Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 851
maatregel een element van succes kan zijn
en dat die maatregel wellicht zal worden
aangenomen uit vrees voor eene oplossing,
die slechts enkelen zou bevredigen. Het ex
periment is zonderling en gewaagd. Indien
het echter gelukt, zal men in democratische
richting eene zoo groote schrede voorwaarts
hebben gedaan, dat aan terugkeeren niet
meer te denken valt, en dat het behoud der
Curiën met hare geheel verouderde privile
giën slechts eene quaestie van tijd kan zijn.
iiuiiiMitiiMiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiinimiiiimiliiii
Sociale,
iiiiiiiiiinmiruiiiiiiiinmiiiniimiiiii
Ous Armwezen.
(Slot).
De Staat heeft de armverzorging te be
schouwen in verband met de veiligheid, de
orde, de welvaart en de gezondheid van het
volk ziedaar de stelling waartoe wij in
ons vorig opstel Mr. Smissaert zagen komen.
Niet minder dan de stelling zelve heeft de
wijze waarop Mr. S. haar ontwikkelt en zou
wenschen toe te passen in hooge mate onze
sympathie. Hij aanvaardt die stelling toch
niet alleen omdat zij eigenlijk in de Grond
wet geschreven staat, ook niet slechts omdat
armenzorg als politiemaatregel wordt gevor
derd, maar hij verdedigt den plicht van den
Staat om zich het lot der armen aan te trek
ken ook uit hooger beginsel, zich aanslui
tende bij mannen als de Bruin Kops,
Pierson en Cohn die den Staat hier geroepen
achten óók omdat de armoede het eindgevolg
is van al wat verkeerd gaat in de geheele
samenstelling der maatschappij, ivaarvpor de
Staat, die door xijne wetgeving daarop invloed
uitoefent, mede verantwoordelijk moet worden
geacht.
Zoo heeft dan de heer Smissaert het be
ginsel der staatstusschen komst in ons oog
wel en degelijk gegrond. En hoe staat het nu
met de toepassing, die hij aan het denkbeeld
wenscht te geven?
Het doet ons genoegen uit zijn verder be
toog te bespeuren dat hij het recht van
staatsbemoeüng, zelfs in onbeperkte mate, erken
nende zich toch niet heeft laten verleiden
tot het huldigen der ata,a,tsalmacht, een be
ginsel dat wij in het belang van den waren
vooruitgang zoo ver moi/elijk van ons verwij
derd moeten houden. Ziehier hoe de heer fa.
zich de taak van den staat voorstelt: armen
zorg is staatszorg, maar de staat ontmoet bij
de vervulling van zijn plicht anderen die
het"elfde doel nastreven, de particulieren en de
kerk en die hulp mag de staat niet versma
den, integendeel hij moet daarvan zooveel
mogelijk profiteeren. Daarbij moet echter
steeds in 't oog worden gehouden dat de
staat voor de armenzorg in haar geheel ver
antwoordelijk blijft en zoo vloeien uit dit een
en ander dan voort deze beide gezonde stel
lingen:
lo. dat de staat aangezien de kerkelijke
en particuliere liefdadigheid een deal van
xyn taak vervullen het recht heeft tegen
over haar regelend en leidend op te treden
en te eischen dat deze haar werk doen zóó
dat lijn doel verwezenlijkt wordt;
en 2o. dat de staat verplicht is om de
leemte, die de philantropie laat, inderdaad
aan te vullen en dus heeft te zorgen voor het
npodige waar dit ontbreekt, zijnde een ma
ximum van goede hulp met een minimum
aankweeken van pauperisme," zóó veel dat de
arme kans hebbe zich uit zij u armoede op te
werken tot den stand van vrijen werkman.
Dat onze bestaande wetgeving tegenover
iiiiHimiimiimuiiiuiiniiiHiiiiimH
MÏllllll
antwoord en briefporto's kosten ook geld,
doch hij zweeg, om zijn vrouw het genoegen
niet te vergallen. Van de bespaarde Mark
kreeg, ondanks papa's tegenkanting, het ge
heele gezin stroohoeden met roode linten.
Op den avond vóór het vertrek ontlastte
zich aan den echtelijken hemel nog een
tamelijk hevig onweder. De beide rondreis
koffers, geheel nieuw in de Fransche bazar
gekocht voor twee gulden het stuk, waren
tot berstens toe volgepropt met kinder- en
ander linnengoed en kleederen. Mama had
heel verstandig haar eigen benoodigdheden
reeds een p»ar dagen te voren als vracht
goed afgezonden; dat was de cenige uitgave
voor bagage, want de rondreisko/Fers moesten
in den waggon worden meegenomen.
Voor papa's jachtkostuum papa jaagde
behalve de meergemelde Beenden" ook nog
ander wild was nergens meer plaats te
vinden. Of mama nu ook bad en smeekte :
«Mannetje, vergenoeg je nu toch met n
pak:' ? papa bleef, met het oog op
eventueele regendagen, onverbiddelijk ; tenminste
n jachtpantalon moest mee.
Onder zuchten werd n van de jurkjes van
Sientje juist het jurkje, dat haar zoo beeldig
stond, zooals mama verzekerde uitgepakt
en in de plaats ervan do pantalon van den
»barbaar" verstouwd. Nieuwe geschillen
ontstonden over het rondreisbiljet. Papa
geloofde zich de weelde van een biljet 2e
klasse voor het geheele gezin te kunnen
veroorloven ; mama daarentegen, die van alle
kanten de gemakkelijke inrichting der derde
klasse rijtuigen in Duitschland had hooren
roemen, was voor de zuinigheid. Zij zette
het door, dat de familie tot Utrecht 2e klasse
zou reizen (om eventueel aan het station
aanwezige kennissen geestige opmerkingen te
zulk eene opvatting der Staatstaak verre
tekort schiet, hadden wij reeds vroeger de
gelegenheid op te merken: zij heeft een toe
stand van anarchie in het leven geroepen
waarbij de verschillende philantropische instel
lingen werken zonder Benig verband of over
leg noch onderling noch met de overheid en
waarbij de gemeentelijke armenzorg wordt vrij
gelaten om hare zuinigheid te drijven tot een
weinig afdoende aalmoes en de deur wordt
opengezet voor toestanden als bijv. te Amster
dam en te 's Hage waar in 1890 door het
Burgerlijk Armbestuur respectievelijk aan 8
en 5 armvoogden de zorg was opgedragen
voor 3782 en 1021 gezinnen.
Uit de richting waarin zich mr. Smissaert's
kritiek op onze armenwet beweegt, blijkt reeds
welke houding hij wenscht dat de Staat
aanneme tegenover de kerkelijke en particuliere
liefdadigheid. Hij verlangt dat de Staat onver
stand en versnippering van krachten voorkome
en door zijn toezicht concentratie van armen
zorg tot stand brenge, samenwerking tusschen
alle instellingen die in eene gemeente zich het
lot der armen aantrekken. Als een voorbeeld
van zoodanige organisatie wijst mr. S. op
Dresden, waar in een Centraal Bureau een
Centraal Register wordt bijgehouden, waaraan
alle instellingen hare bijdragen leveren en
alle hare inlichtingen kunnen ontleenen. Hij
legt er echter den nadruk op dat de instel
lingen vrij blijven van die inlichtingen het
gebruik te maken dat zij willen, een verlan
gen dat niet geheel schijnt te strooken met
zijn stelling dat de particuliere en kerkelijke
werkzaamheid het Staatsdeel niet mag tegen
werken, maar waarmede men toch vrede kan
hebben aangezien in Mr. Smissaert's stelsel
ten slotte de Staat toch altijd geroepen blijft
om door eigen optreden de fouten te
corrigeeren en het ontbrekende aaiitevullen,
zoodat in geen geval de arme langer het slacht
offer van verzuim of' verkeerd inzicht worden
kan.
De burgerlijke overheid Staat of ge
meente blijft altijd geroepen het ontbre
kende aan te vullen tot liet noodige rijst
dus nog de vraag: hoe kan de overheid het
best haar aandeel in den strijd tegen het
pauperisme voeren. Als van zelf' treedt hier
het Elberfelder stelsel op den voorgrond. Bij
de vraag of en in hoever dit stelsel door ons
kan worden overgenomen, rijst mede de kwestie
of de Duitsche Rijkswet en het Pruisische
Landrecht op dit stuk ten onzent zouden
kunnen worden gevolgd. De Duitsche Rijks
wet legt het *Armenvcrbatul" don pliclit op
onderstand te verleenen en het Pruisische
Landrecht zegt dat de Staat heeft te zorgen
voor het onderhoud van hen, die daarvoor
zelf niet kunnen zorgen noch het van de tot
hunne alimentatie verplichte personen kun
nen verkrijgen, en voorts dat aan ieder wien
het aan middelen en gelegenheid ontbreekt
om zijn onderhoud zelf te i'ci'dieitc/i, passende
arbeid moet worden aangewezen. Op deze
basis zorgt in Eiberfeld het stedelijk armbe
stuur voor alle burgers die aldus een icelti'je
aanspraak op hulp tegenover de stad hebben.
Het wordt daarin bijgestaan door armver
zorgers, die elk in den regel niet meer dan
vier gezinnen voor hunne rekening hebben,
minstens elke 14 daag hunne gezinnen
moeten bezoeken eu dus volkomen op de
hoogte kunnen zijn om advies uit te brengen
aan de Dezirks-vergaderimj^ die over de aan
vragen en voorstellen heeft te beslissen met
een bepaald tarief van bedeeling tot leiddraad.
Het ambt van armverzorger is onbezoldigd
en elk stemgerechtigd burger is verplicht zich
de verkiezing daartoe te laten welgevallen.
In deze laatste verplichting ziet de heer
Smisssaert een soort van persoonlijken dienst
plicht en dat de Staat zoo zware diensten
vordert zonder belooning is het gewichtigste
bezwaar dat bij hem tegen het stelsel bestaat.
iiniiUiiiiniiilllHiiiliiiiniiiiHiiiHliiniiiiinniiiiiniiniimiimimiiiiiimiifil
besparen) en vandaar tot Altenbeken van
de derde klasse gebruik zou worden gemaakt.
Met de overtuigd uitgesproken woorden:
Alle gevolgen komen over je hoofd,''schikte
papa zich in zijn lot.
Na een slapeloozen nacht de kinderen
waren elke vijf minuten uit bed gekropen,
om zich door het streng verboden aansteken
van lucifers te overtuigen, dat de tijd niet
stilstond reed het gezin naar het station.
't Was een gloeiend heete dag. Onbarm
hartig schoot de zon haar verschroeiende
stralen op de kap van het station, waaronder
de trein tot vertrek gereed stond. Uit alle
raampjes der waggons )>e klasse hingen blo
zende en roodgloeiende hoofden, snakkende
naar fiïssche lucht, die zij in de eivollc, be
nauwde coupé's moesten ontberen.
Met de heerlijkste droomeu voor de toe
komst stapte ru ij a heer Van dei1 Grooien in
een der vele nog ledige coupé's tweede klas.se,
waarin een hitte hecrschte, niet ongelijk aan
die iii een bakovcn. De koffers, doozen, plaids,
parapluies en eindelijk bet geweer de
kinderen niet te vergeten werden onder
dak gebracht en niet de verzuchting -Och,
waren we er al maar" wierp papa zich in
een hoekje.
»Had tenminste het kindermeisje maar
meegenomen/' merkte Van der Grooten iet
wat wrevelig op, toen de trein met bliksem
snelheid het zoo gevreesde station Utrecht
naderde. »Ik ril bij do gedachte aan 't over
stappen met de kinderen eu al die bagage."
»Maar mannetje, bedenk toch wat (lat wel
gekost zou hebben," klonk het op verwijten
den toon terug. »Neem jij de twee koffers
en de hoededoos maar, dan zal ik wel voor
de rest en de kinderen zorgen."
(Wordt vermijd}.
De bedenking dat het tot groote kosten zou
leiden weegt bij hem niet, want eerstens moet
wat onvermijdelijk is, er komen en bovendien
zullen de kosten niet zooveel hooger komen
dan thans blijkens een schatting van Pierson
die ze begroot op f 1.?, terwijl ze tegen
woordig ? 0.89 per hoofd bedragen. Het komt
ons voor dat Mr. Smissaert's bezwaar inder
daad niet licht geteld mag worden, maar de
Staat moet ter bereiking van zijn doel soms wel
persoonlijke offers vorderen en de vraag rijst
dus of de Staat die ter bestrijding van een
buiteiilandschen vijand beslag legt op de personen
zijner burgers niet eveneens zou mogen han
delen ter bestrijding van de armoede, een
biimenlandschen vijand, die niet minder ge
vaarlijk is dan de andere. Bovendien hier
ligt, dunkt ons, het essentieele van het Elber
felder stelsel gelukkig niet, de quintessenz
schijnt ons de Individualiseering, het voortdu
rend contact tusschen den armen en zijn
verzorger en ook in de vaststelling van een
bepaald tarief van bedeeling, waardoor voor
een gezin met 5 kinderen zoo noodig kan wor
den beschikt over ruim /7 per week. En deze
hoofdzaak, de Individualiseering, nu blijkt ook
mr. S. vóór alles te willen behouden, waar hij
van gemeentewege een proef met het stelsel
aanbeveelt, een proef zelfs met onbezoldigde
armbezoekers, wier taak het dan zou moeten
zijn het burgerlijk armbestuur voor te lichten
in afwachting van zoodanige wijziging der
armenwet dat de Armenpfleger, evenals in
Eiberfeld, over het al of niet verleenen van
onderstand zelf uitspraak zullen mogen doen.
De kwestie of de armenlast van de
gemeenten op het Rijk moet worden overge
bracht roerden wij reeds in ons eerste artikel
aan. Mr. S. wenscht op de vraag of' en, zoo
ja, hoe dit moet geschieden geen stellig' ant
woord te geven. Het komt ons voor dat deze
onthouding meer het hoe dan het of betreft
want terecht zegt hij in het begin van het
hoofdstuk dat deze vragen behandelt, dat de
Staat zijn taak, de verzorging der armen,
wél grootendeels ter uitvoering mag over
dragen aan de gemeenten, maar dat er eigen
lijk geen reden is om de gemeenten te belasten
ook met de uitgaven benoodigd ter bereiking
van het start/.sdoel, daarbij wijzende op het
feit dat de armste gemeenten onder den
zwaarsteu last gebukt gaan, in het bijzonder op
de vele Friesche gemeenten, waar weinig rijken
wonen en eeuige niet-onbemiddelden vele
behoeftigeii moeten onderhouden op gevaar af
van zelf behoeftig- te worden. Welnu, dit feit,
deze cercle vicieux, waarin wij thans
verkeeren is voor ons met den heer v- Dedem
op de Alg. Vcrgad. voor de Statistiek een
afdoende reden om du kosten van het arm
wezen voor rekening van den Staat te brengen
ten einde de lasten van den Sitntxjjlti'/tt meer
gelijkmatig te doen dragen door alle staatsbur
gers.
Dat bij het in praktijk brengen van dit
stelsel bezwaren rijzen, vooral ontleend aan
de vrees dat de gemeenten als ze over de
Staatskas beschikken minder zuinig zullen
worden, gevoelen ook wij. De talrijke stelsels
die Mr. S. bespreekt eii die hem geen van
alle bevredigen, bewijzen dat de geleerden
het ook hieromtrent niet eens zijn, maar
uiiere lliere in u w Ui Uier e in a way" hoorden wij
den minister Pierson eens zeggen. Dit moge
ook geiden ten aanzien van de bezwaren die
ook deze geleerde tegen de overbrenging der
armeulasten bij den Staat heeft en eigen
lijk wijst hij zeil' den weg dan ook reeds aan
door te wijzen op de noodzakelijkheid van
controle van Staatswege waarbij dan misschien
als een ander palliatief tegen spilzucht nog
aanbeveling zou verdienen liet overlaten van
een gedeelte der kosten aan de gemeenten
zelve. In elk geval, er moet iets op worden
gevonden om het goede beginsel in praktijk
te brengen, zeggen wij niet Mr. Smissaert en
willen er daaroij nog op wijzen dat tegen af
te groote kwistigheid der gemeente ook een
;',('//icei'kuiul middel zich waarschijnlijk al spoe
dig zou doen gelden. Immers wanneer de
vrijgevigheid der gemeenten te groot en al
gemeen mocht woruen, dan /ouden de Rijks
belastingen zoodanig stijgen, dat de
gemeentenareii zich ook door uen druk daarvan tot
meerdere zuinigheid zouden bewogen gevoelen.
Overigens mag men o. i. niet vergeten dat
(en goede niet te karige armenzorg op den
duur moet leiden tot vermindering der uit
gaven voor politie en justitie en toe een meer
algemeen gevoel van behagelijkhcid, orde en
veiligheid, dat toch ook wel wat waard is.
W U hebben hiermede mr. Smissaert s werk,
wat (ie hoofdzaken betreft, besproken eu
wensehen het goede boek in handen van allen
die belang stellen in het groote vraagstuk
dat zich telken jare ernstiger op den voor
grond dringt.
Vooral de radicalen /.uilen er dunkt ons
met nog iels anders dan belangstelling ken
nis vuu nemen. De verdedigde stellingen
toch zijn in hoofdzaak dezelfde waarvoor zij
reeds jarenlang hebbeu gestreden en het moet
een groote voldoening voor hen zijn uu uit
mr. Smissaert's geschrift ie ontwaren dat
hunne iiieeniiigen op dit stuk ook reeds1 zijn
iloorgeiUougen tot onze universitaire wereld.
Socirs.
sassïH|iii;miiiliiiiiliittMtriMtliililNiit!tsiiMiHiitiHKiimimMi>ÉitiiiiiirtMii
IJricvcu viit Utrecht
mot hen zou krijgen. Maar dat ontbolsteren heeft
ook nog zijn lichtzijde. Gewoonlijk houden de
studenten van het eerste jaar er zich alleen mede
bezig (ten minste in de laatste jaren) en die
verliezen door de schuring, die zij zelven met
de grasgroenen ondergaan, nog zeer veel van het
half verlepte (en daarom veel minder fraaie) groen
dat hun van verleden jaar nog is blijven aankleven.
Het mag toch eigenlijk wel vreemd heeten dat
men aan eene instelling als die der ontgroening
zoo halstarrig aan onze academie blijft vasthou
den. Ik wil nu volstrekt het nut niet betwisten
dat er in kan gelegen zijn om eenige jongelingen,
alvorens zij aan ernstige dingen gaan denken,
nog eens ter dege in de zotheden des levens
in te wijden. De menschenkennis, die zoo'n
novitius in de zes weken van zijn groentijd kan
opdoen, is reeds zoo vaak door «deskundigen" in
het licht gesteld, dat daartoe het zwijgen wel
kan gedaan worden.
Maar dat moest, dunkt mij, binnenskamers ge
beuren. Want wat het voor nut kan hebben om
de jongelingen bloot te stellen aan de openbare
bespotting der burgers en burgeressen, die zy
later onder den algemeenen naam van »ploert"
zullen begroeten, dat is mij niet duidelijk. Stel
lig getuigt het van een diep besef van den plicht
der gehoorzaamheid by de novitii, als men een
twintigtal hunner met de zijden pet op het hoofd
onder aanvoering van twee jongelingen die .al
hoeden mogen dragen een pa'ar uren lang door
Utrecht's straten ziet loopen, niets anders, maar
onophoudelijk, zingende dan den laatsten regel
van Piet-Hein: »hij heeft gewonnen de zilveren
vloot!'' Dat is heel aardig voor de liefhebbers,
maar het is al eens meer vertoond. Elk jaar
bijna ziet men dezelfde »gzvip" !
En dit is het nu juist: het volkomen gemis
van eenige originaliteit, die onze spes patriae b\j
deze menschontwikkelende oefeningen blijkt te
bereiken dat wekt wel eenige verbazing over
het voortbestaan van een Middeleeuwsch gebruik
waarvan de heürijke gevolgen nog nimmer geble
ken zijn, want de beste en meest geachte stu
denten zijn altijd die geweest (wegens hunne
zeldzaamheid leven hunne namen steeds lang
voort in de studentenwereld) welke zich maar
zeer weinig lieten welgevallen tijdens de ont
groening en er geen been" in vonden, om een
student van zijn eigen kamer te gooien.
Heugelijke gebeurtenissen staan onze univer
siteit te wachten. Het nieuwe universiteitsgebouw,
dat veelbesproken geschenk der burgerij, nadert
zijne voltooiing en zal binnen een niet te lang
tijdsverloop in gebruik genomen worden.
inmiddels zal een anderen inrichting, die steeds
in nauw verband met onze academie stond, dezer
dagen uit een kwijnend leven verrijzen. De
manege, eigendom van de stad, waaraan steeds
oc-n stedelijk rij-meester verbonden was, die be
halve vrijwonen nog tractcment genoot ook, was
in do laatste jaren, ondanks deze voorrechten,
bijna geheel te niet gegaan. En nu hoeft de
stad de zaak openbaar verhuurd, en ziedaar er
is oen ondernemend wan gevonden (lic er/'l 100
's jaars huur voor bntaalt. En niomand twijfelt
er aan of. de zaak gaat thans een tijdperk van
bloei tegemoet.
De persoon van den huurder, de heer Wennings,
is er borg voor. .Vis bekwaam ruiter was hij
rocds sinds eenige jaren do geliefkoosdun onder
wijzer in vele aanzienlijke tamiliün en aan be
wijzen van sympathie zal het hem dus in zijn
nieuwe zaak niet ontbreken. Zoo kan het ge
beuren dat onze universiteit den aiouden naam
van .»rijacaderaie" onder hare zustoren weer gaat
waardig worden,
Dezer dagen hadden we hier een
-photographie-tentoonstelling". Die moest dienen ter ver
levendiging van het vreemdelingenverkeer! Al
is 't een droppel in de zee, 't is toch iets !
NV c loven hier in den tijd van ;ontbolstering.''
l.'it alle oorden dos hinds zijn do noten in hun
i .Troene'' bast ons toegezonden on een deel der
j akademioburgors houdt zicii in du laatttu weken
l (mledig om die bast te verwijderen, ten einde do
l vrucht in t'risschon en bruikbaren staat te
voorj schijn te brengen. Dio arme -groentjes!" Hen tot
mensch te maken geschiedt dikwijls op zoo'n
zonderlinge manier, dat men haast medelijden
imiminiiijHiiiiuiniiM
iiiiiiiiiiniiili
Het Tooneel.
i-De eerste der reeks voorstellingen, door hot gezel
schap de Vos en Van Korlaar ook dit jaar wederom
in de hoofdstad te geven, is niet van de geluk
kigste geweest. Xoch het stuk noch de vertol
king maakten bijzomloren indruk; beide geven
tot meer dan n bedenking aanleiding. In De
id-Kaul-ci'üUio geeft Marco l'raga de zooveolste
variatie op het oude tiioma: de man, de vrouw
en de minnaar. De echtbreuk is te allen tijde
een dankbaar onderwerp voor dramatische be
handeling geweest. Aan komische en
tragischeechtbreuk-spelon geen gebrek. In de eon-.to kiest de
auteur partij voor de vrouw, bewondert hij haar slim
heid en vindingrijkheid, laat haar ongestoord de
vruchten van deze genieten on drijft den spot met
den man, die dom on onnoozcl gonoog is zich te
hiton bedriegen. (Men zio het meeremleel der
oude klucbtoi:). In t'o laatste treft en geeselt
bij het leclijke en lagt; iu het gedrag dor vrouw,
beklaagt on verontschuldigt hij don ma», laat hij
do echtbreuk aan het licht koiii-?n, do vrouw
i haar straf ontvangen of lueto doen. (Mon zie
tal van l!-n> en l Du eeuwscho tooncelspelen). In
1/ti idü'Kd-rruuw is noch hst (jen noch het an
der hot geval, l'raga schil lort een vrouw, die
in slimheid allo middoleouwsche uchthreekstors
overtreft, doch hij bewondert haar slimheid niet.
Hij schildert een ma», dommer en verblinder
dan alle moderne i odrogen ochtgenooton, doch
hij beklaagt of verontschuldigt hom niet. De
echtbreuk blijft onontdekt, de vrouw ongestraft,
de man ongebroken. Van do weinige personen
niet n ook maar cenigszins sympathiek.
Een m-:n<i(/e a trut?, dal, zoo men het niet aan
de werkelijkheid wil of kan toetsen, alleen met
dat in I!ce<iue's i!'ari>ioniie. kan worden verge
leken, dat daardoor blijkbaar is geïnspireerd, dat
in kracht van typoering eu bitterheid van satire
daar ver beneden blijt'c.
Mevrouw .lulia Campiani is oen voorbeeldige
echtgenoote en een niet minder voorbeeldige
min