De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 19 november pagina 3

19 november 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 856 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. doorschijnend geïnstrumenteerde derde deel {Scherzo) met bet uiterst gevaarlijke gedeelte van het hoornkwartet, werd met zooveel zekerheid en gemakkelijk heid uitgevoerd, dat het publiek in extase geraakte en eene herhaling vroeg, waaraan voldaan werd. Dat dit gedeelte ten tweeden male even goed slaagde, is wel een bewijs dat men het geheel had leeren beheerschen. Over het geheel kenmerkte deze uitvoering zich door buitengewone rust en zekerheid. Dit kan men nu waarnemen bij de uitvoering van Wagner'a zoo scbooue Fattst-Uuverture en Beethoven's achste. Men zal zeggen: voor een orkest aldus samen gesteld is dit geen wonder, doch velen deuken er niet over na, dat juist de grootste moeielijkheid en gevaren zich voordoen bij een orkest bestaande uit kunstenaa s die bij verschillende orkesten of bij geen enkel vast orkest bebooren en alleen bij deze gelegenheden te zamen werken. Des te meer moet men dus mr. Viotta bewon deren, die zulk een schoon geheel weet te scheppen en die alle werken zoo in zich heeft opgenomen dat hij geen oog in de partituur behoeft te slaan, waardoor het hem mogelijk is zijn orkest geheel te beheerschen. Het publiek werd niet moede te applaudisseeren en verlangde ook van het allegretto uit de achtste symfonie van Beethoven eene herhaling, waaraan de heer Viotta wel moest toegeven, hoewel ik mij overtuigd houd dat hij het bisseeren (vooral van een onderdeel in eene symfonie) in beginsel afkeurt. Hoewel het moeielijk is, vergelijkingen te maken, geloof ik toch dat deze avond onder de best ge slaagde concerten, die in de laaiste jaren door CecSia gegeven zijn, moet worden gerangschikt. VAN MlLLIGEN. I Medici. Historische Opera in vier bedrijven. Tekst en Muziek van Ruggero Leoncavallo. De zoo spoedig beroemd geworden componist van Paggliacci heeft te Milaan een nieuwe triomf gevierd met de opera I Medici. Het publiek van Italiëschijnt schijnt behalve de gewone vijf zin tuigen nog een zesde te bezitten voor muziek, want de opvoering van een nieuwe opera doet ieder zijn zorgen en verdriet vergeten, men hoort van niets anders spreken. Zelfs de dood van een minister keurde men weinig aandacht waardig. Men dacht slechts aan Medici. Alle componisten, waaronder Mascagni, Samera en Giordino (de beide laatsten namen tevens de ge legenheid waar den directeur Jahn uit Weenen, die ook gekomen was, hunne opera's Martire en Reyiia Diaz voor te spelen) waren overgekomen. De uit gever Sonzogni had voor de persmannen een zaal met telegraaf bureau laten inrichten in den Foyer v«n het Theater, waar zij in de //entreactes" reeds hunne telegrammen naar alle deelen van Europa konden verzenden. Het werk boeide dadelijk, vooral door den diepen ernst van de muziek en de meesterlijke bewerking. Het orkest speelt een hoogst gewichtige rol, de kleuren zijn levendig, en het karakter is hoogst dramatisch. Leoncavallo werd meer dan dertigmaal voor het voetlicht geroepen. Na afloop vereenigden zich velen met den com ponist in het CaféBiffi, waar Leoncavallo den uit gever Sonzogno mededeelde, dat zijne opera Vie de Bohème naar Murger's bekend werk, binnen eenige maanden gereed zou zijn. De componist-textdicbter heeft vooral er naar gestreefd, de historische waarheid in het oog te houden, de handelende personen niet met een poëtisch waas te omgeven, doch ze voor te stellen zooals zij dachten en handelden. I Medici is het eerste deel van eene Trilogie. In dit werk worden de lotgevallen van Lorenzo Medici, van den begaafden poëet en vriend van Michel Angelo : Toliziani en van zijn ridderlijken broeder Giuliano geschilderd. Het tweede deel brengt den koenen hervormer Savonarola op het tooneel en in het derde deel zal Cesare Borgia hoofdper soon zijn. Leoncavallo heeft in tal van bibliotheken gesnufleld om een volledig beeld van zijn door hem gekozen stof te verkrijgen, waarin hij voortreffelijk geslaagd schijnt te zijn. De text schijnt even hoog te staan als de muziek. De zamenzwering waarbij Giuliano vermoord wordt in de kerk: Santa Reparata is het raam waarin deze handeling wordt afgespeeld. Op de jacht zijnde leert Giuliano Simonetta ken nen en beminnen. Zij heeft echter de kiem van een ongeneeselijke ziekte bij zich. Vol wanhoop over de gevolgen van hare liefde klagende, werpt zij zich in het gewoel van het Meifeest. Zij valt bewusteloos neer en wordt naar huis gedragen, doch zij was zooals zij wenschte in de nabijheid van den geliefde, die om zijne populariteit te versterken nu en dan met de straatzangers een zangwedstrijd aanging. Giuliano, wiens liefde voor Simonetta in mede lijden is veranderd, werpt zich nu Fioretta in de armen. Het plan van de eedgenooteu, hem in haar kamer te vermoorden, stuit af op Simonetta, die het geheim vernomen heeft en hem komt waar schuwen. Zij sterft aan zijne voeten. De moordenaar geeft zijn plan op, dat echter later in den Dom (26 April 1478) wordt volvoerd, waarna het volk Lorenzo tot heerscher uitroept. De zangeres Signora Stehle vervulde de rol van Simonetta ea de bekende tenor: Tamagno die van Giulietto. Beiden wisten veel glans aan die partij te verleenen. De mise-en-scène schijnt wel wat te wenschen hebben overgelaten, docli overigens moet deze uitvoering onder leiding van maëstre Ferrari grooten indruk hebben gemaakt. Het succes was zeer beslist en men twijfelt niet of dit werk zal spoedig in alle groote theaters worden opgevoerd. V. M. UUIM1II1HIIUIIHAII IIUNIIflIIIIUIInlIHIHIMIIIIItmil Sarah Bernhardt. De Pall Muil Gazette heeft, nu Sarah weer ac tueel is, nog eens een specialen correspondent gezon den om haar en haar woning te interviewen. Om iets nieuws te zeggen heeft deze zendeling haar uit «ethnographisch" oogpunt beschouwd; althans zijne inleiding geeft dit aan. //Men kan altoos een Joodsch huis kennen aan den overvloed van hangende versierselen en draag bare curiositeiten. Zij zijn symptomen van den zwervenden smaak van het Hebreeuwsche ras, die gevormd werd in hun Bedoeienenperiode. Wijlen Dr. Charcot wijdde zich in zijn laatste jaren, voor zoover zijn geregelde bezigheden het hem toelieten, aan de studie van hetgeen hij noemde : »de zwer vende nevrose der Joden." Hij raadpleegde eens Renan omtrent dat onder werp, en deze ried hem, den oorsprong er van na te sporen tot in de woestijn, en daar de andere Semieten, de Bedoeïenen, te bestudeeren, die ook van A-braham's geslacht waren, en zeker het oor spronkelijk type wel zuiver zouden bewaard heb ben. Als de Joden niet door groote belangeu aan den localiteit gebonden zijn, geven zij niet gaarne geld uit voor hetgeen aard- en nagelvast is. Bij instinct maken zij hun huizen in Europa zoo veel mogelijk gelijkend op de tenten der Patriarchen. Rachel stal haars vaders huisgoden, allicht (zeide Renan) kostbare curiositeiten, in jaren van hongersnood van de heidenen in de buurt te pand genomen, met de kans om ze in jaren van overvloed met winst te verkoopen. Toen zij ze had, stopte zij ze weg in een pak tentgordijnen, die haar, op den rug van een kameel, als howdah moesten dienen. Renan gaf dit voorbeeld aan Dr. Charcot, die in het Oude Testament niet heel goed thuis was, als illustratie van de wijze waarop //het zwervend instinct van nevrose" tot wasdom kwam." * * * Sarah Bernhardt's huis dan is, wat betreft de hangtapijten en draagbare fraaiigheden, geen uit zondering. Het eerste, wat u treft, als ge de portecochère binnenkomt, is de overvloed van zware zijden hangtapijten.. Men stapt vijf of zes breede treden op, en vindt daarboven weer nieuwe hang tapijten, niet minder rijk en niet minder zwaar. Deze portières moeten vol microbennesten zitten; ze dikwijls in de open lucht uit te kloppen, moet toch al heel moeielijk zijn. Alle muren zijn overdekt met kostbare weefsels. Waar ge een deur ziet, ziet ge weer portières. Een dezer komt uit in de salie a manger, en daar is weer een voorraad gordijnen en tapijten. De patriarchale tent heeft zich zelfs iu de Lombardo-Gothische architectuur gedrongen. Als ge 's morgens komt, brengt de kamenier, of als ge 's middags komt, de lakei, u naar een deur tegenover die van de eetkamer; dan een paar treden af en in een ruime, hooge zaal, die men oranjerie, atelier, salon of tent kan noemen, maar die er zeker uitziet als de tent van een prinses van Mesopotami in Abrahams tijd. Althans wanneer deze konings dochter had kunnen beschikken over groene palmen in Perzische vazen, portretten van haar zelve door Gervex, Bastieu Lepage en andere bekende artisten, busten, divans met zeldzame stoffen of kost bare beestenvellen bedekt, vloerkleedjes van tijger-, panter- of Australische schaapsvellen, //huldeblij ken" van tallooze prinsen en potentaten, tevens den arbeid en het kunstgevoel van allerlei artisten in zilver- en goudsmidswerk vertegenwoordigend. De vrouw des huizes ziet er frisoh als een roos uit, ze is très-asenante. Ze is veel kolossaler ge worden, dan op het heel mooie portret van haar zelf en een prachtigen Perzischen hazewind, dat tegenover haar hangt. Het is waar dat destijds het Journal Amusant het parodieerde als //een hond met eeu been naast zich." De correspondent van den Pull Mail zet de ethnograpbische studie nog verder voort : //Sarah's smaak is altoos, in tegenstelling met dien derEuropeesche vrouwea, ostersch geweest." Als Doiia Sol, als Cleopatra, als Theodora was zij steeds in haar toiletten het tegendeel van de haar omringende dames, wier corset van den maliën-kolder afstamt. Zij drapeerde zich instinctmatig in Oostersche plooien; haar geheele houding is die van de vrouw welke in een aarden kruik water van de bron aandraagt, zie Doré. Het is deze recht heid en slankheid, niet aangeleerd, maar een atavistische gewoonte der spieren, die de dra perieën van haar soupele robe de chambre zoo har monieus doet vallen. Het kleed is van zilverachtig, blauw zijden damast, met randen (om hals, borst, geheel naar beneden en om den zoom) van marabout-struisveeren. Als zij zich omweiidt om een stoel te krijgen, ziet men dat het ouderkleed in dezelfde kleur, maar van een andere zachte stof is, heel smal geplooid. Om het hoofd draagt zij een kanten charpe gedrapeerd." Sarah Bernhardt heeft den Eugelschen reporter veel goeds verteld omtrent hare ondervinding van het publiek in Engeland en Amerika. Nergens zijn ook de theaters beter geventileerd en ingericht. Het Lyceum-theatre te Londen is een model; Sarah zou haar best doen het na te volgen. Zij bewonderde ook zeer Ellen Terry en hare persoonlijke kunst om zich te kleeden. Zij legde den reporter ook al de verbete ringen uit, die zij in haar tlie-ater de Renaissance wilde aanbrengen: geen claque, geen souffleurshokje, geen fooien der ouvreuses ,geen dameshocden iu de stalles. Sarah Bernhardt staat heel vroeg op, besteedt een uurtje aan liet bekijken van haar bloemen, haar huisdieren, haar verzameling oude kant, haar curiositeiten, en gaat om acht uur haar Coarrier lezen. Zij tcekcut op de brieven, die haar secretaris moet beantwoorden, het antwoord aan. Zij luncht om half twaalf, gaat om n uur naar haai- theater, leidt daar de repetities en doet directcurswerk tot vijf uur; dineert in haar kleedkamer, eu heeft dan een paar uren //pour faire la digestion" voordat zij op het tooneel komt. liet lastigste werk vindt zij japonnen passen. Zij moot haar naaisters opvoeden tot haar smaak, omdat, de meeste, die goede werk sters zijn, verwend zijn aan corset, nauwsluitend middel, leelijke heuplijn en krommen rug. Zij kunnen er slechts langzamerhand toe komen om hare bedoeling te vatten en de lijnen van het lichaam zóó .te volgen, dat zij ze aanduiden, terwijl zij ze schijnen te omhullen. Als dau ook de japon goed past, iaat zij er dadelijk eeuige modellen van nemen. Te Berlyn is deze week het tooneelleven heel opgewekt geweest. Vooreerst werd in het Deutsche Theater Kaïn, het mysterie" van Byron, ge geven. De vertaling en verwerking voor het too neel was van L'Arronge; het was prachtig ge monteerd ; de hoofdrol was zeer goed bezet door den acteur Kainz; toch was het effect niet groot. De avond werd gesloten door een romantischpoëtisch drama in n bedryf van Hans Hopten, Der König von Thule. Ook hierin had Kainz de hoofdrol; maar ofschoon er mooie verzen in waren, het geheel was duister, ondramatisch en onsym pathiek. In het Lessing-Theater werd als nouveaut opgevoerd Der Letzte seines Stammen, blijspel in vier bedrijven van Richard Skowronnek. Het had veel succes, ofschoon het volgens de kritiek vol gebreken is: gedachte, personen, toestanden, mo raal, alles heet oud; alleen de schrijver is jong en zijne behandeling geeft frischheid aan al het af geleefde. De held van het stuk, Johann Gottfried Werkenthin, is vijftig jaar geleden als arm schoenmakersknecht begonnen; nu beslaan zijn fabrieken de oppervlakte van een kleine stad. Hjj heeft een eenige dochter, en deze is verliefd op den boekhouder, die in de zaak wordt opge nomen. Maar de boekhouder was weduwnaar en heeft ook een dochter, die met een adellijk sportsman trouwt, en door dezen geruïneerd en bedro gen wordt. De boekhouder-deelgenoot wordt baron, z\jn zoon zal met een freule trouwen; plot seling klinkt de Marseillaise, er is oproer in de fabriek, en de oude Werkenthin moet alles weer terecht brengen, de familieleden beloonen en straffen, hetgeen ook tot genoegen van het pu bliek geschiedt. In de hoofdrol schittert de ac teur Oscar Hoeker. In het Tendenz-Theater was de nouveaut Föhn, drama in v\jf bedrijven van Franz Oppenheimer, waarin twee goede acteurs, Rittner en Jarno, vergeefs trachtten de belangstelling gaande te houden. Het stuk is eigenlijk enkel tendenz, en heette oorspronkelijk Grgen denHandschuh; het betoogt, tegenover Björnson's Handschuh (Snava) dat een man, om een goed echtge noot te zijn, een «verleden" moet hebben. Oppenheimer's talent toont zich vooral in bonmots, waarvan er eenige goed opgenomen werden. Het tooneelnieuws intusschen dat het meest de aandacht trekt, is, dat Antoine, de directeur van het Théatre Libre, te Berlijn vertoeft om de regie van HanneJce in het Künigliche Schauspielhaus te bestudeeren. Hij heeft het stuk van Hauptmann te Parijs gemonteerd. De bladen wijden ar tikelen aan hem en aan het Théatre Libre; ener worden feestmalen, waaraan ook dames deelne men, ter zijner eere georganiseerd. Het gezelschap van het Adolf-Ernst-Theater werd deze week naar Potsdain ontboden, om er voor den keizer de Engelsche klucht Charley's Tante op te voeren. Het Deutsche Theater gaf op 6 November voor de honderdste maal Der Talisman, van Fulda. Chineesche tooneeldiscipline. De Ostasiatische Lloyd bericht uit haughai: Een keizerlijk Chmeeseh hoftooneekpeler, Siao Moe genaamd, Jiad Me r zooeven ecu onaangenaam avontuur. Hij is lid van den particulieren troep van den keizer en moet een uitmuntend marquc zijn; hij was intussehen wat sukkelend en vroeg en kreeg eeuige weken verlof tot herstel van gezondheid. Daarvoor kwam hij naar Shanghai. Maar toen de directeur van het theater te Shaughai vernam, dat deze uitstekende acteur in de stad vertoefde, wist hij hein over te halen, eenige gastrollen op zich te nemen; en Siao Moe kreeg als aandeel iu de winst 1500 dollars in de eerste drie avonden. Te Peking intusschen schijnt men al spoedig van zijn succes de lucht gekregen te hebben. Een lid van de keizerlijke paleistroep is, als vroeger de eomédieu du roi, staalsambtenaar, en mag maar niet spelen waar hij wil; er kwam een tele gram aan den districtsmteudaut om oogenblikkelijk den beroemden acteur naar Peking te expedieeren. In het tooueelgebouw zelf werd hij gearresteerd, en onder geleide van twee Chineesche beambten op het stoomschip naar Tientsin gebracht, van waar de reis verder gaat naar Peking. Te Weenen was deze week een tooneelcrisis. De acteur Tewele, een der gunstelingen van het publiek van het Volkstheater, had plotseling zijn ontslag gekregen. Hij had, erop vertrouwend dat men hem zijn zin zou geven, geweigerd eene weinig beduidende rol in Fulda's Talisman te spelen, die van den hofmeester Niccola; Fulda was zeer geërgerd en de directeur zond Tewele onmiddellijk zijn ontslag. Alle bladen namen de correspondentie tusschen den directeur on den acteur over; reporters gingen Tewele interviewen en vernamen van hem o. a. deze gedenkwaardige woorden: »Weet ge wat dat is, een in zijn zelf bewustzijn gekrenkt schrijver V Maar ik heb hem gezegd: Als u Fulda zijt, ben ik Tewele!" FriedrichSmetana(het vorige jaar overleden), is door zijne Opera Die vtrkauf'te Braut eerst recht bekend geworden. De handeling is eene eenvoudige dorpsgeschiedenis. Hans en Marie beminnen elkander, doch een huwelijks makelaar weet do rijke doch onnoozele Wenzel Micha als minnaar op te dringen, hij koopt in liet bijzijn van getuigen de toestemming- van Hans voor het huwelijk van Marie met Micha's zoon. In dit laatste schuilt de intrigue van het stukje, want later blijkt dat Hans de verdwenen en voor dood gehouden tweede zoon van Michn is. Marie kan dus toch met Hans (Micha's zoon) trouwen, ter wijl Hans nog de koopsom toe krijgt. Dit vrij onnoozele intriguetje wordt echter ge red door de muziek. Hoewel die nog het karak ter van de afgesloten vormen van de periode vóór Wagner draagt, is er zooveel natuurlijke bekoor lijkheid en zooveel gezonde humor in, (boven dien heeft de componist door het nationale ka rakter van zijn muziek er een eigenaardige kleur aan weten te geven) dat het werk overal groot succes heeft. Dezer dagen werd deze opera te Frankfort a M. onder leiding van den kapelmeester dr. Kottenberg met groot succes opgevoerd. Te Lübeck zal men bij eene opvoering van Weber's Freischütz iets nieuws, of eigenlek iets ouds, aanbrengen. Volgens het oorspronkelijk libretto begon de opera niet met het eerste jager koor, maar na de overture kwam nog eene scène tusschen Agatha en den Eremit, waarin de voor geschiedenis van het drama uiteengezet werd, en de belangrijke rol, die de Eremit later bij de ontknooping speelt, werd voorbereid. Later heeft Weber zelf deze paar tooneelen geschrapt. Te Lübeck wil men de beide tooneelen er weer inbrengen, maar ze zullen, om de ouverture niet van het jagerkoor te scheiden, vóór de ouver ture gespeeld worden. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van G. H. Breitner «Regenachtige avond op den Datn." Bij de heeren Preyer & Cie., lokaal Pictura, is geëxposeerd een aquarel van Tony Offermans. ?iiniiiiiiiiitittiHimiiitMiiiiiiiMiiiiiMnHiiiitmiiiiiiMiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiitmi Klassieke schrijvers. I. SALLUSTIUS, De samenzwering van Catilitia, uit het Latijn door Dr. H. C. Muller. II. XENOPHON, Anabasis of Tocht ?van Cyrus, uit het Grieksch door Dr. H. C. Muller (Boek 1?5). III. HEB.ODOTUS, Muzen, uit het Grieksch door Dr. Ch. M. van Deventer (Boek 1). 8. L. van Looy en H. Gerlings, Am sterdam, (1893). Eenige jaren geleden werd in de 4e klasse van zeker gymnasium het 9e boek behandeld van de Ilias van Homerus. Daarin komt deze passage voor: Achilles sliep in het binnenste gedeelte van zijn goed gebouwde hut, en naast hem legde zich neer de vrouw die hij uit Lesbos meebracht". Een der jongens had voor de hierboven gecursiveerde woor den in zijn vertaling gezet: hem riep bij tijcis". Wild gewerkt misschien ? En xctTéhexTO legde zich neer aangezien voor xaAfWaro riep ? Dat kon. Maar hoe kwam hij aan dat bij tijds ? De leeraar begreep er niets van, tot hij op het denkbeeld werd gebracht de Duitsehe vertaling van J. 11. Vosz open te slaan; en jawel, daar stond het: ihni ruhte zitr Seif"! Het veelbelovend knaapje had dus blijkbaar, vertrouwend op zijn kennis v,m het Duitsch, den Griekschen tekst maar dicht gelaten. Dit voorval schoot mij te binnen toen ik van de h.h. Van Looy en Gerlings het prospectus outving van de door hen uit te geven Bibliotheek van Griekschf, en Latijnsche Kltisxieken in NederIcindsfhe vertalingen, onder letterkundige leiding van Dr. H. C, Muller eii Dr. Ch. M. va-. Deventer. //Dat zal me wat moois geven" dacht ik en denk ik nog, en met mij ongetwijfeld de meeste rechtgeaarde, ouderwetsche docenten. De uitgevers worden wel geleid door den //wensen om vooral voor het groote publiek die klassieken meer toegankelijk te maken", maar het debiet zal toch hoofdzakelijk komen van de -jongens, die nu niet eens meer een beetje Duitsch of Fransch zullen behoeven te ken nen als ze knoeien of, gelijk ze dat vergoelijkend noemen, zich zelf coiitroleeren willen bij liuii werk. Het was voor mij nu maar de vrang hoe de ver taling zou wezen. Was ze letterlijk, dan wenschte ik haar naar de Mookerhci; was ze vrij, dan zou het door haar te stichten kwaad veel minder groot zijn. Het prospectus zelf verspreidde daaromtrent niet veel licht; er staat: terwijl de bewerkers ernaar streven zullen den stijl van het oorspronkelijke zooveel mogelijk te behouden". Hm ! Den stijl. Wat wordt hier met stijl bedoeld? Soms de schrijftrant? Herodotus b.v. heeft, van een Grieksch standpunt bekeken, den stijl van een baker. Zou nu werkelijk de vertaler van Ilerodotus diens werken iu Hollandschcn bakerstijl weergeven? Een niet benij denswaardige taak voorwaar! Of zou met stijl ook alleen woriien bedoeld zinloimt Dan kregen we een stijve, letterlijke en in mijn oogen dus (ies te gevaarlijker vertaling. Dat wilde ik in de eerste plaats weten. Ik greep dus haastig naar het tegelijk met het prospectus verzonden proef blad, ui. een vel van het eerste boek van Ilerodotus, en .... ik gruwde. Waarachtig het stond er: mannetje voor mannetje, achter elkaar, de woorden van Ilerodotus, Ik werd woedend. »Dat is de taak van ons docenten noodeloos verzwaren! Maar . . . wie weet of er niet veel fouten in zijn, dan kunnen de jon gens er daardoor ten minste inloopen." Ik stak dus mijn helderst brandende lamp aan. zette mijn sterksten bril op, greep mijn Herodotus en het proefvel, cii begon te loeren. Helaas' Moeite voor niet. De vertaling van Dr. Van Deventer was ons zoo te zeggen vlekkeloos. Bijkans niets op aan te merken; hier en daar een smet je 7.00 groot als een speldekop, en dan nog van dien aard dat men zeker jongens zulk een foutje vergeven moet. Weet ge le/er, wat ik toen wensc'lite? Dat we geen persvrijheid hadden; dat het gerecht beslag kon leggen op al de exemplaren van die vertaling, en er een auto-da-fó van kon maken, zoo grandioos als zelfs in de beste dagen van de inquisitie er geen was geweest. Vrome wenschen! Sedert is het eerste boek van Herodotus in diezelfJe vertaling compleet verschenen, en van gerechtelijke inmen ging geen spoor. ATog een maand of wat dus, en Ilerodotus zal niet goedschiks meer op onze gym nasia kunnen worden gelezen. lutussehen had ik nog n hoop: Dr. Van Deven ter is geen leeraar in de oude talen en heeft dus hoog.-twaarschijnlijk geen begrip van het door hem gestichte onheil; maar Dr. Muller, wat zou die doen? Zou die willens en wetens zijn eigen graf heipen graven ? Dat ware toch wat al te, kras. Xu, de uitkomst viel me alles saamgcuomen nog al mee. Dr. Muller heeft blijkbaar zijn taak heel anders opgevat als Dr. Van Deventer. Van letter lijk woordje voor woordje vertalen is bij hem geen sprake, noch in zijn vertaling van Xeuopbon's

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl