij hem tegen het stelsel bestaat. iiniiUiiiiniiilllHiiiliiiiniiiiHiiiHliiniiiiinniiiiiniiniimiimimiiiiiimiifil besparen) en vandaar tot Altenbeken van de derde klasse gebruik zou worden gemaakt. Met de overtuigd uitgesproken woorden: Alle gevolgen komen over je hoofd,''schikte papa zich in zijn lot. Na een slapeloozen nacht de kinderen waren elke vijf minuten uit bed gekropen, om zich door het streng verboden aansteken van lucifers te overtuigen, dat de tijd niet stilstond reed het gezin naar het station. 't Was een gloeiend heete dag. Onbarm hartig schoot de zon haar verschroeiende stralen op de kap van het station, waaronder de trein tot vertrek gereed stond. Uit alle raampjes der waggons )>e klasse hingen blo zende en roodgloeiende hoofden, snakkende naar fiïssche lucht, die zij in de eivollc, be nauwde coupé's moesten ontberen. Met de heerlijkste droomeu voor de toe komst stapte ru ij a heer Van dei1 Grooien in een der vele nog ledige coupé's tweede klas.se, waarin een hitte hecrschte, niet ongelijk aan die iii een bakovcn. De koffers, doozen, plaids, parapluies en eindelijk bet geweer de kinderen niet te vergeten werden onder dak gebracht en niet de verzuchting -Och, waren we er al maar" wierp papa zich in een hoekje. »Had tenminste het kindermeisje maar meegenomen/' merkte Van der Grooten iet wat wrevelig op, toen de trein met bliksem snelheid het zoo gevreesde station Utrecht naderde. »Ik ril bij do gedachte aan 't over stappen met de kinderen eu al die bagage." »Maar mannetje, bedenk toch wat (lat wel gekost zou hebben," klonk het op verwijten den toon terug. »Neem jij de twee koffers en de hoededoos maar, dan zal ik wel voor de rest en de kinderen zorgen." (Wordt vermijd}. De bedenking dat het tot groote kosten zou leiden weegt bij hem niet, want eerstens moet wat onvermijdelijk is, er komen en bovendien zullen de kosten niet zooveel hooger komen dan thans blijkens een schatting van Pierson die ze begroot op f 1.?, terwijl ze tegen woordig ? 0.89 per hoofd bedragen. Het komt ons voor dat Mr. Smissaert's bezwaar inder daad niet licht geteld mag worden, maar de Staat moet ter bereiking van zijn doel soms wel persoonlijke offers vorderen en de vraag rijst dus of de Staat die ter bestrijding van een buiteiilandschen vijand beslag legt op de personen zijner burgers niet eveneens zou mogen han delen ter bestrijding van de armoede, een biimenlandschen vijand, die niet minder ge vaarlijk is dan de andere. Bovendien hier ligt, dunkt ons, het essentieele van het Elber felder stelsel gelukkig niet, de quintessenz schijnt ons de Individualiseering, het voortdu rend contact tusschen den armen en zijn verzorger en ook in de vaststelling van een bepaald tarief van bedeeling, waardoor voor een gezin met 5 kinderen zoo noodig kan wor den beschikt over ruim /7 per week. En deze hoofdzaak, de Individualiseering, nu blijkt ook mr. S. vóór alles te willen behouden, waar hij van gemeentewege een proef met het stelsel aanbeveelt, een proef zelfs met onbezoldigde armbezoekers, wier taak het dan zou moeten zijn het burgerlijk armbestuur voor te lichten in afwachting van zoodanige wijziging der armenwet dat de Armenpfleger, evenals in Eiberfeld, over het al of niet verleenen van onderstand zelf uitspraak zullen mogen doen. De kwestie of de armenlast van de gemeenten op het Rijk moet worden overge bracht roerden wij reeds in ons eerste artikel aan. Mr. S. wenscht op de vraag of' en, zoo ja, hoe dit moet geschieden geen stellig' ant woord te geven. Het komt ons voor dat deze onthouding meer het hoe dan het of betreft want terecht zegt hij in het begin van het hoofdstuk dat deze vragen behandelt, dat de Staat zijn taak, de verzorging der armen, wél grootendeels ter uitvoering mag over dragen aan de gemeenten, maar dat er eigen lijk geen reden is om de gemeenten te belasten ook met de uitgaven benoodigd ter bereiking van het start/.sdoel, daarbij wijzende op het feit dat de armste gemeenten onder den zwaarsteu last gebukt gaan, in het bijzonder op de vele Friesche gemeenten, waar weinig rijken wonen en eeuige niet-onbemiddelden vele behoeftigeii moeten onderhouden op gevaar af van zelf behoeftig- te worden. Welnu, dit feit, deze cercle vicieux, waarin wij thans verkeeren is voor ons met den heer v- Dedem op de Alg. Vcrgad. voor de Statistiek een afdoende reden om du kosten van het arm wezen voor rekening van den Staat te brengen ten einde de lasten van den Sitntxjjlti'/tt meer gelijkmatig te doen dragen door alle staatsbur gers. Dat bij het in praktijk brengen van dit stelsel bezwaren rijzen, vooral ontleend aan de vrees dat de gemeenten als ze over de Staatskas beschikken minder zuinig zullen worden, gevoelen ook wij. De talrijke stelsels die Mr. S. bespreekt eii die hem geen van alle bevredigen, bewijzen dat de geleerden het ook hieromtrent niet eens zijn, maar uiiere lliere in u w Ui Uier e in a way" hoorden wij den minister Pierson eens zeggen. Dit moge ook geiden ten aanzien van de bezwaren die ook deze geleerde tegen de overbrenging der armeulasten bij den Staat heeft en eigen lijk wijst hij zeil' den weg dan ook reeds aan door te wijzen op de noodzakelijkheid van controle van Staatswege waarbij dan misschien als een ander palliatief tegen spilzucht nog aanbeveling zou verdienen liet overlaten van een gedeelte der kosten aan de gemeenten zelve. In elk geval, er moet iets op worden gevonden om het goede beginsel in praktijk te brengen, zeggen wij niet Mr. Smissaert en willen er daaroij nog op wijzen dat tegen af te groote kwistigheid der gemeente ook een ;',('//icei'kuiul middel zich waarschijnlijk al spoe dig zou doen gelden. Immers wanneer de vrijgevigheid der gemeenten te groot en al gemeen mocht woruen, dan /ouden de Rijks belastingen zoodanig stijgen, dat de gemeentenareii zich ook door uen druk daarvan tot meerdere zuinigheid zouden bewogen gevoelen. Overigens mag men o. i. niet vergeten dat (en goede niet te karige armenzorg op den duur moet leiden tot vermindering der uit gaven voor politie en justitie en toe een meer algemeen gevoel van behagelijkhcid, orde en veiligheid, dat toch ook wel wat waard is. W U hebben hiermede mr. Smissaert s werk, wat (ie hoofdzaken betreft, besproken eu wensehen het goede boek in handen van allen die belang stellen in het groote vraagstuk dat zich telken jare ernstiger op den voor grond dringt. Vooral de radicalen /.uilen er dunkt ons met nog iels anders dan belangstelling ken nis vuu nemen. De verdedigde stellingen toch zijn in hoofdzaak dezelfde waarvoor zij reeds jarenlang hebbeu gestreden en het moet een groote voldoening voor hen zijn uu uit mr. Smissaert's geschrift ie ontwaren dat hunne iiieeniiigen op dit stuk ook reeds1 zijn iloorgeiUougen tot onze universitaire wereld. Socirs. sassïH|iii;miiiliiiiiliittMtriMtliililNiit!tsiiMiHiitiHKiimimMi>ÉitiiiiiirtMii IJricvcu viit Utrecht mot hen zou krijgen. Maar dat ontbolsteren heeft ook nog zijn lichtzijde. Gewoonlijk houden de studenten van het eerste jaar er zich alleen mede bezig (ten minste in de laatste jaren) en die verliezen door de schuring, die zij zelven met de grasgroenen ondergaan, nog zeer veel van het half verlepte (en daarom veel minder fraaie) groen dat hun van verleden jaar nog is blijven aankleven. Het mag toch eigenlijk wel vreemd heeten dat men aan eene instelling als die der ontgroening zoo halstarrig aan onze academie blijft vasthou den. Ik wil nu volstrekt het nut niet betwisten dat er in kan gelegen zijn om eenige jongelingen, alvorens zij aan ernstige dingen gaan denken, nog eens ter dege in de zotheden des levens in te wijden. De menschenkennis, die zoo'n novitius in de zes weken van zijn groentijd kan opdoen, is reeds zoo vaak door «deskundigen" in het licht gesteld, dat daartoe het zwijgen wel kan gedaan worden. Maar dat moest, dunkt mij, binnenskamers ge beuren. Want wat het voor nut kan hebben om de jongelingen bloot te stellen aan de openbare bespotting der burgers en burgeressen, die zy later onder den algemeenen naam van »ploert" zullen begroeten, dat is mij niet duidelijk. Stel lig getuigt het van een diep besef van den plicht der gehoorzaamheid by de novitii, als men een twintigtal hunner met de zijden pet op het hoofd onder aanvoering van twee jongelingen die .al hoeden mogen dragen een pa'ar uren lang door Utrecht's straten ziet loopen, niets anders, maar onophoudelijk, zingende dan den laatsten regel van Piet-Hein: »hij heeft gewonnen de zilveren vloot!'' Dat is heel aardig voor de liefhebbers, maar het is al eens meer vertoond. Elk jaar bijna ziet men dezelfde »gzvip" ! En dit is het nu juist: het volkomen gemis van eenige originaliteit, die onze spes patriae b\j deze menschontwikkelende oefeningen blijkt te bereiken dat wekt wel eenige verbazing over het voortbestaan van een Middeleeuwsch gebruik waarvan de heürijke gevolgen nog nimmer geble ken zijn, want de beste en meest geachte stu denten zijn altijd die geweest (wegens hunne zeldzaamheid leven hunne namen steeds lang voort in de studentenwereld) welke zich maar zeer weinig lieten welgevallen tijdens de ont groening en er geen been" in vonden, om een student van zijn eigen kamer te gooien. Heugelijke gebeurtenissen staan onze univer siteit te wachten. Het nieuwe universiteitsgebouw, dat veelbesproken geschenk der burgerij, nadert zijne voltooiing en zal binnen een niet te lang tijdsverloop in gebruik genomen worden. inmiddels zal een anderen inrichting, die steeds in nauw verband met onze academie stond, dezer dagen uit een kwijnend leven verrijzen. De manege, eigendom van de stad, waaraan steeds oc-n stedelijk rij-meester verbonden was, die be halve vrijwonen nog tractcment genoot ook, was in do laatste jaren, ondanks deze voorrechten, bijna geheel te niet gegaan. En nu hoeft de stad de zaak openbaar verhuurd, en ziedaar er is oen ondernemend wan gevonden (lic er/'l 100 's jaars huur voor bntaalt. En niomand twijfelt er aan of. de zaak gaat thans een tijdperk van bloei tegemoet. De persoon van den huurder, de heer Wennings, is er borg voor. .Vis bekwaam ruiter was hij rocds sinds eenige jaren do geliefkoosdun onder wijzer in vele aanzienlijke tamiliün en aan be wijzen van sympathie zal het hem dus in zijn nieuwe zaak niet ontbreken. Zoo kan het ge beuren dat onze universiteit den aiouden naam van .»rijacaderaie" onder hare zustoren weer gaat waardig worden, Dezer dagen hadden we hier een -photographie-tentoonstelling". Die moest dienen ter ver levendiging van het vreemdelingenverkeer! Al is 't een droppel in de zee, 't is toch iets ! NV c loven hier in den tijd van ;ontbolstering.'' l.'it alle oorden dos hinds zijn do noten in hun i .Troene'' bast ons toegezonden on een deel der j akademioburgors houdt zicii in du laatttu weken l (mledig om die bast te verwijderen, ten einde do l vrucht in t'risschon en bruikbaren staat te voorj schijn te brengen. Dio arme -groentjes!" Hen tot mensch te maken geschiedt dikwijls op zoo'n zonderlinge manier, dat men haast medelijden imiminiiijHiiiiuiniiM iiiiiiiiiiniiili Het Tooneel. i-De eerste der reeks voorstellingen, door hot gezel schap de Vos en Van Korlaar ook dit jaar wederom in de hoofdstad te geven, is niet van de geluk kigste geweest. Xoch het stuk noch de vertol king maakten bijzomloren indruk; beide geven tot meer dan n bedenking aanleiding. In De id-Kaul-ci'üUio geeft Marco l'raga de zooveolste variatie op het oude tiioma: de man, de vrouw en de minnaar. De echtbreuk is te allen tijde een dankbaar onderwerp voor dramatische be handeling geweest. Aan komische en tragischeechtbreuk-spelon geen gebrek. In de eon-.to kiest de auteur partij voor de vrouw, bewondert hij haar slim heid en vindingrijkheid, laat haar ongestoord de vruchten van deze genieten on drijft den spot met den man, die dom on onnoozcl gonoog is zich te hiton bedriegen. (Men zio het meeremleel der oude klucbtoi:). In t'o laatste treft en geeselt bij het leclijke en lagt; iu het gedrag dor vrouw, beklaagt on verontschuldigt hij don ma», laat hij do echtbreuk aan het licht koiii-?n, do vrouw i haar straf ontvangen of lueto doen. (Mon zie tal van l!-n> en l Du eeuwscho tooncelspelen). In 1/ti idü'Kd-rruuw is noch hst (jen noch het an der hot geval, l'raga schil lort een vrouw, die in slimheid allo middoleouwsche uchthreekstors overtreft, doch hij bewondert haar slimheid niet. Hij schildert een ma», dommer en verblinder dan alle moderne i odrogen ochtgenooton, doch hij beklaagt of verontschuldigt hom niet. De echtbreuk blijft onontdekt, de vrouw ongestraft, de man ongebroken. Van do weinige personen niet n ook maar cenigszins sympathiek. Een m-:n<i(/e a trut?, dal, zoo men het niet aan de werkelijkheid wil of kan toetsen, alleen met dat in I!ce<iue's i!'ari>ioniie. kan worden verge leken, dat daardoor blijkbaar is geïnspireerd, dat in kracht van typoering eu bitterheid van satire daar ver beneden blijt'c. Mevrouw .lulia Campiani is oen voorbeeldige echtgenoote en een niet minder voorbeeldige min

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl