Historisch Archief 1877-1940
B*. 859
DE AMSTEEDAMMEK
A*. 1893
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Ditnommer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK'Jr.
Set auteursrecht voor den inbond van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bjj de Vijzelstraat, 541
Zondag 10 December
Abonnement per 3 maanden ..... ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail?9.
Afzonderlyke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .? . . , 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel _ 0.40
IN H OV D>
VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Zijn wjj gelukkig ? door
Socius. FEUILLETON: Sinterklaas, naar
H. Kastner. I. TOONEEL ENplUZIEK:
Aanteekeningen Tooneel, door C. F. v. d. Horst.
Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen.
KUNSTJ EN LETTEREN : Een pronkboekje, be
oordeeld door J. V. Enchiridion Graecitatis,
«Joor Dr.|F. H. Coenen, beoordeeld door M. B.
Mendes .da Costa. De mémoires van den her
tog van ^Clarence. Max Muller. SCHAAK
SPEL. - VOOR DAMES, door E-e. ALLER
LEI. Verbetering. RECLAMES. - UIT Dr.
GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN.
President Carnot heeft zijn zin gekregen.
De voorzitter der Kamer, de heer Casimir
Périer, heeft zich, na herhaalde weigering,
ten slotte bereid verklaard om een minis
terie samen te stellen, en is daarin ook ge
slaagd. Onder de nieuwe ministers zijn en
kelen oude bekenden. De heeren Raynal en
Spuller waren reeds collega's van Gambetta,
maar hebben in den loop der jaren de leuze
»le cléricalisme, c'est l'ennemi" afgeleerd,
zooals dit staatslieden past, die den paus en
den czar als vrienden van Frankrijk
wenschen te behouden. De nieuwe minister van
justitie, Autonin D u bos t, behoorde ook reeds
tot de vrienden van Gambetta, maar hij is
minder op den voorgrond getreden en aan
zijne vroegere politiek meer getrouw geble
ven, zoodat hij thans in het Kabinet den
overgang vormt tusschen de oudere en de
jongere generatie. Als minister van financiën
zal de heer Burdeau optreden, ontegenzeg
gelijk een bekwaam en energiek man. De
neer Viger, die ook in het vorige Kabinet
zitting had, maakt zijne ietwat radicale
aspiratiën goed door een onvervalscht protec
tionisme; de heer Méline heeft hem in de
République Francaise zijn zegen gegeven, en
dat zegt genoeg. De nieuwe ministers van
oorlog en marine zijn als politici onbekend;
zij zijn daar zeker niet minder om.
Blijkens de ministerieele verklaring zal het
nieuwe Kabinet zijn steun zoeken bij de
middelpartijen. Dit is echter gemakkelijker
gezegd, dan gedaan, zooals de ondervinding
van enkele dagen heeft aangetoond. De
regeerings-verklaring was over het algemeen
zeer welwillend ontvangen. Wel schoof zij
met enkele woorden alle eischen der radicalen
i min HtmuHJUUJi iitmmtiraiiuiNi
Een Sinl-Nicolaasgeschiedenis uit den
Boven-Paltz,
NAAR
H. KASTNER.
Een lage kamer in een eenvoudig huisje
in een klein marktvlek. Tusschen de beide
ramen een netjes afgestofte schaafbank.
Daar tegenover aan den muur, keurig in orde
geschikt, het gereedschap. Naast de groote
steenen kachel, waarin spaanders en afval
van planken lustig knetteren, zit aan de
witgeschuurde eikenhouten tafel, waar een
groot Christusbeeld boven prijkt, bij het matte
lamplicht, de schrijnwerkersbaas, met het blad
van de streek in de hand. Tegenover hem,
aardappelen schillend, zijne magere, door
armoede en zorg uitgeteerde huisvrouw. In
den hoek naast de kachel over haar lei ge
bogen, half ingedommeld, het zevenjarig
dochtertje.
«Niemand bestelt wat nieuws, en op zien
komen kan ik niet werken. Want ik heb
geen geld om in planken te kunnen steken."
als onvatbaar voor verwezenlijking ter zijde
en maakte zij zich van de socialisten af met
de beleefdheidsfraze, dat hun streven vol
strekt niet geminacht moest worden, maar
van een conservatief-liberaal ministerie (wij
gebruiken dit woord hier in de Fransche
beteekenis) kon men moeielijk iets anders
verwachten.
De interpellatie van den heer Pascal
Grousset bedierf den dag voor den heer
Casimir Périer. Het gold de oude quaestie
der amnestie, in dit bijzonder geval voor de
mijnwerkers, die wegens verzet tegen de wet
waren veroordeeld, en wat bedenkelijker
was voor de deelnemers aan het
boulangistisch complot. Dit laatste was een teer
punt. Zeker, de heer Grousset had gelijk,
toen hij er op wees hoe dwaas het was, dat
een eerlijk, schoon onhebbelijk, republikein
als de Rochefort nog steeds verbannen bleef,
terwijl de slimme journalist Arthur Meijer,
die de ziel der boulangistische intriges was
geweest, niet slechts ongestraft bleef, maar
Bij de feesten ter eere van de Russische
gasten tegenover deze en president Carnot
de honneurs had waargenomen. Maar de
minister Raynal, die deze interpellatie moest
beantwoorden, wist geen conciliant en zelfs
geen gepast antwoord te vinden. Hij werd
boos, gebruikte groote woorden en ver
loor den slag, dien hij met een weinig tact
zoo gemakkelijk had kuhnen winnen. In
de stemming, door den heer Grousset uit
gelokt, werden 257 stemmen voor en 226
tegen de regeering uitgebracht. En het erg
ste daarbij was, dat zooals na het op
maken der stemmingslijsten bleek 206
republikeinen voor en 211 tegen de regee
ring hadden gestemd, zoodat het Kabinet
heel eventjes! gered was, door de
steun der rechterzijde.
Nu kan men wel zeggen, dat hierbij een
misverstand in het spel was. De met de
regeering bevriende organen hebben er op
gewezen, dat vele nieuwe afgevaardigden de
beteekenis van hun votum niet hebben be
grepen, en niet hebben ingezien, dat zij, door
voor de amnestie te stemmen, der regeering
een slag in het aangezicht gaven. Het is
mogelijk, dat inderdaad, tengevolge van de
al te lijdelijke houding van den waarnemenden
voorzitter der Kamer, zulk een misverstand
heeft bestaan. Maar daarvan kon geen sprake
meer wezen, toen, enkele dagen later, de
verkiezing van een definitieven voorzitter der
Kamer aan de orde kwam.
De keuze beperkte zich feitelijk tot twee
personen: Dupuy en Brisson, en Dupuy was
de caudidaat der regeering. Dupuy werd ver
kozen, maar wederom met eene meerderheid
van slechts 38 stemmen. De heer Millerand,
die een paar weken geleden met zijn vriend
Jaurès de interpellatie op het touw zette,
welke het ministerie-Dupuy ten val bracht,
iiuiMiititiutniiiimutiininiiuuniiiitiiiiii
»De rente van de hypotheek vervalt
ook alweer en de belasting moet nog betaald
worden," antwoordde de vrouw, zonder van
haar aardappels op te kijken.
»Geen mensch heeft meer geld over
voor een goed stuk werk; ze koopen liever
in de stad in de magazijnen voddegoed. Het
ziet er van buiten netjes uit, het kost niet veel,
en 't is zulk ellendig werk, dat ze den kasten
maker de vingers moesten afschaven, die
zulk prulwerk levert."
»Maar hij verdient er toch wat op."
«Dergelijk knoeiwerk maak ik niet!
Liever zal mijn schaaf verroesten! Als ik
maar geld had om er in te steken. Er is
zooveel geld op de wereld, maar de rechte
lui krijgen het niet. Als men maar uit de
loterij wat kon trekken. Daar staat er weer
een aangekondigd. Een mark kost het lot.
Over drie weken is het trekking. Tienduizend
mark kan men winnen. Heere God! Tien
duizend mark! Daarmede was wat te be
ginnen."
Met de zware hand sloeg hij op het blad
van de courant, waarvan de geheele laatste
pagina gevuld was met de cijfers, een vinger
lang, van het prospectus.
»Dan kon ik naar de stad gaan en
wat moois maken."
»Ja, we kunnen er geen mark voor be
steden," merkte de vrouw op. »We hebben
iederen pfennig voor het eten noodig."
»Dat is juist het treurigste. Bij menschen
was dadelijk met zijn oordeel gereed. tPr
sident de la droite!" riep hij uit. Deze vinnig
heid werd door velen toegejuicht. Maar laat
ons niet vergeten, dat de heer Floquet, die
jaren lang een goed Kamerpresident is ge
weest en die een onvervalscht en onverdacht
radicaal is, indertijd tot president der Kamer
werd gekozen met eene meerderheid van
slechts vier stemmen boven den toenmaligen
candidaat der middelpartijen. Toch heeft
niemand toen den heer Floquet een president
van de rechterzijde genoemd.
Kon men het debuut van het Franeche
ministerie niet gelukkig noemen, toch is de
crisis daar te lande op vrij bevredigende
wijze afgeloopen. Van Italiëkan dit niet
worden getuigd. In het begin dezer week
had de heer Zanardelli, na lang tobben,
enkele liefhebbers voor de ministerieele por
tefeuilles gevonden. Alleen voor de beide
portefeuilles van financiën (Italiëheeft, naast
den «minister van financiën" nog een «minis
ter van de schatkist") wilde het niet vlot
ten Erger kon het niet, want de financieele
quaestie beheerseht thans in Italiëde geheele
politiek. Het evenwicht kan slechts wor
den hersteld door nieuwe belastingen of door
bezuinigingen, zooal niet beide noodig
zullen blijken te zijn. Maar nieuwe belas
tingen zijn uiterst impopulair, óók in de
Kamer, waar de regeering eene meerderheid
moet vinden. Bezuinigingen, die de in vele
opzichten onverantwoordelijk dure adminis
tratie treffen, zijn al even moeielijk door te
voeren, omdat daardoor tal van personen,
die alles behalve onmisbaar zijn voor den
staat, maar die, ieder in eigen kring, een
voor de regeering lang niet onmisbaren in
vloed hebben, in hunne persoonlijke belan
gen worden geschaad. Zoo blijft ten slotte
slechts eene bezuiniging over op de militaire
uitgaven, en deze kan inderdaad groot zijn.
Men spreekt van twintig, van dertig, j a zelfs
van vijftig millioen lire. Maar de minister,
die met zulk een voorstel voor den dag
komt, zal den moed moeten hebben om met
de tradities der Italiaansche megalomanie
geheel te breken. En wie zal dit durven doen ?
In den laatsten tijd wordt weder herhaal
delijk de naam van Crispi genoemd. Den
oppervlakkigen beschouwer komt dit een
dwaasheid voor. Is niet zoo vraagt men
Crispi juist bij uitstek de man der megalo
manie geweest? Zeker, dat is hij geweest.
En men kan er nog bijvoegen, dat de ver
houding tusschen Crispi en koning Umberto
veel te wenschen overlaat. Maar aan de
andere zijde bezat Crispi van alle Italiaan
sche slaatslieden nog het grootste prestige,
en dit is noodig, om aan eene verandering
van koers den noodigen nadruk bij te zet
ten. Daarbij weet men n in Duitschland, n
MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
zooals wij zijn, kan de fortuin in het geheel niet
in huis komen. Heere God! Tiendui
zend mark! Dan waren we geholpen."
Het meisje had het bleeke gezichtje opge
heven en staarde nu eens vader, dan de
groote cijfers in de courant aan, voor zoover
ze tusschen de vingers van den man, met
kloven en lijmvlekken bedekt, te zien kon
den komen. Dagelijks hoorde zij vader en
moeder hun nood klagen, en hier waren
tienduizend niark te winnen.
Den volgenden morgen ging de kleine
Marie naar school. Toen zij voorbij den
dorpswinkel kwam, bleef zij plotseling staan.
Een groote gekleurde plaat was tegen het
winkelraam geplakt: een engel, stralend van
goud, met roode vleugels, hield een bord vast,
waarop in lange rij de cijfers, 10000, 5000,
3000, en zoo voorts, stonden. Trekking op
l December. Ieder lot een mark.
»Dat is de loterij die gisteren in het
weekblad stond. Met tienduizend mark waren
we geholpen, heeft vader gezegd?"
Lang bleef het meisje voor de prent staan.
Toen kwamen de kinderen van den H
berboer aanstormen.
»Wat sta je daar te gapen ?" riep de
jongen van den boer, die vooruit kwam
springen, en gaf het kind een duw dat het
in de straatgoot tuimelde.
»Waar heeft Marie Laubhammer dan
toch vandaag haar gedachten ?'' zei de
schooljuffrouw afkeurend, toen de kleine Marie
in Oostenrijk, dat Crispi een warm voor
stander is van de triple alliantie, zoodat
men hem eerder dan iemand auders op zijn
woord zou gelooven, als hij verklaarde, dat
Italiëeen beter bondgenoot zou wezen, indien
het onder minder zware lasten gebukt ging.
Het blijft echter de vraag, of Crispi geneigd
zou zijn, in dit opzicht met zijn verleden
te breken, en hierover heeft de slimme
Siciliaan, hoe openhartig hij ook in zijne
critiek geweest moge zijn, zich nog niet
uitgelaten.
iHtmimnmnmmmmiinmiuinmtiiiniiimtniiiiiiiiiiiimai
Sociale,
lltltmJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIlllllllllimillll
Zijn wg gelukkig?
Wanneer wij vol bewondering en erkente
lijkheid de groote uitvindingen en ontdekkin
gen nagaan die in de laatste 50 jaar aan
nijverheid en verkeer baar steun zijn komen
bieden, dan rijst meermalen de vraag of de
menschen door dat alles gelukkiger zijn ge
worden dan voorheen. Wij moeten eerlijk be
kennen dat de beantwoording dezer vraag
ons te machtig is, om een reden, die waar
schijnlijk onze meeste tijdgenooten wel zal
beletten een oordeel te vellen, het feit name
lijk dat het menschelijk leven in den regel
tekort is om met kennis van zaken over twee
tijdperken te kunnen oordeelen. Maar waar
wij dus niet vergelijkenderwijze _ kunnen
spreken, daar blijft niettemin hetzelfde gevoel
van onvoldaanheid ten minste een ant
woord eischen op deze meer eenvoudige vraag:
zijn de menschen bij allen vooruitgang ge
lukkig te noemen?
Het zij ons vergund daarover eens te zeg
gen wat ons op het hart ligt en wat ons noopt
een ontkennend antwoord op de gestelde vraag
te geven.
Indien wij beginnen met de jeugd van de
meeste menschen te beschouwen, dan zien wij
al dadelijk dat maar al te weinig rekening
wordt gehouden met de factoren, die dezen
poëtischen leeftijd tot den gelukkigste van het
menschelijk leven kunnen maken. Als wij niet
het ongeluk hebben gehad van reeds vroeger
op een bewaarschool verzeild te geraken, Be
gint toch tegenwoordig minstens op zesjarigen
leeftijd een stelsel op ons te worden toegepast,
dat meer africhting dan opvoeding mag nee
ten,dat te eenvormig en te koud is, geen vrijheid
genoeg laat om aan develeeischen van
hetjeugdig gemoed recht te doen wedervaren. Voor
velen eindigtdeze periode op twaalfjarigen leef
tijd, waarna zij worden prijsgegeven of aan
verwaarloozing of reeds dadelijk aan al de hard
heden van den strijd om het bestaan. Bij ande
ren, gelukkiger dan zij, wordt het stelsel
voortfezet tot zij den leeftijd van 18 of meer jaren
ebben bereikt. Deze categorie wordt dan vol
gepropt met allerlei algemeene kennis ofwel,
althans in naam, opgeleid voor een of ander
vak. Werken, studeeren, examens doen i?,
wil men zich aan geen fiasco blootstellen, al
?HmilllllllllllltllllimillllllHtMIIIIIIIIIIIIimilllllllllllllllHilitlllllHHIimitf
werd opgeroepen om te lezen, en niet wist,
waar ze moest voortgaan. Het kind begon
te huilen; het was de eerste bestraffing, die
ze nog op school had gekregen.
Het was weer avond. Marie had de krant
met de groote cijfers van de plank aan den
muur gehaald.
-- »Vadern' zei ze, »kunt u ook de tien
duizend mark niet krijgen?"
»Kind, we hebben geen lot. Winnen
kunnen alleen de rijke lui, die een lot kun
nen koopen."
Lang duurde liet vandaag, eer Marie kon
inslapen, en verwarde droombeelden trokken
door haar hersentjes. Een oogenblik maar
blijft ze den volgenden dag op weg naar
school voor den winkel staan. Toen ijlde ze
naar de mis, en bad zoo innig, dat ze in 't
geheel niet merkte, hoe de pastoor den zegen
al had uitgesproken en de kinderen het
schoolgebouw al waren ingeloopen.
's Avonds was het weer donker in de
kamer. Moeder was in de keuken aan
't wasschen ; vader v, as buiten, om den kleinen
voorraad planken voor de huisdeur om te
leggen. Met ingehouden adem had Marie een
tijdlang naar het plassen in de keuken en
het vallen van de planken geluisterd. Plotse
ling liep ze naar de steenen kachel, klom
op de bank, nam van de plank aan den
muur een doosje, en deed het open. Er lag
een mark in, een heel ronde, mooie mark.'
Eenige weken geleden had vader hem voor