De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 5 november pagina 7

5 november 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 854 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De onderhandelingen ,tusschen Nederland en Portugal over Timor. Insulinde (tot Nederlandsche Maagd): »Durft u met zoo'n slechten betaler als Toewan Portugees wel zaken doen?" tllflIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIHIIIIII Sensatiebericht. Men seint ons: Den Haag 3 Nov. 11 uur. De stier van Potter ia losgebroken. 11.2. Vreeselijke verwoesting aangericht onder de suppoosten van het Mauritshuis de portier is met levensgevaar door het dak ont komen. Waarschijnlijke oorzaak van de woede van den stier: het vlammende rood van de nieuwe uniformen der museumbeambten. 11.3. De stier rent door den Haag; hij wil de zalen van den Kunstkring binnen stormen, maar wordt hierin verhinderd door De Bock en de leden van het Bestuur. 11.4. De stier, die iets had hooren mom pelen van groepententoonstelling in Pulchri Studio, is daarheen gerend, doch vond niets dan oude violen; op het geluid van een gong is hij verschrikt weggeloopen. 11.5. De stier is net museum van Moderne Kunst binnengerend vreeselijke verwoes ting werd daar aangericht. Vooral hebben Stortenbeker, Vroolijk en Torn het moeten ontgelden. 11.6. De Stuers is te paard gezien in de nabijheid der kazerne. 11.7. De groene jagers zijn in de kazerne geconsigneerd, men meent daardoor den stier afleiding te kunnen geven. 11.8- I>« SÜM is door de Parkstraat gerend. >E. G. O." nflde hem tegenhouden, doch hij werd omvergeworpen; hjj ligt bewusteloos. 11.9. »E. G. O." is bijgekomen, hij vroeg dadelijk belangstellend naar den kikvorsch. 11.10. De stier heeft een stuk van zijn hoorn verloren, toen hij in blinde woede het monument van het jaar '13 omver wilde stooten. 11.11. De Heer De Stuers ligt geknield IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIMIMIIIIIIIIMIIIIIIIIItlllllllMintllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIIHIIIIIHIIIIIIIIIIlMIIIUMIIMIiniMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII voor de fontein op het Binnenhof ter bescher ming van den Roomschen Koning. 11.20. De stier is den weg naar Amsterdam ingeslagen. De Stuers is per extra trein her waarts vertrokken. 11.23. E G. O." seint aan V- van het Weekblad, met verzoek om te probeeren wat hij deed; maar V. antwoordt, dat hij te veel in zijn hoofd heeft, om zich met dergelijke beuzelarijen op te houden. Amsterdam 1220. De stier is gearriveerd; hij sloeg dadelijk den weg in naar het Rijks museum. De Stuers is gezien. 12.22. Ongekend is de woede van den stier, hij respecteert zijne tijdgenooten; maar de mannen van het Metalen Kruis moeten het ontgelden. De Slag van Waterloo van Pieneman is geheel vernield, alleen de doode sol daat op den voorgrond is ongedeerd gebleven. Alle groote doeken uit dien tijd, evenals die van Troost en anderen, zijn vernield. Men is ook erg bang voor de modernen ; maar men durft er nog niet yeel van te zeggen. 12.23. Bredius is aangekomen in het rood gekleed, hij trekt zeer de aandacht, de stier merkt hem nog niet op. 1224. Bredius is het Rijksmuseum binnen gegaan duizenden wachten buiten in span ning de dingen af die komen zullen. 12.30. Bredius komt weer naar buiten, ge volgd door den stier, die gefascineerd schijnt door het helle rood van zijn pak. den Haag 1.30. Bredius is in de residentie teruggekeerd, het gelukte hem den stier_ te knevelen en terug te brengen in het Maurits huis. De toestand der suppoosten is bevre digend, zij zijn heel wat gekalmeerd- Bredius zelf is nog wat zenuwachtig. 1.31. Er is een nieuwe Rembrandt ontdekt; Bredius was plotseling geheel hersteld en zal trachten het schilderij aan te koopen voor het Rijk. 1.32. De rust is teruggekeerd, doch om herhalingen van dergelijke tooneelen te voor komen, wordt het rood der uniformen van de suppoosten vervangen door gouden oplegsels: zij krijgen nu ook een steek. E. G. O." gaat probeeren een boek te schrijven over Potter in den trant van Michel's Rembrandt. 1.33. Alles behoort weer tot het verleden. De geheele kwestie kan beschouwd worden als eene wetenschappelijke proef, die de Di rectie genomen heeft, om de graad van ge voeligheid voor helrood te bepalen, bij indi viduen die den geheelcn dag niets dan schil derijen zien. «anniiliuiiiiiiiiiiliiiiiiliiiiiiiiliiniiHniiiiiiiii miiiiiniinniHniiimin Een wondermensch. Terwijl alom negen- en tienjarigen in de concertzalen lauwer na lauwer behalen en zich deerlijk het gebrek aan andere solisten doet gevoelen, kunnen wij er met genoegen op wijzen dat eerlang te Scheveningen zal Optreden een twintigjarig man, die luidens het oordeel van geroutineerde musici een groot toonkunstenaar moet zijn. Hieronder volgen eenige getuigenissen van autoriteiten: Scheveningen, Sept. '93. Met genoegen hoorde ik den heer flartenziel een concert van Vieuxtemps voordragen. . Ondanks zijn leeftijd zal de heer H. het naar mijn inzien vér brengen. Huberaann Jr. (9 jaar). Moskau, Sept. '93. De heer Hartenziel, hoewel ietwat te bedaagd om als solist op te treden, vergoedt door techniek en temperament wat hij voor een hedendaagsch musicus aan jaren te veel heeft. Jozef Hoffman (11 jaar). iHiimiiiiiniiimmMiiiiM Parijs, Aug. '93. Ik ben over den heer Hartenziel tevreden. Wel is waar is zijn leeftijd niet die, waarop men begint naam te maken, doch de chiaconne van Bach wordt met zooveel jeugdig vuur door den heer H. voor mij gespeeld, dat ik niet aarzel hem hier mijn compliment te maken. Bram van den Berg (12 jaar). Boekarest, Maart '93. Ik ben tevreden over de wijze waarop het concert van Wieniawsky door den heer Harten ziel voor mij ten gehoore is gebracht. Ik hoop dat zijn ouderdom voor hem geen beletsel zal zijn, om zich een weg door 't muzikale kreupelhout te banen. Arthur Argowicz (9 jaar). Weenen, Mei'93. Het concert van Beet hoven is door den heer Hartenziel met zeer veel talent vertolkt. Worde hem zijn over groot aantal jaren vergeven! Jean Girardy (11 jaar). Ten slotte een lief briefje van de achtjarige pianiste Geleste Paimparê. »Mijn goede heer Hartenziel. Toen ik uw uitnoodigingen voor uw concert ontving en hoorde dat u reeds twintig jaar waart, had ik, oprecht gesproken, weinig lust om u te gaan beroemen. Ik meende dat iemand van uw leeftijd, van de oude school dus, wel in 't orkest (mits op Wagneriaausche wijze opgesteld) maar niet als solist zich zou mogen doen hooren. Maar nu nadat ik u gehoord heb, verklaar ik gaarne dat u 't volste recht hebt u 't wondermensch te noemen. Want iemand van uw leeftijd die zoo onbe rispelijk de Faust-fantaisie van de Sarasate vertolkt, vindt misschien op 't oogenblik zijn gelijke niet. Hierbij twee ulevellen. Houdt u ook even als ik veel van bonbons? Uwe toegenegene kunstzuster C. P." BAG.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl