De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 29 oktober pagina 7

29 oktober 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 853 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een fatsoenlijk bedelpartijtje. NED. HKRV. BROEDEKS: K'lekle voor de Kerkelijke Hoogleeraren! AJISTERDAMSCHE STEDEMAAGD: Zijn de Heeren hier wel terecht? 'lllllfIMIIIIMHIIIIIIIIMIlmlIMUMMIIHIIIIIIIIIMIiminlII IIIM1IIIIIIIIIJIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIM Julius Pruttelman Brommeijer. Wat een slapte in zaken! Je zoudt den win kel wel kunnen slui?ten. Mijn kantoor personeel leert het luieren, iets waartoe ik het nooit de ge legenheid gelaten hab- Dat zij niets uitvoeren is mij fisteren nog gebleen, toen ik den boekhouder verraste, die een spelletje do mino zat te spelen met mijneersten be diende. Onverwacht draai ik den knop van de deur om, en daar zie ik hem de steenen wegmoffelen, maar daar dat niet gauw genoeg lukte, stopte hij in zijn ver- __legenheid er een, dien hij nog in zijn hand had, in zijnen mond. Nu, dat liep verkeerd voor hem af. Ik bsgoa natuurlijk een praatje met hem, ea stelde hem, zoacbr iets te zeggen, voor dj keus dat corpus dalicti door te slik ken of het in mijn presentie te voorschijn te brengen. 03 kerel hield zich een oogenblik taai, gaf een paar antwoorden met een getik en een geklik alsof zijn tanden krijgertje speelden tusschen zijn kaken, tot hij bag;e3p dat hij het zou moeten opgeven, en jawel, daar glipte dubbele zes er uit; waarop ik hem heb toegevoegd: je vat wel rekel, al kom je mat zoo'n hoog getal uit, je blijft toch een dubbele nul. Zulke dingen beleef je tegenwoordig. En was dit het ergste maar! Op de Bjurs ts het vervelend als ooit te voren. Wij vertegen woordigers van eerste Huize zien er saai en landerig uit, maar dat kleine goed, de beun hazen en de makelaars zetten een onverschil lig gezicht, zij nemen op zijn best hun hoed nog voor je af, je kunt zoo merken, dat zij bij zichzelf denken, wat gaan mij Bromtneijer, Hartsen of van Eïghen aan? te verdienen is er aan dat volk toch niets! Ja dat is een onaangenaam verschijnsel. Daar komt bij dat ledigheid des duivels oorkussen is. Sta je daar zoo allemaal niets te dosn, en als pilaarbijters elkaar aan te kijken, eigenlijk om een praatje verlegen, dan krijg je zoo van zelf allerlei neigingen in strijd met de waar digheid van je persoon of van je firma, en zoo heb ik, zoowaar, me zelf al betrapt op het begin van een pjging om een wagendrager bij zijn haar te hebben en Heybroek zijn zakdoek te rollen. Verdoemd tot zulke dingen kom je, want je moet toch wat doen. <-iek dat het de heele wereld door in alle zaken even slap is. Ik heb l'ierson al eens geschreven of hij mij ook melden kon wat de oorzaak van het geval wa^, en wanneer het zou eindigen, maar hij geeft geen asein. Het schijnt dac van alle menschen hij alleen nogal iets om handen heeft en dat is een veeg teeken. Ofschoon het heel natuurlijk is. In dagen van pestilentie hebben alleen de dok ters en de dooigravers het druk. X'jo is het ook in dezen tijd van algemeene verliezen. Pierson komt maar met belastingen aan, juist met het tegenovergestelde van hetgeen waaraan wij behoefte hebben; in plaats van heffingen hebban wij _ bropdnoadlg o^hei'fingen, maar daar hoor je niet van. Hij werkt dus in de verkeerde richting. Op die manier, moet ik zeggen, is het gemakkelijk genoeg Minister van Financiën te zijn. Heel wat verdienste lijker zou het wezen precies andersom te doen, en te maken dat we wat meer geld kregen om weer wat meer te kunnen laten verdienen. Want als ik en mijn vrienden in de Bocht nu minder winst maken dan gewoonlijk en wij moeten meer aan het Rij k opbrengen, dan besteden wij ook niet zooveel als anders aan die soort van dingen die wij missen kunnen. Juist tegen dezen grondregel der economie stuurt Pierson in. Wat had hij moeten doen? De uitgaven beperken zoodat de belastingen konden dalen. Wat doet hij? De uitgaven vermeerderen en de belastingen evenzop. Waar moet dat op uitloopen 'r1 Ze hebben j» al zoo gevild, dat er haast niets meer over schiet, Al wat ze bij je leven van je kunnen halen, hebben ze gehaald. Elke goedvoorziene brandkast is een monument van het verleden; het heden kent zulke gedenkteekenen niet meer. Als ik de mijne moest vullen met hetgeen ik in het laatste halfjaar verdiend heb, kon ik er gerust den sleutel in laten zitten. Het gevolg niervan is, dat Pierson, die het personeel wil herzien, nu weer, om het te kort te dekken, zijn oog moet vestigen op het successierecht. Dat moet worden verhoogd, dat wil zeggen hij ziet er geen kans op je bij je leven nog meer af te zetten, dan nu reeds geschiedt. Na je levend gevild te hebben, moeten ze om die weerlichtsche schatkist gevuld te krijgen, je ook bestelen na je dood. Waarachtig zoo is de positie. Het Kijk maakt zich hyenamanieren eigen, uit pure menschlievendheid zooals het heet; de fiscus wordt een lijkenschoffeerder.Datis me nu godbetert het moderne belastingstelsel naar draagkracht!... Wat blijft er op die manier over van de gezellig heid, de intimiteit en den band der bloedver wantschap! Je voornaamste bloedverwant, ak je geen kinderen nalaat, is die vent in den Haag, die aan 't laatje zit en den ontvanger op je afstuurt. Had je vroeger geen erfgena men in de rechte lijn, dan was er toch altoos nog een neef of een nicht, een halfbroer of zoo'n familiestuk, die niet meer kan uitre kenen in de hoeveelste graad hij je bestond, die zich de moeite gaf je als een zoon ot' dochter, broer of zuster lief te hebben, in de hoop dat je hem na je dood, niet bij het lijf zoudt nemen. Je kreeg op je verjaardag en met Sinterklaasje cadeautje, ze getroostten zich nu en dan een avondje met te pratent te spelen, ze féteerden je, rekenende op je ge voelig hart en je testament. Maar dat fiscaal gespuis kijkt gedurende je heele leven niet naar je om, tenzij om je door intermediair van hun Knecht je een beschrijvings- of aanslagbiljet te laten bezorgen, en, als je n iet gauw genoeg antwoordt of afschuift, je per commies ot deur waarder een waarschuwing of dwangbevel onder den neus te duwen; alle welke zaken niet het geringste hebben uittestaan met eenige gemoedelijkheid. Gelukkig ben ik niet kinder loos, maar de gedachte, dat, als ik het eens werd, ik mijn heele leven lang zou geploeterd hebben, om wat ik mocht achterlaten, te doen vallen in zulke klauwen, zou mij een nagel aan mijn doodkist zijn. n toch dat het tot zulk een uitbreiding van het successierecht zal komen, daar ben ik zeker van. Want wanneer eens iets op den verkeerden weg is, rolt het hoe langer hoe meer den verkeerden kant uit. Dat is van hr«; paradijs af zoo geweest. Nadat lüva Adam had verleid, heeft. het fflenschdom in het zweei! zijns aanschijns zijn brood moeten eten. Dat is ook altijd door erger geworden en nu zijn we al zoo ver, dat er geen werk meer is om van in het zweet te komen, zoodat er van eten weldra, heelemaal geen sprake zal kunnen zijn. En met dezen gang van zaken loopt de staat kundige wereldgeschiedenis parallel. Eerst zijn ze begonnen met alle menschen tegen hun zin m een staat op te sluiten, en toen zij een maal hun staat hadden, was voor ieder, die maar wat missen kon, betalen de boodschap. Aan vankelijk ging dat nog, maar aan het geldnemen gewoon is die Staat al meer komen verslinden, en je zult zien het eind van de zaak is, dat die vreeuak ten slotte jezeils je laatste appeltje voor den dorst ontsteelt. bJn net zoo is het met de gemeente, die slokop nummer twee. Hoe slechter de zaken gaan hoe meer dit dier trekt Let er maar op, die denkt ook aan niets anders dan uitbreiding van belasünggebied. Walde staat je nog zou willen laten, ronselt zij je af. En zoo zit ieder, die door overleg en spaarzaamheid nog iets over heeft, tusschen twee vampyrs, die het van mekaar afkijken, hoe ze iemand het best kunnen uitmergelen. En als ze je niet heelemaal kraken, dan is dat eenvoudig bij sulle afspraak om het skelet te spareu, in de hoop dat er later weereen aasje vieesch op zal groeien, waarop ze op nieuw te gast zullen kunnen gaan. Maar we zijn er nog niet. Ik sprak er over met Dyserinck, die liet in alle opzichten niet nnj eens is. Ik zeg: Wat denk jij van j opvolger voor Financiën van dien Treuo, zou hij die vervloekte inkomstenbelasting willen afschaffen en ons weer wat ruimer adem laten halen; waut er moet een eind aan komen, wij houden het zoo niet uit. Dac kun je begrijpen, zei JJysenuck, als wij hem de handen ynj lieten, hieidjegeen cent in je portenioimaie; ik beschouw.hem meer als een rooverhooldman dan als een bezadigd financier, je moet maar eens zien hoe bandietacutig HIJ zjn flambard draagt en je zult je er over verwon deren, dat hij geen geweer op zijn rug heeft eii een revolver op zij. Alle belastingen, waarmee hij de Bocht kan pesten, zijn ueua welkom,en waaraan nog niemand gedacut heeft, hij droomt van een successierecht voor de gemeenten. In geheime zitting heeft hij dat onlangs nog verdedigd. Waarom, zoo riep hij uit, zal de Staat als b. v- iemand van het fortuin van den heer Pmttelinan Brommeijer sterft, zich een belangrijk deei van diens nalatenschap mogen toeeigenen, terwijl de gemeente dezen betalenden burger als belasting'ooject voor goed verliest, zouder een cent schadeloosstelling te ontvangen! Wel G. v.-d. zei mj dat? Ziet hij m mij en. mijns gelijken niets anders dan een belastingobject! /.ou je niet de slapte in zaken lief begin neii te krijgen, als je weet, dat daardoor ten min; ste dat beiastiugcanaille ook op zwan zaad wordt gezet l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl