De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 10 december pagina 1

10 december 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*. 859 DE AMSTEEDAMMEK A*. 1893 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ditnommer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK'Jr. Set auteursrecht voor den inbond van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bjj de Vijzelstraat, 541 Zondag 10 December Abonnement per 3 maanden ..... ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail?9. Afzonderlyke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .? . . , 0.12* Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel _ 0.40 IN H OV D> VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Zijn wjj gelukkig ? door Socius. FEUILLETON: Sinterklaas, naar H. Kastner. I. TOONEEL ENplUZIEK: Aanteekeningen Tooneel, door C. F. v. d. Horst. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNSTJ EN LETTEREN : Een pronkboekje, be oordeeld door J. V. Enchiridion Graecitatis, «Joor Dr.|F. H. Coenen, beoordeeld door M. B. Mendes .da Costa. De mémoires van den her tog van ^Clarence. Max Muller. SCHAAK SPEL. - VOOR DAMES, door E-e. ALLER LEI. Verbetering. RECLAMES. - UIT Dr. GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN. President Carnot heeft zijn zin gekregen. De voorzitter der Kamer, de heer Casimir Périer, heeft zich, na herhaalde weigering, ten slotte bereid verklaard om een minis terie samen te stellen, en is daarin ook ge slaagd. Onder de nieuwe ministers zijn en kelen oude bekenden. De heeren Raynal en Spuller waren reeds collega's van Gambetta, maar hebben in den loop der jaren de leuze »le cléricalisme, c'est l'ennemi" afgeleerd, zooals dit staatslieden past, die den paus en den czar als vrienden van Frankrijk wenschen te behouden. De nieuwe minister van justitie, Autonin D u bos t, behoorde ook reeds tot de vrienden van Gambetta, maar hij is minder op den voorgrond getreden en aan zijne vroegere politiek meer getrouw geble ven, zoodat hij thans in het Kabinet den overgang vormt tusschen de oudere en de jongere generatie. Als minister van financiën zal de heer Burdeau optreden, ontegenzeg gelijk een bekwaam en energiek man. De neer Viger, die ook in het vorige Kabinet zitting had, maakt zijne ietwat radicale aspiratiën goed door een onvervalscht protec tionisme; de heer Méline heeft hem in de République Francaise zijn zegen gegeven, en dat zegt genoeg. De nieuwe ministers van oorlog en marine zijn als politici onbekend; zij zijn daar zeker niet minder om. Blijkens de ministerieele verklaring zal het nieuwe Kabinet zijn steun zoeken bij de middelpartijen. Dit is echter gemakkelijker gezegd, dan gedaan, zooals de ondervinding van enkele dagen heeft aangetoond. De regeerings-verklaring was over het algemeen zeer welwillend ontvangen. Wel schoof zij met enkele woorden alle eischen der radicalen i min HtmuHJUUJi iitmmtiraiiuiNi Een Sinl-Nicolaasgeschiedenis uit den Boven-Paltz, NAAR H. KASTNER. Een lage kamer in een eenvoudig huisje in een klein marktvlek. Tusschen de beide ramen een netjes afgestofte schaafbank. Daar tegenover aan den muur, keurig in orde geschikt, het gereedschap. Naast de groote steenen kachel, waarin spaanders en afval van planken lustig knetteren, zit aan de witgeschuurde eikenhouten tafel, waar een groot Christusbeeld boven prijkt, bij het matte lamplicht, de schrijnwerkersbaas, met het blad van de streek in de hand. Tegenover hem, aardappelen schillend, zijne magere, door armoede en zorg uitgeteerde huisvrouw. In den hoek naast de kachel over haar lei ge bogen, half ingedommeld, het zevenjarig dochtertje. «Niemand bestelt wat nieuws, en op zien komen kan ik niet werken. Want ik heb geen geld om in planken te kunnen steken." als onvatbaar voor verwezenlijking ter zijde en maakte zij zich van de socialisten af met de beleefdheidsfraze, dat hun streven vol strekt niet geminacht moest worden, maar van een conservatief-liberaal ministerie (wij gebruiken dit woord hier in de Fransche beteekenis) kon men moeielijk iets anders verwachten. De interpellatie van den heer Pascal Grousset bedierf den dag voor den heer Casimir Périer. Het gold de oude quaestie der amnestie, in dit bijzonder geval voor de mijnwerkers, die wegens verzet tegen de wet waren veroordeeld, en wat bedenkelijker was voor de deelnemers aan het boulangistisch complot. Dit laatste was een teer punt. Zeker, de heer Grousset had gelijk, toen hij er op wees hoe dwaas het was, dat een eerlijk, schoon onhebbelijk, republikein als de Rochefort nog steeds verbannen bleef, terwijl de slimme journalist Arthur Meijer, die de ziel der boulangistische intriges was geweest, niet slechts ongestraft bleef, maar Bij de feesten ter eere van de Russische gasten tegenover deze en president Carnot de honneurs had waargenomen. Maar de minister Raynal, die deze interpellatie moest beantwoorden, wist geen conciliant en zelfs geen gepast antwoord te vinden. Hij werd boos, gebruikte groote woorden en ver loor den slag, dien hij met een weinig tact zoo gemakkelijk had kuhnen winnen. In de stemming, door den heer Grousset uit gelokt, werden 257 stemmen voor en 226 tegen de regeering uitgebracht. En het erg ste daarbij was, dat zooals na het op maken der stemmingslijsten bleek 206 republikeinen voor en 211 tegen de regee ring hadden gestemd, zoodat het Kabinet heel eventjes! gered was, door de steun der rechterzijde. Nu kan men wel zeggen, dat hierbij een misverstand in het spel was. De met de regeering bevriende organen hebben er op gewezen, dat vele nieuwe afgevaardigden de beteekenis van hun votum niet hebben be grepen, en niet hebben ingezien, dat zij, door voor de amnestie te stemmen, der regeering een slag in het aangezicht gaven. Het is mogelijk, dat inderdaad, tengevolge van de al te lijdelijke houding van den waarnemenden voorzitter der Kamer, zulk een misverstand heeft bestaan. Maar daarvan kon geen sprake meer wezen, toen, enkele dagen later, de verkiezing van een definitieven voorzitter der Kamer aan de orde kwam. De keuze beperkte zich feitelijk tot twee personen: Dupuy en Brisson, en Dupuy was de caudidaat der regeering. Dupuy werd ver kozen, maar wederom met eene meerderheid van slechts 38 stemmen. De heer Millerand, die een paar weken geleden met zijn vriend Jaurès de interpellatie op het touw zette, welke het ministerie-Dupuy ten val bracht, iiuiMiititiutniiiimutiininiiuuniiiitiiiiii »De rente van de hypotheek vervalt ook alweer en de belasting moet nog betaald worden," antwoordde de vrouw, zonder van haar aardappels op te kijken. »Geen mensch heeft meer geld over voor een goed stuk werk; ze koopen liever in de stad in de magazijnen voddegoed. Het ziet er van buiten netjes uit, het kost niet veel, en 't is zulk ellendig werk, dat ze den kasten maker de vingers moesten afschaven, die zulk prulwerk levert." »Maar hij verdient er toch wat op." «Dergelijk knoeiwerk maak ik niet! Liever zal mijn schaaf verroesten! Als ik maar geld had om er in te steken. Er is zooveel geld op de wereld, maar de rechte lui krijgen het niet. Als men maar uit de loterij wat kon trekken. Daar staat er weer een aangekondigd. Een mark kost het lot. Over drie weken is het trekking. Tienduizend mark kan men winnen. Heere God! Tien duizend mark! Daarmede was wat te be ginnen." Met de zware hand sloeg hij op het blad van de courant, waarvan de geheele laatste pagina gevuld was met de cijfers, een vinger lang, van het prospectus. »Dan kon ik naar de stad gaan en wat moois maken." »Ja, we kunnen er geen mark voor be steden," merkte de vrouw op. »We hebben iederen pfennig voor het eten noodig." »Dat is juist het treurigste. Bij menschen was dadelijk met zijn oordeel gereed. tPr sident de la droite!" riep hij uit. Deze vinnig heid werd door velen toegejuicht. Maar laat ons niet vergeten, dat de heer Floquet, die jaren lang een goed Kamerpresident is ge weest en die een onvervalscht en onverdacht radicaal is, indertijd tot president der Kamer werd gekozen met eene meerderheid van slechts vier stemmen boven den toenmaligen candidaat der middelpartijen. Toch heeft niemand toen den heer Floquet een president van de rechterzijde genoemd. Kon men het debuut van het Franeche ministerie niet gelukkig noemen, toch is de crisis daar te lande op vrij bevredigende wijze afgeloopen. Van Italiëkan dit niet worden getuigd. In het begin dezer week had de heer Zanardelli, na lang tobben, enkele liefhebbers voor de ministerieele por tefeuilles gevonden. Alleen voor de beide portefeuilles van financiën (Italiëheeft, naast den «minister van financiën" nog een «minis ter van de schatkist") wilde het niet vlot ten Erger kon het niet, want de financieele quaestie beheerseht thans in Italiëde geheele politiek. Het evenwicht kan slechts wor den hersteld door nieuwe belastingen of door bezuinigingen, zooal niet beide noodig zullen blijken te zijn. Maar nieuwe belas tingen zijn uiterst impopulair, óók in de Kamer, waar de regeering eene meerderheid moet vinden. Bezuinigingen, die de in vele opzichten onverantwoordelijk dure adminis tratie treffen, zijn al even moeielijk door te voeren, omdat daardoor tal van personen, die alles behalve onmisbaar zijn voor den staat, maar die, ieder in eigen kring, een voor de regeering lang niet onmisbaren in vloed hebben, in hunne persoonlijke belan gen worden geschaad. Zoo blijft ten slotte slechts eene bezuiniging over op de militaire uitgaven, en deze kan inderdaad groot zijn. Men spreekt van twintig, van dertig, j a zelfs van vijftig millioen lire. Maar de minister, die met zulk een voorstel voor den dag komt, zal den moed moeten hebben om met de tradities der Italiaansche megalomanie geheel te breken. En wie zal dit durven doen ? In den laatsten tijd wordt weder herhaal delijk de naam van Crispi genoemd. Den oppervlakkigen beschouwer komt dit een dwaasheid voor. Is niet zoo vraagt men Crispi juist bij uitstek de man der megalo manie geweest? Zeker, dat is hij geweest. En men kan er nog bijvoegen, dat de ver houding tusschen Crispi en koning Umberto veel te wenschen overlaat. Maar aan de andere zijde bezat Crispi van alle Italiaan sche slaatslieden nog het grootste prestige, en dit is noodig, om aan eene verandering van koers den noodigen nadruk bij te zet ten. Daarbij weet men n in Duitschland, n MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH zooals wij zijn, kan de fortuin in het geheel niet in huis komen. Heere God! Tiendui zend mark! Dan waren we geholpen." Het meisje had het bleeke gezichtje opge heven en staarde nu eens vader, dan de groote cijfers in de courant aan, voor zoover ze tusschen de vingers van den man, met kloven en lijmvlekken bedekt, te zien kon den komen. Dagelijks hoorde zij vader en moeder hun nood klagen, en hier waren tienduizend niark te winnen. Den volgenden morgen ging de kleine Marie naar school. Toen zij voorbij den dorpswinkel kwam, bleef zij plotseling staan. Een groote gekleurde plaat was tegen het winkelraam geplakt: een engel, stralend van goud, met roode vleugels, hield een bord vast, waarop in lange rij de cijfers, 10000, 5000, 3000, en zoo voorts, stonden. Trekking op l December. Ieder lot een mark. »Dat is de loterij die gisteren in het weekblad stond. Met tienduizend mark waren we geholpen, heeft vader gezegd?" Lang bleef het meisje voor de prent staan. Toen kwamen de kinderen van den H berboer aanstormen. »Wat sta je daar te gapen ?" riep de jongen van den boer, die vooruit kwam springen, en gaf het kind een duw dat het in de straatgoot tuimelde. »Waar heeft Marie Laubhammer dan toch vandaag haar gedachten ?'' zei de schooljuffrouw afkeurend, toen de kleine Marie in Oostenrijk, dat Crispi een warm voor stander is van de triple alliantie, zoodat men hem eerder dan iemand auders op zijn woord zou gelooven, als hij verklaarde, dat Italiëeen beter bondgenoot zou wezen, indien het onder minder zware lasten gebukt ging. Het blijft echter de vraag, of Crispi geneigd zou zijn, in dit opzicht met zijn verleden te breken, en hierover heeft de slimme Siciliaan, hoe openhartig hij ook in zijne critiek geweest moge zijn, zich nog niet uitgelaten. iHtmimnmnmmmmiinmiuinmtiiiniiimtniiiiiiiiiiiimai Sociale, lltltmJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIlllllllllimillll Zijn wg gelukkig? Wanneer wij vol bewondering en erkente lijkheid de groote uitvindingen en ontdekkin gen nagaan die in de laatste 50 jaar aan nijverheid en verkeer baar steun zijn komen bieden, dan rijst meermalen de vraag of de menschen door dat alles gelukkiger zijn ge worden dan voorheen. Wij moeten eerlijk be kennen dat de beantwoording dezer vraag ons te machtig is, om een reden, die waar schijnlijk onze meeste tijdgenooten wel zal beletten een oordeel te vellen, het feit name lijk dat het menschelijk leven in den regel tekort is om met kennis van zaken over twee tijdperken te kunnen oordeelen. Maar waar wij dus niet vergelijkenderwijze _ kunnen spreken, daar blijft niettemin hetzelfde gevoel van onvoldaanheid ten minste een ant woord eischen op deze meer eenvoudige vraag: zijn de menschen bij allen vooruitgang ge lukkig te noemen? Het zij ons vergund daarover eens te zeg gen wat ons op het hart ligt en wat ons noopt een ontkennend antwoord op de gestelde vraag te geven. Indien wij beginnen met de jeugd van de meeste menschen te beschouwen, dan zien wij al dadelijk dat maar al te weinig rekening wordt gehouden met de factoren, die dezen poëtischen leeftijd tot den gelukkigste van het menschelijk leven kunnen maken. Als wij niet het ongeluk hebben gehad van reeds vroeger op een bewaarschool verzeild te geraken, Be gint toch tegenwoordig minstens op zesjarigen leeftijd een stelsel op ons te worden toegepast, dat meer africhting dan opvoeding mag nee ten,dat te eenvormig en te koud is, geen vrijheid genoeg laat om aan develeeischen van hetjeugdig gemoed recht te doen wedervaren. Voor velen eindigtdeze periode op twaalfjarigen leef tijd, waarna zij worden prijsgegeven of aan verwaarloozing of reeds dadelijk aan al de hard heden van den strijd om het bestaan. Bij ande ren, gelukkiger dan zij, wordt het stelsel voortfezet tot zij den leeftijd van 18 of meer jaren ebben bereikt. Deze categorie wordt dan vol gepropt met allerlei algemeene kennis ofwel, althans in naam, opgeleid voor een of ander vak. Werken, studeeren, examens doen i?, wil men zich aan geen fiasco blootstellen, al ?HmilllllllllllltllllimillllllHtMIIIIIIIIIIIIimilllllllllllllllHilitlllllHHIimitf werd opgeroepen om te lezen, en niet wist, waar ze moest voortgaan. Het kind begon te huilen; het was de eerste bestraffing, die ze nog op school had gekregen. Het was weer avond. Marie had de krant met de groote cijfers van de plank aan den muur gehaald. -- »Vadern' zei ze, »kunt u ook de tien duizend mark niet krijgen?" »Kind, we hebben geen lot. Winnen kunnen alleen de rijke lui, die een lot kun nen koopen." Lang duurde liet vandaag, eer Marie kon inslapen, en verwarde droombeelden trokken door haar hersentjes. Een oogenblik maar blijft ze den volgenden dag op weg naar school voor den winkel staan. Toen ijlde ze naar de mis, en bad zoo innig, dat ze in 't geheel niet merkte, hoe de pastoor den zegen al had uitgesproken en de kinderen het schoolgebouw al waren ingeloopen. 's Avonds was het weer donker in de kamer. Moeder was in de keuken aan 't wasschen ; vader v, as buiten, om den kleinen voorraad planken voor de huisdeur om te leggen. Met ingehouden adem had Marie een tijdlang naar het plassen in de keuken en het vallen van de planken geluisterd. Plotse ling liep ze naar de steenen kachel, klom op de bank, nam van de plank aan den muur een doosje, en deed het open. Er lag een mark in, een heel ronde, mooie mark.' Eenige weken geleden had vader hem voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl