Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 851
Uit Dr. GAJSTNEFs Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Miquel en de nieuwe belastingen.
Den armen Tamino-Miquel klinkt bij eiken uitgang, dien hij zoekt, een barsch »Terug!"
tegemoet. (Zauberflöte).
Bender's borstbeeld.
Het genie is niet besmettelijk, maar toch is
het een heel lastige kwaal. Bender zegt, dat
het erger is dan watervrees; zijn oom heeft het
heel erg te pakken.
Bender's oom, die sinds zijn jeugd
varkensslager geweest was, ging, toen hij zijn schaapjes
op het droge had, in de kunst. Hij volgde
hierin den raad van een beeldhouwer, die zijn
specialiteit maakte van grafzerken, en aanbood
hem voor een douceurtje in twaalf maanden alles
te leeren wat hij zelf kende. Hij had dat wel
in minder tijd kunnen doen, zonder zich te over
werken.
Aan het einde van het jaar vertelde hij aan
Bender, dat deze genie bezat en zich al te lang
aan de varkens verkwist had; hij ried hem aan,
nu niet langer te zuimen, maar zich te spoeden
waar roem en eer hem wachtten.
Bender's oom zeide, dat hij zich spoeden zou;
hjj wilde roem en eer niet laten wachten.
Hij maakte beelden in klei van zich zelf en
z\jn vrouw en wilde toen Bender's borstbeeld
maken. Nu, Bender was zijn eenige neef en had
het hart niet, te weigeren. Oom had geen kin
deren; hij had niets anders dan een hoop geld,
de arme oude kerel, en Bender wilde hem wel
gelukkig maken.
Zoo zat hij dus eenige malen voor hem (Bender
wist heel goed dat het geen zitten maar staan
was, maar het is zoo de technische term) en op
zekeren avond kwam oom met een vigelante
voor zyn deur, gevolgd door den koetsier, die
iets droeg, dat op een monumentalen grafsteen
geleek. Toen de man het neerzette, -was het een
opluchting voor Bender, te zien, dat het maar
een voetstuk was, en oom zette er het borstbeeld
bovenop.
Het was een borstbeeld met scheeve oogen en
Crladstone en het Heerenhuis.
(Judy).
De heer GLADSTONE: »Het schijnt vochtig te
zijn; het wil maar niet opvliegen."
een neus in den vorm van een vingerhoed, een
zwanenhals en nauwelijks kin genoeg om mee
te eten.
Bender keek er naar, tot hij zich onwel ge
voelde. Oom gaf hem tijd om tot zich zelf te
komen en verzocht hem toen, onbewimpeld zijn
meening te zeggen. Bender zeide, dat hij nooit
van zijn leven zoo iets gezien had en niet ge
dacht had dat een mensch in staat geweest was
zoo iets te maken.
»Meen je dat?'' schreeuwde oom in verrukking.
Bender verklaarde ernstig dat hij dat meende.
»Ja," merkte oom aan, »ik heb blijkbaar mij
zelf overtroffen. Ik gevoel wel dat ik nooit weer
in staat zal zijn iets dergelijks te doen."
Bender zeide, dat hij, als hij oom was. het ook
niet weer probeeren zou; niemand moest be
proeven iets hoogers te voltooien dan zulk een
buste. Oom was in zijn schik en vroeg wat
Benders vrouw er van vond.
Zij zeide, dat het mooier was dan een droom.
In zichzelf vond Bender dat het meer had van
een nachtmerrie; maar toen oom opmerkte dat
de gelijkenis treffend was, ging hij goedig er op
door en zei dat hij vreesde dat oom hem geflat
teerd had.
Toen gaf oom toe, dat zijn artistiek instinkt
hem er toe geleid had, Bender een beetje te
idealiseeren. »Wel, kijk maar naar den boord",
zeide hij, »ik heb zelfs dien boord geïdealiseerd."
Bender erkende dat die boord een meesterstuk
was. Hij zeide dat er een gratie over was, iets
niet van deze wereld; 't was een schepping van
het genie.
Oom kon het niet tegenspreken,; hij herhaalde
dat hij nooit te voren zoo'n buste gemaakt had
en niet dacht er ooit weer zoo een te zullen
maken.
En Bender hoopte dat het daarbij blijven zou.
Toen oom weg was, zei mevrouw Eender:
»Vang mij op, ik krijg een flauwte."
>Cornelis!" bracht zij toen uit, »als je er zoo
uitzag ''
Bender zei dat dat niet mocht; ze zouden
hem opsluiten, als hij er zoo uitzag. Toen werd
hij razend en trok zijn jas uit.
»Cornelis!" gilde mevrouw Bender.
»Laat me los!" riep Bender, »laat me er bij!"
Maar dat deed zij niet. Zij smeekte hem te
bedenken, wat oom zou doen als hij liet ding
kapot sloeg, en dat maakte hem kalmer.
»IIet bederft de kamer," zeide hij, het maakt
het huis onbewoonbaar" Maar als zij het kapot
sloegen, of het verstopten, zou oom hun dat
nooit vergeven; zij lieten het dus. waar het was.
en probeerden het te vergeten. Het ergste was
dat oom telkens kwam inloopen met vrienden
om hun de buste te laten zien. Als lïender
thuis was, vergeleken zij hem met de buste en
roemden dan de wonderbare gelijkenis. Wanneer
hij niet thuis was, prezen zij de buste en waren
blijde dat zij hem niet kenden. Het duurde
zoolang tot Bender dol en razend werd en een
wanhopig plan maakte om de buste kwijt te
raken.
Op zekeren dag kwam hij ooms studeerkamer
binnen en zonk in een stoel.
s.'t Is weg!" hijgde hij.
»Wat weg ?''
»IIet borstbeeld!"
»Weg?" riep oom, alsof hij vreesde dat hij
het al te natuurlijk had gemaakt en het naar
beneden was geloopen en de straat op.
Bender debiteerde een onzamenhangend ver
haal waaruit oom opmaakte, dat er inbrekers
waren gekomen, die de buste hadden gestolen.
»Het doet er niet toe", zeide hij, »maak je er
maar niet ongerust over; ik zal de buste wel
voor je terugkrijgen"
Bender zei, dat hij er niet aan denken kon
oom al die moeite te bezorgen. Als hij er zijn
best voor deed, kon hij er misschien wel aan
wennen, zich in 't verlies te schikken. Maar oom
begreep wel dat hem dat onmogelijk zou zijn:
hij gaf' dus van hot verlies kennis aan de politie
en zette eene advertentie waarin de buste be
schreven werd en eene belooning uitgeloofd voor
wie haar zou terugbrengen.
Voor dat de week ten einde was, kwam hij er
in triomf mee aanzetten en plaatste haar weer
op het voetstuk.
»Er was een tipje van den neus af", zeide bij,
>maar dat heb ik al gerepareerd. De inbreker
had hem aan een uitdrager verkocht, die geen
idee had van de waarde en ze mij voor een
prikje heeft afgestaan."
Het tipje dat aan den neus was toegevoegd
gaf aan dat lichaamsdeel een bacchantisch uiterlijk,
maar overigens was de buste er niet op achteruit
gegaan, natuurlijk, dacht Bender, omdat ze niet
leelijker kon worden dan ze al was.
Hij had vertrouwd op den uitdrager en hem
betaald om de buste weg te nemen on niets te
zeggen, en nu was hij toch bedrogen; maar hij
besloot het nog eens te beproeven. Hij zocht
een veelbelovenden knaap op. gaf hem geld en
daarbij de buste. »Neem die mee" zeide hij »en
gooi ze in een sloot". »IIet kan zijn dat er
een advertentie van komt, maar daar let je maar
niet op."
\7ijf minuten nadat de jongen met de buste
vertrokken was, werd er gebeld en daar kwam
oom aan, met het pronkstuk in do handen, hijgend.
»Juist toen ik den hoek om ging, zie ik een
jongen met dat ding loopen; ik hol hem ach
terna, krijg hem t" pakken roep, om de politie
en toen struikelde hij. ».Te zult het nog den een
of anderen dag voor goed verliezen, als je er
niet beter op past."
Bender zeide dat hij er verlegen mee was, een
kunstwerk te bezitten dat zooveel naam had; bet l
kwam misschien ook doordat oom al die men- t
schen meebracht om het te zien. Die praatten er
dan over en zoo raakte het bekend, en vreemden.
die er van hoorden, kwamen in verzoeking het
ook te willen zien.
Oom zei dat dat waar was en dat er iets moest
gedaan worden. Het scheen wel alsof bij er over
dacht, een specialen politieagent te buren om
voor Bender's huis op schildwacht te staan, of,
daar de inbrekers wel eens door de achterdeur
konden komen, een politieagent in den salon te
zetten, met een ketting aan de buste vast.
Maar nauwelijks was oom weg. of Bender stamp
voette tien minuten lang de kamer rond, toen
liep hij met een vaartje naar den tuin en groef
er oen kuil.
Den volgenden morgen ontving oom een brief
kaart :
»Buste weer weg. C. B."
Oom gevoelde dat dit voordurend rooven een
buide was aan zijn genie, maar toch plaatste hij
dadelijk weer do advertentie. Ditmaal echter
zonder succes. Daarom kwam hij bij Bender en
zeide hem dat hij niet troosteloos moest zijn:
hij zou hem een nieuwe maken.
Bender smeekte hem, zich die moeite niet te
geven; maar oom zei, dat het geen moeite was;
't was gemakkelijk en daarenboven een genoegen
voor hem. Ook wilde hij bewijzen dat het genie
verheven is boven inbreken. Hij maakte een
nieuwe buste en kwam die brengen. Naar zijn
meening was ze veel beter dan de eerste. Toen
hij weg was, kreeg mevrouw Bender een
zenuwtoeval.
»De eerste" kermde Bender, »was een juweel
bij deze vergeleken."
De oogen stonden scheever dan bij de eerste,
er was meer neus aan, de schouders waren onge
lijk en de hals stond niet in het midden.
Mevrouw Bender zei dat dat ding dadelijk het
huis uit moest.
v"N"een." zeide Bender vastberaden, »wie deze
buste wil breken zal eerst over mijn lijk moeten
gaan."
»Cornelis !"
».Ta," vervolgde Bender met schorre stem.»als
deze vernield wordt, maakt hij weer een ander.
En de hemel weet hoe die er uit zal zien."
Alexander en Diogenes.
(Punch.)
Tn een klein werkje, <i>T)u<ller und DuMer. Stu
diën berdie Anmassungen der Tonkunst", vinden
wij het volgend Klnt/elied:
Icb weiss nicht, was es bedeutet,
Was unter mir tont im Parterre:
Die sKlosterclocken" liiutet
Dort ein klavierender TIerr.
Mein Nachbai1 zur Linken vernimmt
"Will bortönon den Oraus,
Ertrreift sein Cello und stimmt es
Und bricht in Etiiden aus.
es,
Die schönste Jungfrau lauschet
Dort oben im zweiten Stock
Wovnuf sie das Sopha vertauschet
Mit des Klavieres Bock;
Sie paukt gleich böllischen Machten
TIn d singt ein Lied dabei
Das ln'iret niein Xachbar zur Rechten
Und flüchtet zu seiner Schalmei.
Mir wird vor den Ausen es gelber,
Es packt micb mit I'achebegier?:
Ein .Teder hort uur sich selber
Icb böre sie alle vier.
Ich jjlaube, in solcber Laune
Könnt' icb ein Verbrechen begehn
Icb kaufe mir eine Fosaune,
Dann wollen wir weiter sehn!
ALKXAKDKI! : Is er iets, waarmee ik u pleiziev
kan doen? Een kasteel, of zoo iets?"
Di(x;ENi'.s: »^Xeen. Laat mij met rust in mijn ton!"
Stations en aesthetica. Een verslag
gever van den ;SY. Pi;ter.-burper Heraut, die van
de Finsche badplaats Hango naar de hoofdstad
terugkeerde, had eenige uren op het station
Ilüveningen moeten wachten en berichtte over
dit oponthoud: >Het eenige opmerkenswaardige
te Ilüveningen is een reusachtige oranjerie, die
een verbazend terrein inneemt en die ik nauw
keurig bezichtigd heb. De inrichting van dezer,
tuinaanleg is voorbeeldig; het was mij of ik een
tooverprins was, als ik in deze prachtige plan
tenwereld rondwandelde en de wondervolle
genren, welke de snikheete lucht parfumeerden,
begeerig opsnoof.
Over zulk een reusachtigen, zeker zeer kostbaren
aanleg in een zoo nestig plaatsje kon ik niet
nalaten mij te verwonderen. De stationschef ver
telde mij op mijn vragen, dat deze oranjerie
en tuinaanleg, die zoozeer mijne ongchuicheldu
bewondering opwekten, een door het hoofdbestuur
der Finlandscbe Staatsspoorwegen in het vorige
jaar aangelegde plantenkweekerij zijn, om alle
stations van den spoorweg met planten te ver
sieren, welke aan de lokalen van de stations een
gezellig sierlijk aanzien zullen verleenen en de
reizigers weldadig zullen aandoen. Ik zag dor
man die mij deze zeldzame mededeeling deed,
met groote oogen aan; ik meende in het begin.
dat hij mij iets op de mouw spelde. Maar het
was inderdaad zoo, de mooie reusachtige
kweekerij is tot het vermelde doel met groote kosten
aangelegd en voorziet al de stations van het
Finlandscbe spoorwegnet tot in het hooge noorden
aan de grenzen van Skandinavië, met sierplan
ten .... Hoe komt het, dat niet een onzer talrijke
en rijke spoorwegbesturen op het verstandig idee
gekomen is, zulke plantenscholen aan te leggen
om de kale wanden in de ruimten van hare
stations een gezellig, aantrekkelijk en versierd
aanzien te geven? Hoe komt het dat het arme
kleine Finland de middelen heeft gevonden om
zulk een aanleg in het leven te roepen, die toch
niet door de noodzakelijkheid geboden, door geen
verordening voorgeschreven, maar enkel door een
fijnen schoonheidszin verwekt is geworden?"
Zola te Londen.
(Triboulet.)
»IK vertegenwoordig de geheele Kransche pers."