De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 29 oktober pagina 3

29 oktober 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hjj noest voorstellen. Het prettig-aandoenlijke TOL de situatie in het laatste bedryf deed b\j het beet van allen tot zya recht komen. Vamour brodf, een nieuw tooneelspel van Fnuncpig de Curel, is in het «Théatre Francais" gevallen. Het heeft de groote verwachtingen, die men ^vam den auteur van »Les fossiles" en L'invitée*' had, niet verwezenlijkt. Het is de zeer .duistere en zeer onsmakelijke geschiedenis van een geëxalteerde jonge vrouw en een geblaseerden jongen man, die naar liefde smachten en deze niet deelachtig kunnen worden. De man, die arm is, wil de vrouw, die ryk is, niet trouwen.. Hy beschouwt dit als een laagheid. Hij zou het alleen willen, in dien hij haar door dit huwelijk een groot offer zou kunnen brengen. De vrouw weet raad en maakt hem w\js, dat zij een misstap beging en moeder moet worden. De msn weet, dat zij liegt, doch laat dit niet merken en stemt in bet hu welijk toe. (Dit is al bijzonder inconsequent van dezen wouM-be-held.) De vrouw raadt, dat hy niet aan_ haar schande gelooft en wil nu niets meer van hem weten. Ten slotte schijnt jj bem echter toch van haar niet begane misBtop te hebben overtuigd en heeft het huwelijk Slaats. In den bruidsnacht bekent zij eindelijk B waarheid. De man is wanhopend en schiet zich dood. De Curel liet zich blykbaar door Ifcsen, in het bijzonder door «Hedda Gabler" inflnenceeren. Sarcey wjjst er telkens en telkens op, hoe gevaarlijk dit voor een Franschman is. H. J. MEHLEE. IIIIIHimlIIMIIIIMIIIItMIIIMIIHIIIIM Mwiefc Ia 4e hoofdstad. . Toen Vrijdagavond het Parijsche'orkest had plaats geuomen.en de eigenaardige gestalte van den heer Lamoureux zichtbaar werd, dacht ik mij weer terug in de Cirqtte d'e'téie Parijs, wanneer des Zondagmiddags te 2X uur Lamoureux opkwam, de zaal eens inkeek, de ouvreuses (de natuurlijke vijandinnen van alle Parijsche schouwburg- en concertbezoe kers^ op de vlucht joeg en, met een strengen slag op den lessenaar stilte gebood. Wat had Lamoureux zijn publiek en zijn personeel goed ouder den duim ! Zelfs de zich weinig aan etiquette storende be zoekers op de secondes (plaatsen van 2 en 3 frcs.) die, wanneer Lamoureux. een nummer niet wilde bisseeren, trachtten het begin van het volgende stuk te beletten, werden tot rede gebracht door een Aau op het eerstvolgende programma, waar in onder anderen stond: //Dans la plupart des cas l'opinion du public est divisée sur l'opportunilédes redites d'un morceau, et cette divergence prove que alors des manifestations opposées. _ II peut arriver aussi que Ton demande la rép tition d'un morceau discuté, dans Ie seul but d'exciter des protestations et de faire naitre Ie tumulte. Pour viter de regrettables conflits Ie plus sage est de s'en tenir strictement aux pro messes du programme." Het was een levendig volkje, die schilders, toonkunstenaars, studenten enz., zij waren de dank baarste en beste toehoorders; maar als er iets te demotstreeren viel, verzaakten zij nooit troef. Wanneer de warmte zich te veel verhief (ge woonlijk reeds na het tweede numme>) was het geroep: ,de l'air!" algemeen op die rangen en hiertegen hielpen niet eens altijd de notes sécèrcs op het eerstvolgend programma. De raampjes (vasistas) moesten open. Eens zou de beroemde Mounet-Sully verzen voordragen in een muzikaal-declamatorisch werk. Het geroep //de l'air" was nog in vollen gang, toen hij optrad, doch spoedig werd liet stil. On gelukkig waren de eerste woorden die hij te zeg gen had: Qu'entends-je? Estce un murmure? Nu kon het geheele publiek zich aiet goed houden! Even dwaas was een incident op Goeden Vrij dag, toen een Passion met muziek aldaar werd uitge voerd, waarbij Sarah Bernhardt de verzen voordroeg. Ongelukkig kon hare »vo;x d'or" in deze kolos sale ruimte niet de gewone betoovering uitoefenen; het publiek dat weinig kon verstaan, werd onrus tig en begon leven te maken. Parlez plus haut, Madame! Je vous en prie!" riep men. La grande Sarah, aan zoo iets niet ge woon, hield op en ging zitten met tranen van spijt in, de oogen. De dichter van het stuk kwam woedend op het orkest en hield voor het publiek eene bestraf fende redevoering, waarin hij zeide, dat, wanneer het programma vermelde dat er verzen zouden worden voorgedragen, het publiek het recht niet had dit te beletten en verplicht was te luisteren. Ne parlez donc pas en prose!" riep een grap penmaker van de secondes. Algemeen gelach! De dichter exit! Lamoureux heeft nooit weer eene Passion op Goeden Vrijdag uit laten voeren, na dien tijd. Ik geloof zelfs niet dat er ooit weer verzen zijn voorgedragen op een zijner concerten. Uit het bovenstaande vatte men echter niet op, dat het op die concerten meer amusant dan mooi was, want de diepste stilte heerschte steeds ge durende de uitvoeringen. Ik wilde alleen een kijkje geven op het Parijsche publiek, dat nooit ingezonden stukken in de cou ranten schrijft, doch altijd op het oogenblik zelf protesteert of demonstreert. Doch Lamoureux ver toefde nu ten onzent, en dus heb ik mij te bepa len tot den indruk van de concerten door hem in het Concertgebouw gegeven. Wat ik van de samenstelling en de verhoudingen van dit orkest heb medegedeeld, bevestigde zich thans weer. Wanneer het strijkkwartet alleen speelde, (zooals in Grieg's La mort d'Asa) was men verrast over den heerlijkeu klank van de strijkinstrumenten. Zoowel de kwaliteit van die instrumenten als de wijze van spelen, bewerkten dien indruk. Ook thans trof mij weer de juistheid van Massenet's opmer king die ik vroeger mededeelde, n.l. veel meer eenheid dan bij ons in de houten blaasinstrumenten, doch minder persoonlijkheid in ieder instrument. De heerlijke klank van het koper kan echter slechts bewonderd worden. Het is niet mijn plan ieder nummer afzonderlijk te bespreken. Ik acht dit niet noodzakelijk; het komt toch op den hoofdindruk aan. Slaan wij echter eerst een blik op de Fransche coBipositlën, die alhier weinig of niet bekend zijn en die door dit orkest werdea uitgevoerd. In de eerste plaats op Napoli, van Gustave Charpentier. Deze componist is in Parijs zeer bekend gewor den, toen Colonne zijne sinfonie; La vie d'un pofte deed uitvoeren. Napoli is het vijfde deel van eene suite Impressioxs <t' Italië. Ik betreur het, dat van zulk een wtrk slechts een fragment gegeven wordt. Op deze wijze heeft Lamoureux voor drie jaar ook met d' Indy's Wallenstein gedaan, hetgeen het na deel heeft, dat men of eenoaijuisten of een onvolledigenindruk van het gehalte van zulk een werk krijgt. uGekeel of niet!" is men tegenover den com ponist zedelijk verplicht. Charpentier's nummer vond ik als kleur zeer inte ressant; ook in de verwerking en samenvoeging van Napolitaansche volksmotieven toonde bij groote ervaring, doch op andere oogenblikken schenen die motieven mij toe, elkaud-r doelloos op te volgen. Dit is niet meer dan eene impressie die ik ont ving, want zonder het geheele werk te kennen mag ik aan mijn oordeel niet het karakter van een vonnis of van een sanctie geven. (De lezer weet bovendien dat ik mij daarvoor zooveel mo gelijk tracht te hoeden, daar eene persoonlijke mcening lang niet altijd de waarde van een werk kan bepalen.) In de yaria-Kans sympkoniques pour violoncelle et orchestre, van L. Boelmann, trof mij de effectvol'.e bewerking met zeer sobere middelen. Er was zekere klassieke eenvoud in deze variatiën en daarom stel ik Boelmann als componist hoog. Hij bt hoort met l art en ziel tot de jongeren, doch erkent tevens (blijkens zijn werk) da*-, om op een modern standpunt te kunnen staan, men eerst grondig het bestaande in zich moet opgenomen hebben. Dat hebben César Franck, d'Indy e a. ook begrepen en daarom heb ik meer met hen op, dan met vilen van die richting die meenen, dat zij het alleen met //impressies" afkunnen. Dit werk werd door den heer Salmon en het orkest zeer schoon voorgedragen, alleen zou men in de Finale eene minder sterke instrumentatie wensc-hen, omdat de solist daar bijna niet ge hoord werd. Het kan echter ook zijn, dat een cel list die sterker toonontwikkeling heeft, zich wel zou hebben kunnen doen hooren. »U we stem is te klein voor ous tooneel," zeide eens een tooi.eeldirccteur tot eene debuteerende zangeres. Dat is niet waar!" riep zij veront waardigd uit. Maar hit tooueel is te groot voor mijne stem". (Precies dezelfde kwestie!) De Rhapsodie Cambodgienne "van Bourgault uooudray was voor mij een goede bekende. Hoewel ik den componist moeielijk kan controleeren iu zijn streven naar locale kleur, heeft dit werk mij weer zeer geïnteresseerd. Bij nadere kennismaking wint het. Het is dus te begrijpen dat het, voor het eerst ten gehoore gebracht, koel werd ont vangen. Al de hierboven genoemde werken vertegenwoor digden met een fragment uit Berlioz: RÏom?'o et Jitliette en Saint-Saëns' Phaéton de Fransche muziek. In die toonstukken kan men dit orkest het meest in zijne eigenaardige schoonheid bewonderen. Daar komen de schitterende eigenschappen het sterkst uit, evenals in Waguer's fragmenten, die de Franfche orkesten (h°ewe' zij nog we' eens van de Bayreuther traditiën afwijken) meer in onzen geest spelen dansymphouieën van Beethoven of Schumacn. Ik zie er het nut niet van in, daar telkens weer op terug te komen en die opvattingen ied< ren keer tegenover elkander te stellen. De Fransche musici zullen Bach, Beethoven of Schumann op hunne wijze blijven spelen; wij hebbeu die opvatting dus voor notificatie aan te nemen. Wat den totaalindruk van Lamoureux-uitvoeringen betreft, vermeld ik, dat de eerste mij meer heeft getroffen dan de laatste. De stemming van de houten blaasinstrumenten was bij de eerste uitvoering over het geheel gunstiger, en het geheel vond ik toen meer bezield. Met groote dankbaarheid zullen alle toehoorders echter nog lang aan die twee hoogst belangrijke uitvoeringen denken. * * Voor de Fransche Opera blijft mij waarlijk niet veel ruimte meer over. Ik wil echter niet verzui men van den zeer goeden indruk te gewagen, dien de zangeres Mad. Andral als Azueena in Le rouvère op mij maakte. Zij is een groote aanwinst voor dit gezelschap. De stem is goed ontwikkeld, vooral in het medium en hooge register. Bovendien toonde zij intelligent en muzikaal te zijn. Alen kan niet meer verlangen. De geheele voorstelling liep gelukkig van sta pel. M. i. is de Graud-Opératronp van veel beter gehalte (als geheel) dan het vorige jtfar. Spoedig hoop ik o' k met die van de Opéra-Comique ken nis te maken. Heeft de heer Van Loo (Manrico) van den heer Pauwels afgekeken in de vierde acte uit zijn ge vangenis los te breken [tot tweemaal toe] om te buigen ? Mev. Baréty weigerde uit haar rol te val len en bleef waar zij was. Bravo! VAX i'lLLlGKN. P.S. Mijn geachte collega Jacques Hartog heeft het initiatief genomen om te trachten een stand beeld van onzen grooten J. P. Sweelinck te ver krijgen. Bravissimo! In mijn artikel over Gounod zag ik dat een vermakelijke drukfout is ingeslopen. In plaats vau Chaitt de Vil/ene staat: ClinntdeLibérie. Daar beide landen wat heel ver van elkander liggen, is recti ficatie niet overbodig. Gounod t'huis. Het Xeue Wiener Taf/cblntt ontvangt van zijn correspondent het een en ander omtrent Gounod, dat zich aansluit bij hetgeen de heer v. M. uit persoonlijke herinneringen de vorige week vermeldde: Gounod had er meer dan iemand verstand van, zich met eeu interessante mise-en-scène te omge ven. Nu eens had hij er pleizier in, zich te vertoonen als een geheimzinnig wezen, aan alle wereldlijke en eerzuchtige gedachten vreemd, van bovenaardsche grootheid en schoonheid, dan weer speelde hij den bou gareon, die met bevallige gra tie de vroolijkheid en ongedwongenheid van het Fransche ras bijna tot de grens der Parijsche gamiuerie wist te voeren. Deze laatste beschou wing intusschen was maar voor weinige vrienden en landgenooten; voor vreemdelingen was hij al toos de kuustpatriareh, door een aureool omstraald. Aan de decoratie hiervoor ontbrak kt nitt. Hij bewoonde een artistiek paleis, prachtig gemeubeld; in den tempel van Sarastro kwam men gemakke lijker binnen dan in dit gewijd heiligdom. Madame Gounod hie d er wacht. De uitverkorenen echter die werden toegelaten, mcesten door een eerbie dige beklemdheid bevangen worden, als zij de ijzeren traliedeuren doorwandelden en in den couloir kwamen, waar met gekleurde heiligenbeelden, als in een keik, alle ramen beschilderd waren. Voorstel lingen uit de Passie, «ngelen met uitgespreide vleu gels versierden de wanden ; een tooverachtig halfdon ker wisselde af met helder licht; orgeltonen dreunden in de verte, terwijl een wereldlijk kotter bij den meester toegang voor den bezoeker vraagt. Weldra staat deze in een ruime huiekapel, de mees ters weikzaa', en blijft er eenige oogeublikken alleen, om goed onder den indruk te komen. Een merkwaardige werkkamer. Het oog richt zich het eerst op het, reusachtige orgel, in welks fs.ya.de een prachtige Christuskop van gesneden ivoor het middelpunt vormt. Ter zijde een monumentale boekenka-t met muziek, theologie, plülosophie en theti( k. Een oude staande klok brengt een gezellige stemming in de donkere oude bekleeding der mu ren, met zware hangtapijten bedekt. Voor het hooge raam staat de wcrktafel van den meester; als hij op een knop drukt, verschuift htt blad, en hij heeft de toetsen van een harmonium ouder de hand. Bedt kt is de taftl met brieven, sierlijke billets van dameshand, muxiekpapier en brochure?. Als de oude klok slaat, is het alsof eene Sirene (of een heilige) het uur wegzingt; alles in de omgeving ademt rust, harmonie en verheven voldoening. Bijna wordt de bezoeker in een hypno tische droomerij gebracht. Dan opint zich een deur, en de meester treedt binnen, een grijsaard, een patriarch met langen witten baard, door het halve licht mystisch getint. Op het >achte tapijt wandelt hij ouhoorbaar, als een profeet of een toovenaar; en als hij spreekt, houdt bij gaarne de illusie vol'. Gounod was een warm vereerder van Beetho ven, gelijk blijken kan uit den volgenden brief aan den schilder Ingres, gedateerd Weenen, 17 Au gustus 1842. Waarde heer Ingres! Gisteren heb ik den pel grimstocht naar het graf van den onsterfelijken Beethoven volbracht, dien ieder reiziger, zonder onderscheid, aan zulk eene onmetelijke grootheid verschuldigd is, maar die mij, zooals ge mij kent, zeer bijzonder ter lurte ging. Ik beu in dit opzicht altoos nog dezelfde. Ge weet, met welk een vercering ik dezen naam te Rome noemde. Ik weet niet welk een machtigen invloed de gedachte aan Beet hoven steeds op mij heeft uitgeoefend; maar ik kan mij van hem niet losmaken; hij houdt mij gevangen en ik heb hem lief, zooals min de zon lief heeft. Ja, ik geloof nog altoos dat Beethoven de schoonste ster is, de schitterendste die ooit aan het muzikaal uitspansel verschenen i?. Hoe geluk kig ben ik op dit oogenblik. Geloof me, a!s ik openhartig tot een ander hart J-preek, dat mij lief heeft en verstaat. Hier te Weenen, waar deze groote man zoolai g geleefd l eeft en waar ieder nog weet en kan aanwijzen, welke wegen hij heeft gewandeld, luister ik met gespannen aandacht naar het geringste woord dat ik over hem hoor i-preken. Ofschoon de tegenwoordige totstand der muziek te Weeneu zoo gevoelig lijden moet onder den Italiaanschen invloed, wordt toch de naam Beethoven nog steeds uitgesproken met eene plechtigheid, die in het hart dringt, zoodat men zich geschokt voelt, en in tranen zou willen uitbarsten als een kind, ziende hoe althans de majesteit van den naam be houden blijft, ofschoon de loop der kunst zich er tijdelijk van afwendt. Voor mij blijft hij dekracvtigste zuil der muziek; altoos is hij de eenige aan wien ik denk en dien ik liefheb, met, eeue liefde die oneindig is. Ik laat mij hier te Weer.en de geringste bijzonderheden uit zijn leven vertel len, want hier heeft men hem toch gezien eu een weinig erkend. Dit bizarre, rustelooze, grillige leven is hoogst belangrijk voor al wie de composities in den grund bestudeerd heeft, welke het resultaat of veelmeer de oorzaken van dit leven waren. Terwijl zij zich toch als vorm der kunst tot onmetelijke hoogte verhief, deze onvermoeide, eeuwige meditatie, die de basis en men kan zeggen den oneindigen afgrond van zijne werken vormt, is zij immers ook tegelijk in het rustelooze nomadenleven te zien, dat hij te Weenen en omgeving voerde. Als men tot ons zegt; //Hier in deze laan heb ik Beethoven gezien, hoe hij er alleen wandelde, nu en dan een vodje papier uit den zak haalde, tegen een boom leunde, drie of vier noten op het blad schreef, met schit terende oogen, en dan terstond weer de wandeling hervatte", als iemand u dat zegt, zoudt ge dan ook niet voortdurend in die laan willen blijven? En deze boom, de boom waartegen hij leunde, die zijn hand steunde, door welke zoovele aangrijpen de, heerlijke, treffende uitingen welden, waarom weet men niet welke boom het is? Is het niet als 't ware een broeder vi-n de heilige olijf boomen? Maar zij zullen me voor een dwaas verklaren, waarde heer Ingres, dus wat ik u bidden mag, vertel aan niemand dat ik zoo ben ; men zou mij uitlachen. Maar ik ben gelukkig met die fana tieke liefde voor de geringste trekken van Beet hoven, ik zou met open mond er van 's morgens tot 's avonds naar willen luisteren." Gouuod vertelt daii van zijn bezoek aan Beethoven's graf, en beschrijft het. Ten slotte zegt hij : ,/Niets dan de naam, de onsterfelijke naam. Daar rust hij, uitgestrekt onder den blik der heer lijke natuur, en 's avonds, als de zon achter de bergen daalt, verlichten hare laatste stralen zijn graf, zet zij de liefelijkste kroon op zijn hoofd. Drie schreden verder ligt Schubert... de arme Schubert! Hij is zoo tamelijk in ellende gestor ven, en het uiterlijk van zijn graf getuigt dat ook... Ik arme roem aspirant plukte ook bij Schubert een aandenken af, maar alleen voor mij. U, mijn heer Ingres, zend ik alleen deze grassprietjes van het graf van Beethoven." Zaterdag werd te 's Gravenhage in Pulchri Studio eene belangwekkende tentoonstelling ge opend van instrumenten, prenten, photographieön en boeken, alles op muziek betrekking hebbende. De verzameling is bijeengebracht door een particulier, die tevens den catalogus ervan ver vaardigd heeft, merkwaardig door volledigheid en juistheid. De tentoonstelling is verdeeld in drie groepen, slag-, blaas-en snaarinstrumenten; alle m rjjke verscheidenheid voorhanden, en zoowel in historisch als ethnographisch opzicht hoogst belangrijk. In de inleiding wijst de smaakvolle-sverzamelaar er op, hoe in vroeger tyd veel meer dan nu aan den artistieken vorm en de versiering der muziek instrumenten gedaan werd, en eenige prachtige stukken, oude gitaren, theorbep, harpen, hobo's en Oostersche instrumenten zijn er het bewijs van. De heeren Chr. Timmner, violist alhier en C. L. W. Wirtz, pianist te 's Gravenhage, zullen weder drie soirees geven waarop ditmaal sonaten voor viool en piano van verschillende meesters zullen worden voorgedragen. (Bach, Schumann, Brahms, Grieg, César Franck, Beethoven, Mozart en Richard Strauss.) Het groote kunstgenot dat deze heeren aan een uitgelezen publiek hebben verschaft door de voordracht van alle vioolsonaten van Beethoven, maakt elke aanbeveling overbodig. iihiniiimiiiiiiiliiiiitiilimiiiiiiii llAlllllllllimHItlllllllllMIHIWI Het Salon van 1893 te Brussel. U. Zee-, stad- en landgfzichten. . De oude garde: Coosemans, Lamoriniè.e, mcj. Beernaert, mej Collar^, P. J. Clacys. De mannen uit don overgangstijd : Verheyden, Binjé, Meijers, Stacquet, Crabeels. De vrijlichtschilders: Verstraete, den Duyts, Claus, Courtens, Alex. Marcette, Baertsoen, van Melle, R, Wijtsman, L. Fr déric, Karl Meunier, enz. Eenige vreemden: Mesdag; Thaulow, Hans Herrmaun, Bo?ch-Ileitz, Liebermaun, Skarbina, Koldewey. Zij ziju er au grand complet, onze zee- en landschapschilders; drie generaties kunstenaars, die elkander den voorrang betwisten. Ziehier de mannen, verschooning! de dames en heeren dtr oude garde, enkelen, als mej Beernaert, mej. Collart, Asselberghs, P. J. Claeys, die het nooit verder brachten dan tot een zeer honorabele middelmaat, anderen, als Lamorinierèen Coo emans, die, gedurende een kwart eeuw, met meer dan gewoon talent den roem van hun naam en van onze school hoog Melden. Allen stelden ten toon. doeh sltchts een enkelen kan men iets meer dan het gewone sotinfecit verleenen. In twee der drie schilderijen van Coosemans vinden wij al de kwaliteiten uit zijn besten tijd terug: breeden bLk op de natuur, door geen kleinigheden afgetrokken; zeer savaut doen; rijke, krachtige kleur. Tusschen deze allen c u de luministen van heden staan schilders als Verheyden, Bii.jé, Stacquet, Baron, Meijer?, Crabeels, Verclyen, enz., die bijna allen destijds, met Rosacels eu Htymans, tot de zoogezegd grijze schcol behoorden, en waarvan eukelen, o. a. Crabeels en llcymaus, als de ware voorloopers, in België, van de plc M-<?«-schilders moeten genoemd worden. Van enkelen dezer, van de besten voorzeker, kan men zeggen, dat zij eerst sedert weinige jaren de hoogte van hun ontwikkeling bereikten. Zijn Meijer?, Rosseels, anderen nog, na hun schitterend succes vau zoowat tien jaar g< leden, ook al blijven stil staan, Verhfyden, Biijjé, vooral Heymans en Cra beels voltooiden juist in dit tijdsbestek hun degelijkste werk u. Van Binjé, tevens een terecht gevierd waterverf schilder, bevat het Brusselsen salon drie land schappen, Morgen, Sinter, Zomer, waarvan vooral het eerste en laatste mij, om hun losheid van toets en waarheid van impressie, hebben bevallen. Verheyden zond, naast een landschap, e Molenhoeve, een fantazie, De IT/iterjuffer: een naakt meisje, zittend op den boord van een stillen waterplas in een boschrijke plaats, plagend, met oen stroohalm, een om een riethalm fladderende libellule.. Van Crabeels een Herder, drijvend, op een laten zomevdag, zijn kudde door een helderverlicht heideland. Merkwaardig in hooge maat de winde rige, met groote, sneldrijvende wolken bezeilde zijdeblauwe hemel. Evenals te Geut, in 1892, zijn het ook nu de luiiiinisten die zegepralen. Eukele, overigens zeer talentvolle impressionisten van vroeger, zoo o. a. G. den Duyts, sloten zich blijkbaar bij hen aan. Op de jongeren, dmoiid Verstraeten, Carl Nys, E. Larock, oefenen zij blijkbaar een machtigen en gunstigen invloed. Blciuice BosMutht is ongetwijfeld een der beste werken, nog ooit door den Duyts voltooid, 't Kan waar zijn, zooals Flnd-fpeiiJiHice doet opmerken, .,qite Ie bleu tres intense qui en colore Ie fond et la parlie supérieure (/(route un pen Ie sjtectute/n- qui -ii a pus en V occasion d'obxercer eet rj]'ul Itrnnge", doch of nu de schilder, om wille der ongeoefende oogen van zekere kunstenaars, critici en liefheb bers, er zijn eigen visie hadde moeten . .. aan opofferen? niet waar, poser la qitestion c'est la rcsoudre l Verstraete, Claus, Farax.yn, van Melle, R. Wytsman, Hagcmans, vermeld ik slechts terloops, hoe gaarne ik ook op de groote verdiensten van eieze artisten, en inzonderheid van de drie eersten, meer licht deed vallen. Ik moet mij echter beperken, al was het maar alleen om ten minste in enkele regelen te kunnen uitweiden over Frans Courtens, die niet minder dan drie meer dan middelmatig groote schilderijen, 'tSei:oc>i der Ruit, S<-pt<-i</'je/-zf>ti, De Kaharie, ten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl