Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
dichterfantasie. Het is schril, wreed, hartstochte
lijk, doch tegelijk innig, warm en teeder als
alleen lyriek kan zijn; stemmingspoëzie. mis
schien te eenzijdig en partijdig, te somber
en dof van kleur, om den tanu des t\jds te
doorstaan, (trouwens voor hoeveel letterkundige,
voor hoeveel dramatische producten is deze
hoogste glorie weggelegd ?), doch echt
menschelijjk en oprecht genoeg, om in de harten van
'B dichters tijdgenooten weerklank en medegevoel
te vinden.
Over de vertooning in het »Salon" zal ik
trachten zoo kort mogelijk te zijn. Goeds kan ik
er weinig of niets, slechts te veel van zeggen.
Het ware te wenschen, dat onze directies ein
delijk eens inzagen, dat het hoegenaamd geen
verdienste heeft degelijke kunstwerken door slechte
vertooning te misvormen en vermoorden. Wat
men in het »Salon" te zien krijgt staat 'tot wat
men moest te zien krijgen als een miserabele
oleographie tot een mooie schilderij. De vertaling
uit het Duitsch door D. G. van E. is beneden alle
kritiek, niet slechts stijf en slordig, dat is bij ons
vrij wel gewoonte en zou geen bijzondere vermel
ding vereischen. Was zij soms als parodie of
grap bedoeld? Ik zal niets aanhalen, omdat ik
bijna alles zou moeten aanhalen. Wat de vertaler
Biet begreep liet hij weg of veranderde hij. De
vader heet in het Duitsch sTrauerspiel", D. G. v. E.
noemt het »tooneelspel''; niets belet aan te nemen,
dat hij «tooneelspel" als het juiste equivalent
van «Trauerspiel" beschouwde. De
tooneelinrichting leelijk en slordig, zou voor een liefhebberij
gezelschap juist voldoende zijn geweest. De regie
schitterde door afwezigheid. Een enkel staaltje.
In het laatste bedrijf moet den ritmeester op
slinksche wy'ze een dwangbuis worden aangetrokken.
De brochure zegt, dat het onder een doek wordt
gelegd, van waar men het gauw en zonder geraas
te voorschijn kan halen. Op het tooneel legt men
het onder een papier, dat kraakt en ritselt, dat een
slapende er wakker van zou worden. Wat ten slotte de
vertolking betreft, bijna allen hadden n of
meer goede oogenblikken (hoe zou dit anders
kunnen ?), het geheel was echter zoo onbehol
pen en middelmatig, zoo zonder kleur en stem
ming, bleef zulk een banaal en infaam rolletjes
opzeggen en voor zich zelf spelen, waar het crea
ties en samenspel had moeten zijn, dat ik den
moed mis, de spelers met een banaal en niets
zeggend complimentje voor hun moeite te be
danken.
Mevrouw Segond?Weber heeft zich over het
Amsterdamsch publiek niet te beklagen gehad.
Ik vermoed, dat zij het bijzondere en
veelbeteekenende der toejuichingen, haar geschonken, zal
hebben begrepen en gewaardeerd en hoop, dat
de heer Schürmann een volgenden keer wat meer
egards voor zijn landgenooten en »ster" moge
blijken over te hebben. Nadat de toeschou
wers zich door de jammerlijk middelmatige ver
tooning van den Barbier de Séville niet uit hun
humeur hadden laten brengen, zetten zij zich
ook in Phèdre over het gebrek aan talent en
artisticiteit der medespelenden heen, bleken zelfs
niet geheel ongevoelig voor de
Mounet-Sullyimitaties van den heer Segond, doch hadden
overigens slechts oor en oog voor de begaafde
tragédienne zelve. Mevrouw Segond heeft van
de natuur bijna alles medegekregen, een mooi
figuur, een edel gevormd gelaat, een paar prach
tige donkere oogen, een heerlijke diepe stem.
Van deze groote gaven maakt zij gebruik op
een wijze, die slechts bewonderd kan worden.
Haar standen en gebaren zijn nobel en artistiek;
haar dictie is sober en voornaam. Door haar
physiek en aanleg schijnt zij voor het klassieke
treurspel geschapen. Zij heeft Phèdre gespeeld
op een wijze, zooals weinigen haardit zuilennadoen,
toch was de indruk op mij vooral in den beginne verro
van overweldigend, toch kan haar creatie naar het
oordeel van velen de vergelijking met die van Sarah
Bernhardt, die ik in deze partij niet zag, geen
oogenblik doorstaan Wat haar ontbreekt of
nog ontbreekt is dat hoogste, dat men ge
makshalve genialiteit kan noemen, dat over
rompelende en electriseerende, dat zich niet laat
verklaren en ontleden, dat onnavolgbaar en on
bereikbaar schijnt. In het uitbeelden van diep en
echt gevoel, van liefde en teederheid steekt
allerminst haar kracht. In deze komt het bere
kende en bestudeerde in haar spel en dictie bijna
voortdurend aan het licht. Het groote tooneel
der liefdesverklaring bleef ver beneden mijn
verwachting. Meesterlijk daarentegen was het
vierde bedrijf, de uitbarsting van wanhoop en
jaloezie; in het schilderen van deze forscher
aandoeningen bleek baar talent het grootst, het
persoonlijkst en oorspronkelijkst. Verrukkelijk
was ook het slot: een plastisch effect van magis
trale schoonheid vereenigd met een dictie, boven
allen lof verheven. Het mooist was mevrouw
Segond als zij werd teruggeroepen; dan glansde
op haar gelaat een glimlach, onvergetelijk be
minnelijk en melancholisch.
II. J. MEIILF.K.
Muziek in de hoofdstad.
Alle roem is wel niet uitgesloten, docli moet
toch dikwijls onder voorbehoud worden aangeno
men. Dit bleek alweer bij de kennismaking niet
den Crtfelcter Sa>ir/nrb/t»rl. Men had alle moeite ge
daan ons onder den indruk te brengen, iets
buitengewoons te zullen liooren; niet alleen de por
tretten, doch ook een afbeelding van het vaandel
en van de insignes waren geëxposeerd ; bovendien
circuleerden (zooals ik in het vorig nummer reeds
meldde) afdrukken van recensies uit verschillende
plaatsen van den Neder-Rhijn.
Wanneer men op deze wijze zijn visitekaartje
afgeeft, rangschikt men zich zelf ouder de
vereenigingen van den eersten rang en dan heeft men
het zicb zelf te wijten, wanneer moet gezegd wor
den: uwe vereeniging heeft verdienstelijke eigen
schappen, doch staat niet alleen niet boven onze
voornaamste manneii-zangvereenigingeu, doch blijft
er in vele opzichten verre beueden.
Hierbij heb ik vooral het oog op stemvorming
en klankontwikkeling, die in onze goede koren op
een liooger standpunt staan.
Deze vereeniging zingt nog, zooals bij ous voor
een vijfentwintigtal jaren de Mannenzang werd
beoefend. Wanneer men op toon bleef, goed gelijk
zong, de forto's en piano's streng in acht namen
en het karakter van de compositie niet uit het
oog verloor, was men tevreden: doch veredeling
van het klankgehalte en schoone toonvorming
worden bij ons als zeer belangrijke eigenschappen
voor een koor beschouwd.
De Crefelder zangers nu, nemen het standpunt
in van een periode die voor ons als voorbij gegaan
moet worden beschouwd. Niet alleen de wijze van
zingen doch ook de nummers zooals: Das Kircklein
van Becker, Standchen van Abt en Derfrohe
Wandersmann van Mendelssohn, geven de richting en
het streven van deze vereeniging aan.
Overigens mag men het feit dat deze zangers
bij voorkeur Duitsche liederen in den volkstoon
zingen niet veroordeelen, want uit een enkel
volkslied bleek, hoezeer het karakter van zulke
liederen strookt mit de eigenaardigheden van een
mannenkoor; m. a. w. hoe een mannenkoor in
zulke werken zich van zijne beste zijde vertoont.
Mijn indruk van deze uitvoering in het kort
weergevende, vermeld ik: dat de klank bij forto's
(vooral in de baspartijen) vol en krachtig, in de
piano's weinig adel verried, dat de gelijkheid en
het aplomb zeer te prijzen waren, doch de onder
linge zuiverheid nog al eens te wenschen overliet.
Ook werd bij moeielijke modulaties met groote
handigheid over de klippen heengegleden, doch zij
werden niet bcheerscht. Er waren oogenblikken
dat men niet wist in welken toonaard er gezon
gen werd.
Vooral bij de solokwartetten (die echter door
een klein koor werden gezongen) traden de zwak
heden het sterkst aan het licht.
Men vatte dus deze uitvoering niet als eene
kunstuiting, doch me< r als een gezellig beleefd
heidsbezoek op. Men had toch blijkbaar verzuimd
de heeren uit Crefeld in te lichten op welke
hoogte bij ons de koorzang staat. Indien zij dit
geweten hadden zouden zij stellig in meer be
scheiden vorm zijn opgetreden, of wel: zieh niet
aan een bezoek aan onze hoofdstad hebben gewaagd.
Ten slotte zij echter vermeld dat de zangers
zich de moeite hadden gegeven ons Volkslied,
het schoone, onverbasterde Wilhelmus in ome
taal voor te dragen. Deze sympathieke attentie
zou mij er bijna toe gebracht hebben alleen goed
van deze vereeniging te zeggen, doch mijn
vaderlandsch hart heeft zich moeten buigen voor de
onloochenbare feiten; en daarom heb ik mijn indruk
zoo juist mogelijk weer trachten te geven en dien
niet met water anugelengd.
Het laatste concert van Hubermann heb ik niet
kunnen bijwonen, daar op dien avond de Fransche
Opera uit 's Gravenhage de eerste voorstelling in
dit seizoen gaf. De lieer Mertens heeft cenige
nieuwe krachten medegebracht, waarvan enkele
reeds in deze voorstelling (Lus Jluguenots) mede
werkten.
Ook het vorige seizoen werd met dit werk ge
opend, en ik kon uiet nalaten mij weer te binnen
te brengen hoe hard toen de tcnorzanger, die Knoid
zong, het bij het publiek te verantwoorden had,
omdat hij met de hooge tonen voortdurend op ge
spannen voet verkeerde.
Is dat een tenor V hoorde ik door meerdere Pa
leis-bezoekers uitroepen: Hij heeft niet eens ecu
nt de poitrïncl
Met een tenor zonder ut de poitrine heeft het
opera-publiek even weinig op als een matroos met
een kopje saliemelk.
De heer Van Loo die thans als Kaoul optrad
is wel de gelukkige eigenaar van mecrgemekien
ut" en dus had hij geen slechte ontvangst te vree
zen. Bovendien bleek hij vrij wel tegen de ver
moeienissen in deze veeleischende rol te zijn op
gewassen. Wist ook zijn voorgauger aan sommige
gedeelten meer karakter te geven, o.a. En nion Ijtm
droitj'ai roiijiance gaf de heer Van Loo vooral in de
vierde acte met Mad. Baret v eene scène te aan
schouwen van pakkende kracht.
In het kort- deze uitvoering besprekende kan ik
melden dat ik het eens ben met berichten reeds
van uit 's Graveuhage gemeld, n.l. dat liet geheel
een zeer bevredigenden indruk maakt.
Voor eeu Théntrc <!e Protii/ce is dit, reeds zeer
veel. De heer Moutfort (Marcel) belooft ecu bruik
bare kracht te zullen worden. Ook de bariton de
heer Barthini (Nevers) was verdienstelijk. Verder
zagen wij oude bekenden terug zooals Mlle. Adam,
de heeren Darras en Desier, ook de zeer bekende
gelaatstrekken van de koristen aanschouwden wij
weer. (Het koor zong over het geheel beschaafd
en de ensembles in de eerste acten.marcheerden
zeer goed).
Fr is dus reden van tevredenheid wat deze eerste
opvoering betreft, want ook het orkest (de derde
acte uitgezonderd) speelde met meer zorg dan
vroeger dikwijls het geval was.
(De schermoptrekker was echter nog slecht ge
dresseerd, of scheen weinig zin in zijn taak te
hebben).
Zoodra wij met het, gehcele personeel hebben
kennis gemaakt kom ik weer op deze voorstel
lingen terug. Thans volsta ik met liet hierbo
ven gemelde. Het gezelschap schijnt goed bij
elkaar te passen en dat, is, met onze
opcratocstandeu, reeds een hcuchclijk feit.
Ten slotte moet ik nog even terugkomen op
mijn vorig schrijven over zaugwedstrijdcn. De
redactie van het ][iiii?l<-?iin-l>f>, l)(igU<nl, zendt mij
zoo juist hare courant van IS Oef. 1.1., waarin een
artikel voorkomt, dat eene bestrijding bevat van
hetgeen ik over dit onderwerp zeide.
De schrijver bestrijdt mijne inccuing opheusche
wijze en daarom is het mij ecu genoegen met hem
van gedachte te wisselen; tevens gedachtig aan
het spreekwoord: du dor des yiii/io,/* jai/tit la
vérifé.
Hoewel ik zou kunnen verwijzen naar mijn
artikel Si-hiuldijke HjiOftin het Maandschrift:
Xa/cr/^«/(October Ih9i) opgenomen, acht ik het
wcusclielijker de gemaakte bezwaren in het kort te beant
woorden; temeer omdat de schrijver de oorzaak
van de malaise ergens anders zoekt, dan waar zij
werkelijk schuilt.
Ik ontken uiet dat het hoorcn van goed ont
wikkelde liedertafels leerzaam kan zijn voor velen,
doch dit voordeel weegt in de eerste plaats uiet
op tegen de nadeelen, en de ondervinding heeft
tevens geleerd, dat gemis aan zelfkennis velen
maar al te vaak parten speelt in dit opzicht.
Jaren lang heb ik het leven en streven van vele
Mannen-zangvereenigiügen nagegaan en heb ik ge
zien dat sedert de concoursen in het leven kwamen
de ambitie van verschillende leden, waar die bleef
bestaan, iets ongezonds, iets opgesc.hroefds ver
kreeg. Rustige, geleidelijke ontwikkeling door re
gelmatige studie verkregen, was niet meer vol
doende In korten tijd moesten met buitengewone
middelen zeer zware stukken worden ingestampt.
Wanneer die buitengewone prikkel voorbij wa.«,
stelden vele werkende leden minder belang in de
voorbereiding voor gewone uitvoeringen, en gaven
den directeur vaak reden tot klagen, wat de op
komst betreft. Om dan weer wat leven in zu:k een
gezelschap te brengen, nam men aan een ander
concours deel.
Wanneer nu do uitslag eens niet was zoo als
men hoopte of verwachtte, dan was de kiem voor
langzame tering reeds gelegd; of wel: men weet
de niet bekroning aan oneerlijkheid van de jury.
Ik heb zelden of nooit eene vereeniging hooren
zeggen: Wij hebben slecht gezongen, doeli meest,
altijd lag de schuld aan vijandige paitijdigheid
of iets van dien aard. Aan de zangers kon het
nooit liggen: want alle vrienden en kennissen
hadden toch gezegd dat zij zoo mooi zingen en
bepaald den eersten prijs zouden krijgen. Daarom
ben ik van oordeel dat de sport buiten de kunst
moet blijven, temeer nu zij gebleken is schadelijk
te zijn.
Zoodra de manuen-zaugvereenigingen er zich mede
tevreden stellen zeer go'ede uitvoeringen voor hunne
leden te geven, zullen zij in de kunstwereld
ook weer een meer gerespecteerde plaats innemen.
Wanneer men in plaats van wedstrijden nu en dan
(doch vooral niet te dikwijls) groote zangersfeesten
of zangers-congressen organiseert, waar ieder het
beste voordraagt wat hij geven kan, zal men even
goed, en nog beter, van elkander kunnen leeren.
Ik wil niet ontkennen dat alles zijn tijdperk
van opkomst, bloei en verval heeft, doch m. i.
hebben de wedstrijden er het meest toe bijgebracht
het verval van zoovele vereenigingen te verhaasten.
VAX MILLIGEN.
luiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiitiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiitimti
Charles Fran^ois Gounod.
De meester die zijn wereldberoemden naam
aan zijne opera Faust beeft te danken is thans
in zijn buitenverblijf te St. Cloud overleden in
den ouderdom van 75 jaar.
Hij heeft dien grooten naam verkregen op ruim
veertig-jarigen leeftijd, toen Fautt den 19 Maart
1859 in hei Theatre Lyrique werd opgevoerd en
spoedig overal bekend werd.
In Faust zagen velen toen voor de Fransche
opera iets geheel nieuws, en noemden dit werk
onder Duitschen invloed geschreven. Niets is
minder juist. Hoewel Gounod er vaak naar streefde
den stijl en het karakter van vreemden bodem
na te volgen (getuige zijn Mis in den stijl van
I'alestrina) is zijne muziek altijd door en door
Fransch gebleven, zij had een persoonlijk karak
ter; want waar hij copiëerde, copiëerde hij zich zelf.
In }\Iors tt Vita wordt voortdurend aan do
tierde acte van Faust herinnerd; in andere ker
kelijke werken komt eveneens do operacompo
nist gedurig om het hoekje kijken. Toch was in
deze periode Gounod zoo verdiept in de mystiek,
dat men wol eens vreesde dat bij voor de kunst
verloren zou zijn.
Die periode kwam na zijn terugkeer uit Londen
toen hij, ontstemd over allerlei verdrietelijkheden
en ergernissen, zich van de wereld wilde terug
trekken.
Wie hem in dien tijd ontmoette wist dikwijls
niet, wat van hem te denken.
Zoo ging het ook eene Nod. zangeres, dienaar
Parijs gekomen zijnde om zich aldaar to vestigen,
met een aanbevelend schrijven een bezoek bij
Meester Gounod bracht, in zijn hotel op de
Place Malesherbes.
In een prachtige muziekzaal waar op den
achtergrond zich een groot kerkorgel bevond,
werd zij door Gounod op zijne bekende welwil
lende wijze ontvangen. In zijne houding was altijd
iets apostolisch en patriarchaals dat velen sterk
imponeerde.
Gounod vroeg: Mijne dochter, wat wilt gij te
Parijs komen doen ?
/ij antwoordde: Studeeren; trachten op con
certen te zingen en lossen to geven, waardo
meester!
Tot hare verbazing zeide Gounod: O, mijn
arm kind, hoe beklaag ik u !
Eenigszins teleurgesteld vroeg zij: wat moet
ik dan doen '?
Vivre avec Ie Seigneur dans la pauvretó, ant
woordde Gounod met veel zalving.
Onze zangeres was niet erg verlegen uitgevallen.
/ij zag do prachtige omgeving eens lachend rond
en zeide: Ah! cher maitre, vivre dans la pauvretó
comme vous, ma t'oi, je lo veux bien! jo no
dcmandc pas mieux !
Gounod moest lachen: het ijs was gebroken.
Hij bleef haar succes als zangeres lator steeds
met groote belangstelling volgen.
Gounod dio evenals do moeste Fransche com
ponisten van naam den Prix de Rome verwierf,
heeft later ook Oostenrijk en Duitschland bezocht
Hij verkeerde daar met do voornaamste musici.
In Duitschland zagen zij in den Franschen
jongeling echter niet zoo recht hun gelijke wat
begaafdheid betreft. Uit sommige gepubliceerde
brieven blijkt dit. Hij werd aldaar niet geheel
medogerekend. Evenmin hebben de Duitschcrs
hem spoedig kunnen vergeven dat hij liach's
eerste Preludium uit: -Das Wohltemperirte Clavier
gebruikt heeft voor zijne Meditatiort.
(Spottender wijze is wel eens gezegd datBach
beroemd is geworden, omdat hij de begeleiding
bij Gounod's melodie heeft geschreven).
Het is echter zeker dat do bezoeken in den
vreemde zijn blik hebben verruimd en dat zulks
aan zijne beste werken is ten goede gekomen.
Zijn eerste opgevoerde opera Sappho (1851)
is nu geheel vergeten, met uitzondering van do
Stawxs de Sappho die de voortreffelijke zangeres
Mad. Krauss nog in den laatsten tijd meermalen
voordroeg. Hierop volgden muziek voor liet
treurspel: Ulysse, La nonne sanglente (Groote
Opera) en Le Mèdecin malgrélui (Opera-comi que).
In 1850 werd Faust in de Opera-Comique op
gevoerd (dit werk verhuisde later naar de Groote
Opera). Van de latere werken: La Colombe,
Philemon et Saudf, La Reine de Saba, Mireüle,
Romeo et Juliette en Polyeucte hebben vooral de
beide voorlaatste veel succes gehad.
Mij verwondert het dat PhilemonetBaucismet
ten onzent wordt opgevoerd. De Opera-Comique
te Parijs geeft deze kleinere opera in twee be
drijven nog van tijd tot tijd met succes. Ook
Mireille waarvan men bij ons alleen eene bloem
lezing te hooren krijgt (ik heb het bijgewoond
dat men twee bedrijven er uit weg liet) spreekt
sterk voor Gounod's persoonlijkheid.
De opera Polyeucte stelt Gounod zelf zeer
hoog. Dit werk heeft echter weinig succes gehad,
evenals George Dandin in de Opera-comique.
Oinq Mars en Le Tribul de Zamore (zijne laatste
opera) hebben ook niet meer dan een succes
d'estime kunnen verwerven. Van dit laatste
werk hebben alleen een spoedig populair gewor
den Chant d'Ibérie en de prachtige monteering
een tijdlang zeer getroffen.
Gounod's eerwaardige figuur kon men altijd
dadelijk herkennen op de concerten die bij be
zocht. Slechts eenmaal heb ik hem gesproken,
na een uitvoering van hot conservatoire-orkest.
Ik trof het toen echter niet al te best, omdat
Gounod mij dadelijk vroeg of ik de fragmenten
uit Wagner's Meiutersinger niet vervelend vond.
Met allen eerbied voor Gounod's groote gaven
kon ik die vraag niet toestemmend beantwoor
den, waarop bij spoedig dit gesprek afbrak
met de woorden:
Non ! Ce n'est pas beau! ff est brutneux!
Even afkeurend als Gounod zich over de
nieuwe richting uitliet, spraken de voorstan
ders van de jong-Fransche school over Gounod.
Ook zij willen geen goed zien in zijne muziek.
Ik heb altijd dit gebrek aan wederzijdsche waar
deering in Frankrijk betreurd, die zoover gaat
dat men zich in het geheel niet in eene andere
opvatting wil verplaatsen.
Thans is weer eene groote figuur uit Frankrijks
hoofdstad van het tooneel verdwenen. Hij heeft
lang genoeg geleefd om het te moeten aanzien
dat het jonge Frai krijk zich van zijne kunst
hoeft afgekeerd. Hierin ligt tevens eene ver
ontschuldiging dat hij verbitterd was tegenover
het streven van zijne antagonisten.
Het nageslacht zal echter niet spoedig deze
figuren vergeten, want evenals do stad Parijs
reeds tijdens Gonoud's leven een straat naar hem
noemde, evenzoo houdt de Acadt'mie Nationale
de Musique door de opvoeringen van Faust en
Romeo de herinnering aan hem levendig en zal,
(dit gelooft men stellig), dit nog lang blijven
doen. v. M.
tiimiiiiiitiitiiiiiiiiiiitfiniiiiiuntiHtiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiininiMiiiiii
*^
Het Salon van 1893 te Brussel.
i.
Vooruitgang of stilstand. Velen geroe
pen, maar weinigen uitverkoren.
Alexander Struys. G. van Aise.
Alfred Cluysenaer. Leo Frederic.
Jef Leempoels. Leo Abry. Luiza
de Hem. Karel Mertens. John
Lavery: een geschiedkundig doek van
waardo.
Ik zet mij neder, om in do volle oprechtheid
van mijn kunstenaarsgeweten, zonder vooringe
nomenheid met deze of vooroordeel tegen gene
richting, do indrukken weer te geven, welke de
sedert een veertien dagen geopende driejaarlijksche
tentoonstelling van schoone kunsten, te Brussel,
op mij gemaakt heeft.
De geijkte gemeenplaatsen over verregaande
strengheid of overdreven welwillendheid der aan
nemingsjury, de partijdigheid der
plaatsingscommissiën en do door beide gewettigde onte
vredenheid van zekere artisten, laat ik dood
eenvoudig ter zijde.
Slechts hierop wil ik de aandacht vesti
gen. Mijn kritiek, hoe weinig aanspraak zij dan
ook mako op onfeilbaarheid, och neen, ik
geef mijn oordeel eenvoudig voor wat hot waard
is, zonder meer, maakt er enkel en alloen
aanspraak op, genomen te worden voor hetwel zeer
pcrsoneele, maar steeds rijp overwogen oordeel van
een theoretisch scepticus, dio geen school of leer
of mode a priori zóó slecht acht, dat er door een
man van wezenlijk talent, in die school, door
die leer of onder den invloed dier mode, geen
degelijk artistiek werk zou kunnen geschapen
worden. Ook stel ik het op prijs, hier in geweten te
kunnen verklaren, dat ik, als welbewust vijand
van do meer en meer in zwang komende
reportage-kritiek, niet na een oerste en vlug
doorloopen van dit twintigtal groote en kleiner
zalen, maar eerst na minstens oen half dozijn
langdurige bezoeken, een ernstig, aandachtig be
zichtigen on herbozichtigcn van het tentoonge
stelde, een wijzigen en nog eens wijzigen van mijn
allereerste oordcel, mijn voorloopige nota's tot het
schrijven van dit opstel geboekstaafd bob.
Eén vraag dringt zich eerst en vooral op den
voorgrond.
Is er nu, liet voor en het tegen van de
Brusselsche expositie wijselijk gewikt en gewogen.
in do gezamenlijke Ylaamscho schilderschool
werkelijke vooruitgang waar te nemen?
Op deze vraag meen ik niet te kunnen ant
woorden, zonder eerst een onderscheid te hebben
gemaakt tusschen de iiguurschildering, de
dierenschildering daarin begrepen, en de land- en
zeeschildering. "'n
Terwijl, meer dan ooit, de voormalige groote
genres: de historie- en godsdienstige schildering,
in verval zijn en ontaarden tot louter zinledige
Machs of tot onnatuurlijke poppenparades;
ter