Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 856
Anabasis, noch in die van Sallustius' samenzwe
ring van Catiliua; de in het Grieksch en Latijn
zoo talryke participia worden geregeld door hem
opgelost; kortom waar hij dat noodig acht, vertaalt
hij vrij, zoodat zijn Hollandsch niet een fotografie
van, maar een teekeuing naar het oorspronkelijk
zou kunnen worden genoemd. Men oordeele naar
n voorbeeld uit elk:
Letterlijke vertaling.
Xen. Anab. I, l j 4 vlg.
Toen deze nu was heenge
gaan, gevaar geloopeii heb
bende eii smadelijk behan
deld zijnde, overlegt bij boe
hij nimmer meer in de macht
van zijn broeder zal zijn,
maar, als hij kan, koning
zal zijn in diens plaats.
Parysatis n n, demoeder,
was Cyrus gunstig gezind,
hem meer liefhebbende dan
den koning zijndeu
Artaxerxes.
Alvsie na nit 'a konings
omgeving naar hem toe
kwam, liet hij van zich gaan,
allen zóó stemmend, dat zij
hem meer vriendschappelijk
gezind waren dan den ko
ning.
Sall. Samenne. XXII, 3.
Sommigen meenden dat n
dit n veel bovendien ver
zonnen was door degenen,
die geloofden dat de haat
tegen Cicero, welke later
ontstaan is, verzacht werd
door de wreedheid der mis
daad van degenen die
geitraft waren.
Vertaling van Sr. Muller.
Door het gevaar dat hem
bedreigd, en de schande die
hij ondervonden had, kwam
hij op het denkbeeld zich
aan de heerschappij van
zijnen broeder te onttrek
ken en in diens plaats ko
ning te worden.
Parysatis ondersteunde
hem in 't geheim, want zij
hield meer van hem dan
van Artaxerx.es.
Allen, die de koning naar
hem toezond, behandelde
Cyrus zoo, dit hij hunne
genegenheid in hoogere
mate verwierf dan de ko
ning die bezat.
Anderen vertelden dat
zoowel dit als nog veel meer
daarenboven verzinsels wa
ren, uitgestrooid door hen,
die den later ontstanen haat
tegen Cicero meenden te
kunnen doen bedaren, wan
neer zij de gestrafte
Catilinariërs als bij zonder groote
booswichten voorstelden.
Deze wijze van de zaak aan te pakken heeft
echter ten gevolge gehad dat Dr. Muller er erg
vlug over heen gegleden is; nauwkeurig in den
echten en goeden zin van het woord is hij niet
geweest; hij heeft dat blijkbaar ook niet gewild en
veeleer gepoogd zijn vertaling een quasi-artistiek
tintje te geven. Nu, dat staat hem volkomen
Trij. Het groote aantal kleine fouten dat hij dien
ten gevolge begaat, zal ik hem dan ook niet te
zwaar aanrekenen; maar gekker wordt het wanneer
hij heel andere dingen zegt dan er in het oor
spronkelijk staan. Als we bijvoorbeeld in Sal
lustius lezen: »hun gemoed bood niet moeilijk
toeeritand aan zijne listen" terwijl er staan moest:
,werd zonder moeite ingepalmd door zijne listen", of
vrouwen die eerst voor ontucht zich groote uit
goten hadden getroost' in plaats van : »die eerst
haar ontzaglijke uitgaven bestreden hadden door haar
lichaam prijs te geven'', dan is dat dunkt me toch
nog - al heel erg. En in de Anabasis maakt hij
? het niet veel beter; daar schrijft hij o.a. dat
Apollo van Marsyas den wedstrijd op de fluit
won", dit moest wezen : »den wedstrijd in musicale
vaardigheid won", want Apollo bespeelde niet de
fluit, zooals MarsyM, oaar de lier; voorts ver
taalt hij: i/zoo zie ik niet in waarom Cyrus ons
niet zo» bevelen vooraf de hoogten te bezetten" in
plaats van: waarom wij Cyrus niet zouden verzoe
ken ia ons belang vooraf de hoogten te bezet
ten", en elders: ,als wij de roeren uit de schepen
nemen opdat zij beter geschikt voor de vaart worden'
voor als wij de schepen bewaren, de roeren er uit
nemende, totdat me vervoermiddelen in voldoende aan
tal hebben".
De plaatsruimte laat mij tot mijn spijt niet toe
de lijst van dergelijke door Dr. Muller begane
grove fouten verder uit te breiden; en die lijst
ou heusch niet kort zijn. De lezers vaa De
Amtterdammer hebben echter, vertrouw ik, aan bo
venstaand proefje genoeg; klassieke litteratoren
lullen er hun handen over in elkaar slaan van
verbazing en ergernis; en mochten gymnasiasten
mijn woorden lezen, dan zullen ze wel begrijpen
dat het gebruiken van Dr. Muller's vertalingen
voor hen al heel gevaarlijk is.
En nu andereu dan de gymnasiasten: de histo
ricus ten onzent, die zich niet tevreden stelt met
de uittreksels die in uitgebreide geschiedboeken te
vinden zijn, maar precies wil weten wat de klas
sieken schreven, kent buiten kijf genoeg Duitsch
of Sransch om een vertaling in die talen te ver
staan, en de belletrist die weten wil hoe de
klassieken schreven, zal dit noch uit de
accuraat-letterliike vertaling van Dr. Yan Deventer, noch uit
de slordig-vrije van Dr. Muller kunnen opmaken;
daartoe moet men de taal zelf verstaan.
Voor hen zal dus de uitgaaf weinig of geen nut
stichten en voor ons gymnasiaal onderwijs kan zij
niet anders dan zeer veel kwaad brouwen; ziedaar
mijn heilige overtuiging.
M. B. MENDES DA COSTA.
Amsterdam, Nov. 1893.
?MMmmtiiiiiiiiiiimimimiHiiiiiiiiiiiMiiiiHiiiHiiiiiiiimimiiHiiiiiiiiMiiMi
Yerfljnde litteratuur.
Ongaarne doe ik 't, maar op verzoek van de
redactie, zal ik mijne meening zeggen over het
Duitsche tijdschrift Blatter für die Kunst. Ik
heb in de mij toegezonden nummers gelezen met
sterk begeeren om van de kunst, die men er aan
heeft gegeven, al het genot te ontvangen, dat
men er mee bedoelde. En slechts gedeeltelijk heb
ik dat genot gesmaakt. Waarschijnlijk behoor ik
niet tot hen, voor wie deze bladen worden
beschreven. Eea der medewerkers aan het tijd
schrift geeft eenige aforismen; o. a. het volgende:
BEIFALL.
Du willst dass dein dichten auch andren gefalle?
Das ist ganz gut, das wollen wir alle.
Kur musst du zwischen zweien wahlen:
die menge oder die einsamen seelen.
Geen der medewerkers van het tijdschrift heeft bij
de keus een oogenblik getwijfeld. Allen richten
zich tot de «.einsamen seelen". Dat is voortreffe
lijk: een kunstenaar, die niet vraagt naar de gunst
der menigte, houdt zijn karakter en zijn kunst
ongeschonden. Maar een dwaling is toch het
denkbeeld, dat een kunst, die aan de menigte
behaagt, daarom geen kunst zou zijn. De gering
schatting der menigte is allengs even banaal ge
worden, als de leus l'art pour l'ar t, waarmee
vooral zij zich tooien, die onbewust zich bewust
zijn, dat zij en niemand anders de schoonheid van
wat zij hunne kunst noemen kunnen gevoelen.
't Is waar, dat de menigte een kunst om andere
dingen mooi vindt, dan die de kunstenaars er in
waardeeren : zij zoekt er filosofie in of het bewijs
dat de kunstenaar door haar leven is aangedaan:
twee dingen, die niet direkt verband houden met
de kunst. Maar even waar is het, dat die twee
de kunst niet schaden, indien zij in het gemoeds
verstand van den kunstenaar zijn samengegroeid
met zijn schoonheids-conceptie. Ik wil zelfs na
druk op mijn meening leggen, dat een kunst
krachtiger en gezonder is, naarmate de kunste
naar sterker is aangedaan door hét leven, dat is
het leven ook der menigte, en in die aandoening
een levensaanschouwing heeft gewonnen. Zij die
(art pour VartT roepen, zullen nu misschien
zeggen, dat ik over kunst niet moet meepraten. Zij
kunnen gelijk hebben. Iedereen heeft gelijk en
over kunst moet een kunstenaar eigenlijk niet
praten.
Toch verbeeld ik mij tot hen te behooren, die
de aforismen-rijmer, ,/einsamen seelen" noemt:
menschen die alleen zijn, alleen willen zijn, alleen
moeteu zijn, omdat zij vast en recht-óp staan
midden-in den droesemen en zeer krachtigen
golfslag van de menschenzee. Maar eenige dich
ters, die in Blalter fur die kunst hunne verzen
publieeeren, zoeken niet enkel de eenzame, zij zoe
ken zekere verfijnde zielen, waartoe, ik draag er
geen rouw over, ik mij niet reken te behooren.
Kracht van gevoel, kracht van verbeelden, kracht
van moed, kracht van daad: n van deze, zoo
niet allen, moet mij uit de kunst van anderen aan
grijpen, als men wil dat ik haar zal liefhebben en
eeren. In verfijning is kracht noch moed, is enkel
arbeid, maar een arbeid van geduld, niet van in
spanning van het hoogste zielevermogen.
Ik wil hiermee zeggen, dat een groot deel van
de Blatter für die kunst noch voor mij, noch voor
de menigte is. Het is voor het passieve gemoed
van hen, die het leven verpuren tot een nauw
merkbaren welriekeuden geur, waaraan zij zich be
dwelmen in de oogenblikken dat de realiteit hen
loslaat. Zij sluiten hunne vensters voor de harde,
schokkende geluiden der straat en in het half
duister van hun binnenvertrek, waar het dwalende
oog slechts kleur-nuances vindt, verliezen zij wat
hunne ziel nog aan activiteit bezit in een vleienden
sluimerdroom, voortzetting der muziek van harpen
en violons d'amour, die, uit het verre dichtspel
met klanken, rijmen en rhytmen opvloeit tot hun
gemoed. Ik ontken niet, dat die kunst door schoon
heid kan worden gedragen, en dat deze de reine,
aandoenlijke schoonheid is. Ik ontken enkel hare
kracht en ik, die de kunst als kracht voel, word door
de schoonheid der verfijning slechts aangedaan in
de oogenblikken van in-activiteit. Deze kunst is
voor de eenzamen, die willen rusten, luisteren en
sluimeren, niet voor de eenzamen, die zich krachtig
gevoelen en willen arbeiden en enkel dan luiste
ren als een krachtige stem hun spreekt van krachtige
schoonheid.
Dat is soms het geval in de gedichten van
Stefan George, Hugo von Hofmannsthal, Georg
Edward, een drietal dichters naar wie ieder gaarne
luistert. In een klein opstel onderzoekt de uit
gever van de Blatter für die kunst, Carl August
Klein, die zelf een voortreffelijk Duitsch proza
schrijft, de waarde van George als dichter; hij
zegt o. a.:
Wir sehen dass in seinen gedichten mit neuen
mitteln neuen wirkungen gerechnet wird. seitdem
die alten götter tot sind, haben wir es zum
erstenmal mit den offenbarungen eines urspr
nglichen dichterischen geistes zu thun der aus seinen
gedanken eine welt für sich gebaut und nach
einem ganz bestimmten ihm eigentümlichen plan
ein stehendes abgerundetes werk gesehaffen."
»Es erhellt dass diese dichtungsart nur
vornehmen geistern einen genuss bereiten kann. wer
anders aber als ein vornehmer geist hat sich jemals
um ernsthafte kunst gekümmert und giebt es nicht
genug geschriebenes für die menge?
,/Wir haben auch vertreter einer neuen kunst
(dit geldt als antwoord op een bewering in VErmitage,
dat George een volgeling van Baudelaire, Verlaine
en Mallarmézou zijn, een domheid, die men in
Holland ook telkens over Gorter, Kloos en Verweij
moet hooren) und brauchen uns nicht ans ausland
anzulehnen. sie ist ganz andrer art als die Zola's
und der Norweger und ganz bei uns zu haus.
ihre hauptstützen Ricbard Wagner der komponist
Friedrich Nietzsche der orator der maler Arnold
Böcklin und der zeichner Max Klinger. zu ibren
tritt ein dichter."
Ik geef nu een der gedichten uit Stefan Georjje's
WEIIIE.
Hinaus zum Strom! wo stolz die holieu rohre
lm linden winde ihre fahnen schwingen
Und neinen junger wellen schmeichel-chore
Zam ufermoose kosend vor zu dringen.
Iin rasen lastend solist du dich betauben
An starkem Urduft ohne denkerstorung
So dass die treinden hauche all zerstauben,
Das auge schauend harre der erhömiig.
Siehst du im takt des strauclies laub schon zittern
Und auf der glatten finten dunkelglanz
Die dunne nebclmauer sich zersplittern ?
Horst du der elfen lied zum elfentanz?
Schon scheinen durch der zweige zackeurahmen
Mit sternen stadten seli;re gefilde
Der zeiten flug verliert die alten namen
Und raum und dasein bleiben nuu im bilde.
Nnn bist du reif «un schwebt die herrin niedcr
Mondi'arbne gazeschleier sie umschlingen
Halb offen ihre traumesschweren lider
Zu dir geneigt die segnung zu vollbringen :
Indem ihr mund auf deinem antlitz bebte
Und sie dich rein und so geheiligt sah
Dass sie im kuss nicht auszuwcichen strebte
Dein finger stütxend deiner Hnpe nuli.
Dit is een gedicht van George Edward:
MlTTAGSTILI.E
Der weg ist lang den wir vercint gegangen
Doch ferne scheint noch immer unser ziel
Stumm sind die lerchen die im lenz uns sangcu
Das laub liegt welk und ist des windes spie!
Ich weiss es dass da leidest ach dein sehnen
Ist stil geworden deine jugend wich :
So musst dn dich vertranend an mich lehnen
Ich halte ich erhebe dich.
O warst du glücklich nimmer wars gescheheu
Dass ich den weg zu deiuem herzeu fand
Doch du warst krank da wollt ich mit dir geheu
Nun halt ich fest in meiner deine hand
Du warst allein uun bin ich dir zur seite
Ich schirme dich wenn sturm und wetter tost
So wird mein stilles sorgen dein geleite
Uud meine liebe wird dein trost
Een gedicht van Hoffmannsthal:
PSYCHE
.... und Psyche, meine seele, sah mich an
Von unterJrücktem weinen blass uud bebend
Und sagte leise : Herr, ich möchte sterben,
Ich bin zum sterben müde und mich friert"
O Psyche, Psyche, meine kleine seele,
Sei still ich will dir einen trank bereiten
Der warmes leben strömt durch alle glieder.
Mit gutem warmen wein will ich dich tronken,
Mit glühendem spriihendem saft des lebendigen
Funkelnden, dunkelnden, rauscheud nnbandigen
Quelleaden, schwellenden, lachenden lebens,
Mit farben uud gavben. des trunkeuen bebens:
Mit sehnender seele von weinenden liederu
Mit ballspiel und grazie von tanzendea gliedern,
Mit jauchzender schönheit von sonnigem wehen
Hellrollender stürme auf schwarzgrnnen seeen,
Mit garten wo rosen und epheu vcrwildern,
Mit blassen f-auen und leuchtenden bildern,
Mit fremden landern, mit violetten
Gelbleuchtenden wolken und rosenbetten,
Mit heissen rubinen, griingoldcnen ringen
Uud allen pruu renden duftenden dingen.
Und Psyche, meine seele, sah mich an
Und sagte traurig: alle diese dinge
Sind schal und trüb uud tot. das leben hat
Nicht glanz und duft. ich bin es müde, Herr"
Ich sagte: noch weiss ich wol eine welt,
Wenn dir die lebendige nicht gefa'llt.
Mit wunierbar nie vernommenen worten
Reiss ich dir auf der triinme pforten:
Mit goldenglühenden, sussen, laueu
Wie duftendes tanzen von lachenden frauen,
Mit monddnrchsickerteu nachtig webenden,
Wie fiijbernde blumenkelche hebenden,
Mit grünen, rieselnden, kiihlen, feuchten
Wie rieselndes, grünes meeresleuchten,
Mit trunken tanzenden, dunklen, schwülen
Wie dunkelglühender geigen wühlen,
Mit wilden wenenden, irren und wirren
Wie grosser nachtiger vogel schwirren,
Mit schnellen und gellenden, heissen und grellen
Wie metallener flüsse grellblinkende wellen
Mit vielerlei solchen verzauberten worten
Werf ich dir auf der traume pforten:
Den goldeneu garten mit duftenden auen
Im abendrot schwimmeud, mit lachenden frauen,
Das rauschende violette dunkel
Mit weissleuchtenden baumen und sterngefunkel,
Den fliisternden, brauneu, vergessenen teich
Mit kreisenden schwanen und nebel bleich,
Die gondeln im dunkeln mit seltsamen lichtern
Schwülduftenden blumen und blassen gesichtern,
Die heimat der winde die nachts wild wehen,
Mit riesigen schatten auf traurigen «eeen,
Und das land von metall das in schweigeuder glut
Unter eisernem graneiu himtnel ruht.
Ik heb aan de Blcitter für die kunst ontleend
van wat er, naar mijne meening het beste in is,
en wil daarmee aantoonen, dat, welke beschou
wing men over kunst hebbe, men er de kunst in
kan vinden, die de zuivere weerklank is van de
gemoedsharmoaiën van het jonge, zelf-gevoelende,
vrije leven. Dat leven is universeel en openbaart
zich tegelijkertijd overal. Slechts de oneerlijkheid,
of de domheid, of de verblicdheid kan beweren,
dat de dichters van dat leven in het eene land
die van het andere volgen. Dichters volgen nooit,
zij leiden.
VOSMEER DE SPIE.
De heer P. H. Eeyers te Utrecht is de verte
genwoordiger in Nederland van de exploitatie van
de Blatter für die kunst.
Theodor Mommsen vierde Woensdag het SOjarig
jubilaeum van zijn doctorschap. Hy vertoeft te
Rome, juist het middelpunt van z\jn Ojarige
werkzaamheid als oudheidkenner en geschied
schrijver. Het doctoraat verwierf hij eigenlijk in
de rechtswetenschap; op 8 November 1843 pro
moveerde hy te Kiel op een dissertatie (of eigen
lijk twee): »Ad legem de scribus et viatoribus
et de auctoritate commentationes duae." Bij deze
promotie verdedigde hij ook 15 stellingen, van
welke er eene is, die bijzonder zijne wetenschap
pelijke richting aanduidt, de betrekking tnsschen
juristen en philologen: »Jurisconsultorum a
philologo discere posse; an possit philologus ab
illo, adhuc dubitandum".
Ook in dat jaar 1843 ontstond een ander werk
waaraan, de jonge geleerde deel had,
het»Liederbuch dreier Freunde", waaraan Theodor's broeder
Tycho, en de dichter Theodor Storm medewer
kers waren. Mommsen was toen reeds 26 jaar.
Hij maakte daarna wetenschappelijke reizen naar
Italiëen Frankrijk; de reden van zijn terugkeer
naar Duitschland was de vrijheidsbeweging in
1848. Hij schreef toen vurige leadings in de
Schleswig-Hohteinsche Zeitung; toch werd hij dat
jaar professor te Leipzig. In 1850 werd hij
intusschen wegens revolutionnaire woelingen afge
zet. Hij leed nu gebrek, tot een prijs van de
Parijsche Académie des Sciences hem voor een
tijd uit de nood hielp. In 1852 werd hij pro
fessor te Zürich, in 1854 te Breslau. Zijn eerste
groote werk, de verzameling der Latijnsche in
scripties, voor de Duitsche Academie van Weten
schappen te Berlijn, begon in 1858, en tegelijk
de uitgave van zijne Komische Geschichte, die door
haar deugd en aan gebreken evenveel van zich
spreken deed; de levendige, stoutmoedige voor
stelling, de groote scherpzinnigheid en bekwaam
heid stonden er tegenover een menigte harts
tochtelijke, onrechtvaardige oordeelen en te wei
nig weerstand lieden van den invloed van moderne
beschouwingen en begrippen. Tientallen van
kleinere werken over Romeinsche geschiedenis
en rechtsgeschiedenis, jurisprudentie, staatsrecht
en gemeenterecht, uitgaven van handschriften,
inscripties en fragmenten, volgden in den loop
der jaren; terwijl Mommsen toch tijd en lust
behield om zich voortdurend met de politiek
van den dag in te laten en zelfs van 73?82
lid van het Abgeordnetenhaus was.
Eenige maanden geleden besloten de dames
Emilie C. Knappert en Johanna Ter Meulen tot
eene proefneming, om te voorzien in de behoefte
aan onderhoudende en goede novellistische lectuur
voor meisjes uit de arbeiderskringen.
Tot dusver hadden zij drie geschriften het licht
doen zien. Het aantal verkochte exemplaren echter
is betrekkelijk gering gebleven; hetgeen de dames
hieraan toeschrijven, dat op de uitgave niet in
genoegzame mate de aandacht gevestigd was.
De prijs is zeker niet hoog; men kan de
boekjes voor 10 cents, of bij grootere getallen
voor 8 cents, koopen, en ze zijn heel leesbaar;
maar het blijft altoos een feit, dat men ieder
deel van De Graaf de Monte-Christo en De
Wandelende Jood voor een stuiver huren kan,
en de concurrentie dus nog altoos ongelijk blijft.
De Almanak De liefde sticht voor 1894 is bij
de hh. van Holkema en Warendorf uitgekomen.
Behalve den spreukenkalender (een zeer goede
keus) bevat bij Mengelwerk, waaraan H.
Vrendenberg, Manita, G, van der Veen, Helene
Swarth, E. Laurillard, M. Buijs, Silvanus, Tyra,
G. J. van Lakerveld, Cella, P. Keuning, C. J. C.
Geerlings, P. Jz. Proost, H. Bertrand, D. G. M.
Roldanus, Adelheid C. Horch en Ernestine bij
dragen leverden.
Dr. H. C. Muller, docent aan het gymnasium
te Amsterdam, heeft de Hoofdregelen der La
tijnsche syntaxis ten behoeve van liet gymnasiaal
onderwijs in een kort boekje saamgevat, dat by
de Erven H. van Munster & Zoon is uitgegeven.
Een aanhangsel behandelt nog de uitspraak van
het Latjjn.
Te Annaberg is een monument onthuld voor
den beroemden rekenmeester Adam Riese, (de
Duitsche »Bartjes") uit de 16e eeuw. Het mo
nument bestaat uit een bronzen buste ; op het
voetstuk vindt men den hoofdregel van zijn boek:
2 X 2 4. Adam Riese (eigenlijk Ries) werd
geboren in 1492 te Staffelsheim; h\j werd te
Annaberg mynambtenaar en later stedelijk
»Rezess-schreiber". Als zoodanig wist hij zijn ad
ministratie door een handige methode van boek
houden te vereenvoudigen; later richtte hij een
bijzondere ambachtsschool op, en maakte voor
deze ook rekenboeken. In 1538 werd hy door
keurvorst Maurits van Saksen tot
»hofarithmeticus" benoemd; hij had ook een fortuintje
bijelkaar gerekend, althans men vindt een docu
ment van het koopen van een bergwerk.
Ar-me Patty, naar 't Engelsen van Mrs.
OLIPHANT. Uitgave van Allert de Lange,
Amsterdam.
Dat dit werk in 't oorspronkelijke reeds 4 uit
gaven beleeft, is zeker reeds een aanbeveling.
De vertaling is goed, de stijl los en onderhou
dend. De karakters der hoofdpersonen zjjn
menschkundig geteekend en uitmuntend volgehouden.
De onversaagde Patty is de belichaming van het
spreekwoord: »Als niet komt tot iet, kent het
zich zelven niet." 't Is zeer vermakelijk om te
lezen hoe »de arme Patty" zich zocht op te wer
ken en haar doel »de rijke Patty" te worden,
bereikte en toch nimmer armer was dan toen
rijkdom en weelde haar omringden. De oude
Sir Gilles en zijn vrouw, hun sufferige zoon zijn
typen zooals men ze in de samenleving soms
aantreft. Het kinderfiguur is met groot talent,
fijn en met voorliefde geteekend. Dit werk zal
menigeen met genoegen lezen, voor leesgezel
schappen is het een groote aanwinst, omdat oud
en jong dit boek in handen kunnen nemen; het
boeit zonder heftige emotie te geven.
J .
Nanny, een oorspronkelijk verhaal voor
jonge meisjes, door SUZE ANDRIESSEN.
Uitgave van Holkema en Warendorf, Am
sterdam.
De naam van Suze Andriessen als schrijfster
voor jonge meisjes is zoo gunstig bekend, dat
een nieuw werk van haar hand steeds met onver
deelden bijval wordt begroet. Nanny is een
boeiend geschreven verhaal, door Willem
Steelinck met talent geïllustreerd. Voor vele meis
jes zal dit boek een welkom St. Nicolaas-geschenk
zijn. De typographische uitvoering is
allerkeurigst, en het prachtbandje byzonder net. Dit
boek is het 2e van een serie meisjesboeken van
grooteren omvang en degelijken inhoud ver
leden jaar verscheen »De docUer van den Goo
chelaar" door Agatha als Ie No. die de uit
gevers zich voorstellen te geven. J.
Met het oog op de Decemberfeesten zenden de
uitgevers van Holkema en Warendorf, Singel 542
te Amsterdam gratis een fraai geïllustreerd pro
spectus hunner nieuwe uitgaven, geschikt tot
feestgeschenk, aan ieder die zulks aanvraagt franco
per post.
Bij de uitgevers P. N. van Kampen & Zoon,
Amsterdam, verscheen een drietal novellen van
Emile Seipgens. De eigenaardige bekoring die
van dit boek uitgaat vindt, behalve in het talent
van den schrijver, ook voor een deel zijn oor
sprong in de locale Limburgsche kleur en het
zeer oordeelkundig hier en daar aangebrachte
dialect.
»Jean" de eerste novelle, vroeger reeds in De
Gids opgenomen, is de eenvoudige, treffende ge
schiedenis van een dorpskapelaan, zijn droevige,
ernstigen strijd tusschen liefde en plicht.
»'t Stumpke," een krachtig boeiend geschre
ven verhaal uit 't leven der fabrieksarbeiders in
een spinnerij. »Hawioe Ho!", eerst in Neder
land verschenen, een dorpsvertelling uit
ZuidLimburg. De uitgevers hebben voor een netten
duidelijken druk en goede uitvoering gezorgd.
Dit boekje van Seipgens zal zeker even als zijn
vorige verhalen gaarne gelezen worden. J.