De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 5 november pagina 4

5 november 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 854 - ©ttó Brandes is door de Schiller-societies te Manchester en Bradford uitgenoodigd in dezen Winter voordrachten over het moderne Frankrijk téhonden. Aan de universiteiten te Gent en te Luik zul len nieuwe faculteiten toegevoegd worden voor de «politieke en sociale wetenschappen", die te Brussel en te Leuven reeds bestaan. Te München wordt aan de universiteit een tandheelkundige Inrichting toegevoegd en tevens een professor in "détandheelkunde, als directeur dezer inrichting benoemd. Een groot turfveen, Kakscher-Kalis, in de buurt n. Koningsbèrg, is zoo sponsachtig en onder vindt zoo den invloed van den dampkring, dat hét den eenen tjjd eenige meters hooger ligt dan den anderen. Als het hoog ligt, kan men boerderyen en boomen, aan de overzyde gelegen, soms geheele dagen lang niet zien. Littauische sagen maken reeds van oudtyds melding van dit verschijnsel, en schrijven het toe aan het gapen eéner toovenaarster, Kangana, die onder het moeras woont. Wfl vestigen de aandacht op de nieuwe Najaars-Prijscourant van de firma Blikman en Sartorius. Allerlei bureau-luxe-artikelen, inkt kokers in vijftig modellen, elegante of practische, papierkastjes, papierbakjes, notitieboekjes, presse-papiers, datumwijzers, schrijfmappen, cas setten, vloeileggers, vloeidrukken, brieftasschen, visiteboekjes, kalenders, zak-potlooden en pen houders, zakmessen, potlooden, couponsnijders en een menigte andere artikelen, meest iie def tige sierljjkheid en soliditeit van een wel inge richt kantoor nastrevend, worden in den cataloges afgebeeld. Men kan thans zijn keus doen en in het magazijn gekomen, terstond aanwyzen wat men bedoelt. niiiiiiiiiiiiniiii MiiimiiiiiHimiiiMiiiiiii iiiiiniiiiiiiiim ETtNSCHAP Een gesprek tus schen Darwin en Kanke. Darwin, ken je dit? Zeker, dat is het blad, waarin ze laatst dat mooie portret van Moleschott gehad hebben. Juist, en vroeger Levy, maar die zul jij minder kennen. Daar heeft nu Kernkamp in ge schreven. Dat is een jong historicus en ijverig democraat. Een eeretitel. Ja, dat hebben jelui Engelsche geleerden altijd beter begrepen dan wij; maar hier bekeeren ze iemand wel. Nu, die Kernkamp zoekt wetten in de geschiedenis. Een loffelyk streven, niet waar? Ik zelf... Dat is het, maar hy wil wat te veel bewjjzen. Als alle jongeren. Ook ik heb later moe ten verklaren, dat ik eerst te veel had toege schreven aan de natuurkeus. Daar wou ik juist op komen, op natuur keus. Wil je me even uitleggen, wat je daarmee bedoelde ? Gaarne, maar mag ik vragen ... Wat dat met Kernkamp te maken heeft. Hij wil uw wetten toepassen, Darwin. Gerechte hemel.... Pardon, ik vergeet waar ik hen.... 't Is ook om uit je vel te springen. Alweer l Alweer!! Wat scheelt er aan ? ! Bedaar..., ! Wat willen ze toch van me ? Laat mij mijn »wetten" en zoek er zelf. Die Kernkamp.... enfin, hjj is nog jong. Ja, maar hy' heeft 't van Blok en dat is een professor, die een uitstekend boek schrijft over de geschiedenis van zijn land. Met toepassing van myn wetten ? Hy is wel wijzer. Hij recommandeerde ze maar in zy'n inaugureele oratie. Hoe kun je nu iemands oratie ophalen ? verheug me nog, dat ik nooit zoo'n ding heb moeten maken, 'l Is dan mos, datje in een uurtje een overzicht geeft van het doel, de methode den «stand", de grondslagen, de theorie van j wetenschap. Of de stroomingen in je wetenschap. Zeker een dwaze gewoonte. Iemand, die aan 't begin staat, moet dan toonen, dat hy zijn heele vak beheerscht en liefst nog wat nieuws er bij ver tellen ook. Geen haar op mijn hoofd denk er dan ook aan om Blok iets te verwijten. Maar ze doen dat meer. Het wordt een manie, da Darwinisme. Ik weet het immers. Ja, maar ik begryp het niet. En daaroir vroeg ik: wat is natuurkeus ? My'n theorie kwam hierop neer in hoofd zaak: elk organisme streeft er naar, een groo aantal nakomelingen te produceeren. Niet voo hen allen is plaats. Ze vechten den strijd om h bestaan. Wie zullen het winnen? Zij die doo een of andere oorzaak iets beter waren toegerust Die oorzaak? Ik verklaarde, dat ze me verborgen bleei Maar het feit was, dat sommige kinderen in differente, andere schadelijke, de gelukkigste nuttige afwijkingen van de ouders vertoonen Van de laatste bleven de meeste over. Di afwijkingen waar weer erfelyk. Ze fixeerder zich, de nuttige het meest, door de meerdere talrykheid hunner bezitters. Zoo veranderde d soort in gunstigen zin. Ik noemde dat «natura selection"; »het overblijven der geschiktsten" ze Spencer mooi eenvoudig. Dankje. Nu zie ik het verband. Wa halen ze je leer raar uit elkaar tot toepassing in de historie. Dat dacht ik trouwens wel. Nu word ik toch nieuwsgierig. Ik lees, wat ik hier voor de hand heb. Maar alleen als een staal uit vele: «Ook by' de >eoefening der geschiedenis vindt men de groote wetten terug, waarop Darwin de aandacht vestigde. 3ok in haar ziet men de werking van de wet der voortbrenging, volgens welke al het bestaande de neiging heeft om het aanzijn te schenken aan iets anders, dat in zijn aard en voorkomen ien kleine wijziging vertoont" .... Hm, de veranderlijkheid der soort bedoelt lij dus. Maar die «neiging" is wat verdacht.... ?».... vertoont, afhankelijk van de omstan digheden, waaronder het ontstaat en zich ont wikkeld." Papperlepap! Daar heb je 't al. Dat heb ik niet durven schrijven. Daareven zei ik al, dat de diepere oorzaak der variaties me verborgen bleef. Ik schreef daarover: «Elke onaanzienlijke verandering moet zonder twijfel de haar bewer kende oorzaak hebben, maar de poging om deze oorzaak te ontdekken is even hopeloos, als dat men wilde aangeven, waarom een verkoudheid of een vergif de eenen mensch anders aandoet dan den anderen"; «in de meeste gevallen spelen de uitwendige oorzaken bij het veroorzaken van afwijkende kenteekenen een ondergeschikte rol, overeenkomend met die, welke aan de vonk moet worden toegeschreven, als zij een hoop brand bare stoffen in vuur zet, waarbij de natuur der vlam uitsluitend van de voorhanden stof en niet van de vonk afhankelijk is." Dat klinkt anders. Maar met zoo'n onbe kenden veranderingsmotor kan ik in de geschie denis niet veel beginnen. Ik geloof het graag. Verder J »0ok in de geschiedenis vindt men de wet terug, volgens welke sommige organen een bui tengewone ontwikkeling vertoonen ten gevolge van de «trophie van anderen.". Hij doet, alsof we zeker wisten, dat de atrophie steeds oorzaak is, geen gevolg. Ik schreef, dat ik dat niet wist en trachtte de- zaak daarom meer algemeen te formuleeren: «De natuurlijke teeltkeus tracht voortdurend te bezuinigen in elk deel van de organisatie." Bezuinigen ze in Hol land niet? Ze praten er veel van. Maar de atrophie heeft hem zeker nog meer gefrappeerd, hoewel ik niet begryp, dat hij haar de oorzaak noemt. Kijk die plaat eens in ditzelfde blad. Ceres, Vulcanus en Mercurius zien er aardig atrophisch uit. Maar is de schuld aan hen of aan Mars ? Ik heb getracht de theorie er van te geven, om dat ik het overerven der variaties in de soorten, waarvan ik zoo even sprak, verklaren wilde. Geen nieuwe theorie trouwens, maar de pangenesisleer van Hippocrates. Ik meende, dat alle deelen van een organisme stoffelijke bijdragen leverden tot de voortplantingskiem. Op dit punt heb ik weinig bijval gevonden. Maar die oolijke historicus: «het gelijke brengt het gelijke voort." En eerst zegt hij zelf wat juist het fundament van mijn leer is dat al het bestaande iets afwijkends kan voortbrengen. Nog meer? , »De strijd om het bestaan wordt gevoerd door de maatschappelijke instellingen zoo goed als door den mensch zelven." Neen, vermoei je niet, dat weet ik zelf wel. Dat is niet van u, maar van Malthus. Ge schreeft zelf: :»Dit the struggle for existence is de doctrine van Mal thus, met menigvuldige kracht toegepast op het geheele planten- en dierenrijk." Waarom we haar eerst na dien omweg in de historie mogen toe passen, begrijp ik niet. Maar hoe vindt je nu dit: «de natuurkeus speelt een rol in de geschie denis der menschheid." Mij schynt het onzin. De groote dwaasheid in dit alles is, dat hij al die dingen, die alleen tot n systeem verbonden voor mij waarde heb ben, apart achter elkaar opschrijft, als soldaatjes in een rij. Als systeem kan 't natuurlyk in de geschiedenis geen dienst doen. Maar laat mij er dan ook buiten. 't Kan alles hoogstens dienst doen als beelden, als gelijkenissen, niet als «wetten". Die haalt men niet uit een andere wetenschap. Zoo schrijft hy' ten slotte: »de menschelyke maat schappij vertoont rudimentaire organen, overblijf selen van toestanden, die zelve voor langen ty'd verdwenen". «Wat is hier nu «de wet van Darwin." Hebt gij een wet gemaakt: «Er zy'n rudimen taire organen"? Je weet wel beter. Dat behoefde ik niet te verkondigen. Alweder; ik heb getracht hun aanwezigheid te verklaren. Maar met die ver klaring zult ge in de geschiedenis niet veel be ginnen. Je hebt 't gezegd; de zaak is, dat ze «Schlagwörter" wetten noemen, en ze natuurlijk slechts als beelden gebruiken kunnen. Kernkamp is te scherpzinnig om dit niet te bespeuren. Hij schrijft, niet heel correct uit gedrukt, dat men zal opmerken, dat dit alles «maar beweringen zijn, geen bewyzen". Maar zoo is de natuurwetenschap in de mode! da delijk wil hij dan een ander beeld, thans van den grooten Kruin, weer als een wet in ons vak laten gelden, omdat Fruin zelf in zijn gely'kenis van »de wet van Spencer" spreekt. Laat de historie toch haar eigen weg gaan en niet met groote woorden, als Darwinisme, schermen! Als ze dan per se mijn voorbeeld wil volgen hoewel ik meen, dat ze meer practisch nut zou hebben van het uwe, Ranke, al ben je geen Darwinist, slechts historicus, laat ze 't daarin doen, dat ze uit eigen feiten en niets dan feiten haar eigen wetten tracht te vinden. My'n principes als gelijkenissen te gebruiken, staat haar vrij, maar juist omschreven dan. Ik dank je, Darwin. En laat ik haar waarschuwen tegen de ultraDarwinisten. Niet ik zoozeer ben in de mode, ik «verouder". In de mode zy'n my'n popularisators: Haeckel, die afbeeldingen van embryo's vervalscht ten behoeve van het Darwinisme, God betert! schande brengt hij over my'n nagedachte nis ! en Büchner, die goede IHichner, van wien geestig gezegd is, dat hy' zich nog steeds tus schen kracht en stof zit te vervelen. Die lezen uw onderwyzers. Laten de historici wy'zer zy'n. R. J. F. N. vo AMES. Mode. De ridicule. In de opera. In hotels. Een bruidsJcleed. Meetings. Hetgeen in de Parijsche modeateliers in de vorige maand verhandeld is, betrof meer de Europeesche exportmode, dan de definitiefParijsche. Deze heeft eene maand den ty'd, tot de groote wereld van de kasteelen en de reizen teruggekomen is, en voor den tweeden kring de premières beginnen. Intusschen hoopt men, zooals men telkens hoopt, meestal ten onrechte, Segen dien tijd eens een radicale verandering van stijl te kunnen uitdenken en te doen ingang vinden. Eenige huizen zouden het, naar beweerd wordt, erover eens zijn; en wat men aan verdere details hoort, is niet aanlokkelijk. De verandering van stijl zou namelijk naar het Louis X. V heen gaan, vooral in dien zin, dat men de heel lange puntlijven en den kleinen, heel hoogen boezem weer in de mode zou brengen. Het is in den laatsten tijd met het Empire, met de blouse, met het 1830, zoo gemakkelijk geweest; men zal zeer veel moeite hebben om aan het antihygienisch keurslijf van La Pompadour en La Dubarry te wennen. Gelukkig komt hoe langer hoe meer onafhankelijkheid in het toilet op den voorgrond, en dit is de beste verdediging tegen boosaardige tyrannieën der mode. Wat reeds verandert, is de rok. Men maakt hem in plaats van 4Vj, nu reeds hoogstens 3}4 of 3 % meter wijd en hy zal nog nauwer worden. Daarentegen komt de dubbele rok, Aefaus^ejupe weer in gebruik, en men rygt daarvoor in de achterbaan twee halve hoepels van aluminium, die boven het zware staal en het schurende paardenhaar gekozen worden. Iets nieuws is het, de changeantstoffen, de moirézijden, de pointillés en chinés eenvoudig met effen gekleurd laken te garneeren. Dit staat heel goed, maar niet minder worden kostbare garneersels genomen; er is een ornament in Russischen smaak, een rand van groen, rood en geel in plat borduursel, waarvan men voor n corsage voor 100 francs noodig heeft. Ook benaait men wel echte kant met zwart en goud; hetgeen zeer gedistingeerd staat. En, wat heel modern is, de lovertjes (zilver, goud, paarlemoer, staal), die vroeger alleen bij maskerade-costuums behoorden, worden nu op alles gedragen. Men geneert zich niet om op een japon van zoo def tige stof als zwart moiréantique, witte of zwarte tullen volants te zetten, die aan den rand met zilveren of paarlemoeren lovertjes zy'n uitgemonsterd. * * * De «ridicule" (men heeft toch ook in den Direc toire-ty d, evenals nu in, spijt van de afleiding, «ridicule" voor «réticule" gezegd) heeft nog niet zoo spoedig afgedaan, als men zou gemeend heb ben. Het is te moeielijk, den zak van de japon te bereiken. Maar men heeft er wat anders op bedacht, om toch verschil te maken tusschen de vrouwen die met een zelfde beugeltasch jaren kunnen doen, en die welke gaarne iederen dag wat nieuws hebben. Deze laatsten laten nu bij iedere japon een afzonderlijke «ridicule" maken, in de kleur of althans bijpassend, en bergen daarin sleuteltjes en flacon, poederdoosje enmigrainestift, spiegeltje en naainécessaire, zakdoekje en portemonnaie. Eén ding is, bij de talrijke ridicules die men dan noodig zou hebben, gelukkig: men kan ze van een klein lapje gemakkelijk zelf maken en ze met een heel kleine kostbaarheid, een stukje oude kant, gouden guipure, een motiefje passementerie, kralenwerk of borduursel, dat lang in een lade ongebruikt gelegen heeft, smaakvol en origineel garneeren. * * * Bij de galavoorstelling in de Groote Opera te Parijs ter eere der Russische gasten was natuur lijk buitengewoon veel toilet gemaakt. Ondanks het protest van eenige aanzienlyke dames, bleken diamanten en juweelen nog steeds in groote massa gewild te zijn. Madame Carnot droeg in het kapsel een pouf van veeren, gevat in een diaman ten strik Louis XV; deze versiering besloeg de geheele kruin van het kapsel en stond heel goed bij haar haar, dat nog ravenzwart is. Haar japon (van Félix) was van amethyst brokaat, de voorbaan van den rok en het geheele corsage met oude kanten bedekt, ook het décolletémet groote volants kant omschaduwd. De sleep van amethyst-paars satijn, gebrocheerd, was heel lang. Mad. de Mohrenheim, de vrouw van den Rus sischen gezant, droeg goudgele faille, met kanten; in het kapsel een satijnen strik met een groote diamanten aigrette; om den hals een driedubbelen collier van diamanten en paarlen. De hertogin de Noailles, in het blauw, droeg een grooten dia deem; de gravin de Talleyrand, in het rood, evenzoo. Lady de Gray, in het wit satijn, het corsage met kleine bouquetten pompadour ge brocheerd, droeg een prachtigen diadeem van diamanten, en drie lange parelsnoeren langs het corsage afhangend. Mad. Coleman eindelijk had in haar kapsel eenvoudig.. . den Sancy, een der historische diamanten, die een millioen waard moet zijn. Men had brillanten niet enkel als losse versiering, maar ook op de japon gehecht; er was b. v. een toilet (van Paquin) geel satijn en geel mousseline, waarvan de schouders gevormd werden door takken orchideen met diamanten vermengd. Er waren honderden fraaie en origineele toilet ten; ook de sorties waren opmerkelijk, meest heel groot, maar sommige ook bescheidener. De hertogin A. droeg een sortie van fuchsia fluweel, gevoerd met chinchilla en bedekt met borduursel Louis XIII. vorm mantelet Henri II. Prinses L. een lan gen Empire mantel, van dikke geribte zy'de, suède clair, geborduurd met genuanceerde zyde en gennanceerde kralen; mouwen en borst van velours miroir met goud gepoederd; schouderstuk en kraag geborduurd, alles afgezet met sabelbont (van Dieulafait.) * * Iemand die uit Zürich aan Truth schryft, wyst er op, hoe in Zwitserland de bediening en de keuken in de hotels niet door geheel onontwik kelde menschen worden waargenomen, maar hoe gewoonlijk zoowel kellners als kamermeisjes en degenen die voor de linnenkamer, het servies en de keuken zorgen, menschen uit den burger stand zijn, meest familie van den eigenaar, vlug, beleefd, met goede manieren en van goede op voeding. Het verwondert den schrijver dat philantropen niet veeleer Engelsche meisjes naar Zwitserland sturen als helpster in een hotel, dan naar Parijs als gouvernante, waar ze slecht be taald en soms slecht behandeld worden. Ze zou den ook voor het leven in de Koloniën beter geschikt zijn, als ze een paar zomers in een Zwitsersch hotel bediend en in de keuken ge weest waren. En vooral, wat men in andere landen zou vreezen, ze zouden er niet in heel inferieur gezelschap komen. Ook van een Duitsch meisje, niet eens van zeer kleinen burgerstand, hoorden we onlangs, die alvorens te trouwen, een seizoen had doorge maakt bij een bloedverwant, hötelhouder in Hannover, waar zij van al de eischen van een toonbaar huishouden op de hoogte kon geraken. Te Zürich konden de gasten dezen zomer hoog gezelschap ontmoeten; het was er een verzame ling van Europeesche namen, een aartshertog, een paar Esterhazy's, een prins en prinses Radziwill, de markies de Mores, Sir Robert Morier, en de meeste van deze menschen waren gezond en trachtten zich te amuseeren, bezochten elkan der en maakten uitstapjes, zoodat het algemeen badplaatsleven er ook bij profiteerde. De aartshertogin Stephanie, de weduwe van den Oostenrijkschen Kroonprins, heeft aan de stadskerk te Bozen een eigenaardig en weemoedig geschenk gegeven. Zij heeft van haar bruidsja pon een misgewaad voor den pastoor laten maken. Den 19den October kwam het kleed met een brief van de opperhofmeesteres aan, en Zondags heeft de pastoor er den plechtigen dienst in ver richt. Het kleed bestaat uit eene zware witte stof, met rijk zilver borduursel, waarin de wape nen van het huis Habsburg en het koningrijk Belgiëvoorkomen. In Spanje en Italiëmoet het wel voorkomen dat bruiden haar kostbaar toilet aan een Madonnabeeld cadeau doen, dit klinkt eigenaardiger dan de boven vermelde bestemming. # # Te Londen worden tegenwoordig de meetings ook als fashionable vermakelijkheden gerekend. Men ziet er bekende gezichten; zelfs de toiletten der dames worden beschreven. Verleden Zondag bij de meeting voor de mynwerkers «droeg lady Cairns een zwart costuum met schilderachtigen breedgeranden hoed, gevoerd met cerise fluweel. Zy had een Amerikaansche dame by zich, in 't zwart met een groote witte boa. Mrs. Jack Wilson was in 't groen laken met zwart moirémouwen; zwart was over 't geheel de meest geliefde kleur, heel dikwijls vereenigd met grasgroen voor hoed of mouwen. Groen en blauw zag men ook samen, niet altoos gelukkig gecombineerd." Men gaat dan 's Zondags naar de meeting in Hydepark om te zien, wie al in stad is; in de file van rijtuigen gaat men visites maken; pro gramma's, gidsen en ververschingen worden ver kocht, photographieën genomen, precies als bij de wedrennen. E?e. «uiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniifiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiimififinifiiitiiriini LLERLEI Eene rooverbende oefent se dert eenige dagen dicht bij Bologna en wel tusschen San Pietro Casale en Galliera haar ambacht uit. Het eerst vertoonde zij zich Zaterdag in de scheme ring, toen de landlieden van de markt uit do stad naar huis keerden. Op een plaats van den straatweg, vanwaar een zijweg den eenen kant naar het kerkhof, den anderen kant naar een eenzame villa voert, vielen verscheidene vagebonden met zwartgemaakte gezichten op een boerenwagentje aan en eischten dat de twee mannen die er in zaten, hun geld zouden afgeven. Een van de twee, die tweehonderd zeventig lire in de tasch had, wilde we derstand bieden, toen hy echter den loop van een pistool op zich gericht zag, gaf hij, zonder verderen omhaal te maken, zyne brieventasch over; ook zijn reismakker werd onderzocht, maar zonder dat de roovers by hem een penning vonden, waarop beiden onder toezicht van een roover verder rijden mochten, die hun een anderen marschweg dan dien zij bedoelden voorschreef. Het tweede offer van de roovers waseenarmboertjedatopzyneellendige kar kwam aanrijden; daar hy echter geen geld by' zich had, kreeg hy' een paar duchtige kolfstooten, en ontving van een roover die de hoofdman scheen te zy'n, het bevel, zich met zy'n wagen onder den kerkhofmuur op te stellen, tot men eene met twee paarden bespannen equipage, die daar juist kwam aanrollen, doorzocht zou hebben. In dat rijtuig reed een rijk koopman en grond bezitter Enrico Buratti Sacchetti, naar zy'n prach tige villa, niet ver van de schuilplaats der roovers gelegen. De roovers grepen de paarden by' den teugel en de koetsier maakte halt; terwijl echter een der kerels aan het portier trad en riep: »Je geld of' je leven", beval de heer snel verder te rijden en wierp een dolk, dien hij in zijn stok verborgen had, naar den roover. De dolk trof echter den laatste niet; verscheidene schoten knalden, de koetsier echter legde de zweep over de paarden en reed weg dat de vonken vlogen. Eerst nadat hy ongeveer een kilometer afgelegd had keerde hy zich om naar zy'n heer en zag dezen in het bloed badend, met doorschoten hoofd, echter nog rochelend, op de kussens liggen. In het zelfde oogenblik was de villa bereikt, waar de ongelukkige terstond den geest gaf. De roovers echter bedienden zich van het wachtende boeren wagentje, om in tegenovergestelde richting te ontkomen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl