De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 3 december pagina 3

3 december 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 858 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. trachten te heeten, en de dagen van haar jonge leven zijn geteld. Heugenissen van gisteren en droomen van morgen spelen nu als wondere visi oenen voor haar verbeelding dooreen en zij ziet den hemel geopend. Haar vader, die zonder ont roering haft-r verscheiden ziet, haar moeder, op wier aangezicht de sporen van een moeitevol leven allengs plaats maken voor de verhelderde uitdruk king van een bovenaardsche zaligheid, de school meester, de trouwe Gottwald, die misschien eenmaal iets anders voor haar zou geworden zijn, speelnootjes in engelengestalte, levenden aan wie haar hart gehangen heeft en dooden die in den hemel leven, allen komen en gaan en komen wt-êr, nu met woorden van vertroosting, straks met liederen, ia wier harmonie alle waaklanken der aarde vredig zijn opgelost. Alzoo Hauptmanu's drama Hannele", dat dezer dagen in het Berlijnsche Schauspielhaus ten tooneele j werd gebracht. Het scepticisme, waarmee de kin derea van dezen tijd ongenezelijk bthept zijn, voor een wijl tot zwijgen te brengen, de droomgezichten van zijne heldin niet alleen aannemelijk, maar zelfs in den hoogsten zin aandoenlijk te maken, wie dit vermag is een gezalfde der Muzen en niemand zal weigeren te midden van het aardsch rumoer aan zulk een voix-céleste het oor te leenen. Als een draaiorgel bij een kerkorgel om "de beeldspraak te vervolgen zoo steekt bij Hauptmann's droombeeld het tooneelspel van Paul Lindau: vDer andere" af. Dit is, geloof ik; een onbedriegelijk kenmerk van de steriele eerzucht, dat zij zich van actueele, onopgeloste vraagstukken meester maakt en daarop, liefst in den meest modernen stijl, literair uitziende gewrochten bouwt die inderdaad onJiteraire gedrochten zijn. De quaestie van de hypnose en het tweede ik is ditmaal aan de beurt een advokaat die des nachts in hypnotischen toestand uit inbreken pleegt te gaan en aldus door een speling van het lot zeke ren nacht met eenige spitsboeven in zijn eigen woning terechtkomt om te zien wat daar van zijn gading wezen mocht. Maar zoomin wij die het hooren, als Lindau die het ons vertelt, geen van ons gelooft n oogenblik aan den ernst van de zaak en zonder vreugde of verwondering vernemen wij dan ook, dat een zenuwarts hem geneest eii het misdadig tweede ik voor goed verdrijft. Met 's mans bruiloft eindigt het geval en het staat nu voortaan aan de jonge vrouw om den dilettant inbreker zijn nachtwandelingen te beletten. Van ernstiger, edeler gevoelens zijn de gelukki gen vervuld geweest die in het Théatre Francais Antigone van Sophocles aanschouwen mochten. De zeer goede verzen van Meurice en Vacquerie, Mounet Sully als Créon en Mlie Bartet als Antigone, een tooneelinrichting die het grootsche en geweldige van het treurspel ten volle tot hun recht deed komen, (het tooneel zelf werd als proseenium inge nomen door het koor en op een ruime verhevenheid op den achtergrond bewogen zich de handelende personen) waar zoo alles medewerkt en niemand of niets de wijding er schoonheid ontluistert, daar viert de kunst hoo jd en bereidt aan wie oogen en ooren heeft, eei: /an de beste genietingen die er voor menschen b-eikbaar is. Het is meer dan een halve eeuw geleden, de eerste bruilofsweelde der Romantiek was nauwe lijks gevierd, toen een joodseh mersje, wier be staan tot dusver door de gezaghebbende!! van haar dagen zelfs niet vermoed werd, Racine en Corneille van hun miskenning kwam wreken en de wereld bewijzen dat de schoonheid en de harts tocht op de hand van het voor strak en gevoel loos uitgekreten Klassicisme waren. In onze dagen is ten tweeden male van Nazareth uit deze goede waarheid metterdaad verkon digd, een Rachel herleefde in Sarah Bernhardt, die helaas! niet bestand is gebleken tegen de wereldsche verzoekingen. Onverwoestelijk is intusschen het woord dat past bij het talent van deze kun stenares. Een dozijn jaren brengt zij de oude en de nieuwe wereld in rep en roer, geen land is zoo barbaarsch dat zij het versmaden zou, van koning Dollar wordt zij de oogendieuare?, en als zij eindelijk, des langen zwervens eu verdervens moe, tot zichzelve en haar eerste liefde terugkeert, als de muze van het treurspel weer vaardig over haar wordt, blijkt wat ieder ander naar den geest geruineerd zou hebben, bij dit zondagskind geen sporen te hebben achtergelaten. In afwachting dat zij, zooals allen hopen, zich weer verzoent met de Comédie Fratpaise, die zij nimmer had behooreu te verlaten, bestuurt en bespeelt zij thans den Renaissance-schouwburg te Parijs, waar zij in de afgeloopen week als Phèdre de herinneringen aan haar besten tijd opnieuw tot werkelijkheid heeft gebracht. Deze kroniek zou onvollediger zijn dan ik voor geoorloofd houd, indien ik van de voorstelling zweeg door Le Gras & Haspels in het Aiusterdamsche Grand Tliéatre gegeven van Barnèr'és onderhou dend blijspel: De Erfenis van mijuheer Plumet'. Zie hier, zou men tot den vreemdeling wenschen te zeggen, die bij geval deze voorstelling had bijgewoond, zie hier van het beste wat het tooneel heden ten dage in dit laud oplevert. Wat ge daar gezien en gehoord hebt, is niet het laatste, ook niet op n na het laatste woord van de kunst, het bedwelmt noch ontvoert u aan uzelf en ge blijft op de aarde. Maar erken, bid ik u, de volkomen afwezigheid van die aanmatigende onmacht, die de atmosfeer van meer dan n Hollaudschen schouwburg vergiftigt, heb oog voor den goe den smaak die aller dosn en laten ook hun doen door laten bestuurt, bedenk hoeveel talent en toewijding zulk een geheel onderstelt en weiger dies uw eerbied niet aau deze mannen en vrouwen, die rustig en waardig hun weg ver volgen en die geen miskenning eu tegenspoed, f een waan van den dag vermogen ontrouw te maen aan een groot en onveranderlijk levensdoel. C. F. VAN J Eit H.O113T. mMiiniHii^imitiiiiiiiiiiiimiiMiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiimn Muziek In de hoofdstad. Het is een opmerkelijk feit, dat een vreemd woord eene zaak dadelijk deftiger eu ook duurder maakt. Wie uit dineeren gevraagd wordt, heeft meestal gro jtscher verwachtingen dan hij die uit eten gaat, en wie naar een Populair Concert gaat, weet dat hij minstens het dubbele zal moeten betalen dan bij een Volksconcert het geval zou zijn. Dit heeft men kunnen opmerken bij de Popu laire Zomerconcerten van het Concertgebouw en thans ook weder bij de Populaire Uitvoering van Die Jahreszeiten in het Concertgebouw. De zaal was voor een deel gevuld met een zeer deftig publiek, dat om de zaak te steunen plaatsen had genomen voor f 2.50 en voor het overige met een populairen prijs betalende bezoekers (? 0.50.) In de circulaire, vooraf verspreid, werd gezegd dat ieder kunstminnaar, die gtlooft in de opvoe dende kracht van de toonwerken van de groote mees ters voor het volk, zeker gaarne deze uitvoering door financieele deelname zou mogelijk maken. Nu was het volk niet tegenwoordig (men had er, geloof ik, ook niet op gerekend, anders zou men wel eene Nederlandsche vertaling van den tekst van Haydn's meesterwerk, of een kort over zicht in onze taal van den inhoud hebben laten drukken), doch wel een zeer talrijk concert-publiek. Wij kunnen dus het Populaire verder laten rusten en alleen over het concert spreken. De heer Dorper, een zeer ijverig en ambitieus dilettant, heeft reeds meermalen kleine ui; voerin gen gedirigeerd en toen een gunstigen indruk gegeven van zijne muzikaliteit. Thans was het voor het eerst dat hij voor een koor en orkest stoud, en het zou dus niet billijk zijn van hem te ver langen dat hij tegen die taak geheel opgewassen zoude zijn. Ik wil liever wijzen op de goede zijden, en ver klaren dat er met het koor flink gestudeerd was, dat de alten zeer fraai van klank waren, en dat wanneer niet vooral de sopranen het attaqueeren aan enkele corypheëu hadden overgelaten, en er in die partij minder matheid van klank had geheerscht, ik van liet koor een bevredigenden indruk zou heb ben gekregen. Het koor was dan ook zeer talrijk en wat de krachten betreft in veel opzichten zeer gelukkig samengesteld. Het is echter jammer dat de leden van een orkest, zooals dat van het Concertgebouw, niet tot elkander zeggen: Van avond zullen wij door dub bele attentie vergoeden wat er mocht ontbreken aan de routine van onzen leider; doch helaas! dit was niet het geval. Vergissingen, ongelijkheden enz. enz. waren niet zeldzaam, eu toch ben ik over tuigd, dat men door verdubbelde waakzaamheid van die zijde, een heel ander resultaat had kuuaeu verkrijgen. Alleen de piëteit voor dit werk verlangde toch Zulks. Men bedriegt zich toch, wanneer men denkt, dat Die Jahreszeiten een gemakkelijk uit te voe ren werk is. Al die kleurrijke uuauceeringen en schoone en delicate muzikale details in het orkest: Wo sind sie nun'i zou Messchaert vragen. Hij was het, die de partij van Simon op zoo schoone wijze vervulde, dat hij ieder onder den indruk bracht. Hij was buitengewoon goed ged sponeerd en gaf met kwistige band van zijn rijkdom. Ook de andere solisten onze zoo goed bekende zangeres mevr. Oldeboom-Lutkemauu (Haime) eu de heer Fr. Ph. (Luca-s), eeu zeer gewaardeerd tenorzauger, droegen door hunne schoone stemmen en zekere en accurate wijze vau zingen veel tot het genieten van Haydu's onvergankelijk, friseh meesterwerk bij. Beider opvattingen zouden nog gewonnen heb ben, indien zij zich meer rekenschap hadden gege ven van het karakter van hunne partijen; zij zijn een dorpspaartje en geen stadspaartje. De expressie en het karakter vond ik niet altijd juist, doch beider zangkunst gaf toch veel schoous. Het zeer talrijke publiek was met de uitvoering ingenomen en toonde ook den heer Dorper, dat men hem dankbaar was voor al de inspanning, die hij zich getroost heeft. Zondagmiddag was de muziek uit de 16e eeuw aan het woord in de Nieuwe Lutherscüe kerk, waar de heer Ant. Averkamp met zijn kleine koor capella de Missa: tyuarte Toni van Vittoria en vijf Motetten uit het Hooglied van Palestrina ten gthoore bracht. ik heb over dit koor reeds dikwij 's en veel ge schreven eu ook over het karakter van de kerke lijke toouwerken uit de 16e en 17e eeuw, groot eu heilig in hunne statige teruggetrokkenheid en toch zoo vol ziel en leven; doch die ziel en dat leven is van hooger, van heiliger orde. dan wat wij gewoonlijk daaronder verstaan. Wie tot zich zelf weet in te keeren, wie zich het bestaande kan wegdenken, en zijn geest van het stoffelijke lichaam kan losmaken, gevoelt dit leven en begrijpt de tranen eu het Hosauna van den toondithter. Het was een impressie die ik bij het binnentre den van het kerkgebouw ontving. Die anders zoo helderwitte muren zich iu een somber hel licht zich op den achtergrond houdende, het binnentre den van een gebouw daardoor nog droeviger van toon dan de droeve najaarslucht, bracht den toehoorder m zekere stemming. Die stemming was wellicht niet geheel aualoog aan het karakter van de muzkk die werd uitgevoerd. Doch zij maakte den hoorder niettemin meer ontvankelijk voor de muziek. Na de mis van Vittoria met de roerende eu treffende bede om steun eu hulp, de verheerlijking vaa het hoogste, de dogmatische geloofsverklariugen en het vertrouwend opzien, het heerlijke meiischelijke liefdelied, Hooglied genaamd, is er grooter con trast denkbaard Eu toch welk een schoon harmo nisch contrast. Men moet zeer dankaar zijn dat de Mis van Vittoria is uitgevoerd, waut men wordt getroffen door de diepte en kracht van uitdrukking van sommige, en de meesterlijke bewerking van andere gedeelten. Ongelukkig stond de uitvoering vau dit werk niet op de hoogte die wij vau dit koor geweud zijn. Aau de sopranen worden hier zeer hooge eischeu gesteld, eu ditmaal was de bczettii.g van die partij niet in alle deeleu gelukkig. Er waren domi'neereude stemmen en daardoor werd de onder linge samensmelting vaak verbroken, ook liet de reinheid nog wel eeus te weuschen over. De zeer schoone vertolking vau de Motetten maakte dit echter weer goed. Zij stelden het ka rakter van Paltstrina's indrukwekkende ca heerlijk schooue compositie in liet beste licht. Wat opvatting betreft waren ook in de Mis tref fende oogenblikkeu op te merken, vooral wat de laatste gedeeiten betreft. De uitvoering heeft dus als artistieke kunst uiting weer veel te genieten gegeven. Over twee Opera voorstellingen die ik bijwoonde kan ik kort zijn. In La Juive door de Fransche Opera gegeven trad Mevr. Vaillant Couturier als Eudwxie op. Deze zangeres toonde zeer geroutineerd te zijn; zij wist met hare middelen te woekeren, en daar door dikwijls te doen vergeten dat de tijd niet stilstaat. In de vierde acte vooral voldeed zij mij zeer goed. Zij is ontegenzeggelijk eene kunste nares. Later wanneer zij optreedt in eene partij, die meer op haar eigenlijk terrein valt, kom ik op deze zangeres terug. Over het geheel is deze opvoe ring echter niet onder de best geslaagde te rekenen. De Nederlandsche Opera heeft met de operette Ridder Pasman geen gelukkigen greep gedaan. Ik wist niet dat Strauss zoo omslachtig vervelend kon zijn. Had hij ons nu maar veel van zijne schoone walsen gegeven in dit werk, dan ware de zaak gered geweest, doch ook hiermede was hij uiterst karig. Het kan zijn, dat de onvoldoende uitvoering (behoudens enkele uitzondering) hier aan veel schuld draagt, (de vertolkers vielen te dikwijls in een verkeerden toon) doch ook als werk heeft het mij zeer weinig geïnteresseerd. Het geeft van iedere genre wat, doch het gelijkt maar zeer zeldeu op eene operette. De amusante oogenblikken zijn uitzonderingen in plaats van hoofdzaak, en de niet amusante boeien weinig. De directie heeft dat zelf reeds begrepen, want het werk is na drie voor stellingen, reeds van het repertoire afgevoerd. Ten slotte een « woord vooraf", over de uitvoering op a.s. Zaterdag (2 Dec.) van een geheel onbekend werk. Zooals men weet, heeft Bach zes compositien voor viool en zes voor violoncel geschreven. Van dezen werken, in de vorm van Suiten, worden enkel er nu en dan uitgevoerd. Doch nog nooit heb ben wij gelegenheid gehad de zesde Suite voor violoncel (voor een instrument met vijf snaren ge schreven) te kunnen hooren. Men is het er niet over eens of deze Suite ge schreven is voor de Viola pomposa, een instrument door Bach uitgevonden dan wel voor violoncel. De viola pomposa had vijf snaren en werd op den arm gedragen. Natuurlijk waren hier de snelle figuren veel gemakkelijker uit te voeren dan op eeu violoncel, welk instrument in die dagen nog zeer stijf en onbeholpen bespeeld werd. Wat het karakter van deze Suite betreft zou men echter eerder geneigd zijn, uit te maken dat zij voor violoncel is geschreven, hoewel Spitta stellig beweert dat het werk voor de Viola pom posa is bedoeld. Hoe het ook zij. ((lerber en Spitta spreken el kander eenigszins tegen) heeft de lieer Bosmans onze voortreffelijke cellist, na met de 6e suite te hebben keunis gemaakt, een instrument uit vijf snaren laten vervaardigen, zich daarop de geheel veranderde applicatuur eigen gemaakt en het bogenoemd werk ingestudeerd. In een beperkten kring van kunstenaars heeft hij deze mite ten gehoore gebracht, en ons daardoor de openbaring gegeven van een heerlijk meester werk, dat ons Bach weer in al zijne kracht eu schoonheid doet leeren kennen. Om mijn verslag niet te lang te maken moet ik verdere bijzonderheden over dit werk en de supe rieure vertolking van den Heer Bosmans tot een volgend artikel (wanneer de uitvoering van dit werk op de kamermuziek soiree heeft plaats gihad) uitstellen. Ik weuschte er met een enkel woord reeds melding van te maken, waut ik besrhouw deze daad van den Heer Bosmans (afgescheiden van de hooge art.stieke waarde van zijne vertolking) als een gewichtige dienst aan onze kunst bewezen, die ook verdient buiten ons land bekend en geno ten te worden. VAN MILLIGEN. L'attaque da moulin. Lyrisch drama in vier bedrijven naar Zola, be werkt door Louis Gallet. Muziek van Alfred Bruiieau. Bruneau is voor ongeveer anderhalf jaar als opera-componist onder de aandacht van de mu zikale wereld gekomen door het succes van zijne opera Le l\éee (eveneens naar Zola bewerkt). Thans is bovengenoemde opera in de Parijsche Opéra Comique opgevoerd en heeft evenzeer een groot succes gehad. Bruneau doet zich in dit laatste werk van een geheel andere zijde kennen dan in Le Ri'ne. Werd men in zijne vroegere werken dikwijls opgeschrikt door gewilde hardheden, stroefhedeu en sleelit klin kende octaven eu quiutengaiigen, waardoor men eerst langzamerhand den poëtischen stroom leerde waardeeren, in dit laatste werk heeft Bruneau naar eenvoud en werkelijkheid gestreefd, m over eenstemming met het geheel coutrasteerende ka rakter van dit en zijn vorig werk. Doet iu Li' Ri-ce de muziek de handeling slechts raden, in L'attaque du moii-in souligiieert zij de handeling. Bruneau werd in Maart 1857 te Parijs geboren. Iu 1S73 trad hij op liet conservatoire m de klasse van Fraiichomme, in welke klasse hij in '70 den eersten prijs voor violonctl verwierf. In de harmo nieklasse van Savard concurreerde hij driemaal zon der succes voor den prijs, waarna hij in '7U van de lijst werd geschrapt. Dit feit verklaart vele onhandigheden in Bruneau's wijze vau harmoniseeren. Meer succes had hij in de compositieklasse bij Massenet, waar hij iu 1S80 eene ^mention honorable" en ia 'SI den premier deuxième grand Prix de Rome ' behaalde. Hij is dus niet in Home geweest, doch ontwik kelde zich verder iu zijn geboorteplaats. Zijue eerste Opera Keriat had geen succes, en behalve dat er eeu enkel nummer van hem op de iïoriclK Xatin?i/t/le i/i's Goiiijioxitetirs Frtt/iatis werd uitgevoerd, bleef h;j vóór de opvoering van Le Ri'vn vrij wel onbe kend. Hij volgde Wilder als muziek-kritikus aan den Gil-Bias op, en deed zich daar als eeu gedistingueerd chrouiquour kennen die ook veel waardccring toonde voor andere lichtingen. Hiermede heeft hij zich (in Frankrijk staan de verschillende richtingen zeer vijandig tegenover elkander) groote sympathie verworven. Hoewel pas 'M} ja*r oud ziet hij er ziekelijk uit. Hij heeft het uitzicht vaa een oud man. Tot Zola heeft hij zich aangetrokken gevoeld, zooals d« zwakke zich tot de sterke voelt aange trokken. Aan de eerste van de Soirees d« Médan heeft Louis Gallet het onderwerp van L' 'Attaque du Moulm ontleend. Bij de personen van Zola beeft hij andere toe gevoegd: Marceline, Geneviève, een tamboer, die onder tromgeroffel komt aankondigen, dat de oorlog verklaard is, en een schildwacht, die steeds aan zijne moeder en //la h'üe aux maius blanches" die in zijn geboorteplaats op hem wacht, denkt. De tijd en de plaats vaa handeling zijn veran derd. Het zijn geen Franschen van dezeu tijd, doch soldatea van de Republiek, die al zoo dikwijls gevochten hebbende, gereed zijn te vechten als er maar gelegenheid toe is, De vijand is alleen als de vijand aangeduid, zon der meer. In het eerste bedrijf wordt in den molen van vader Merlier feest gevierd. Reeds veertig jaar zingt de molen haar zelfde lied. Frar,coise, zijne dochter, en Domioique vieren bruiloft, Marceliue neemt de plaats van Francoises vroeggestorven moeder in. Zij betreurt steeds hare twee jongens, die zij door den oorlog verloren heeft. Het bruidspaar is overgelukkig, doch de bericliten vau den verklaarden oorlog komen stoornis brengen. Dominique is echter Vlaming en behoeft niet ten strijde te trekken, waarmede Franpoise zich troost. In de tweede acte ziet men de Fransche soldaten in den molen. De vensters zijn versperd. Dominique is bezig zijn geweer te laden en te schieten, vader Merlier is gewond. Houdt op met schieten! wij hebben den vijand volgens het bevel vijf uur op gehouden, laten wij nu vertrekken, luidt het bevel. De vijand komt kort daarop binnenstormen en vraagt aan Merlier waar de Franschjn zijn geble ven, doch Dominique ziende, vraagt hij waarom hij niet bij zijn regiment is. Deze verhaalt dat hij geen Franschman is, doch c" a hij toch geichotin heeft, en dat ieder schot een man heeft gedood. Goed! zegt de officier. Morgen zult gij gefusil leerd worden. Hij zal hem echter gratie verleenen wanneer hij den wig door het bosch wil wijzen tot aan het plateau vanwta- m n Te geheele streek kan beheerschen. I it weigert Dominique en nu gelast de kapitein dat hij bewaakt zal worden door twee schildwachten t jt den volgendrn morgen. Hij blijft achter en denlt aan de gelief.'e. Fraupoise, die op den zolder gevlucht is, verschijnt nu. Onder hun duo hoort men de signalen en de bevelen van den kapitein, terwijl gedurende het slot van het duet de schidwacht klaagt over zijn tehuis. Vlucht ! zeide Fraupoise. En de schildwacht dan ? zi vraagt hij. Welnu daar is een middel drukt hem een mes in de handen. In het volgende bedrijf laat Marceline den schildwacht vau zijn geboorteplaats vertellen. Wat gelijkt hij op mijn Jean! zegt zij. De vrouwen komen t rug met de z\\ are schoven rijp koren. Plotseling hoort zij een kieet. Domi nica heeft den schildwacht ('oors oken. Franpoise vlucht ve schrikt. De soldaten zwe ren hun kameraad te zuil :u wreken. De kapitein dreigt Merlier te laten fusilleereu, wanneer hij zijn aanstaanden schoonzoon niet uitlevert. In de vierde ac'e l oort men eene fanfare. Marceline en FraLCoise luisteren. Het zijn Fiansche soldaten. Dominique staat voor haar. Wat moet zij doen. Haar vader redden of Dominique? De oude Meiiier heeft hem herke: d, hij moet da delijk vertrekken en daarna maakt hij htm wijs dat alles in orde is. De strijd zal beginnen en Dominique voegt zich bij zijn strijdmakkers. Alleen gebleven met zijne dochter neemt hij afscheid vau haar. De Franschen komen met gevelde bajonet op, doch de kapitein laat hun het terrein uerst vrij na bevolen te hebben, den molenaar te fusilleeren. Men hoort een salvo achter de couLesen, waarop Franpoise Domiuique wanhopig in de armen valt. De vertolking van dit werk moet voortreffelijk geweest zijn. Mlle. Delne speelde de Marceline, de bekende tenor Vergnet was Dominique, de ba riton Bouvet vervulde de rol van ,1e prre Mer lier", de bariton Moudaud die van den kapitein en de tenor Clement die van den schildwacht. In dit werk spreekt ook Bruneau's moderne richting, doch hij heeft de ensembles niet versmaad ; hij wendt leitmotive' aan en geeft geen afgesloten vormen aau de verschillende gedeelten; iu de wijze echter van behandeling van het recitatief schijnt echter nog iets onhandigs te zijn. Wat de juistheiden kracht van uitdrukking betreft heeft Bruneau echter zeer schooue fragmenten ge geven eu als geheel wordt dit werk zeer geprezen. Zonder in imitatie te vervallen is het alsof hij bij sommige gedeelten Chabrier's Gwendolin: als model heeft genomen. (Chabrier woonde de laatste repetitie bij.) Men verwacht nog zeer veel van Bruneau, waut hij heeft in beide werkeu, zoo verschillend van karakter en kleur, groote zelfstandigheid getooud en in de behandeling vau zijn stof geopenbaard, dat hij in staat is zijn eigen weg te gaan. Joseph Helmesberger. Van den ouden l'apa Helmesberger te Weenen zijn tal van bonmots in omloop, die getuigen dat dezo voor treffelijke kunstenaar ook zeer gevat was. Zij worden hier onvertaald gegeven, omdat de pointe meestal niet te vertalen is. Een componist die een vriend van Helmesber ger was, blufte in diens bijzijn dat hij eene opera in zes weken geheel bad gecomponeerd. »ïtaunenswerth" zeide Helmesberger, »ich begreife in der That nicht, wo sie in sechs Wochen die Zeit hergenoinmen, so viel ab zu schreiben." Bij een congres van onderwijzers te Weenen werd hem 's avonds een Operavoorstelling aange boden. Helmesberger zeide toen: »Ich babe die Oper schon voller, und auch schon leerer geselm, aber toller Jjehrer sehe ich sie zum ers eiimale." De baritonzanger Degele debuteerde in de Opera te Weenen. De kortste en meest afdoende kritiek gaf Helmesberger, toen hij voor den lesse naar zittende zeide : Degele geht bald sein Wegele. Toen Wachtel in den tijd dat hij nog niet zijn. hoogste punt bereikt had als Raoul in de Huge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl