Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hjj noest voorstellen. Het prettig-aandoenlijke
TOL de situatie in het laatste bedryf deed b\j het
beet van allen tot zya recht komen.
Vamour brodf, een nieuw tooneelspel van
Fnuncpig de Curel, is in het «Théatre Francais"
gevallen. Het heeft de groote verwachtingen, die
men ^vam den auteur van »Les fossiles" en
L'invitée*' had, niet verwezenlijkt. Het is de zeer
.duistere en zeer onsmakelijke geschiedenis van
een geëxalteerde jonge vrouw en een geblaseerden
jongen man, die naar liefde smachten en deze niet
deelachtig kunnen worden. De man, die arm is,
wil de vrouw, die ryk is, niet trouwen.. Hy beschouwt
dit als een laagheid. Hij zou het alleen willen, in
dien hij haar door dit huwelijk een groot offer
zou kunnen brengen. De vrouw weet raad en
maakt hem w\js, dat zij een misstap beging en
moeder moet worden. De msn weet, dat zij liegt,
doch laat dit niet merken en stemt in bet hu
welijk toe. (Dit is al bijzonder inconsequent
van dezen wouM-be-held.) De vrouw raadt, dat
hy niet aan_ haar schande gelooft en wil nu
niets meer van hem weten. Ten slotte schijnt
jj bem echter toch van haar niet begane
misBtop te hebben overtuigd en heeft het huwelijk
Slaats. In den bruidsnacht bekent zij eindelijk
B waarheid. De man is wanhopend en schiet
zich dood. De Curel liet zich blykbaar door
Ifcsen, in het bijzonder door «Hedda Gabler"
inflnenceeren. Sarcey wjjst er telkens en telkens
op, hoe gevaarlijk dit voor een Franschman is.
H. J. MEHLEE.
IIIIIHimlIIMIIIIMIIIItMIIIMIIHIIIIM
Mwiefc Ia 4e hoofdstad.
. Toen Vrijdagavond het Parijsche'orkest had plaats
geuomen.en de eigenaardige gestalte van den heer
Lamoureux zichtbaar werd, dacht ik mij weer terug
in de Cirqtte d'e'téie Parijs, wanneer des
Zondagmiddags te 2X uur Lamoureux opkwam, de zaal eens
inkeek, de ouvreuses (de natuurlijke vijandinnen
van alle Parijsche schouwburg- en concertbezoe
kers^ op de vlucht joeg en, met een strengen slag
op den lessenaar stilte gebood.
Wat had Lamoureux zijn publiek en zijn personeel
goed ouder den duim !
Zelfs de zich weinig aan etiquette storende be
zoekers op de secondes (plaatsen van 2 en 3 frcs.)
die, wanneer Lamoureux. een nummer niet wilde
bisseeren, trachtten het begin van het volgende
stuk te beletten, werden tot rede gebracht door
een Aau op het eerstvolgende programma, waar
in onder anderen stond: //Dans la plupart des
cas l'opinion du public est divisée sur
l'opportunilédes redites d'un morceau, et cette
divergence prove que alors des manifestations opposées.
_ II peut arriver aussi que Ton demande la rép
tition d'un morceau discuté, dans Ie seul but
d'exciter des protestations et de faire naitre Ie
tumulte. Pour viter de regrettables conflits Ie
plus sage est de s'en tenir strictement aux pro
messes du programme."
Het was een levendig volkje, die schilders,
toonkunstenaars, studenten enz., zij waren de dank
baarste en beste toehoorders; maar als er iets te
demotstreeren viel, verzaakten zij nooit troef.
Wanneer de warmte zich te veel verhief (ge
woonlijk reeds na het tweede numme>) was het
geroep: ,de l'air!" algemeen op die rangen en
hiertegen hielpen niet eens altijd de notes sécèrcs
op het eerstvolgend programma. De raampjes
(vasistas) moesten open.
Eens zou de beroemde Mounet-Sully verzen
voordragen in een muzikaal-declamatorisch werk.
Het geroep //de l'air" was nog in vollen gang,
toen hij optrad, doch spoedig werd liet stil. On
gelukkig waren de eerste woorden die hij te zeg
gen had: Qu'entends-je? Estce un murmure? Nu
kon het geheele publiek zich aiet goed houden!
Even dwaas was een incident op Goeden Vrij
dag, toen een Passion met muziek aldaar werd uitge
voerd, waarbij Sarah Bernhardt de verzen voordroeg.
Ongelukkig kon hare »vo;x d'or" in deze kolos
sale ruimte niet de gewone betoovering uitoefenen;
het publiek dat weinig kon verstaan, werd onrus
tig en begon leven te maken.
Parlez plus haut, Madame! Je vous en prie!"
riep men. La grande Sarah, aan zoo iets niet ge
woon, hield op en ging zitten met tranen van
spijt in, de oogen.
De dichter van het stuk kwam woedend op
het orkest en hield voor het publiek eene bestraf
fende redevoering, waarin hij zeide, dat, wanneer
het programma vermelde dat er verzen zouden
worden voorgedragen, het publiek het recht niet
had dit te beletten en verplicht was te luisteren.
Ne parlez donc pas en prose!" riep een grap
penmaker van de secondes.
Algemeen gelach! De dichter exit!
Lamoureux heeft nooit weer eene Passion op
Goeden Vrijdag uit laten voeren, na dien tijd.
Ik geloof zelfs niet dat er ooit weer verzen zijn
voorgedragen op een zijner concerten.
Uit het bovenstaande vatte men echter niet op,
dat het op die concerten meer amusant dan mooi
was, want de diepste stilte heerschte steeds ge
durende de uitvoeringen.
Ik wilde alleen een kijkje geven op het Parijsche
publiek, dat nooit ingezonden stukken in de cou
ranten schrijft, doch altijd op het oogenblik zelf
protesteert of demonstreert. Doch Lamoureux ver
toefde nu ten onzent, en dus heb ik mij te bepa
len tot den indruk van de concerten door hem in
het Concertgebouw gegeven.
Wat ik van de samenstelling en de verhoudingen
van dit orkest heb medegedeeld, bevestigde zich
thans weer. Wanneer het strijkkwartet alleen speelde,
(zooals in Grieg's La mort d'Asa) was men verrast
over den heerlijkeu klank van de strijkinstrumenten.
Zoowel de kwaliteit van die instrumenten als de
wijze van spelen, bewerkten dien indruk. Ook thans
trof mij weer de juistheid van Massenet's opmer
king die ik vroeger mededeelde, n.l. veel meer
eenheid dan bij ons in de houten blaasinstrumenten,
doch minder persoonlijkheid in ieder instrument.
De heerlijke klank van het koper kan echter slechts
bewonderd worden.
Het is niet mijn plan ieder nummer afzonderlijk
te bespreken. Ik acht dit niet noodzakelijk; het
komt toch op den hoofdindruk aan.
Slaan wij echter eerst een blik op de Fransche
coBipositlën, die alhier weinig of niet bekend zijn
en die door dit orkest werdea uitgevoerd.
In de eerste plaats op Napoli, van Gustave
Charpentier.
Deze componist is in Parijs zeer bekend gewor
den, toen Colonne zijne sinfonie; La vie d'un pofte
deed uitvoeren. Napoli is het vijfde deel van eene
suite Impressioxs <t' Italië. Ik betreur het, dat van
zulk een wtrk slechts een fragment gegeven wordt.
Op deze wijze heeft Lamoureux voor drie jaar ook
met d' Indy's Wallenstein gedaan, hetgeen het na
deel heeft, dat men of eenoaijuisten of een
onvolledigenindruk van het gehalte van zulk een werk
krijgt. uGekeel of niet!" is men tegenover den com
ponist zedelijk verplicht.
Charpentier's nummer vond ik als kleur zeer inte
ressant; ook in de verwerking en samenvoeging van
Napolitaansche volksmotieven toonde bij groote
ervaring, doch op andere oogenblikken schenen die
motieven mij toe, elkaud-r doelloos op te volgen.
Dit is niet meer dan eene impressie die ik ont
ving, want zonder het geheele werk te kennen
mag ik aan mijn oordeel niet het karakter van
een vonnis of van een sanctie geven. (De lezer
weet bovendien dat ik mij daarvoor zooveel mo
gelijk tracht te hoeden, daar eene persoonlijke
mcening lang niet altijd de waarde van een werk
kan bepalen.)
In de yaria-Kans sympkoniques pour violoncelle
et orchestre, van L. Boelmann, trof mij de
effectvol'.e bewerking met zeer sobere middelen. Er was
zekere klassieke eenvoud in deze variatiën en
daarom stel ik Boelmann als componist hoog. Hij
bt hoort met l art en ziel tot de jongeren, doch
erkent tevens (blijkens zijn werk) da*-, om op een
modern standpunt te kunnen staan, men eerst
grondig het bestaande in zich moet opgenomen
hebben. Dat hebben César Franck, d'Indy e a. ook
begrepen en daarom heb ik meer met hen op, dan
met vilen van die richting die meenen, dat zij het
alleen met //impressies" afkunnen.
Dit werk werd door den heer Salmon en het
orkest zeer schoon voorgedragen, alleen zou men
in de Finale eene minder sterke instrumentatie
wensc-hen, omdat de solist daar bijna niet ge
hoord werd. Het kan echter ook zijn, dat een cel
list die sterker toonontwikkeling heeft, zich wel
zou hebben kunnen doen hooren.
»U we stem is te klein voor ous tooneel," zeide
eens een tooi.eeldirccteur tot eene debuteerende
zangeres. Dat is niet waar!" riep zij veront
waardigd uit. Maar hit tooueel is te groot voor
mijne stem". (Precies dezelfde kwestie!)
De Rhapsodie Cambodgienne "van Bourgault
uooudray was voor mij een goede bekende. Hoewel
ik den componist moeielijk kan controleeren iu
zijn streven naar locale kleur, heeft dit werk mij
weer zeer geïnteresseerd. Bij nadere kennismaking
wint het. Het is dus te begrijpen dat het, voor
het eerst ten gehoore gebracht, koel werd ont
vangen.
Al de hierboven genoemde werken vertegenwoor
digden met een fragment uit Berlioz: RÏom?'o et
Jitliette en Saint-Saëns' Phaéton de Fransche muziek.
In die toonstukken kan men dit orkest het meest
in zijne eigenaardige schoonheid bewonderen. Daar
komen de schitterende eigenschappen het sterkst
uit, evenals in Waguer's fragmenten, die de
Franfche orkesten (h°ewe' zij nog we' eens van de
Bayreuther traditiën afwijken) meer in onzen geest
spelen dansymphouieën van Beethoven of Schumacn.
Ik zie er het nut niet van in, daar telkens weer
op terug te komen en die opvattingen ied< ren keer
tegenover elkander te stellen. De Fransche musici
zullen Bach, Beethoven of Schumann op hunne wijze
blijven spelen; wij hebbeu die opvatting dus voor
notificatie aan te nemen.
Wat den totaalindruk van
Lamoureux-uitvoeringen betreft, vermeld ik, dat de eerste mij meer
heeft getroffen dan de laatste. De stemming van de
houten blaasinstrumenten was bij de eerste uitvoering
over het geheel gunstiger, en het geheel vond ik
toen meer bezield.
Met groote dankbaarheid zullen alle toehoorders
echter nog lang aan die twee hoogst belangrijke
uitvoeringen denken.
* *
Voor de Fransche Opera blijft mij waarlijk niet
veel ruimte meer over. Ik wil echter niet verzui
men van den zeer goeden indruk te gewagen, dien
de zangeres Mad. Andral als Azueena in Le rouvère
op mij maakte. Zij is een groote aanwinst voor dit
gezelschap. De stem is goed ontwikkeld, vooral in
het medium en hooge register. Bovendien toonde
zij intelligent en muzikaal te zijn. Alen kan niet
meer verlangen.
De geheele voorstelling liep gelukkig van sta
pel. M. i. is de Graud-Opératronp van veel beter
gehalte (als geheel) dan het vorige jtfar. Spoedig
hoop ik o' k met die van de Opéra-Comique ken
nis te maken.
Heeft de heer Van Loo (Manrico) van den heer
Pauwels afgekeken in de vierde acte uit zijn ge
vangenis los te breken [tot tweemaal toe] om te
buigen ? Mev. Baréty weigerde uit haar rol te val
len en bleef waar zij was. Bravo!
VAX i'lLLlGKN.
P.S. Mijn geachte collega Jacques Hartog heeft
het initiatief genomen om te trachten een stand
beeld van onzen grooten J. P. Sweelinck te ver
krijgen. Bravissimo!
In mijn artikel over Gounod zag ik dat een
vermakelijke drukfout is ingeslopen. In plaats vau
Chaitt de Vil/ene staat: ClinntdeLibérie. Daar beide
landen wat heel ver van elkander liggen, is recti
ficatie niet overbodig.
Gounod t'huis. Het Xeue Wiener Taf/cblntt
ontvangt van zijn correspondent het een en ander
omtrent Gounod, dat zich aansluit bij hetgeen
de heer v. M. uit persoonlijke herinneringen de
vorige week vermeldde:
Gounod had er meer dan iemand verstand van,
zich met eeu interessante mise-en-scène te omge
ven. Nu eens had hij er pleizier in, zich te
vertoonen als een geheimzinnig wezen, aan alle
wereldlijke en eerzuchtige gedachten vreemd, van
bovenaardsche grootheid en schoonheid, dan weer
speelde hij den bou gareon, die met bevallige gra
tie de vroolijkheid en ongedwongenheid van het
Fransche ras bijna tot de grens der Parijsche
gamiuerie wist te voeren. Deze laatste beschou
wing intusschen was maar voor weinige vrienden
en landgenooten; voor vreemdelingen was hij al
toos de kuustpatriareh, door een aureool omstraald.
Aan de decoratie hiervoor ontbrak kt nitt. Hij
bewoonde een artistiek paleis, prachtig gemeubeld;
in den tempel van Sarastro kwam men gemakke
lijker binnen dan in dit gewijd heiligdom. Madame
Gounod hie d er wacht. De uitverkorenen echter
die werden toegelaten, mcesten door een eerbie
dige beklemdheid bevangen worden, als zij de
ijzeren traliedeuren doorwandelden en in den
couloir kwamen, waar met gekleurde heiligenbeelden, als
in een keik, alle ramen beschilderd waren. Voorstel
lingen uit de Passie, «ngelen met uitgespreide vleu
gels versierden de wanden ; een tooverachtig halfdon
ker wisselde af met helder licht; orgeltonen dreunden
in de verte, terwijl een wereldlijk kotter bij den
meester toegang voor den bezoeker vraagt. Weldra
staat deze in een ruime huiekapel, de mees
ters weikzaa', en blijft er eenige oogeublikken
alleen, om goed onder den indruk te komen. Een
merkwaardige werkkamer. Het oog richt zich het
eerst op het, reusachtige orgel, in welks fs.ya.de een
prachtige Christuskop van gesneden ivoor het
middelpunt vormt. Ter zijde een monumentale
boekenka-t met muziek, theologie, plülosophie en
theti( k. Een oude staande klok brengt een gezellige
stemming in de donkere oude bekleeding der mu
ren, met zware hangtapijten bedekt.
Voor het hooge raam staat de wcrktafel van den
meester; als hij op een knop drukt, verschuift htt
blad, en hij heeft de toetsen van een harmonium
ouder de hand. Bedt kt is de taftl met brieven,
sierlijke billets van dameshand, muxiekpapier en
brochure?. Als de oude klok slaat, is het alsof eene
Sirene (of een heilige) het uur wegzingt; alles
in de omgeving ademt rust, harmonie en verheven
voldoening. Bijna wordt de bezoeker in een hypno
tische droomerij gebracht. Dan opint zich een
deur, en de meester treedt binnen, een grijsaard,
een patriarch met langen witten baard, door het
halve licht mystisch getint. Op het >achte tapijt
wandelt hij ouhoorbaar, als een profeet of een
toovenaar; en als hij spreekt, houdt bij gaarne de
illusie vol'.
Gounod was een warm vereerder van Beetho
ven, gelijk blijken kan uit den volgenden brief aan
den schilder Ingres, gedateerd Weenen, 17 Au
gustus 1842.
Waarde heer Ingres! Gisteren heb ik den pel
grimstocht naar het graf van den onsterfelijken
Beethoven volbracht, dien ieder reiziger, zonder
onderscheid, aan zulk eene onmetelijke grootheid
verschuldigd is, maar die mij, zooals ge mij kent,
zeer bijzonder ter lurte ging. Ik beu in dit opzicht
altoos nog dezelfde. Ge weet, met welk een vercering
ik dezen naam te Rome noemde. Ik weet niet
welk een machtigen invloed de gedachte aan Beet
hoven steeds op mij heeft uitgeoefend; maar ik
kan mij van hem niet losmaken; hij houdt mij
gevangen en ik heb hem lief, zooals min de zon lief
heeft. Ja, ik geloof nog altoos dat Beethoven
de schoonste ster is, de schitterendste die ooit aan
het muzikaal uitspansel verschenen i?. Hoe geluk
kig ben ik op dit oogenblik. Geloof me, a!s ik
openhartig tot een ander hart J-preek, dat mij lief
heeft en verstaat. Hier te Weenen, waar deze
groote man zoolai g geleefd l eeft en waar ieder
nog weet en kan aanwijzen, welke wegen hij heeft
gewandeld, luister ik met gespannen aandacht naar
het geringste woord dat ik over hem hoor i-preken.
Ofschoon de tegenwoordige totstand der muziek te
Weeneu zoo gevoelig lijden moet onder den
Italiaanschen invloed, wordt toch de naam Beethoven
nog steeds uitgesproken met eene plechtigheid, die
in het hart dringt, zoodat men zich geschokt voelt,
en in tranen zou willen uitbarsten als een kind,
ziende hoe althans de majesteit van den naam be
houden blijft, ofschoon de loop der kunst zich er
tijdelijk van afwendt. Voor mij blijft hij
dekracvtigste zuil der muziek; altoos is hij de eenige
aan wien ik denk en dien ik liefheb, met, eeue
liefde die oneindig is. Ik laat mij hier te Weer.en
de geringste bijzonderheden uit zijn leven vertel
len, want hier heeft men hem toch gezien eu een
weinig erkend.
Dit bizarre, rustelooze, grillige leven is hoogst
belangrijk voor al wie de composities in den grund
bestudeerd heeft, welke het resultaat of veelmeer
de oorzaken van dit leven waren. Terwijl zij zich
toch als vorm der kunst tot onmetelijke hoogte
verhief, deze onvermoeide, eeuwige meditatie, die de
basis en men kan zeggen den oneindigen afgrond
van zijne werken vormt, is zij immers ook tegelijk
in het rustelooze nomadenleven te zien, dat hij te
Weenen en omgeving voerde. Als men tot ons
zegt; //Hier in deze laan heb ik Beethoven gezien,
hoe hij er alleen wandelde, nu en dan een vodje
papier uit den zak haalde, tegen een boom leunde,
drie of vier noten op het blad schreef, met schit
terende oogen, en dan terstond weer de wandeling
hervatte", als iemand u dat zegt, zoudt ge dan
ook niet voortdurend in die laan willen blijven?
En deze boom, de boom waartegen hij leunde, die
zijn hand steunde, door welke zoovele aangrijpen
de, heerlijke, treffende uitingen welden, waarom
weet men niet welke boom het is? Is het niet als
't ware een broeder vi-n de heilige olijf boomen?
Maar zij zullen me voor een dwaas verklaren,
waarde heer Ingres, dus wat ik u bidden mag,
vertel aan niemand dat ik zoo ben ; men zou mij
uitlachen. Maar ik ben gelukkig met die fana
tieke liefde voor de geringste trekken van Beet
hoven, ik zou met open mond er van 's morgens
tot 's avonds naar willen luisteren."
Gouuod vertelt daii van zijn bezoek aan
Beethoven's graf, en beschrijft het. Ten slotte zegt
hij : ,/Niets dan de naam, de onsterfelijke naam.
Daar rust hij, uitgestrekt onder den blik der heer
lijke natuur, en 's avonds, als de zon achter de
bergen daalt, verlichten hare laatste stralen zijn
graf, zet zij de liefelijkste kroon op zijn hoofd.
Drie schreden verder ligt Schubert... de arme
Schubert! Hij is zoo tamelijk in ellende gestor
ven, en het uiterlijk van zijn graf getuigt dat ook...
Ik arme roem aspirant plukte ook bij Schubert
een aandenken af, maar alleen voor mij. U, mijn
heer Ingres, zend ik alleen deze grassprietjes van
het graf van Beethoven."
Zaterdag werd te 's Gravenhage in Pulchri
Studio eene belangwekkende tentoonstelling ge
opend van instrumenten, prenten, photographieön
en boeken, alles op muziek betrekking hebbende.
De verzameling is bijeengebracht door een
particulier, die tevens den catalogus ervan ver
vaardigd heeft, merkwaardig door volledigheid en
juistheid. De tentoonstelling is verdeeld in drie
groepen, slag-, blaas-en snaarinstrumenten; alle
m rjjke verscheidenheid voorhanden, en zoowel
in historisch als ethnographisch opzicht hoogst
belangrijk.
In de inleiding wijst de smaakvolle-sverzamelaar
er op, hoe in vroeger tyd veel meer dan nu aan
den artistieken vorm en de versiering der muziek
instrumenten gedaan werd, en eenige prachtige
stukken, oude gitaren, theorbep, harpen, hobo's
en Oostersche instrumenten zijn er het bewijs van.
De heeren Chr. Timmner, violist alhier en C.
L. W. Wirtz, pianist te 's Gravenhage, zullen
weder drie soirees geven waarop ditmaal sonaten
voor viool en piano van verschillende meesters
zullen worden voorgedragen. (Bach, Schumann,
Brahms, Grieg, César Franck, Beethoven, Mozart
en Richard Strauss.)
Het groote kunstgenot dat deze heeren aan
een uitgelezen publiek hebben verschaft door de
voordracht van alle vioolsonaten van Beethoven,
maakt elke aanbeveling overbodig.
iihiniiimiiiiiiiliiiiitiilimiiiiiiii
llAlllllllllimHItlllllllllMIHIWI
Het Salon van 1893 te Brussel.
U.
Zee-, stad- en landgfzichten. . De oude
garde: Coosemans, Lamoriniè.e, mcj.
Beernaert, mej Collar^, P. J. Clacys. De
mannen uit don overgangstijd : Verheyden,
Binjé, Meijers, Stacquet, Crabeels. De
vrijlichtschilders: Verstraete, den Duyts,
Claus, Courtens, Alex. Marcette,
Baertsoen, van Melle, R, Wijtsman, L. Fr
déric, Karl Meunier, enz. Eenige
vreemden: Mesdag; Thaulow, Hans
Herrmaun, Bo?ch-Ileitz, Liebermaun, Skarbina,
Koldewey.
Zij ziju er au grand complet, onze zee- en
landschapschilders; drie generaties kunstenaars, die
elkander den voorrang betwisten.
Ziehier de mannen, verschooning! de dames en
heeren dtr oude garde, enkelen, als mej Beernaert,
mej. Collart, Asselberghs, P. J. Claeys, die het
nooit verder brachten dan tot een zeer honorabele
middelmaat, anderen, als Lamorinierèen Coo
emans, die, gedurende een kwart eeuw, met meer
dan gewoon talent den roem van hun naam en
van onze school hoog Melden.
Allen stelden ten toon. doeh sltchts een enkelen
kan men iets meer dan het gewone sotinfecit
verleenen. In twee der drie schilderijen van Coosemans
vinden wij al de kwaliteiten uit zijn besten tijd
terug: breeden bLk op de natuur, door geen
kleinigheden afgetrokken; zeer savaut doen; rijke,
krachtige kleur.
Tusschen deze allen c u de luministen van heden
staan schilders als Verheyden, Bii.jé, Stacquet,
Baron, Meijer?, Crabeels, Verclyen, enz., die bijna
allen destijds, met Rosacels eu Htymans, tot de
zoogezegd grijze schcol behoorden, en waarvan
eukelen, o. a. Crabeels en llcymaus, als de ware
voorloopers, in België, van de plc M-<?«-schilders
moeten genoemd worden.
Van enkelen dezer, van de besten voorzeker, kan
men zeggen, dat zij eerst sedert weinige jaren de
hoogte van hun ontwikkeling bereikten. Zijn Meijer?,
Rosseels, anderen nog, na hun schitterend succes
vau zoowat tien jaar g< leden, ook al blijven stil
staan, Verhfyden, Biijjé, vooral Heymans en Cra
beels voltooiden juist in dit tijdsbestek hun
degelijkste werk u.
Van Binjé, tevens een terecht gevierd waterverf
schilder, bevat het Brusselsen salon drie land
schappen, Morgen, Sinter, Zomer, waarvan vooral
het eerste en laatste mij, om hun losheid van
toets en waarheid van impressie, hebben bevallen.
Verheyden zond, naast een landschap, e
Molenhoeve, een fantazie, De IT/iterjuffer: een naakt meisje,
zittend op den boord van een stillen waterplas in
een boschrijke plaats, plagend, met oen stroohalm,
een om een riethalm fladderende libellule..
Van Crabeels een Herder, drijvend, op een laten
zomevdag, zijn kudde door een helderverlicht
heideland. Merkwaardig in hooge maat de winde
rige, met groote, sneldrijvende wolken bezeilde
zijdeblauwe hemel.
Evenals te Geut, in 1892, zijn het ook nu de
luiiiinisten die zegepralen. Eukele, overigens zeer
talentvolle impressionisten van vroeger, zoo o. a.
G. den Duyts, sloten zich blijkbaar bij hen aan. Op
de jongeren, dmoiid Verstraeten, Carl Nys, E.
Larock, oefenen zij blijkbaar een machtigen en
gunstigen invloed.
Blciuice BosMutht is ongetwijfeld een der beste
werken, nog ooit door den Duyts voltooid, 't Kan
waar zijn, zooals Flnd-fpeiiJiHice doet opmerken,
.,qite Ie bleu tres intense qui en colore Ie fond et la
parlie supérieure (/(route un pen Ie sjtectute/n- qui
-ii a pus en V occasion d'obxercer eet rj]'ul Itrnnge",
doch of nu de schilder, om wille der ongeoefende
oogen van zekere kunstenaars, critici en liefheb
bers, er zijn eigen visie hadde moeten . .. aan
opofferen? niet waar, poser la qitestion c'est la
rcsoudre l
Verstraete, Claus, Farax.yn, van Melle, R.
Wytsman, Hagcmans, vermeld ik slechts terloops, hoe
gaarne ik ook op de groote verdiensten van eieze
artisten, en inzonderheid van de drie eersten, meer
licht deed vallen.
Ik moet mij echter beperken, al was het maar
alleen om ten minste in enkele regelen te kunnen
uitweiden over Frans Courtens, die niet minder
dan drie meer dan middelmatig groote schilderijen,
'tSei:oc>i der Ruit, S<-pt<-i</'je/-zf>ti, De Kaharie,
ten