De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 3 december pagina 1

3 december 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

, f EEKBLID VOOR NEDEEil, m Mag 3 Decente HETSJES Een familiefeest, naar MABIE STAHL. Het was ambtsraad Hegemann's zestigste ver jaardag. Ter eere van den geboortedag werden te Ringsdorf toebereidselen gemaakt tot een schit terend feest, en men verwachtte talrijke logeergasten. Reeds eenige dagen vóór de groote ge beurtenis waren alle handen in het huis aan het werk, om provisiekamer en huisvertrekken tot ontvangst der gasten in gereedheid te brengen. Helene, de dochter des huizes, en hare nicht Louise Hartwig, die juist was aangekomen om bjj het varkenBslachten te helpen, stonden jjverig fluisterend by de worstmachine. Louise draaide, Helene stopte het vleesch in den trechter. »Ben je er wel heel zeker van, dat hij je lief heeft ?" vroeg de nette Louise met haar schalksche oogen en bruin kroeshaar. »0 ja," fluisterde blozend de slanke mooie Helene, «maar nog niet lang. Eerst ontmoetten we elkaar maar heel vluchtig. Ik merkte echter spoedig, dat hq altoos juist de plaats overging, als ik naar den koestal moest of naar het kippen hok. Je kunt je niet begrepen, hoe knap hjj er uit ziet, met zijn hooge laarzen en bonten muts! Eindelijk kwamen wij dichter bij elkaar toen mqn lievelingskalf ziek werd. Hij bracht mij zelf medicijnen er voor en gaf mg raad hoe ik het beest moest verzorgen. En Zondags zagen wij elkaar aan tafel, want op Zon- en feestdagen eet hij bij ons. Dat ging zoo drie maanden, wij wisten het beiden al heel lang, hoe veel wij van elkan der hielden en hadden het elkaar toch nog nooit gezegd. Ik was ook vreeselijk bang voor papa, je weet hoe streng h\j in zulk soort dingen is. En mama mocht ook niets merken. Ze zou het denkbeeld al te erg vinden, papa's rentmeester als schoonzoon, ofschoon hq toch van even goede familie is als wq. Maar zij heeft dat rampzalige huwelijksplan met den nieuwen landraad voor mij in 't hoofd, dien ouden jongeheer. Hij is van adel en rijk, nu, je kent mama! ..." » Vertel maar even hoe je het eens geworden bent." «Meteen. Rieke, geef me het metworstvleesch eens aan. Mina, ga eens gauw naar den ouden Kili aan en vraag of de worstknoppen klaar z\jn; we beginnen straks aan de roode semmelworst. Juffrouw, als u de bloedworst mengt, neem dan wat meer kruiderijen dan de vorige maal, ze was papa te flauw. De leverworst en de metworst zal ik zelf mengen." Nu volgde een tegenspraak van de juffrouw over de samenstelling van de bloedworst, en eerst nadat dit afgehandeld was, en Helene had gemengd, geproefd en beslist, kon het gesprek voortgaan. «Acht dagen geleden kwam ik 's avonds laat uit het dorp terug; ik had een zieke vrouw bezocht. Het had geregend en de dorpsstraat was zoo vreeselijk vuil, dat ik liever het voetpad tusschen de velden en de tuinen doorging. Ik had mij verlaat; het was donker geworden en heel storm achtig. Plotseling, b\j den ouden steenoven, komt mij een donkere gestalte tegemoet. Ik werd bang en wilde hem vlug voorbijloopen. Daar spreekt m\j de zwarte man aan; hoe toevallig nietwaar ? Het was Fritz Forbes. Wij hebben, geloof ik, niet veel samen gesproken, en ik kan niet zeggen, hoe het kwam; alleen weet ik, dat opeens mijn hand in de zijne rustte, en achter den ouden hooiberg, daar bij de populieren voor de achter poort van de plasts, heeft hij mij den eersten kus gegeven. O Loes, Loes, ik kan je niet be schrijven, hoe ik te moede was. Wij stonden in een modderplas, zooals ik pas later bemerkte; het was stikdonker, de wind blies om ons heen, zoodat de oude populieren kraakten en steunden, en met hun takken klapperden. Maar wij hadden het zoo heerlijk warm, zoo zalig, alsof het voor jaar was! Maar Marie, je snijdt de stukken spek veel te groot voor die fijne vleeschworst. Half zoo groot moeten ze maar zijn! Als mama dat zag!" Op dit oogenblik trad een jonge man met hooge laarzen, grijze joppe en zwartbonten muts de keuken binnen. Hij groette beide meisjes beleefd en zei dat het rijtuig klaar stond om naar de stad te rijden, of juffrouw Hegemann of mevrouw ook nog boodschappen hadden voor den koetsier. Hij zag Helene aan met zijn mooie blauwe oogen, zoo vriendelijk, dat zij nauwelijks de belangrijkste opdrachten weer in het geheugen kon kragen. Zij ging met hem naar een schoone tafel in de bijkeuken en schreef hem de noodzakelijkste boodschappen op een groot stuk papier; maar toen de koetsier juist van de poort was wegge reden, kwam Mina al ademloos binnenstormen: het allerbelangrijkste was nog vergeten. Gelukkig had de juffrouw nog op het juiste cogenblik ge roepen: »Heer Jezus, juffrouw, de noga-taart l" En: »Mina! gauw, zoo gauw als je loopen kunt; hij moet bij den banketbakker de nogataart afhalen !" Nauwelijks was Mina weggehold, of eene zware stem van boven klonk naar beneden in het sou terrain : »Je hebt wel goed gezegd van mijn japon, Helene?" «Hemel ! Mama's japon ! Rieke, zoo hard als je loopen kunt hem achterna. Hij moet bij de naaister gaan om mama's zwartzijden japon ; hij mag zonder de japon niet terugkomen !" * * * »'t Is vreeslijk !" zei mevrouw Hegemann, die uit een der bovenramen had gezien hoe de meiden liepen, tot tante Meta, »zoo vergeetachtig als dat kind in den laatsten tijd is. Maar onder ons^ .. 't Is niet geheel onverklaarbaar, Meta. Delandraad maakt Helene in 't oog vallend het hof. en 't zou mij niet verwonderen, als hij zich op papa's verjaardag declareerde. Hij laat in zijn huis alles nieuw behangen; en heeft de familiekoets laten oplakken. Ik heb tante Emilie en Hildegard zoo'n kleinen wenk gegeven, dat er zooiets als een verrassing en een verloving zou zijn. 't Is toch heel aardig, zoo'n schoonzoon te krijgen, van adel en landraad ! ..." «Maar zeg eens, lieve Hermine, is hij eigenlijk niet wat oud voor Helene?" Tante Meta, die een paar dagen vroeger dan de overige loges geko men was, hielp mevrouw Hegemann schoone gor dijnen op de logeerkamer ophangen. »0ch neen; misschien een jaar of twintig verschil, hoogstens! ... Ze passen wel goed bij elkaar. Dat verliefd zijn en al die romantische malligheid, dat is in onze dagen geen mode meer. Dat was goed, toen wij nog jong waren. Maar men weet, wat dat dikwijls geeft, al die zooge naamde liefde! ... 't Is eenmaal getrouwd, toch vrij wel onverschillig, of hij bruin is of blond, of dik of mager, of h\j met Goethe dweept of met Schiller, of dat ze hem allebei »wurst" zijn, het komt dan toch op heel andere dingen aan. Daarom maakt een verstandige moeder bijtijds aan hare dochters de juiste verhouding duidelijk !" «Ik zou maar zoo denken....'' zuchtte tante Meta, maar ze zweeg, klom de kamertrap op en nam het gordijn aan, dat de dikke Frau Amtsrath haar aanreikte; zij had nog altoos een zwak voor blond, want hij was een blonde luite nant geweest, maar zij wist ook bij ondervinding, dat zelfs vóór het tot een huwelijk komt, het op heel andere dingen aankomt. * * * De groote dag was gekomen. In den salon, op de geel damasten meubels van de Frau Amts rath zaten na een plechtig diner de familietantes in zijde en brokaat met kanten mutsen bij een kopje kolfie, een beetje geëchauffeerd van het tafelgesprek en de zware wijnen en de vele toosten. In de rookkamer van den heer Amts rath zat hier en daar een oom te knikkebollen, terwijl anderen de goede sigaren probeerden en er al een partijtje aan de whisttafel vereenigd zat. In de feestzaal hielden de jongelui, Helene en Louise met eenige neven en nichten, de laatste groote generale repetitie voor de opvoeringen die den feestavond zouden openen. Fritz Forbes had met zijn werkvolk geholpen aan de decoratie van zaal en tooneel; hij was er nu ook bij, want er was toch nog allerlei te veranderen en te ver beteren. Hierbij kwam het zoo uit, dat hij en Helene een langdurig onderhoud hadden in een zijkabinet over het ophalen van het tooneelgordjjn; terwijl Louise buiten bij de deur stond, alsof de gewichtige beraadslaging door niets mocht ge stoord worden. Helene kwam stralend te voor schijn ; waarschijnlijk was er een dispuut ge weest, dat tot haar voldoening geëindigd was. In den salon van de Frau Amtsrath werd een edele strijd gevoerd om de rechtsche sophaplaats, die aan de aanzienlijkste dame toekwam; om den jubilaris schaarden zich de feliciteerende gasten met uniformen, gekleede rokken en ridderorden; het jonge volkje verspreidde zich. Eindelijk verscheen de «heer Landrath". Klein en tenger, met minutieuze zorgvuldigheid gekleed, met lange snorren en gouden pince-nez, hup pelde hij met twee groote balbouquetten in de zaal; de mooiste was natuurlijk voor de dochter des huizes bestemd, maar zij was toevallig niet in de kamer, zoodat de Frau Amtsrath ook dezen maar zoolang in bewaring nam. Toen begonnen de voorstellingen. Eene schil derachtige groep corpsstudenten om een vat bier: liederen en gelukwenschen uit naam van de jongelui; een groep maaiers en maaisters met schoven, harken en zeisen: liederen en geluk wenschen, waarbij een mooie maaister een vers reciteerde, uit naam van de arbeiders; kaartenkoningen met hun koninginnen, uit naam van het whistkranpje; de buste van den Amtsrath onder oleanders en oranjeboomen met Bengaalsch vuur, daaromheen een koor, en Helene in Grieksch costuum verzen declameerend en de buste kronend. Toen de gordijn viel, onder daverend applaus, waren allen verrukt. De tantes in brokaat pinkten een traan weg met hare kanten zak doeken en fluisterden: «Allerliefst!" en «Die Helene! wat een engel!" en dan zachter : «Er moet vandaag nog een verrassing komen, een verloving,... je weet wel ? Natuurlijk, Helene met den landraad!" De oude heeren wenschten al weer naar het whisttafeltje en de rookkamer. Maar de jubilaris moest zijn nichtje Louise nog bedanken, de mooie maaister die uit naam van de arbeiders gesproken had. Hij trok haar aan de lange vlechten en kneep haar in de wang. «Ik wed dat jij dat alles zelf verzonnen en opgestookt hebt?" »Ja oom, en nog veel meer. Wat krijg ik er voor ?" «Een zoen." «Goed. Maar nog wat. Een belofte." «Spreek viij uit. Mijn halve koninkrijk." «Dat riet precies. Maar absolutie voor een ondeugenden streek, als hij lukt. En uw hulp tegen tante." «Vooruit toegestaan. Tegen mijn oudje wil ik iedereen bijstaan." »Dank u. Maar ondeugend bent u toch, oom." Hij moest haar toch nog kussen, eer zij los kwam. De »Herr Landralh" stond voer de Frau Amts rath die zeer aangedaan was, en hield een lof spraak op juffrouw Helene, s Onvergelijkelijk, inderdaad, onvergelijkelijk, die voorname kalmte. De gniidige Frau heeft een meesterstuk van op voeding geleverd. De schoonste, natuurlijkste aanleg en de uitrnuntendtte opvoeding vereenigen zich (ot een volmaakt geheel, dat... ah !" Op hetzelfde oogenblik was plotseling, geheel onverwacht, de tooneelgordijn in de hoogte ge gaan. Voor de verbaasde oogen van het publiek vertoonde zich een innig omstrengeld minnend paar, een seconde maar, want terstond viel de gordijn neer, maar iedereen had toch de blondine in het Grieisch costum herkend en de familie kende ook den knappen maaier, die bij het tableauvivant zoo'n goed figuur had gemaakt, en dien men Fritz Forbes noemde. In het eerste oogenblik was er verbazing; toen men jubelend ging applaudisseeren, was de gordijn alweer gevallen. Dat was dus de verrassing. Teen men de Frau Amtsrath aankeek, begreep men intusschen wel, dat dat niet de bedoelde was, en de Amtsrath zelf was door een zijdeur, die naar het tooneel voerde, verdwenen. Daar lag Helene in flauwte en Fritz, wanhopig in onthutst, durfde haar niet verlaten. «Mijnheer...." begon de Amtsrath, toen wam de maaister Louise. «Niet boos zijn, oom; denk aan uw belofte. Dat was nu de ondeugende streek, waarvan ik sprak. Die twee houden zooveel van elkaar, en nu komt tante met dien mallen kwibus van een Landrath er tusschen. Nu juist zag ik, dat de Landrath op tante afwandelde. Toen dacht ik: iet is tijd! Ik zei aan Helene, dat iemand haar moest spreken op het leege tooneel; aan mijnheer Forbes zei ik hetzelfde, en ziet u, terwijl ze elkaar daar in het halfdonker in de armen liepen, ;rok ik, natuurlijk bij vergissing, meteen de gordijn een beetje omhoog. Wat zullen we nu doen, oompje, om dat vreeselijk compromitteerend ;eval voor de jongelui weer goed te maken ? 3auw, oom! ik hoor tantes stem al... Moeten ze zich niet ngageeren ?" «Jij kleine heks!" zei oom. «Wat ben je be gonnen !" Maar Louise trok oom bij zijn baard, streelde en kuste hem, en eer iemand er op verdacht was, trok zij alweer de gordijn omhoog. Nu stond de Amtsrath midden op het tooneel, er bleef hem niets anders over, dan Helene rechts en Forbes links bij de hand te vatten en ze beiden aan het geëerde gezelschap als verloofden voo. te stellen. Dat was de verrassing. Hoe de Frau Amtsrath er onder was, daarover zou nog een roman te schrijven zijn. miiiiiiiiiiiiiiiiin iiililllilliiiimiiniiiiiliiiiii Een wereld op zichzelf. Een en ander over dooven en doofstommen, door een Doofstomme. Waar ik in dit artikel het woord doofstommen februik bedoel ik zoowel die dooven, welke in uu jeugd doof werden, doch het spreken niet verleerden of die, welke doof geboren werden, maar het spreken aanleerden, als zulke dooven, welke doofgeboren zijnde niet bij machte waren te leeren spreken, door welke oorzaak dan ook. Gebrek aan de spraakorganen, gemis aan onderwijs in de jeugd. Welke verkeerde begrippen heeft men in het algemeen nog over doofstommen en deze verkeerde begrippen weg te nemen is het doel van dit schrijven. In een kort bestek, zooals een artikel in een dag- of weekblad medebrengt, alles samen te vat ten, wat over doofstommen te zeggen valt, is on mogelijk. Schrijver dezes verzamelde dan ook sinds twee jaren verschillende interessante mededeelingen uit Europa en Amerika, welke een boekdeel zullen vormen, dat, naar hij hoopt, binnen niet al te langen tijd zal verschijnen, te gelijk in de Nederlandsche en Duitsche taal. Een aantal illustratiën zullen aan het werk worden toegevoegd. Voor eenigen tijd bevatte een zeker Zondags blad een artikel over doofstommen. Een afbeel ding van het handalphabet door hen gebruikt was er aan toegevoegd. Wie de schrijver van het arti kel is, weet ik niet, want klaarblijkelijk was het zonder vermelding van bron of van auteur, uit een buitenlandseh blad overgenomen. De schrijver echter hoorde de bel wel, maar wist niet waar de klepel hing. Een stukje ter rectificatie, door mij aan de redac tie van bovengenoemd blad gezonden, bleef tot heden, een maand of wat na de toezending ongeplaatst. Nu, die redactie vreesde zeker, door mijn rectificatie te plaatsen, haar eigen glazen in te gooien, maar als ze niet op de hoogte van de zaak was, waarom dan het bedoelde artikel overgenomen in hare kolommen? Om te beginnen, was het afgebeelde handalpha bet onjuist nota bene, het was voorgesteld met twee handen, terwijl de algemeen gebruikelijke wijze die is met n hand. Dan heette het verder terwijl klaarblijkelijk geen onderscheid was gemaakt tusschen gebarentaal en handaljihabet dat de taal der doofstommen langwijlig en primitief is. Dat is onwaar, want waar een paar hoorenden een kwartier noodig hebben om elkander zekere mededeeling te doen, daartoe gebruiken een paar doofstommen slechts vijf minuten. Over de andere onjuistheden in meer bedoeld artikel voorkomende, zal ik maar zwijgen, daar ze in zekeren zin, door de vingers gezien moeten worden. Want neg nooit heeft een hoerende zich zóó in het physisch en zieleleven ran een doofstomme kunnen indenken, dat hij hem tolkomem heeft begrepen, dat hij juist weet wat er in den doofstomme omgaat en precies diens gevoelens en aeicaaricordingtn weet te beoordeelen, Deze stelling is voor ons, doofstommen, een axioma, dat zelfs de onderwijzers of onderwijze ressen van welk doofstommen-instituut dan ook niet uitsluit. Ik bedoel met deze woorden geen verwijt aan hun adres, daar ik toch hierboven zeide dat het hun onmogelijk is en niet, dat zij er geen moeite voor doen. Toch geloof ik mij niet te bedriegen, wanneer ik aanneem, dat zij, .?ten minste het grootste deel liur.ner in de meening zijn, den doofstomme wél volkomen te kennen. Van alle karakters is dat van den doofstomme het moeielijkst te beoordeelen. Is, bij eene vergelijking tusschen een blinde en een doofstomme, de eerste het ongelukkigst er aan toe, hij kan, door zijn scherp gehoor, zich veel vee' duidelijker voorstellen, van veel zich een juister begrip vormen, dan een doofstomme ooit doen kan. Een trek in het karakter van den doofstomme is zijn wantrouwen voor alles en tegen iedereen. Een verkeerd verstaan woord, een valsch uitge legd gebaar, doen zijn wantrouwen nog toenemen en het heeft dan heel wat voeten onder de aarde hem van zijn dwaling te overtuigen. Ik weet zeer goed, dat veel, van wat ik hier boven schreef en nog zal laten volgen, nieuw is, maar dat komt daarvan, dat nog geen doofstomme vóór mij zich geroepen gevoelde of in staat was deze denkbeelden op papier te brengen en nader te ontwikkelen. Ik bid de vriendelijke lezeres en den waarden lezer van dit epistel, om in voorstaande woorden nu geen egoisme te willen zien. Als van zelf ben ik wel gedwongen mij aldus uit te laten en wan neer geen doofstomme het doet wie zal het dan doen?! Nu ik in staat ben uiting aan de in dit stuk vervatte denkbeelden te geven, waarom zou ik het dan niet doen, ook al bestaat er kans, dat ik weer sproken worden zal ? Op elke hoffelijke repliek, welke kant en wal raakt, zal ik gaarne antwoor den, voor zooverre de geachte redactie van dit blad, aan deze schrijverij plaats wil verleenen, zich maar met een eenvoudig Schwamm d'rüber" bij de zaak neer te leggen, vond ik onwaardig. In 1892, gedurende de Pinksterdagen, had te Hannover het eerste Duitsche Doofstommen-Con gres plaats, alwaar door schrijver dezes de vol gende punten ter sprake werden gebracht: Der taubstumme Zögling in und ausser der Sehule Der Kampf urn die Hand- und Gebardensprache. Wiedereinführung der Zeichen- und Gebarden sprache in Schulea und Vereinen. Gründung eines internationalen TaubstummenVereins. Zweek: Mit den Taubstummen aller Her ren Lander Correspondenz und Fühlung zu unterhalten. Eenige, door andere doofstommen gehouden voordrachten waren o. a.: Welche Maszregel hat der Taubstumme zu ergreifen, und sich gegen das Vorurtheil zu schützen ? Der Taubstumme im ffentlichen Leben. Der Taubstumme im sozialen Leben. Welches Mittel ist erforderlich, urn Sittlichkeit und Ehrgefübl der Taubstummen in Anstalten zu pflegen ? Een lange en zeer levendige discussie ontstond, toen het met de handen spreken (dus gebarenEN vingerspraak) en met deu mond spreken", zooals wij doofstommen zeggen, aan de orde was. Zelden zal eene vergadering der Fransche Kamer zóó woelig zijn geweest, als toen het congres. De overgroote meerderheid ongeveer 180 tegen 15 was er voor, om nevens het luid spreken, de gebarentaal en vingerspraak te beoefenen, en eene motie in dien zin werd dan ook aangenomen en afschrift daarvan gezonden aan den keizer, aan het ministerie van onderwijs, aan verschillende doofstommen-instituten en doofstommen-vereenigingen in Duitschland. Tijdens de wereldtentoonstelling te Chicago, is aldaar ook een doofstommencongres gehouden. Schrijver dezes, door het bestuur tot lid van de commissie van uitvoering benoemd, heeft echter, wegens gebrek aan time and money" de reis, zeer tot zijn spijt, niet kunnen aanvaarden en dus ook het congres niet kunnen bijwonen. Dit congres verliep echter in bijna gelijken zin, als dat te Han nover gehouden. Een wereld op zich zelf," schreef ik boven dit stuk. Het is helaas! niet te loochenen, dat de doof stommen zich veel te geïsoleerd houden van het hoorende deel der menschheid. Maar is dat wel wonder, waar zij zelf gevoeleu in ontwikkeling ver beneden den hoorende te staan ? De meeste doofstommen hebben een fijn gevoel, waar het bespotting, het zich belachelijk maken betreft. Niet gaarne buigt hij voor een jongere, en waar hij ziet en weet, dat zijn 10, 15 jaar jongere hoorende medemensch door zijne meerdere ontwikkeling zich een zekere nederbuigende meer derheid over hem kan aanmatigen, daar poetst hij liever de plaat, om zich bij zijns gelijken aan te sluiten, waar hij ten minste nog kan meepraten, zonder te zeer op zijn qui vive te moeten, zijn. Heeft de doofstomme geen gelegenheid zich bij andere doofstommen aan te sluiten, ontbreekt hem de tijd en de lust daartoe, of laat hij het op andere gronden, dan zal hij zich daarom toch nog niet bij de hoorenden aansluiten, maar afgescheiden leven en zijn omgang alleen bepalen tot zijne ouders, zusters en broeders. Dat dit verkeerd is en op zijn van nature reeds tamelijk onverschillig karakter, humeur en ontwikkeling een nadeeligen invloed heeft, behoeft zeer zeker geen betoog. Door zijne afzondering gebeurt het dan ook zelden, dat een doofstomme jongeling een hoorend meisje huwt. En ook dit feit, hoe nadeelig ook voor het komend geslacht, bare geene verwondering. In damesgezelschap vooral wél te verstaan onder hoorende dames is de doofstomme jongen om zoo te zeg gen, het, vijfde rad aan den wagen, of te wel en juister gezegd, hij staat mzt zijn mond vol tanden. Hij weet niet wat hij zeggen zal; van die com plimentjes en aardigheden, waarin sommige hoo rende heertjes het zoover hebben gebracht, alle goede geniussen! ??daar weet hij niets van. Hij kan het niet helpen, dat hij z.ich bij de hoo rende dames niet aardig en gelant weet voor te doen. Hij hoort niet waarover het gesprek loopt eu in de meeste gevallen bevreesd om een bok te schie ten, door iets te zeggen, dat van het onderwerp, waarover men het heeft, zooveel verschilt als een neger van een kikvorsch welke vergelijking de schoolmeester zeker zou maken zwijgt hij liever. Mogen de hoorende, bevallige Eva's-dochteren, na deze opheldering, zich meer zijner erbarmen! Is de doofstomme gehuwd, dan, op zeer zeld zame uitzonderingen na, is hij een model huisvader. Hij gaat niet uit, zit dan niet in kroegen of elders, om zijn vrouw tehuis maar te laten ploeteren. Trouwens hij is nergens meer opzijn gemak dan tehuis bij vrouw en kinderen. Daar buiten ver staan ze hem niet en verstaat hij de menschen niet. In zijn ambacht munt de doofstomme boven zijn hoorende collega uit in werkzaamheid en ijver. In technische bekwaamheid echter staat hij in de meeste gevallen beneden hem. En dit kan ook niet anders,'want van de meetkunde, techniek, symetrie e. d. weet hij weinig of niets, daar ze hem op school (de doofstommenschool) niet geleerd worden. Men meene ook niet dat de doofstomme alle woorden verstaat, welke in de samenleving dienst doen. Het scheelt veel. In zijn spreken met hem moet men de meest eenvoudige uitdrukkingen ge bruiken en vooral de vreemde woorden vermijden. Voor beseffen gebiuike men dus begrijpen; voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl