De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 26 november pagina 7

26 november 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 857 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Uit Dr. GrAlSTNEF's Studeerkamer. (Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). De voorgestelde wjjnfoelasting in Duitschland. (De hoeren Miquel en Von Posadowsky als phylloxera's.) (Lustige Blatter.) De Duitsche wijnbouwers voelen zich door het naderen der Phylloxera fiscalis verontrust Zij hopen, dat het gevaar nog zal kunnen worden afgeweerd. Sultan's opvolger. Sultan was verdronken. Niet door een noodlottig ioeval, maar door de buren. Hij had een vorstelijke neiging om zich te vergissen in hun eigendom en het zijne, vooral wanneer het eetbaar was; daarom was er eens op een dag een onbekend maar uit gelezen comitébij elkaar gekomen, had hem opge wacht, een steen om zijn hals gebonden en hem in het water gegooid. Toen Fugel het nieuws hoorde, was hij erg blij, want Sultan had nooit anders gedaan dan tegen hem blazen, wanneer ze elkaar ontmoetten, en zoo doende zijn goeden naam bedorven bij zijn tantes, die nooit iemand vertrouwbaar vonden, tegen wieu -Sultan blies. Want in de harten van tante Felicie en tante 'Greta had Sultan als een despoot geregeerd. Hij was tante Felicie's kat, en beider bedorven lieveling. Natuurlijk kwam Fugel een visite maken om te condoleeren. Hij zeide dat Sultan een buitenge woon mooi dier was en hij hem erg zou missen. Hij scheen zoo bedroefd er over, dat de tantes voelden dat Sultan door een totale vergissing tegen hem had geblazen. Nu was Fugel's positie zeer kritiek. Hij wist nooit van welke tante hij het meest moest houden. Hij wist dat zij geld hadden, maar hij wist niet wie het meest had en of ze misschien tamelijk ge lijke deel en bezaten. Daarom durfde hij niets aan ?de eene te geven uit vrees van de andere te beleedigen, en daarom, vol verlangen zich bij beiden aangenaam te maken, kwam hij op een morgen, en iiet hij de meid een mandje voor hen achter, en haastte zich bescheiden weg, zonder op een be dankje te wachten. Er zat een Perzische kat in het mandje en op een papiertje om zijn hals, stond geschreven: * Aan mijn lieve tantes; van hun toegenegen neef." //O wat lief van hem!" riep tante Felicie verrukt uit. //Ja," voegde tante Greta er bij, en het is voor ons beiden." Daarover was tante Felicie niet zoo verrukt. Sultan was uitsluitend haar eigendom geweest, en zij vond het niet prettig om diens opvolger met ?een ander te deelen. En tante Greta, die daar iets van raadde, besloot haar eigendoms-deel te doen uitkomen, door het geheele dier een naam te geven. //We zullen hem Keizer doemen," zeide ze beulist. Tante Felicie zag dat ze listig beproefde een voorrecht te krijgen op de kat, en had er dus iets tegen. Laat het Sultan zijn," sprak ze, net als de andere." Maar tante Greta wou niet. Ze begreep dat dit zoo goed was als toe te geven, dat de kat eenvoudig in de plaats kwam van de vorige en hoofdzakelijk aan haar zuster behoorde. Het beest was voor de helft haar eigendom en zij was niet van plan haar deel zoo maar af te staan. Zij ?werden bepaald snibbig tegen elkaar en daar ze geen verschillenden naam aan iedere helft van de poes konden geven, vertelden zij de moeilijkheid aan Fngel, de volgende maal toen hij kwam. Hij aarzelde in vreeselijke besluiteloosheid. //Het is een Perzische", riep hij, plotseling een uitweg ziende. //Waarom noemt u hem niet Shah ?" En zij namen dit aan als een compromis tusschen haar beiden, maar de vrede was nog niet hersteld. Zij hadden zeer vriendschappelijk tot nog toe samen geleefd, maar die kat was een ware twist» ! appel in huis. Tante Greta had zich nooit bemoeid met iets wat Sultan betrof; maar als eigenares voor een deel, beschouwde zij het als plicht in Shah's behandeling te hulp te komen. Maar aan den an deren kant vond tante Felicie, dat haar eigen grootere ondervinding van katten haar waardig maakte, poes alleen te verzorgen. En elk voelde dat ze haar rechten slechts kon handhaven door haar eigen zin te hebben. Zij waren het oneens over de kleur van lint die Shah zou dragen, de kamer waar hij zou slapen, of hij zijn melk met water zou drinken of zonder, en zoo voort. Zij hadden onverzoenlijke theorieën over zijn eten, de eene wilde er een soort vege tariër van maken; de andere hield vol dat rauwe lever noodzakelijk was voor zijn bestaan. Ieder was buitengewoon jaloersch op den invloed van de andere op het dier, en ten laatste eindigden deze gevoelens van wrok in een bepaalde vervreem ding; zij worden zoo jaloersch en verontwaardigd tegen elkander, dat ze weken lang haast niet spra ken of het was om over de kat te kibbelen. Spoedig werd deze staat van zaken ondragelijk, en in een uitbarsting van woede verklaarde tante Greta, dat ze er genoeg van had, ze zou kamers huren, weggaan en op zich zelf gaan wonen. Zij hadden weer erg gekibbeld en veel onaan genaamheden gehad, omtrent de verpleging van poes, voordat ze haar bedreiging uitsprak, maar eindelijk werd er bij wederzijdsch goedvinden be sloten dat poes voor gezamenlijke kosten bij juf frouw Sempel zou komen, een fatsoenlijk menscA die ze beiden kenden, op voorwaarde dat ze gelijke rechten zouden hebben om de kat te bezoeken wan neer ze wilden, en toen ging tante Greta heen. Dit verontrustte Fugel. Hij wist niet, wier partij hij zou kiezen en eindigde met den middenweg te nemen, en ze alle twee gelijk te geven. Hij bezocht ze om de beurt en nam alles aan, wat de eene van de andere zeide; hij stemde dus in met tante Felicie, dat tante Greta heerschzuchtig en in 't al gemeen onuitstaanbaar was, en met tante Greta, dat tante Felicie iu 't algemeen onuitstaanbaar ea heerschzuchtig was. Herhaalde malen kwamen de oude dames den Shah bezoeken en gaven juffrouw Sempel zulke lijn recht tegenovergestelde instructies omtrent zijn voedsel, dat iu haar vrees om ze niet gehoor zaam te zijn, zij beiden ongehoorzaam was en hem onderhield op een onafhankelijk menu vau haar zelf. Het gevolg was, dat ze nu onophoudelijk ge wikkeld was in een vreeselijk net van standjes en inlichtingen, totdat tante Greta haar bezoeken plot seling staakte en het gerucht liep dat zij ziek was. Deze geruchten deden in tante Felicie de vrien delijke gevoelens van vroeger herleven, die verloren waren gegaan onder het stof van hun herhaalde kibbelarijen. Maar zij veinsde en informeerde alleen in 't geheim naar haar; en in't geheim ook haakte zij er naar, er eens te komen; maar haar trots wilde niet zoo in eens toegeven, en stond haar niet toe, zich te vernederen door den eersten stap tot verzoening te doen. £n eens op een middag, toen ze weer over die dingen zat te peinzen, werd juffrouw Sempel aan gediend, ze had iets diks in haar schort en toen zij het zonder complimenten ui c elkaar rolde, bleek het de Shah te zijn. /,Ze heeft het me gelast, juffrouw", merkte juf frouw Sempel op, als antwoord op tante Felicie's vragenden blik. Wie heeft u wat gelast?" //Juffrouw Margaretha stuurde van morgen om me, en zei: Breng hem naar mijn zuster, juffrouw Sempel, zeg dat hij heelemaal van haar ia; en dat ik weer beter ben, en morgen thuis kom." Een vreemde zeneuwtrekking bewoog tante Felicie's trekken, maar zij antwoordde koel: //Heel goed; juffrouw Sempel, dank u wel." Zoodra juffrouw Sempel weg was, bedekte ze echter haar oud gerimpeld gezicht met een be vende hand, en toen ze haar hoofd weer ophief, waren haar oogen niet alleen van ouderdom dof. Even na donker sloop zij het huis uit, zoo stil als een schaduw, liep door een reeks van straten naar een afgelegen plein, en schelde aan een deur aan. Ze ging binnen en naar boven, een kamer in, waar een eenzame figuur, bij een lamp gezeten, een bleek gezicht naar haar ophief, en opstond toen ze binnenkwam, zeggende: vO, mijn lieve, mijn lieve; ik zou juist morgen thuis komen." //Ik kan niet wachten, Greta," stamelde tante Felicie, en vatte haar zuster's handen, ik kom je halen. Ik ben een trotsch, mal oud mensch ge weest." «Stil, lieve stil!" viel tante Greta haar liefkoozend in de rede, //als jij dat bent, dan ben ik het ook. Dat is dan een span!" Toen Fugel den volgenden dag tante Felicie kwam opzoeken, was hii zeer verbaasd de twee kleine oude dames gezellig samen te zien zitten, Hij begon eenige vage gelukwenschen te sta melen, toen ze hem in de rede vielen. //Christoffel", zei tante Felicia met onheilspel lende kalmte, //wij zijn weer voor goed vriendinnen geworden". //Voor goed", herhaalde tante Greta met een knik. Je hebt ons bezocht toen wij gescheiden waren" ging tante Felicie voort, »en we hebben over je gesproken. Ik ken nu je persoonlijke opinie van mij, en tante Greta kent nu je opinie van haar, en nu hebben we gedacht dat wij, in plaats van je op een legaat te laten wachten, onmiddelijk iets moesten geven, als terugbetaling voor je moeite. Wij hebben het van morgen verstuurd en het moest je van daag bereiken." Fugel was overweldigd. Hij nam afscheid zon der eigenlijk precies te weten wat hij zei, en was bepaald verbaasd toen hij merkte dat hij op straat stond, zonder duidelijk begrip hoe hij er gekomen was. Toen hij thuis kwam, vond hij een mand voor hem klaar staan, en in de mand vond hij den Shah. «Zij zeiden: een onmiddellijke terugbetaling" sprak hij teleurgesteld. »Wel, het kan een spoedige terugbetaling zijn, maar ..." Hij bedoelde dat de kleine douceurs er uitgela ten waren, en het zag er niet naar uit, of hij veel kans had, die binnen te krijgen. ?mniraimntniiiiiiiiiiiuii uiiiniifiiiiiiiiiuffiiiiiiiimiH miiiiiiitHimiiiMiiiiiiiiiiuiii iniiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiniHiini Rothschild-anecdoten. Onlangs namTruth een paar Rothschild-anecdoten aan, en nu komen ze in massa opzetten. Indertijd vervoegde zich de financier Mirès bij James Rothschild, en het gesprek werd, toen de baron niet in zijne voorstellen wilde treden, een weinig heftig. Mirès riep: »Nu, nu, M. Ie baron, u zult me niet op eten, hoop ik!" »Dat zou mijn godsdienst mij verbieden," antwoordde de baron. Op een parij ontmoette baron James prins Paul van Wurtemberg. »Bonjour Paul," zeide de baron. «Bonjour, M. Ie baron," antwoordde de prins; »het spijt mij dat ik u ook niet bij uw doopnaam noemen kan." President Carnot bij de onthulling van het monument voor zgn grootvader Lazare te Wattignies. (Triboukt.) LAZARE CABNOT: Een wonderstukje van mecaniek! En het zegt: «Papa" ! Een zekere graaf de Z. werd eens binnenge laten bij baron James, in zijn kantoor. De baron had het heel druk; hij keek even op, zeide: «Bonjour, neem een stoel," en ging voort met zijn werk. Na eenige oogenblikken merkte de bezoeker verbaasd op: «Waarschijnlijk heeft men mij niet duidelijk genoeg aangediend. Ik ben graaf de Z." Zonder op te houden met schrijven, antwoordde baron James: «Pardon, M. Ie comte, neem twee stoelen." Kleine Judith tot den kapitein die in groot uniform is, met al gijn medailles en ridderorden: »Mijn pa heeft meer geld dan u, kapitein, maar hij hangt bet niet op zijn jas, dat iedereen het zien kan." In Matabeleland. (Moonshine.) De heer GLADSTONE tot den heer Cecil Rhodes: »Gij hebt voor het vechten gezorgd; met uw permissie zullen wij nu den buit inpakken."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl