Historisch Archief 1877-1940
No. 858
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Tweede Kamer in Comité-Generaal over Atjeh.
JOHX BULL : J say, zou jij niet eens aan het sleutelgat luisteren?"
ATJEHER: Trimah-Kassia, laat ze maar praten."
?tiiiiiiiiiHiiiiNmMiiiiimiiiiiiiuMiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiHmiiiiiiiHMiiiiimmiiiiiiiitMiMimmiiiiiMiiimiMiniMiiiiin
Julios Prattelman Brommeijer.
Dat is een
weergaasche last met die
gebrekkige regeling
van den spoorweg
dienst. Was die trein
met Veendammer
boeren op zijn tijd
aan gekomen,dan zou
Treub tien stemmen
meer hebben gehad
en 'wij zouden hem
kwijt zijn geweest.
De Staatsspoor
influenceert op de ver
kiezingen, en het zou
mij niets verwonde
ren als Lely, om zijn
collega's Smidt en
Pierson een . ple
ziertje te doen, daar
de hand in had ge
had. Je moet van je
medemenschen nooit
het beste denken,
ten minste als die
medemensch, zooals Lely, niet tot de botte
rikken behoort Ea waarom zou je hun daar
van ook een verwijt maken? Iemand bij
het lijf te nemen, mits op een manier,
dat hij het niet merkt, is van de oudste
tijden af' geoorloofd geweest en of je nu
Lely, Brommeijer, Mircurius of Jacob heet,
hier beneden zijn er geen zaken te doen zon
der een beetje slimmigheid. Goed, ik voor mij
neem dus aan, dat Laly esn telegrammetje
gestuurd heeft aan de directie van de Exploi
tatie-maatschappij. Staatsbelang vordert ver
kiezing Smidt, bij slagen Regeering eeuwig
dankbaar" en dat Cluisenaer daarop geseind
heeft: Stationschef Groningen geef trein No
20 minuten oponthoud". Dit of iets dergelijks
zal wel de oorzaak zijn, dat wij Amsterdammers
nu nog voor een onafzienbare» tijd met Treub
als wethouder van financiën blijven opge
scheept, want dat Smidt graag _ zijn eigen
jongen bij zich in de kamer wou zien. spreekt.
van zelf, en dat Pierson Treub op de Mokerhei
wenscht, kan ik me volmaakt begrijpen.
Vooral nu de opbrengst van de
vermogensbslastin» waer is tegengsvallen en hij met
zijn personeel in de maag zit.
Neen 't loopt hem niet mee. Da
bedrijfsbelasting moet nog worden ingevoerd; dat zal
me een herrie geven, en te midden van het
lawaai, dat daarvan het gevolg zal zijn, moet
hij met zijn personeel en met de successie
komen, je zult zien, dat wordt hoe langer hoe
gekker, zóó dat hij zelf er geen raad meer
mee weet. En kreeg hij nu er Treub nog bij
in de Kamer, dan was de ellende niet te
overzien. Ik had al vóór eenigen tijd gemerkt,
dat het hem niet naar den vleesche ging.
Daar zat wat, want toen ik hem schreef,
om hem te feliciteeren met de benoeming
van Tobi in den Raad van State, vooral
met het oog op den steun, dien hij van hem
kon ontvangen bij zijn verdere
belastingontwerpen, kreeg ik geheel tegen zijn
gewoonte maar geen antwoord. Ik dacht
eigenlijk dat hij een beetje boos was geworden,
omdat ik zoo had laten doorschemeren, dat
juist de omgang met onzen ouden vriend hem
er toe zou kunnen leiden, iets gemodereerder
in zijn successierecht-plannen te zijn, aange
zien ik wel wjst, dat Asser over het erfrecht
heel gezonde idees had, en lang niet van zoo'n
weggooiehden aard was, als Pierson, die zich
gewend heeft aan het idee na mij Ie déluge.
Maar later bleek het mij toch. dat dit niet
het geval was. Wat Tob, aangaat, schreef
Pierson: ik heb hem nog niet gezien, maar
naar ik van Tienhoven hoor, moet hij een
innigen afkeer hebben van alles wat belastingheet,
en ligt het veelmeer in zijn richting om door
middel van de wet het erven te bevorderen, dan
het tegen te gaan. Hij wordtechter. nu hij zooveel
vrijen tijd gekregen heeft, geheel ingepakt dooi
de studie van het internationaal recht, en had
tegen Gijs, die hem over de geringe opbrengst
van de vermogensbelasting was gaan spreken,
gezegd: ja, dat is een leelijke misrekening,
maar het is altoos nog beter je in het nati
onaal vermogen te vergissen, dan in je eigen
vermogen, en zoolangdit laatste niet het geval
is, heb ik nog ge_en medelijden met Pierson,
want juist de misrekening zal voor iemand
van zijn talent alweder een nieuwe gelegen
heid zijn. om van zijn meer dan gewone be
kwaamheid op het schitterendste te doen blijken.
Het trof heel toevallig, dat maar enkele
dagen daarna Quack, die alles leest wat los
en vast is, bij me met de j\liUino kwam, en
me daaruit liet zien. hoe men te Napels met
Pierson wegloopt. Jammer zei ik, (oen ik
het gelezen had, dat ze hier in Holland 7.00
weinig op de hoogte, zijn van de Ualiaansche
pers, ge moet dat aan Boissevain sturen, om
het in zijn krant te zetten. Maar dat was
natuurlijk onnoodig. Charles is geabonneerd
op alle buitenlandsche bladen van beteekenis,
en dus ook op de Mattino, zoodat het dan ook
dienzelfden morgen reeds in zijn blad gedrukt
had gestaan. Het was voor mij een nieuwe
aanleiding om Pierson, dien ik nog niet
geantwoord had, een briefje te schrijven, en
daar ik in de samenstelling van het tegen
woordig Kabinet zoo zeer de hand had
gehad, liet ik in mijn epistel doorschemeren,
dat de Napelsche Mattino, wel gelijk had,
als zij hem eeu subtiele economist noemde.
zooals er in heel Europa, von Plener uit
gezonderd, geen tweede te vinden was,
maar dat die geleerde Napolitaan te ver van
Holland afwoonde om precies te weten hoe
de vork in den steel zat en aan wieaeigenlijk
de vermogensbelasting, zooals die thans reilt
en zeilt, te danken was.
Nu, Pierson is volstrekt niet jaloersch, en,
ook niet er op uit zich met een andermans
veeren op te pronken. Hij zei ronduit, dat
zonder mij, de vergadering van vaderlandsche
economisten in de Bocht, en onze hoogst
voortreffelijke tweede kamer er niets terecht
gekomen zou zijn van dat belastingmonument,
waarop heel Europa zich thans suf staart, en
dat- hij dit ook dadelijk bij zijn dankbetuiging
aan de Mfiitino geschreven had. Te Napels,
meende hij, hebben ze blijkbaar geen begrip
van een volk van economen als wij zijn, en
daarom heb ik aan mijn vroegeren collega
Brusa geschreven om hem te verzoeken zijn
landgenooten eens in te lichten omtrent het
aandeel, dat gij en van Houten e. a- aan mijn
reuzemverk gehad hebt.
Inmiddels, zoo schreef Pierson, heb ik sedert
het verschijnen van de M-illiuo geen rust
gehad. De bel heeft niet stilgestaan. Het blad
was pas ontvangen of daar stond Spinola, de
Italiaansche gezant, al bij me op de stoep, om me
te komen verzekeren dat hij hot geheel met het
geschrevene eens was, en te vragen of'ik hem en
zijne regeering de eer wilde aandoen een ad
vies te geven op welke wijs zijn land het best
uit do iinaiH-ieele moeilijkheden te redden
was. Nadat ik hem in 't kort had uiteengezet,
dat voor iemand, die, van iinanciün studie
heeft gemaakt, die moeilijkheden louter denk
beeldig waren, en ik hem beloofd had een
rapportje te zullen opstellen, kwam de
Hendal, de Portugeesche gezant, mij een
schrijven van zijn gouvernement overhandi
gen, dat strikt geheim was, en waarvan ik
dus den inhoud niet mag mecdeelen, al
thans niet aan het papier toevertrouwen.
En nog dien zelfden avond werd er een tele
gram van von Plener bij me besteld met een :
Miquel vraagt conferentie met U en mij, ik
heb geweigerd. Von Plener. Het is alleraar
digst, zoo schrijft Pierson in zijn onschuld, hoe
zoo'ii reclameartikeltje werkt; je kondt het
aan e klerken, ja zelfs aan den bode op
mijn departement zien, dat zij zichzelf iets
meer gevoelden dian te voren, nu zij wisten
dat zij de eerste belastingspeeialiteit van
Europa dienden,, en dat mijn roem van het
Y naar de Vesuvius was overgewaaid; al
leen bij een, heb ik een soort van naijver ont
dekt, bij wien je dat het minst zou verwacht heb
ben, bij van Tienhoven. Hij zei het wel niet
volkomen verstaanbaar, maar toch zoo, dat ik
het best kon begrijpen: met welk recht noemen
ze jou en van Plener? Jij hebt de
Nederlandsche financiën voor goed geregeld, zooals
ik vóór jou, de Amsterdamsche, maar wat
heeft von Plener gedaan? Dat se te Napels
ons beiden in n adem noemen, is te vatten;
samen zijn wij dan ook in de Aula gekomen.
Als ze van de twee grootste belastingspecia
liteiten van Europa spreken, dan sta jij met
je vermogensbelasting en ik, met mijn in
komstenbelasting en aijn straatgeld, naast
mekaar. Die von PJener moet een vergissing
zijn. of' een drukfout, de 3[att,ino heeft zeker
v. Tienhoven willen, schrijven.
Dat Pierson zelf een beetje van de wijs
geraakt was door de drukte en de eerbetuigin
gen, die het gevolg waren va~n het artikeltje
in die Napelsche- Courant, bleek wel het
duidelijkst uit een postscriptum, dat hij aan
zijn brief had toegevoegd. Het luidde name
lijk: »Ik denk nu eigen aangifte met open
baarheid der kohieren, eedsvordering en straf
bedreiging bij de vermogensbelasting in te
voeren, dan zal het- te kort van f 1.800,000
dadelijk in een overschot van /1,800.000 ver
anderd zijn."
Wat ik hem daarop tot bescheid heb ge
zonden, was kort maar krachtig, geloof ik.
Ik heb dadelijk een briefkaart genomen
en.geschreven:
Ongelukkige! De glorie is je in je bol ge
slagen !
Mag jij de Bocht in de gevangenis brengen?
Wil je ons allen tot meineedigen maken?
Goed maar loop dan voor mijn part
naar de hel!
B."