De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 22 oktober pagina 3

22 oktober 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. dichterfantasie. Het is schril, wreed, hartstochte lijk, doch tegelijk innig, warm en teeder als alleen lyriek kan zijn; stemmingspoëzie. mis schien te eenzijdig en partijdig, te somber en dof van kleur, om den tanu des t\jds te doorstaan, (trouwens voor hoeveel letterkundige, voor hoeveel dramatische producten is deze hoogste glorie weggelegd ?), doch echt menschelijjk en oprecht genoeg, om in de harten van 'B dichters tijdgenooten weerklank en medegevoel te vinden. Over de vertooning in het »Salon" zal ik trachten zoo kort mogelijk te zijn. Goeds kan ik er weinig of niets, slechts te veel van zeggen. Het ware te wenschen, dat onze directies ein delijk eens inzagen, dat het hoegenaamd geen verdienste heeft degelijke kunstwerken door slechte vertooning te misvormen en vermoorden. Wat men in het »Salon" te zien krijgt staat 'tot wat men moest te zien krijgen als een miserabele oleographie tot een mooie schilderij. De vertaling uit het Duitsch door D. G. van E. is beneden alle kritiek, niet slechts stijf en slordig, dat is bij ons vrij wel gewoonte en zou geen bijzondere vermel ding vereischen. Was zij soms als parodie of grap bedoeld? Ik zal niets aanhalen, omdat ik bijna alles zou moeten aanhalen. Wat de vertaler Biet begreep liet hij weg of veranderde hij. De vader heet in het Duitsch sTrauerspiel", D. G. v. E. noemt het »tooneelspel''; niets belet aan te nemen, dat hij «tooneelspel" als het juiste equivalent van «Trauerspiel" beschouwde. De tooneelinrichting leelijk en slordig, zou voor een liefhebberij gezelschap juist voldoende zijn geweest. De regie schitterde door afwezigheid. Een enkel staaltje. In het laatste bedrijf moet den ritmeester op slinksche wy'ze een dwangbuis worden aangetrokken. De brochure zegt, dat het onder een doek wordt gelegd, van waar men het gauw en zonder geraas te voorschijn kan halen. Op het tooneel legt men het onder een papier, dat kraakt en ritselt, dat een slapende er wakker van zou worden. Wat ten slotte de vertolking betreft, bijna allen hadden n of meer goede oogenblikken (hoe zou dit anders kunnen ?), het geheel was echter zoo onbehol pen en middelmatig, zoo zonder kleur en stem ming, bleef zulk een banaal en infaam rolletjes opzeggen en voor zich zelf spelen, waar het crea ties en samenspel had moeten zijn, dat ik den moed mis, de spelers met een banaal en niets zeggend complimentje voor hun moeite te be danken. Mevrouw Segond?Weber heeft zich over het Amsterdamsch publiek niet te beklagen gehad. Ik vermoed, dat zij het bijzondere en veelbeteekenende der toejuichingen, haar geschonken, zal hebben begrepen en gewaardeerd en hoop, dat de heer Schürmann een volgenden keer wat meer egards voor zijn landgenooten en »ster" moge blijken over te hebben. Nadat de toeschou wers zich door de jammerlijk middelmatige ver tooning van den Barbier de Séville niet uit hun humeur hadden laten brengen, zetten zij zich ook in Phèdre over het gebrek aan talent en artisticiteit der medespelenden heen, bleken zelfs niet geheel ongevoelig voor de Mounet-Sullyimitaties van den heer Segond, doch hadden overigens slechts oor en oog voor de begaafde tragédienne zelve. Mevrouw Segond heeft van de natuur bijna alles medegekregen, een mooi figuur, een edel gevormd gelaat, een paar prach tige donkere oogen, een heerlijke diepe stem. Van deze groote gaven maakt zij gebruik op een wijze, die slechts bewonderd kan worden. Haar standen en gebaren zijn nobel en artistiek; haar dictie is sober en voornaam. Door haar physiek en aanleg schijnt zij voor het klassieke treurspel geschapen. Zij heeft Phèdre gespeeld op een wijze, zooals weinigen haardit zuilennadoen, toch was de indruk op mij vooral in den beginne verro van overweldigend, toch kan haar creatie naar het oordeel van velen de vergelijking met die van Sarah Bernhardt, die ik in deze partij niet zag, geen oogenblik doorstaan Wat haar ontbreekt of nog ontbreekt is dat hoogste, dat men ge makshalve genialiteit kan noemen, dat over rompelende en electriseerende, dat zich niet laat verklaren en ontleden, dat onnavolgbaar en on bereikbaar schijnt. In het uitbeelden van diep en echt gevoel, van liefde en teederheid steekt allerminst haar kracht. In deze komt het bere kende en bestudeerde in haar spel en dictie bijna voortdurend aan het licht. Het groote tooneel der liefdesverklaring bleef ver beneden mijn verwachting. Meesterlijk daarentegen was het vierde bedrijf, de uitbarsting van wanhoop en jaloezie; in het schilderen van deze forscher aandoeningen bleek baar talent het grootst, het persoonlijkst en oorspronkelijkst. Verrukkelijk was ook het slot: een plastisch effect van magis trale schoonheid vereenigd met een dictie, boven allen lof verheven. Het mooist was mevrouw Segond als zij werd teruggeroepen; dan glansde op haar gelaat een glimlach, onvergetelijk be minnelijk en melancholisch. II. J. MEIILF.K. Muziek in de hoofdstad. Alle roem is wel niet uitgesloten, docli moet toch dikwijls onder voorbehoud worden aangeno men. Dit bleek alweer bij de kennismaking niet den Crtfelcter Sa>ir/nrb/t»rl. Men had alle moeite ge daan ons onder den indruk te brengen, iets buitengewoons te zullen liooren; niet alleen de por tretten, doch ook een afbeelding van het vaandel en van de insignes waren geëxposeerd ; bovendien circuleerden (zooals ik in het vorig nummer reeds meldde) afdrukken van recensies uit verschillende plaatsen van den Neder-Rhijn. Wanneer men op deze wijze zijn visitekaartje afgeeft, rangschikt men zich zelf ouder de vereenigingen van den eersten rang en dan heeft men het zicb zelf te wijten, wanneer moet gezegd wor den: uwe vereeniging heeft verdienstelijke eigen schappen, doch staat niet alleen niet boven onze voornaamste manneii-zangvereenigingeu, doch blijft er in vele opzichten verre beueden. Hierbij heb ik vooral het oog op stemvorming en klankontwikkeling, die in onze goede koren op een liooger standpunt staan. Deze vereeniging zingt nog, zooals bij ous voor een vijfentwintigtal jaren de Mannenzang werd beoefend. Wanneer men op toon bleef, goed gelijk zong, de forto's en piano's streng in acht namen en het karakter van de compositie niet uit het oog verloor, was men tevreden: doch veredeling van het klankgehalte en schoone toonvorming worden bij ons als zeer belangrijke eigenschappen voor een koor beschouwd. De Crefelder zangers nu, nemen het standpunt in van een periode die voor ons als voorbij gegaan moet worden beschouwd. Niet alleen de wijze van zingen doch ook de nummers zooals: Das Kircklein van Becker, Standchen van Abt en Derfrohe Wandersmann van Mendelssohn, geven de richting en het streven van deze vereeniging aan. Overigens mag men het feit dat deze zangers bij voorkeur Duitsche liederen in den volkstoon zingen niet veroordeelen, want uit een enkel volkslied bleek, hoezeer het karakter van zulke liederen strookt mit de eigenaardigheden van een mannenkoor; m. a. w. hoe een mannenkoor in zulke werken zich van zijne beste zijde vertoont. Mijn indruk van deze uitvoering in het kort weergevende, vermeld ik: dat de klank bij forto's (vooral in de baspartijen) vol en krachtig, in de piano's weinig adel verried, dat de gelijkheid en het aplomb zeer te prijzen waren, doch de onder linge zuiverheid nog al eens te wenschen overliet. Ook werd bij moeielijke modulaties met groote handigheid over de klippen heengegleden, doch zij werden niet bcheerscht. Er waren oogenblikken dat men niet wist in welken toonaard er gezon gen werd. Vooral bij de solokwartetten (die echter door een klein koor werden gezongen) traden de zwak heden het sterkst aan het licht. Men vatte dus deze uitvoering niet als eene kunstuiting, doch me< r als een gezellig beleefd heidsbezoek op. Men had toch blijkbaar verzuimd de heeren uit Crefeld in te lichten op welke hoogte bij ons de koorzang staat. Indien zij dit geweten hadden zouden zij stellig in meer be scheiden vorm zijn opgetreden, of wel: zieh niet aan een bezoek aan onze hoofdstad hebben gewaagd. Ten slotte zij echter vermeld dat de zangers zich de moeite hadden gegeven ons Volkslied, het schoone, onverbasterde Wilhelmus in ome taal voor te dragen. Deze sympathieke attentie zou mij er bijna toe gebracht hebben alleen goed van deze vereeniging te zeggen, doch mijn vaderlandsch hart heeft zich moeten buigen voor de onloochenbare feiten; en daarom heb ik mijn indruk zoo juist mogelijk weer trachten te geven en dien niet met water anugelengd. Het laatste concert van Hubermann heb ik niet kunnen bijwonen, daar op dien avond de Fransche Opera uit 's Gravenhage de eerste voorstelling in dit seizoen gaf. De lieer Mertens heeft cenige nieuwe krachten medegebracht, waarvan enkele reeds in deze voorstelling (Lus Jluguenots) mede werkten. Ook het vorige seizoen werd met dit werk ge opend, en ik kon uiet nalaten mij weer te binnen te brengen hoe hard toen de tcnorzanger, die Knoid zong, het bij het publiek te verantwoorden had, omdat hij met de hooge tonen voortdurend op ge spannen voet verkeerde. Is dat een tenor V hoorde ik door meerdere Pa leis-bezoekers uitroepen: Hij heeft niet eens ecu nt de poitrïncl Met een tenor zonder ut de poitrine heeft het opera-publiek even weinig op als een matroos met een kopje saliemelk. De heer Van Loo die thans als Kaoul optrad is wel de gelukkige eigenaar van mecrgemekien ut" en dus had hij geen slechte ontvangst te vree zen. Bovendien bleek hij vrij wel tegen de ver moeienissen in deze veeleischende rol te zijn op gewassen. Wist ook zijn voorgauger aan sommige gedeelten meer karakter te geven, o.a. En nion Ijtm droitj'ai roiijiance gaf de heer Van Loo vooral in de vierde acte met Mad. Baret v eene scène te aan schouwen van pakkende kracht. In het kort- deze uitvoering besprekende kan ik melden dat ik het eens ben met berichten reeds van uit 's Graveuhage gemeld, n.l. dat liet geheel een zeer bevredigenden indruk maakt. Voor eeu Théntrc <!e Protii/ce is dit, reeds zeer veel. De heer Moutfort (Marcel) belooft ecu bruik bare kracht te zullen worden. Ook de bariton de heer Barthini (Nevers) was verdienstelijk. Verder zagen wij oude bekenden terug zooals Mlle. Adam, de heeren Darras en Desier, ook de zeer bekende gelaatstrekken van de koristen aanschouwden wij weer. (Het koor zong over het geheel beschaafd en de ensembles in de eerste acten.marcheerden zeer goed). Fr is dus reden van tevredenheid wat deze eerste opvoering betreft, want ook het orkest (de derde acte uitgezonderd) speelde met meer zorg dan vroeger dikwijls het geval was. (De schermoptrekker was echter nog slecht ge dresseerd, of scheen weinig zin in zijn taak te hebben). Zoodra wij met het, gehcele personeel hebben kennis gemaakt kom ik weer op deze voorstel lingen terug. Thans volsta ik met liet hierbo ven gemelde. Het gezelschap schijnt goed bij elkaar te passen en dat, is, met onze opcratocstandeu, reeds een hcuchclijk feit. Ten slotte moet ik nog even terugkomen op mijn vorig schrijven over zaugwedstrijdcn. De redactie van het ][iiii?l<-?iin-l>f>, l)(igU<nl, zendt mij zoo juist hare courant van IS Oef. 1.1., waarin een artikel voorkomt, dat eene bestrijding bevat van hetgeen ik over dit onderwerp zeide. De schrijver bestrijdt mijne inccuing opheusche wijze en daarom is het mij ecu genoegen met hem van gedachte te wisselen; tevens gedachtig aan het spreekwoord: du dor des yiii/io,/* jai/tit la vérifé. Hoewel ik zou kunnen verwijzen naar mijn artikel Si-hiuldijke HjiOftin het Maandschrift: Xa/cr/^«/(October Ih9i) opgenomen, acht ik het wcusclielijker de gemaakte bezwaren in het kort te beant woorden; temeer omdat de schrijver de oorzaak van de malaise ergens anders zoekt, dan waar zij werkelijk schuilt. Ik ontken uiet dat het hoorcn van goed ont wikkelde liedertafels leerzaam kan zijn voor velen, doch dit voordeel weegt in de eerste plaats uiet op tegen de nadeelen, en de ondervinding heeft tevens geleerd, dat gemis aan zelfkennis velen maar al te vaak parten speelt in dit opzicht. Jaren lang heb ik het leven en streven van vele Mannen-zangvereenigiügen nagegaan en heb ik ge zien dat sedert de concoursen in het leven kwamen de ambitie van verschillende leden, waar die bleef bestaan, iets ongezonds, iets opgesc.hroefds ver kreeg. Rustige, geleidelijke ontwikkeling door re gelmatige studie verkregen, was niet meer vol doende In korten tijd moesten met buitengewone middelen zeer zware stukken worden ingestampt. Wanneer die buitengewone prikkel voorbij wa.«, stelden vele werkende leden minder belang in de voorbereiding voor gewone uitvoeringen, en gaven den directeur vaak reden tot klagen, wat de op komst betreft. Om dan weer wat leven in zu:k een gezelschap te brengen, nam men aan een ander concours deel. Wanneer nu do uitslag eens niet was zoo als men hoopte of verwachtte, dan was de kiem voor langzame tering reeds gelegd; of wel: men weet de niet bekroning aan oneerlijkheid van de jury. Ik heb zelden of nooit eene vereeniging hooren zeggen: Wij hebben slecht gezongen, doeli meest, altijd lag de schuld aan vijandige paitijdigheid of iets van dien aard. Aan de zangers kon het nooit liggen: want alle vrienden en kennissen hadden toch gezegd dat zij zoo mooi zingen en bepaald den eersten prijs zouden krijgen. Daarom ben ik van oordeel dat de sport buiten de kunst moet blijven, temeer nu zij gebleken is schadelijk te zijn. Zoodra de manuen-zaugvereenigingen er zich mede tevreden stellen zeer go'ede uitvoeringen voor hunne leden te geven, zullen zij in de kunstwereld ook weer een meer gerespecteerde plaats innemen. Wanneer men in plaats van wedstrijden nu en dan (doch vooral niet te dikwijls) groote zangersfeesten of zangers-congressen organiseert, waar ieder het beste voordraagt wat hij geven kan, zal men even goed, en nog beter, van elkander kunnen leeren. Ik wil niet ontkennen dat alles zijn tijdperk van opkomst, bloei en verval heeft, doch m. i. hebben de wedstrijden er het meest toe bijgebracht het verval van zoovele vereenigingen te verhaasten. VAX MILLIGEN. luiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiitiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiitimti Charles Fran^ois Gounod. De meester die zijn wereldberoemden naam aan zijne opera Faust beeft te danken is thans in zijn buitenverblijf te St. Cloud overleden in den ouderdom van 75 jaar. Hij heeft dien grooten naam verkregen op ruim veertig-jarigen leeftijd, toen Fautt den 19 Maart 1859 in hei Theatre Lyrique werd opgevoerd en spoedig overal bekend werd. In Faust zagen velen toen voor de Fransche opera iets geheel nieuws, en noemden dit werk onder Duitschen invloed geschreven. Niets is minder juist. Hoewel Gounod er vaak naar streefde den stijl en het karakter van vreemden bodem na te volgen (getuige zijn Mis in den stijl van I'alestrina) is zijne muziek altijd door en door Fransch gebleven, zij had een persoonlijk karak ter; want waar hij copiëerde, copiëerde hij zich zelf. In }\Iors tt Vita wordt voortdurend aan do tierde acte van Faust herinnerd; in andere ker kelijke werken komt eveneens do operacompo nist gedurig om het hoekje kijken. Toch was in deze periode Gounod zoo verdiept in de mystiek, dat men wol eens vreesde dat bij voor de kunst verloren zou zijn. Die periode kwam na zijn terugkeer uit Londen toen hij, ontstemd over allerlei verdrietelijkheden en ergernissen, zich van de wereld wilde terug trekken. Wie hem in dien tijd ontmoette wist dikwijls niet, wat van hem te denken. Zoo ging het ook eene Nod. zangeres, dienaar Parijs gekomen zijnde om zich aldaar to vestigen, met een aanbevelend schrijven een bezoek bij Meester Gounod bracht, in zijn hotel op de Place Malesherbes. In een prachtige muziekzaal waar op den achtergrond zich een groot kerkorgel bevond, werd zij door Gounod op zijne bekende welwil lende wijze ontvangen. In zijne houding was altijd iets apostolisch en patriarchaals dat velen sterk imponeerde. Gounod vroeg: Mijne dochter, wat wilt gij te Parijs komen doen ? /ij antwoordde: Studeeren; trachten op con certen te zingen en lossen to geven, waardo meester! Tot hare verbazing zeide Gounod: O, mijn arm kind, hoe beklaag ik u ! Eenigszins teleurgesteld vroeg zij: wat moet ik dan doen '? Vivre avec Ie Seigneur dans la pauvretó, ant woordde Gounod met veel zalving. Onze zangeres was niet erg verlegen uitgevallen. /ij zag do prachtige omgeving eens lachend rond en zeide: Ah! cher maitre, vivre dans la pauvretó comme vous, ma t'oi, je lo veux bien! jo no dcmandc pas mieux ! Gounod moest lachen: het ijs was gebroken. Hij bleef haar succes als zangeres lator steeds met groote belangstelling volgen. Gounod dio evenals do moeste Fransche com ponisten van naam den Prix de Rome verwierf, heeft later ook Oostenrijk en Duitschland bezocht Hij verkeerde daar met do voornaamste musici. In Duitschland zagen zij in den Franschen jongeling echter niet zoo recht hun gelijke wat begaafdheid betreft. Uit sommige gepubliceerde brieven blijkt dit. Hij werd aldaar niet geheel medogerekend. Evenmin hebben de Duitschcrs hem spoedig kunnen vergeven dat hij liach's eerste Preludium uit: -Das Wohltemperirte Clavier gebruikt heeft voor zijne Meditatiort. (Spottender wijze is wel eens gezegd datBach beroemd is geworden, omdat hij de begeleiding bij Gounod's melodie heeft geschreven). Het is echter zeker dat do bezoeken in den vreemde zijn blik hebben verruimd en dat zulks aan zijne beste werken is ten goede gekomen. Zijn eerste opgevoerde opera Sappho (1851) is nu geheel vergeten, met uitzondering van do Stawxs de Sappho die de voortreffelijke zangeres Mad. Krauss nog in den laatsten tijd meermalen voordroeg. Hierop volgden muziek voor liet treurspel: Ulysse, La nonne sanglente (Groote Opera) en Le Mèdecin malgrélui (Opera-comi que). In 1850 werd Faust in de Opera-Comique op gevoerd (dit werk verhuisde later naar de Groote Opera). Van de latere werken: La Colombe, Philemon et Saudf, La Reine de Saba, Mireüle, Romeo et Juliette en Polyeucte hebben vooral de beide voorlaatste veel succes gehad. Mij verwondert het dat PhilemonetBaucismet ten onzent wordt opgevoerd. De Opera-Comique te Parijs geeft deze kleinere opera in twee be drijven nog van tijd tot tijd met succes. Ook Mireille waarvan men bij ons alleen eene bloem lezing te hooren krijgt (ik heb het bijgewoond dat men twee bedrijven er uit weg liet) spreekt sterk voor Gounod's persoonlijkheid. De opera Polyeucte stelt Gounod zelf zeer hoog. Dit werk heeft echter weinig succes gehad, evenals George Dandin in de Opera-comique. Oinq Mars en Le Tribul de Zamore (zijne laatste opera) hebben ook niet meer dan een succes d'estime kunnen verwerven. Van dit laatste werk hebben alleen een spoedig populair gewor den Chant d'Ibérie en de prachtige monteering een tijdlang zeer getroffen. Gounod's eerwaardige figuur kon men altijd dadelijk herkennen op de concerten die bij be zocht. Slechts eenmaal heb ik hem gesproken, na een uitvoering van hot conservatoire-orkest. Ik trof het toen echter niet al te best, omdat Gounod mij dadelijk vroeg of ik de fragmenten uit Wagner's Meiutersinger niet vervelend vond. Met allen eerbied voor Gounod's groote gaven kon ik die vraag niet toestemmend beantwoor den, waarop bij spoedig dit gesprek afbrak met de woorden: Non ! Ce n'est pas beau! ff est brutneux! Even afkeurend als Gounod zich over de nieuwe richting uitliet, spraken de voorstan ders van de jong-Fransche school over Gounod. Ook zij willen geen goed zien in zijne muziek. Ik heb altijd dit gebrek aan wederzijdsche waar deering in Frankrijk betreurd, die zoover gaat dat men zich in het geheel niet in eene andere opvatting wil verplaatsen. Thans is weer eene groote figuur uit Frankrijks hoofdstad van het tooneel verdwenen. Hij heeft lang genoeg geleefd om het te moeten aanzien dat het jonge Frai krijk zich van zijne kunst hoeft afgekeerd. Hierin ligt tevens eene ver ontschuldiging dat hij verbitterd was tegenover het streven van zijne antagonisten. Het nageslacht zal echter niet spoedig deze figuren vergeten, want evenals do stad Parijs reeds tijdens Gonoud's leven een straat naar hem noemde, evenzoo houdt de Acadt'mie Nationale de Musique door de opvoeringen van Faust en Romeo de herinnering aan hem levendig en zal, (dit gelooft men stellig), dit nog lang blijven doen. v. M. tiimiiiiiitiitiiiiiiiiiiitfiniiiiiuntiHtiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiininiMiiiiii *^ Het Salon van 1893 te Brussel. i. Vooruitgang of stilstand. Velen geroe pen, maar weinigen uitverkoren. Alexander Struys. G. van Aise. Alfred Cluysenaer. Leo Frederic. Jef Leempoels. Leo Abry. Luiza de Hem. Karel Mertens. John Lavery: een geschiedkundig doek van waardo. Ik zet mij neder, om in do volle oprechtheid van mijn kunstenaarsgeweten, zonder vooringe nomenheid met deze of vooroordeel tegen gene richting, do indrukken weer te geven, welke de sedert een veertien dagen geopende driejaarlijksche tentoonstelling van schoone kunsten, te Brussel, op mij gemaakt heeft. De geijkte gemeenplaatsen over verregaande strengheid of overdreven welwillendheid der aan nemingsjury, de partijdigheid der plaatsingscommissiën en do door beide gewettigde onte vredenheid van zekere artisten, laat ik dood eenvoudig ter zijde. Slechts hierop wil ik de aandacht vesti gen. Mijn kritiek, hoe weinig aanspraak zij dan ook mako op onfeilbaarheid, och neen, ik geef mijn oordeel eenvoudig voor wat hot waard is, zonder meer, maakt er enkel en alloen aanspraak op, genomen te worden voor hetwel zeer pcrsoneele, maar steeds rijp overwogen oordeel van een theoretisch scepticus, dio geen school of leer of mode a priori zóó slecht acht, dat er door een man van wezenlijk talent, in die school, door die leer of onder den invloed dier mode, geen degelijk artistiek werk zou kunnen geschapen worden. Ook stel ik het op prijs, hier in geweten te kunnen verklaren, dat ik, als welbewust vijand van do meer en meer in zwang komende reportage-kritiek, niet na een oerste en vlug doorloopen van dit twintigtal groote en kleiner zalen, maar eerst na minstens oen half dozijn langdurige bezoeken, een ernstig, aandachtig be zichtigen on herbozichtigcn van het tentoonge stelde, een wijzigen en nog eens wijzigen van mijn allereerste oordcel, mijn voorloopige nota's tot het schrijven van dit opstel geboekstaafd bob. Eén vraag dringt zich eerst en vooral op den voorgrond. Is er nu, liet voor en het tegen van de Brusselsche expositie wijselijk gewikt en gewogen. in do gezamenlijke Ylaamscho schilderschool werkelijke vooruitgang waar te nemen? Op deze vraag meen ik niet te kunnen ant woorden, zonder eerst een onderscheid te hebben gemaakt tusschen de iiguurschildering, de dierenschildering daarin begrepen, en de land- en zeeschildering. "'n Terwijl, meer dan ooit, de voormalige groote genres: de historie- en godsdienstige schildering, in verval zijn en ontaarden tot louter zinledige Machs of tot onnatuurlijke poppenparades; ter

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl